Beeldtaal onder vuur

Ondertussen, op de redactie:

Beeldtaal onder vuur

TIM:

Ik was ietwat verbijsterd toen ik zag dat Resurrection (Kristof Hoornaert) met een paar omhalen van de pen kapot werd geschreven door de Nederlandse pers.

VPRO: … ”in de film zelf moet de kijker het doen zonder noemenswaardige plot, dialogen of muziek. Slow cinema in het kwadraat”. De Volkskrant: ”Het is niet niks wat Hoornaert in zijn debuut aanroert, maar hij legt weinig uit en laat het publiek zijn werk doen”.

En: ”Lang aangehouden shots, zwijgende personages, onbenoemde trauma’s – zonder geloofwaardige lading zijn het de dood­doeners van de kunstzinnige cinema”.

Resurrection

Resurrection is (naar mijn bescheiden mening) een prachtige film, maar Hoornaert vraagt de kijker om te investeren, dat wil zeggen: zelf betekenis aan de beelden te geven. De hoofdpersoon zwijgt. Christelijk-allegorische motieven zijn aanwezig, maar worden niet expliciet benoemd. Hoornaerts tegendraadse visie op het medium film schijnt door in een interview met de Filmkrant.

De eerste reacties op de film waren (dus) niet mis. ‘Het publiek moet het werk doen’ krijgt een haast giftige lading mee, maar is dit niet waar cinema om gaat? Dat we de immersie van het medium voor lief nemen, omarmen? Betekenis niet verwachten maar zelf vormen? Ik vind bijna rust in het feit dat de Tarkovsky’s van deze wereld hun films decennia terug maakten, toen de snelheid van het huidige digitale tijdperk ons ongeduld nog geen impuls had gegeven.

Ik heb al vaker geworsteld met de veelgehoorde reactie dat cinema ‘saai’ is als er ‘niets gebeurt’. De verstillende opening van Loveless duurde voor de helft van een gevulde zaal tijdens het PAC-festival 4,5 (van in totaal 5) minuten te lang, sfeerfilm Drift (Helena Wittmann, 2017) kreeg tijdens het IFFR een desastreuze publieksscore. Mijn gevoel is dat ‘contemplatieve cinema’ (cinema van stiltes, lang aangehouden shots, sfeer en setting) steeds meer in een verdomhoekje wordt geplaatst, waarbij het contrast met narratieve cinema in toenemende mate wordt benadrukt. Voor een meer uitgebreidere toelichting, zie een essay dat ik (zeer indirect, ik verwijs naar andere filmtitels) schreef n.a.v. de reacties op Resurrection.

Weten we nog wel wat het is om ‘gewoon’ naar beelden te kijken? Ons onder te dompelen in filmwerelden die het geven van betekenis aan de kijker laten, en beeldtaal verkiezen boven de weg van klinkende dialogen en grootse wendingen?

 

SJOERD:

Ondanks dat ik Resurrection niet gezien heb zal ik toch zal ik toch proberen een antwoord te formuleren op je vragen. Het zijn meer losse gedachten dan een essay.

Laten we allereerst kijken naar het begrip ‘saai’. Dit is inderdaad een populair verwijt voor contemplatief ingestelde films. Echter is het een misvatting om saai te vereenzelvigen met langzaam.

Jeanne Dielman, 23 Quai du Commerce, 1080 Bruxelles

Neem bijvoorbeeld Jeanne Dielman, 23 Quai du Commerce, 1080 Bruxelles. Dit is een film waarin bijna 4 uur lang een vrouw tijdens haar huishoudelijke klusjes wordt gevolgd, met andere woorden, er gebeurt niets. Echter werken de beelden hypnotiserend door en hier keek ik dan ook alle 4 uren gebiologeerd naar. Aan de andere kant gebeurt er redelijk wat in Sweet Country, die ik onlangs heb gerecenseerd. Maar deze film bevat saaie elementen, omdat het geheel weinig nieuws op tafel bracht.

Met andere woorden, saai doelt op iets anders dan tempo. Een film is niet saai als het een bijzonder perspectief op de wereld weet te bieden. De kijker wordt gegrepen door zo’n film, omdat het elementen bevat die hem een nieuwe kijk op zijn leven geeft. Deze hoeft de kijker uiteraard niet klakkeloos te accepteren. In termen van kwaliteit geldt hier het credo van regisseur/acteur John Cassavetes: “To risk everything to really express it all.” Het zijn de 1 * en de 5 * films.

Een saaie film daarentegen weet niet boven de conventionele structuren van cinema uit te stijgen. Het is de middelmaat. De 2* films. Er komt geen bijzonder perspectief naar voren in zo’n film. De kijker wordt niet gegrepen. Dit is vaak het geval met films gemaakt met het oog op de Academy Awards. Goed gemaakt, maar er worden geen noemenswaardige risico’s genomen.

Dit betekent echter niet dat alle langzame films in de eerste categorie vallen. Het verhaal dat een film tracht te vertellen is leidend voor het tempo wat de film dient aan te houden. Een aspect van de voortschrijdende standaardisatie van cinema is dat films steeds sneller gemonteerd worden. De kijker wordt meer en meer gebombardeerd met beelden in plaats van betekenis, terwijl het verhaal wellicht een andere aanpak had moeten krijgen.

Recente arthouse-films die binnen de slow cinema vallen lijken hier een natuurlijke tegenreactie op. In plaats van de kijker te overweldigen met het ene shot na het andere, wordt hem de tijd gegund elk beeld volledig in zich te laten opnemen. Maar deze stroming is niet zonder zijn eigen fouten. Het verliest net zozeer als een snel gemonteerde film uit het oog dat meerdere wegen naar Rome kunnen leiden.

In dat opzicht kan arthouse net zo gestandaardiseerd zijn als Hollywood. Persoonlijk noem ik het de ‘filmacademiefilm’: erg ingestudeerd, maar niet oprecht. Soms lijkt er voor lange takes gekozen te worden puur om het hebben van lange takes. Het wordt een artistiek teken van diepgang. Een recent voorbeeld is Rooney Mara die tien minuten taart eet in A Ghost Story. Ik vraag me af of dat werkelijk nodig was. Terwijl de lange take bij een film als Kreuzweg juist perfect werkt, omdat het een verwijzing is naar de kruisgang van Jezus.

Kortom, saaiheid van een film staat uiteindelijk los van het tempo van een film. Het gaat er meer om in hoeverre een bijzonder perspectief wordt gedeeld waar de kijker geëngageerd door raakt.

 

ALFRED:

Je verbaast je over, of ergert je misschien zelfs een beetje aan, de reacties op Kristof Hoornaerts debuutfilm Resurrection (uiteraard uitgekomen rond de Paasdagen). De klacht van de critici luidt: het publiek moet het werk doen.

Tjonge, dat is erg zeg.

De reactie is, begrijp ik: hebben we betaald voor een filmkaartje (die critici vanzelfsprekend niet), moeten we nog werken ook! Hallo filmmaker, waarom worden wij als kijker niet betaald voor dat werk? In plaats van af te rekenen bij de kassa, moeten we kijkloon krijgen. De regisseur moet dokken voor zijn publiek, anders komen we niet. We hebben wel wat beters te doen, filmmeneertje (of mevrouwtje).

Het is de attitude van de neoliberale consument, gewend aan een gewatteerde omgeving, nooit uitgedaagd door opvoeders, verslaafd aan bevestiging, overtuigd van zijn recht op bevrediging – bij voorkeur instant – van willekeurig welke gril, opgegroeid met internet waar alles gratis is en overprikkeld door een niet aflatende informatiestroom zonder context of samenhang.

Kurt Cobain

Die consument wil niet nadenken, die wil vermaakt worden. Kurt Cobain zong er in 1991 al over en het was niet bedoeld als compliment: ‘Here we are, entertain us’. Die houding is een kwarteeuw later ook in Nederland gemeengoed bij een aanzienlijk deel van het publiek.

Die mensen hebben iets niet begrepen: het gebeurt niet op het doek, het gebeurt in je hoofd. Als daar niets gebeurt omdat er op het doek – naar jouw idee – te weinig prikkels worden aangeboden, is het kennelijk leeg in het hoofd.

Klinkt dat een beetje bot? Het is niet half zo bot als zaniken over ‘het werk doen’.

Ik zeg: ga lekker gamen, luiaards. Prikkels te over en het ego zit aan het stuur. Dan moet je zelf aan de bak en daar heb ik nog nooit iemand over horen klagen.

Maar misschien hebben de collega’s daar hele andere ideeën over, ik hoor het graag.

Voor Kristof Hoornaert draaien we ondertussen Ashton Gardner & Dyke’s Resurrection Shuffle.

 

10 april 2018

 

EPILOOG ‘Beeldtaal onder vuur’

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’

Drama of komedie?

Ondertussen, op de redactie:

Komedie of drama? (deel 1)

COR:

Hoe lastig mensen én films in een hokje zijn te stoppen, bewijst de uitreiking van The Golden Globes. Voor de categorie Beste Film (en ook voor Beste Acteur en Beste Actrice) is onderscheid gemaakt tussen ‘Drama’ en ‘Musical of Comedy’.

I, Tonya

Tot mijn verbazing belandde I, Tonya (vanaf 22 februari in de bioscoop) in laatstgenoemde categorie. Ik vind dit sterke portret van kunstschaatsster Tonya Harding, die samen met een stelletje idioten wraak neemt op haar grote concurrente, Nancy Kerrigan, hoofdzakelijk een drama – de hilarische verwikkelingen en Hardings asociale, vuilbekkende moeder ten spijt.

Ligt het aan mij dat ik een als komedie geafficheerde film soms veel meer als drama zie? Ook jullie hebben vast films die je veel eerder een ander genre zou toedichten.

 

ALFRED:

Die vraag – komedie of drama? – stelt niet alleen organisaties achter belangrijke filmprijzen voor lastige keuzes, regisseurs weten het zelf soms ook niet. Daar zagen we het afgelopen najaar een fraai voorbeeld van. Ik doel op Yorgos Lanthimos, de regisseur van The Killing of a Sacred Deer (die overigens nog steeds in de Nederlandse bioscoop draait).

Die film is zeer gemengd ontvangen. Sommigen vonden ‘m briljant, anderen mislukt. NRC Handelsblad publiceerde zelfs twee recensies, die diametraal tegengestelde meningen verwoordden. Ik moet bekennen dat ik tot het kamp ‘mislukt’ behoor, ik heb me in de bios stierlijk zitten te vervelen. Wat een saai gedrocht, de bedoeling komt er niet uit. Mislukt, inderdaad.

The Killing of a Sacred Deer

The Killing of a Scared Deer is schatplichtig aan een drama van Euripides en de fans van de film zien hem als drama. Of een soort horror, maar dat genre is vrijwel altijd drama (komische horror is dun gezaaid, mij schiet Young Frankenstein van Mel Brooks te binnen en veel verder kom ik uit mijn blote hoofd niet). Maar je kunt je afvragen of die liefhebbers de bedoeling van Lanthimos wel hebben begrepen, want volgens de regisseur is het een – tromgeroffel, fanfare – komedie!

Wat bijna alle kijkers van The Killing of a Sacred Deer is ontgaan en, zoals de NRC-recensent die de film negatief besprak, snedig en volkomen correct opmerkte: een grap die je moet uitleggen is … mislukt.

Drama dat uitpakt als humor levert komedie op, kijk er het oeuvre van Woody Allen op na. Maar een komedie die als drama wordt ervaren is als natgeregend vuurwerk: treurig.

 

TIM:

Drama’s zijn paradoxaal genoeg vaak de beste komedies. Tijdens het bij vlagen loodzware Manchester by the Sea viel er door de donkere humor veel te lachen, en in de diabolische wereld van Twin Peaks waren de ingevingen van Lynch koning. Nu al legendarisch is MacLachlans vertolking van een alternatieve Dale Cooper die, zoals ik ook elders las, als een metafysische Jacques Tati door Las Vegas paradeerde. Ik geloof zeker in genres, maar ook in vervagende grenzen en de kracht van overlap.

De bespottelijke tweedeling die bij de Globes gehanteerd wordt, roept bij mij enkel vraagtekens op. Ik zag I, Tonya nog niet (de film staat voor morgen op de planning), maar als je observaties kloppen had de jury het even goed kunnen omdraaien: de glorieuze winnaar in de drama-categorie (Three Billboards) had moeiteloos onder het label komedie kunnen vallen.

Three Billboards Outside Ebbing, Missouri

Conclusie: voor mij telt de film, en ik maal er niet om wanneer een titel zich niet ongestraft in een categorie laten proppen. Sterker nog, juist die films maken soms de meeste indruk, gracieus balancerend tussen traan en schaterlach.

 

PAUL:

Tim schrijft dat drama’s paradoxaal genoeg vaak de beste komedies zijn. Je kunt inderdaad denken aan films – al dan niet als tragikomedie aangeduid – waarin zwarte, of bittere of ongemakkelijke humor een integrerend onderdeel vormt. Voorbeelden te over.

Zelf denk ik dat er nog een hier subtiel van te onderscheiden subgenre bestaat,  wat je als komedie vermomd drama zou kunnen noemen, of misschien: gemaskeerd drama. Maar mogelijk heb ik alleen maar op te jonge leeftijd een verkeerde film gezien. Hoe dan ook zijn in dit type films (ik noem er uiteindelijk twee) de personages aanvankelijk opzettelijk potsierlijk, waarna onze comfortabele glimlach gaandeweg volledig van ons gezicht wordt geveegd en we uiteindelijk als een hoopje mens de bioscoop uit strompelen.

Welke film zag ik dan destijds? Midnight Cowboy van John Schlesinger uit 1969 (door mij gezien halverwege de jaren zeventig), met John Voight en Dustin Hoffman. Voight is een oliedomme cowboy uit een klein dorpje, die in de grote stad rijk denkt te kunnen worden door zijn cowboylijf aan welgestelde dames te verhuren. De manke zwerver Hoffman treedt daarbij als zijn manager op. Hahaha…? De twee mannen gaan tenslotte zodanig naar de verdommenis dat het bepaald niet leuk meer is. Ik heb het daar nog weken moeilijk mee gehad. Ook al vanwege het aanvankelijk gewekte verwachtingspatroon.

Midnight Cowboy

Toegegeven, ik was vijftien. Maar met een film uit 2006 had ik een vergelijkbare ervaring: Elementaire Deeltjes (Elementarteilchen) van Oskar Roehler, naar het boek van Michel Houellebecq. Moritz Bleibtreu is een intens seksueel gefrustreerde, rechts-radicale middelbare school docent en Christian Ulmen zijn aseksuele halfbroer, die zich als wetenschapper bezighoudt met de mogelijkheid van ongeslachtelijke voortplanting bij de mens. Beiden zijn slachtoffer van de (non-)opvoeding door hun egocentrische hippiemoeder, Niet alleen de personages, maar ook hun interacties zijn behoorlijk over the top neergezet, lijkt het. Uiteindelijk is het echter een naar de strot grijpende film, die weet te raken aan het ongenoegen van een hele generatie. Niet in de laatste plaats is dat trouwens de verdienste van de actrices die ten tonele verschijnen, de wat mij betreft fantastische Martina Gedeck en Franka Potente.

Misschien weet iemand nog recentere voorbeelden van gemaskeerd drama, als dat een term mag zijn?

 

13 januari 2018

 

Deel 2 van ‘Komedie of drama?’
Volgens Alfred zijn de Golden Globes en de Oscars als kwaliteitskeurmerk vermomde verkooptrucs en Bob denkt dat goede regisseurs zich niet bezighouden met de vraag of hun films komedie of drama zijn.

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’

Filmbeleving wordt gemanipuleerd

Ondertussen, op de redactie:

Filmbeleving wordt gemanipuleerd

COR:

Nadat ik Alfred’s interview met Gouden Kalf-winnaar Jan Schermer had gelezen, stuitte ik op dit filmpje over Dolby. Toen ik vroeger een cassettebandje afspeelde en er zat een ruis onder de muziek, drukte ik simpelweg de Dolby-knop op mijn versterker in. Tegenwoordig houdt het bedrijf zich bezig met technologie om filmbeleving te manipuleren.

Door het plaatsen van allerlei biosensoren tijdens het kijken naar films worden lichamelijke en emotionele reacties gemeten. Van welke kleuren en geluiden raak je gestrest of opgewonden? Waardoor gaat je hart sneller kloppen?

Beeldreclames werken natuurlijk al op deze manier en streamingdiensten als Netflix weten al aardig hoe ze de doorsneekijker kunnen plezieren. Er is niks mis met het peilen van behoeftes, dus ook niet als dat voor het grote publiek meer vermaak oplevert. Maar het resultaat is nog meer eenheidsworst en nog meer originele films die je met een vergrootglas moet zoeken.

 

Dolby onderzoekt filmbeleving

TIM:

Het meten van lichamelijke reacties op films zal zich doorgaans uitkristalliseren in perfecte grafiekjes en getallen, die precies weer zullen geven hoe het gros van het filmpubliek op het een en ander reageert. Dat betekent dat het onconventionele, het verrassende en het onverwachte steeds verder gereduceerd worden. Films in die kaders laten zich nu eenmaal minder vaak in een hoek drukken. Ze trekken aan of stoten af door authentieke emoties die zich moeilijk(er) laten voorspellen.

Distributeurs en marketeers willen steeds vaker weten hoe het publiek op een film reageert, en vrijwel altijd houdt die vraag direct verband met (mogelijke gevaren voor) de box office.

Een laatste tegenvaller in deze zorgwekkende dynamiek: Woodshock (met Kirsten Dunst) zou in oktober uitkomen, maar is op het laatste moment geannuleerd. Financieel risico? Te onconventioneel?

De laatste meevaller: Paramount verdedigt mother! ondanks de desastreuze bezoekersscores in de VS. Er is nog hoop.

 

Verbeelding overstijgt verstand

ALFRED:

In Amerika meet men de fysiologische respons van de filmkijker. Die data zeggen helemaal niente nada niets over waar het uiteindelijk allemaal om draait: de beleving van de kijker.

Die beleving is persoonlijk en uniek. Die laat zich niet vangen in grafieken en uitdraaien. Je kunt de wind niet vastspijkeren op een plankje.

Over dit thema heb ik de afgelopen jaren onder de noemer Signaal & Ruis tientallen stukjes geschreven. Ik noem het dataverdwazing. Men meet zich suf en wat levert het op? Data.

Data zijn geen informatie (daarvoor moet je de meetgegevens interpreteren en in context plaatsen) en informatie is geen kennis (daarvoor moet je informatie integreren in reeds aanwezige kennis), laat staan wijsheid.

Er wordt vaak gezegd ‘Kennis macht’, maar dat is een misverstand. Kennis is pas macht als je die kennis gericht inzet en daar heb je begrip van de materie voor nodig. Begrip is macht. Van eindeloos meten word je niet slimmer. Wijsheid laat zich niet stapelen.

De dataverdwazing waar je op doelt berust op een misverstand: ervaringen kun je niet kwantificeren. Kwaliteit is niet meetbaar. De meetfetisjisten uit het Dolby-filmpje zoeken de pool op de evenaar.

Wat de cijferfetisjisten en de spreadsheetdenkers missen is verbeelding, ze zijn slaaf van het protocol. Dat soort mensen is niet in staat om creatieve beslissingen te nemen. Zodra marketeers op de stoel van de muzikant of regisseur gaan zitten, is de fantasie het haasje.

Je hebt ogen nodig om te kijken, maar hersens om te zien.

 

Muziek steeds harder

RALPH:

Om Alfred nog op een punt aan te vullen. Dit proces houdt nooit op, want de mens past zich aan de omstandigheden aan (net als elk ander organisme). Stel Dolby vindt een standaard die de beleving van de kijker meet en waarbij ze kan aantonen dat de bezoeker een bepaalde waarde hoger waardeert dan een andere waarde. Dolby zal dan sturen op de best gewaardeerde waarde.

Echter, na verloop van tijd zal deze waarde minder goed scoren ten opzichte van een alweer nieuw gevonden waarde. Het is zoiets als een typische Nederlandse uitgaansgelegenheid: je komt binnen en de muziek staat veel te hard. Na verloop van tijd beleef je de muziek minder hard (ondertussen gaan je trommelvliezen de vernieling in) en anticipeert de dj door de muziek weer een tandje harder te zetten, etc.

Klinkt wel stoer die harde bas. Maar zonder was de melodie wellicht beter te horen.

 

6 oktober 2017

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’

Zijn er personages nodig voor een speelfilm?

Ondertussen, op de redactie:

Zijn er personages nodig voor een speelfilm?

ALFRED:

Zijn er personages nodig voor een speelfilm? Het gangbare idee is: ja, die zijn nodig. Die opvatting komt natuurlijk uit het theater, dat inderdaad niet mogelijk is zonder personages. Geldt ook voor opera: wie moeten er anders die aria’s zingen? Film is ooit begonnen als virtueel theater, toneel op het filmdoek, en dan zijn personages een gegeven.

We zijn nu dik een eeuw verder en het idee van een film zonder personages voelt voor veel mensen, al is het onbewust, nog steeds ongemakkelijk. Er speelt – zowel bij filmcritici als publiek, maar vooral bij filmcritici – de onuitgesproken aanname dat een speelfilm over karakters, personages, moet gaan. Daar wordt de film op beoordeeld. Maar is dat idee niet een beetje ouderwets geworden?

Er worden voortreffelijke films gemaakt zonder herkenbare karakters met een uitgediepte achtergrond waarmee de toeschouwer zich kan vereenzelvigen, in positieve of negatieve zin. Ik noem twee films die recent in roulatie zijn gegaan, beide op hun eigen manier voortreffelijk, maar zonder personages in de klassieke betekenis. En beide heel uiteenlopend ontvangen. (Ik vind ze overigens allebei te gek.)

Dunkirk

In het oorlogsdrama Dunkirk staan niet de personages centraal, maar wat ze meemaken. Wie die mensen zijn is minder relevant. Wat hen overkomt, wat ze moeten ondergaan, daar draait de film om. Dunkirk toont de grillen van het lot en de onverschilligheid van oorlogsgeweld. En daar reageert iedereen op zijn eigen manier op. De een blijkt een held, de ander een egoïst, een derde een lafbek. Al zijn de personages van Dunkirk naamloos, het zijn wel mensen. Geen figuren van bordkarton.

De sciencefiction-extravaganza Valerian and the Planet of a Thousand Cities munt uit in fantasie en visueel spektakel. De hoofdpersonen zijn functies, meer dan personages, en van een fijnzinnige plot moet de film het ook niet hebben. Valerian is geen gefilmd toneel, het is een stripverfilming. Hij bulkt van de oorspronkelijke ideeën en is een lust voor het oog.

Dunkirk en Valerian zijn films zonder personages in toneelmatige zin en toch zijn het films die horen bij het beste wat het filmjaar 2017 te bieden heeft.

Wat mij betreft zijn er voor een sterke film dus geen personages nodig. Verbeelding – in beide betekenissen van het woord: fantasie en visualisering – is belangrijker. Film is een elektrisch, tegenwoordig digitaal medium, een hyperrealiteit. Die heeft zijn eigen wetmatigheden en die zijn anders dan de theaterwetten.

Als ik personages wil zien, ga ik naar de schouwburg. Of de opera. In de bioscoop wil ik een film zien. Met of zonder personages.

Hoe denk jij daarover? Heb jij voorbeelden van geslaagde films met mensen, maar zonder personages?

 

COR:

Ik houd van personages. En dan bedoel ik karakters, die functioneel voor het verhaal zijn. Desgewenst om je mee te identificeren. Ik heb een voorkeur voor films die verbeelding én personages samenbrengen. Het theater vind ik vaak te statisch, en te veraf. Personages, karakters, archetypen (de held, de egoïst en de lafbek in Dunkirk) zijn lastig te definiëren begrippen, maar jij bedoelt dat zij ondergeschikt aan het verhaal zijn.

De digitale film heeft vernieuwing gebracht: technisch handig en soms knap gemaakt, maar mijns inziens inhoudelijk vaak beroerd op het moment dat mensen, of personages, inwisselbaar zijn. Een visueel overdonderende film kan prachtig zijn, maar meestal mis ik dan de personages. Je mag me in die zin een gebrek aan fantasie toedichten.

Geslaagde films met mensen, maar zonder personages. Ik denk dan aan films die gaan over vervreemding en onthechting. Michelangelo Antonioni liet als eerste regisseur zien hoe zijn personages steeds minder belangrijk worden en als het ware opgaan in hun omgeving.

La Notte

Bij het recente overlijden van Jeanne Moreau denk ik aan haar rol in La Notte (1961) waarin zij doelloos door een buitenwijk van Milaan slentert. Het is de omgeving die haar karakter reflecteert. Klassiek is het shot van een grote grijze muur waar je haar verdrietige personage helemaal links onderaan ziet aan komen lopen. Zelden is de nietigheid en nederigheid van de mens zo eenvoudig en krachtig verbeeld.

De film is zeer geslaagd in zijn opzet, maar ‘helaas’ voor jou en gelukkig voor mij zien we in de slotscène levensechte personages, wanneer Jeanne Moreau, samen met Marcello Mastroianni, tijdens het ochtendgloren beseft dat ze – ondanks hun nijpende gebrek aan communicatie – tot elkaar zijn veroordeeld.

Lastige vraag dus, Alfred. Misschien komen de betere actiefilms meer in de richting van een antwoord?

Ik kop jouw vraag door naar de collega’s.

 

VINCENT:

Eerste gedachtes: I.c. Valerian zijn de twee hoofdpersonen als ‘personages’ wellicht wat flets en van bordkarton, maar dat ligt ook voor een groot deel aan de acteurs denk ik. Rihanna’s Bubble is wel degelijk een klassiek personage, al komt ze niet al te lang aan bod.

Dat Nolan in Dunkirk geen ‘personages’ laat opdraven, staat buiten kijf, maar wat mij betreft torpedeert die keuze de film. Ik snap het wel, maar als ik op geen enkele manier kan (en mag) meeleven met de karakters, omdat ze simpelweg inwisselbaar zijn… tja. Dan voelt de hele exercitie toch wat nutteloos aan.

Bij The Eyes of My Mother vond ik het dan weer wel werken, die enorme afstandelijkheid ten opzichte van het hoofdkarakter, want van een personage is geen sprake.

 

ALFRED:

Dank voor jullie reacties. Misschien moet ik duidelijk maken dat ik geen enkel probleem heb met personages in film – sterker, ik heb een uitgesproken zwak voor boeiende mensen, in het echt of op het filmdoek – maar dat plot en personage m.i. geen voorwaarden zijn voor een geslaagde film. Fantastische films zonder plot zijn er genoeg, zoals er ook geweldige films zijn zonder sterke karakters of uitgediepte personages.

Cor, je noemt Antonioni’s La Notte. Daar had ik nog niet aan gedacht, maar het is een goed voorbeeld. (Even terzijde: met het overlijden van Moreau verliezen we een monument; ik hoop dat het aanleiding is om een aantal van haar films opnieuw te vertonen, zoals bijvoorbeeld La Notte of Ascenseur pour l’échafaud of Jules et Jim; ik zie ze graag terug.) En een vroeg voorbeeld ook (1961). Het onderschrijft wat Antonioni zo bijzonder en zo modern maakt.

Ik moet bekennen dat ik The Eyes of My Mother niet heb gezien. Ik stap niet zo snel af op een horrorfilm, kwestie van smaak en tijdgebrek.

2001: A Space Odyssey

Afgelopen zondag zag ik in EYE de 70 millimeter-versie van 2001: A Space Odyssey en dat is mogelijk het best denkbare voorbeeld van een verbluffende film zonder personages. Want: de astronauten Frank Poole en Dave Borman zijn geen personages, maar functies. Dat is zelfs expliciet hun rol. Het (‘het’, niet ‘zij’) zijn operators van het ruimteschip, verwisselbaar als onderdelen van een machine.

De film telt geen personages, heeft nauwelijks dialoog en over de plot, voor zover aanwezig, zijn bibliotheken volgeschreven, want niemand kan er een helder verhaal van bakken. Iets met bezieling, wellicht. Ook de handeling is niet wat je noemt enerverend: zitten we te kijken naar een operator die een paneel bedient of een astronaut die zijn vehikel aanstuurt. Spannend, wat? En toch boeit de film.

Eigenlijk is 2001 voornamelijk textuur. In de nog steeds verbluffende beelden: wat denk je van de visualisering van Bormans val door de sterrenpoort? In het geluid: hijgende ademhaling, begeleid door geknisper à la Xenakis’ compositie Concret PH. Veel meer dan textuur is de film in feite niet en toch, of misschien juist daarom, werkt hij als een psychedelische trip. Het is het eerste duidelijke voorbeeld van wat je een ambient film kunt noemen.

En met Antonioni en Kubrick is de cirkel rond, want Terrence Malick heeft goed naar deze regisseurs gekeken. Over de vervreemding bij Malick en zijn van Antonioni afgekeken manier van monteren hebben we het al eens gehad en dat hij met The Tree of Life Kubricks verhaal van de mensheid, van de dageraad tot nu, nog eens heeft willen overdoen, staat na het herzien van 2001 buiten kijf.

Misschien is cinema zonder personages zoiets als muziek zonder melodie.

 

5 augustus 2017

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’

Angst voor het witte doek is ingeruild voor obsessie met beeldschermen

Ondertussen, op de redactie:

Angst voor het witte doek is ingeruild voor obsessie met beeldschermen

ALFRED:

Dank voor je beschouwingen over ‘Een filmster zonder aura en de angst voor het witte doek’. Ik heb ze met smaak gelezen. Ze prikkelen, op een prettige manier. Het onderstaande is bedoeld als aanvulling op jouw betoog.

In het tweede deel van je drieluik benoem je de opvatting van indianen die menen dat het maken van een foto de geportretteerde persoon van zijn ziel berooft, als bijgeloof. En bijgeloof is in onze op ratio gefundeerde samenleving iets provinciaals, iets irrationeels. Het is magisch denken en daar doen wij ontwikkelde westerlingen niet aan.

Al formuleerden ze het slordig, strikt rationeel bekeken hebben de indianen evenwel gelijk: een foto is niet hetzelfde als de persoon of het ding dat is gefotografeerd. In een foto van een huis kun je niet wonen. De foto is een mediarepresentatie van de persoon of het object. Het is, zoals dat heet, een simulacrum. Een kopie, niet the real thing. Die kopie is niet bezield, zoals het origineel dat wel is.

Dat geldt voor personen, maar in overdrachtelijke zin ook voor dingen. Het origineel van De Nachtwacht is onbetaalbaar, maar reproducties zijn op iedere straathoek voor een grijpstuiver te koop. Mensen voelen wel degelijk het onderscheid tussen ‘het eggie’ en namaak. Waarom zijn eerste drukken van boeken en eerste persingen van platen zo gezocht?

De Nachtwacht

Medianabootsingen van de werkelijkheid zijn een abstractie van die werkelijkheid. En bij abstracties gaat altijd iets verloren. Simulacrum en origineel vallen nooit samen, zijn nimmer identiek. De reproductie van De Nachtwacht biedt wel de craquelé, maar niet de textuur van het schilderij. Wat uit de foto van een persoon – de abstractie – is verdwenen, is het leven, de bezieling, de ziel.

Daar gaan nabootsingen altijd mank aan: ze missen een ziel. Dat is wat Pirandello en Benjamin bedoelden toen ze over ‘aura’ spraken dan wel schreven. Mediawerkelijkheid (virtuele werkelijkheid) en fysieke (sensuele) werkelijkheid lijken op elkaar, maar verschillen wezenlijk. De acteur op het filmdoek is het simulacrum van een persoon, geen persoon van vlees en bloed.

Wie die twee door elkaar haalt – wie denkt dat het virtuele echt is en het sensuele gemanipuleerde namaak – gaat lijden aan wat de Britse psycholoog en auteur J.G. Ballard vervreemding noemde. Het is die vervreemding die Pirandello en Benjamin intuïtief aanvoelden of beredeneerd constateerden en waar ze voor waarschuwden. En ze hebben gelijk, net als die indianen. Modernisme, in de vorm van de mediamaatschappij, leidt tot vervreemding.

In onze van media doordrenkte – ik zou willen zeggen: oververzadigde – samenleving zijn sensuele (analoge) werkelijkheid en virtuele (digitale) werkelijkheid dusdanig verweven dat vervreemding de ‘natuurlijke’ staat van zijn is geworden, de default stand. Onze ziel is zoekgeraakt.

Kijk door die bril en je snapt wellicht iets beter de gekte en verwarring die je dagelijks om je heen ziet: men ervaart geen onderscheid tussen echt en namaak (media). Digitale media zijn tot in de haarvaten van het dagelijkse leven doorgedrongen: Facebook, iemand? In de virtuele wereld zijn tijd, afstand en ruimte verdwenen. Dat resulteert in groeiende verwarring over identiteit en authenticiteit. Het verklaart de opkomst van nepnieuws en het geloof in ‘alternatieve feiten’. Men is vervreemd van de werkelijkheid. En van zichzelf.

Dat onderscheid zagen Pirandello, Benjamin en de indianen wel. Daar het etiket ‘bijgeloof’ op plakken is een uiting van onbegrip, mogelijk zelfs—vervreemding.

Gothic Novel

Tot slot, de moderne roman is ontstaan uit de zogeheten gothic novel, romantische vertellingen waarin het onbekende, het exotische en het duistere samenvallen. Het is de premoderne manier van omgaan met het simulacrum, de spanning tussen realiteit en verbeelding. Spoken bestaan alleen in je hoofd, maar wat als ze echt zijn? Presto, de gothic novel.

De ‘griezelroman’ vertegenwoordigt de eerste fase van de roman. Op vergelijkbare wijze – stel dat je spiegelbeeld een eigen leven gaat leiden, bezield raakt – zijn ‘griezelfilms’ populair in de beginjaren van het nieuwe medium, de cinema. Die vielen samen met, en waren onderdeel van, de opkomst van de mediamaatschappij.

Nogmaals dank voor je stimulerende drieluik!

 

PAUL:

Hartelijk dank voor jouw aanvulling op ‘Een filmster zonder aura en de angst voor het witte doek’. Of het je verbazen zal weet ik niet, maar ik heb deze met instemming gelezen. Pirandello en Benjamin zijn door mij niet anders begrepen dan door jou. En ook de opvattingen van bepaalde indianenstammen heb ik zeker niet ‘weg willen zetten.’

Misschien had ik wat voorzichtiger moeten zijn met de term ‘bijgeloof’. Wellicht is deze onvoorzichtigheid een gevolg van het feit dat ik mij doelbewust concentreer op en beperk tot de specifieke vorm van beeldspraak (interessante term in dit verband) die P. en B. gebruiken en de associaties die deze bij me opriep.

Het kwalitatieve verschil tussen het ‘origineel’ en een afgietsel, kopie of welke vorm van fletse nabootsing daarvan dan ook, wordt ook door mij erkend. Dat is een onderwerp waarmee je, zoals ook jij laat zien, vele kanten op kunt.

 

ALFRED:

Dank voor je reactie. Altijd goed om te horen dat we op dezelfde golflengte zitten en de antenne werkt :)

De verwarring zit wellicht in de term ‘aura’, door Walter Benjamin gebruikt om het wezenlijke verschil tussen origineel en kopie te typeren. Toen hij zijn essay schreef was spiritisme (of spiritualisme, de overtuiging dat de geest van overledenen kan communiceren met de levenden) nog maar net uit de mode; het beleefde zijn hoogtepunt tussen het laatste decennium van de negentiende eeuw en de jaren twintig van de twintigste eeuw. Dat valt niet geheel toevallig samen met de opkomst van de moderne, op elektriciteit draaiende samenleving.

Menen wij dat de digitale revolutie (computer, internet, smartphone, big data) onze wereld volledig op zijn kop zet – of uit het lood slaat – de impact van de elektrificatie van de samenleving, met nieuwe technologieën als telefoon, radio, gloeilamp, stofzuiger, koelkast, wasmachine en opkomst van de massamedia, hadden een impact op de samenleving van toen die de ontwrichtende werking van digitale technologie verre overtreft. Bedenk ook dat Nietzsche god dood had verklaard en de populariteit van spiritisme wordt duidelijk. Het is een reactie op de onttovering, door vooruitgang (mogelijk gemaakt door wetenschap en technologie), van de wereld.

Mediafilosoof Marshall McLuhan stelt dat iedere nieuwe technologie onze omgeving verandert en daarmee onszelf. De veranderingen in de wereld van rond 1900, mogelijk gemaakt door nieuwe technologie, waren enorm en volgden elkaar steeds sneller op. Voor velen te snel om méé te kunnen veranderen, iedereen heeft zijn eigen tempo van aanpassen. Het veroorzaakte verwarring en vervreemding, waartegen magisch denken, zoals geloof in geesten, als antidotum fungeerde. Grappig genoeg kun je spiritisme zien als een voorchristelijk geloof, een vorm van voorouderverering. Je kunt ook stellen: hoe rationeler de samenleving is georganiseerd, hoe groter de hang naar irrationaliteit. Nepnieuws en ‘alternatieve feiten’ zijn de eigentijdse versie van de behoefte om te ontsnappen aan de dictatuur van de werkelijkheid, van het verstand. Mensen zijn geen computers. Of robots. Maar dieren, zoals Ralph in de Ondertussen over La región salvaje opmerkte.

Het lijkt alsof de trein de zaal inrijdt

Waar Benjamin de term ‘aura’ gebruikte, bedoelde hij ziel. Was hij voor zijn beeldspraak niet te leen gegaan bij het spiritisme, dan was deze Ondertussen wellicht nooit geschreven :). Film past in het rijtje nieuwe technologieën dat opkwam met de elektrificatie van de samenleving. Het moet erg verwarrend geweest zijn om Plato’s metafoor van de grot plotseling werkelijkheid te zien worden. Het is niet vreemd dat de eerste cinemagangers verschrikt uit hun stoel sprongen omdat ze meenden dat de trein op het filmdoek de zaal kwam ingereden. Een vergelijkbare verwarring van mediawerkelijkheid met de sensuele werkelijkheid van baksteen en bloed zie je dagelijks om je heen. Veel mensen kunnen het onderscheid tussen virtueel en reëel niet goed maken, niet iedereen is zich bewust van ‘de vierde wand’. Ik heb elders al eens gepleit voor mediatraining in het onderwijs.

Mensen hebben overigens altijd problemen gehad met nabootsingen. In sommige monotheïstische geloven zijn afbeeldingen, van de hoogste macht in het bijzonder, ten strengste verboden. Waarom hebben vampiers, de ondoden, geen spiegelbeeld? De ‘andere’ werkelijkheid is vreemd en duister, denk aan Alice die door de spiegel stapt. Voor de eerste generatie bioscoopbezoekers was het filmdoek een spiegel (voor Jean Cocteau zelfs letterlijk). Het filmdoek van onze generatie is het computer- (of smartphone)scherm.

Met nabootsingen (simulacrae) kun je inderdaad alle kanten uit, ook de goede. Welke dat is, moet je leren. Wij schrikken niet meer van een trein die op het filmdoek op ons af rijdt. Maar zijn we echt zo veel slimmer dan de indianen die door missionarissen werden gepaaid met spiegels en kralen, en meenden dat een foto iemand van zijn ziel berooft? Smartphones en apps zijn de spiegels en kralen van nu en wij hebben wij niet door dat Silicon Valley onze identiteit en ziel rooft.

Het resultaat van een eeuw mediaconsumptie is dat we de angst voor het witte doek hebben ingeruild voor een obsessie met beeldschermen.

Tijd voor een filmpje! Maar niet via de smartphone :)

 

PAUL:

Ik heb je rooksignalen helder en duidelijk aan de horizon waar kunnen nemen, waarvoor dank! :)

Lang heb ik stilgestaan bij je laatste zin: ‘Het resultaat van een eeuw mediaconsumptie is dat we de angst voor het witte doek hebben ingeruild voor een obsessie met beeldschermen.’ Zo is het precies! Uitknippen, inlijsten en boven je bed hangen. Maar niet verder uploaden!! :) Persoonlijk was die angst mij liever dan die obsessie. Misschien dat ik daarom zo graag kijk naar films uit de oude doos.

Reality TV

Dat tegenwoordig voor veel mensen de mediawerkelijkheid vergelijkbaar en inwisselbaar is met de sensuele werkelijkheid (om jouw termen te gebruiken) is minstens bedenkelijk. Maar het is nog erger. Geef de mensen de kost die de mediawerkelijkheid zelfs als superieur beschouwen, die vinden dat iets pas echt gebeurd is als het is gefilmd. Alsof we eigenlijk pas bij bewustzijn komen als de camera’s draaien. Denk aan mensen die in een realityprogramma hun hele ziel en zaligheid blootgeven, terwijl ze dat zonder de televisie misschien nooit gedaan hadden. Dan is het blijkbaar de camera die de ‘openhartigheid’ dicteert. Enfin, iedereen kan wat dit betreft zijn eigen voorbeelden wel bedenken.

Niettemin gaan we dat filmpje pakken.

 

20 juli 2017

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’

Afstandelijk en neurotisch of goede film?

Ondertussen, op de redactie:

Afstandelijk en neurotisch of één van de beste films van het jaar?

COR:

Wat ik al bevroedde: bijna de ganse pers is laaiend enthousiast over La región salvaje.

Wat een prijs op een groot filmfestival en een persmap met een opsomming van ‘interessantheden’ allemaal teweeg kunnen brengen…

Na even zoeken, vond ik ‘gelukkig’ een criticus die deze film nog bedenkelijker vindt: https://outnow.ch/Movies/2016/RegionSalvaje/Review/

Ik kan me voorstellen dat mensen de film goed en origineel vinden, maar ik persoonlijk vond hem vaag, vrij nietszeggend en vooral (te) nihilistisch.

Misschien had het gescheeld als ik op een groter scherm en met beter geluid meer sfeer had ervaren.

Ik ben dus benieuwd wat jullie van La región salvaje vinden.

Kan zomaar zijn dat ik mijn dag niet had.

 

La región salvaje

 

ALFRED:

Ik ben gisteren naar La región salvaje wezen kijken en had een verloren avond. Suffe film. Vol pretenties en neuroses, maar schijnbaar ongeïnteresseerd en welzeker oninteressant gebracht. Wie hier door wordt geprikkeld, heeft de ziel van een dovenetel.

Om te beginnen is het allemaal verre van origineel. Veelarmig ruimtemonster met, jawel, buitenaards libido? Possession (Andrzej Zulawski, 1981), check. Dodelijke seks met alien? Under the Skin (Jonathan Glazer, 2013), check. Verontrustende soundtrack met avant-garde trekjes? Opnieuw Under The Skin, check. Gestileerde arthouse-porno? Nymphomaniac (Lars von Trier, 2013), check. Dan lopen er ook nog lijntjes naar Nicolas Winding Refn, het nihilisme bijvoorbeeld, maar het is wel goed zo.

Is je opgevallen dat in de eerste dertig minuten werkelijk elke scène over seks gaat, in daad of woord? Regisseur Amat Escalante heeft kennelijk een obsesssie met genitalieën, want na de pik in fik uit zijn vorige film Heli krijgen we nu in close-up een verzopen kut voorgeschoteld. Voer voor psychologen. Ralph, kun je hier jouw licht over laten schijnen? Vulvavrees?

De neurose en de zelfhaat laten zich van het filmdoek scheppen. De mannen zijn afwezig: homofiele broer Fabian ligt in coma in het ziekenhuis en echtgenoot Angel, een heimelijke homo, zit in de bak. De vrouwen, Alejandra en Verónica, komen veel tekort. Het is allemaal in grove streken neergezet, elliptisch verteld. Het suggereert veel, maar blijft afstandelijk. Wel kijken, niet doen.

Fabian is feminiem, want liefdevol en verzorgend van natuur, dus homo volgens het cliché en derhalve gedoodverfd slachtoffer. Angel is een bundel neuroses, wiens machismo een gedeukte kinderziel én een latente voorkeur voor herenliefde moet maskeren. Wat wil je, met zo’n bazige beschermende moeder en een pa die je eerst slaat en vervolgens knuffelt. Double bind, anyone? Angel is schizofreen, Ralph zal het beamen. En ook slachtoffer, van zijn opvoeding, van de Mexicaanse machocultuur, van de omstandigheden die de film toont.

La región salvaje is ook een heel katholieke film. Wie zich bezondigt aan seks, wordt met de dood bestraft. Die knotsgekke scène met groepsgewijs copulerende dieren – die uit het niets komt en niet in het filmverhaal is geïntegreerd – speelt zich, lees ik in jouw recesie, af in een krater. Ik zie er een evocatie van de hel in, het derde paneel van Hieronymus Bosch’s drieluik Tuin der lusten.

Regisseur Amat Escalante doet zich stoer voor, maar is in feite een preuts jankertje, de Mexicaanse tegenhanger van de zwaar gereformeerde Lars von Trier. Iemand die wegloopt als het echt spannend wordt en inderdaad, net als de film na 100 minuten interessant dreigt te worden, gaat het scherm op zwart. Buh.

Beetje interessant doen door lekker vaag te blijven, het is les één uit het handboek Arthouse voor Poseurs. Je had geen slechte dag, Cor, toen je La región salvaje twee sterren gaf. Je had het goed gezien.

Ben benieuwd wat Ralph over de psychologie van deze Mexicaans-Deense coproductie heeft te melden. Calvinist ontmoet katholieke ketter in onmogelijke mix? Of gewoon ordinair voyeurisme?

 

La región salvaje

 

RALPH:

Nou, film gezien. Wazige shit. Had de vergelijking met Tarkovski en Kubrick ook niet gemaakt, veel te veel eer. Possession van Zulawski moet ik nog steeds zien (hoe lang die al wel niet op m’n watchlist staat…).

Enfin, ik vond het tweede deel wel beter dan het eerste deel van de film. Het einde is me te arthouse, te l’art pour l’art en eens met de te nihilistische insteek van de film. Het mooiste shot vond ik met al die copulerende dieren, hilarisch, grotesk en zeker ook erg artistiek.

Ik moest een aantal keer lachen, waar de rest van de bioscoopzaal het zwijgen ertoe deed (zoals dat moment met z’n pistool in de keuken: wat een pipo!). Ik moest inderdaad wel denken aan Under the Skin, maar daar vond ik ook al weinig aan en da’s ook zo’n film die gelauwerd werd (volgens mij omdat al die geile filmrecensenten – toch meestal mannen – eindelijk hun cet obscur objet du désir eens naakt konden zien).

Wat ik meer irritant vind is dat ik begrijp dat deze film erg veel aandacht krijgt, terwijl een Risttuules, toch echt een kwalitatief – zeker voor arthouse begrippen – hoogstaandere en interessantere film dan deze het kan shaken.

@Alfred:

Dat van dat begin dat elke scène rond seks draait heb ik dan denk ik gemist, Alfred, maar ik herinner me nog dat m’n aandacht erg verslapte. Ik werd er weinig opgewonden van. De film deed me wat betreft mensbeeld denken aan Turist van Ruben Östlund: een film met een cynische ondertoon waarin de regisseur niet van plan is zijn personages tot echte mensen te maken, maar ze als het ware uitbuit om te laten zien hoe slecht en vooringenomen ze zijn.

Turist

De vraag of Angel ook schizofreen zou zijn is een typisch overblijfsel uit de oude psychoanalyse. Daarin werd homoseksualiteit vaker in verband gebracht met schizofrenie, omdat de voorkeursseksualiteit op hetero lag. Bij homofilie moest dus iets mis zijn. Dan werd niet zelden schizofrenie of verslavingsproblematiek van stal gehaald. Ook delinquent gedrag werd er nog wel eens bij betrokken. Op zich niet eens zo gek als je weet dat in de hoogtij dagen van de psychoanalyse homoseksualiteit als misdrijf, zonde of taboe gold. Tegenwoordig zijn we gelukkig ‘ontwaakt’ wat dat betreft en zien we, mede dankzij de neurologie en de biologie een stuk minder bevooroordeeld op deze seksuele geaardheid toe.

Over de ontwikkelingsgeschiedenis: Heftige ervaringen vanuit de kindertijd kunnen zeer lang door-echoën in ons verdere leven. Of een diepe indruk achterlaten. Van James Ensor is het bekend dat hij tussen de groteske maskers opgroeide en dit heeft hem niet onberoerd gelaten. In veel van zijn schilderijen zijn maskers en groteske voorstellingen te zien. Eenzelfde verband kun je leggen met Escalante.

Ik heb zijn interview met de Filmkrant gelezen: vanuit de informatie die ik daar uit haal zou deze film heel best een aanval op de gevestigde orde kunnen zijn, waarbij hij dezelfde taal gebruikt als de drugskartels die via de tabloids met gruwelijkheden communiceren. Daarbij vind ik dat hij eenzelfde nihilisme tentoonspreidt, waardoor hij mij niet meer bij zijn boodschap betrekt. Misschien ben ik meer gewend, maar ik verras me er wel over dat veel andere critici, waarschijnlijk juist door zijn expliciete beelden, de film hierom gaan waarderen. Zo van: “Nou eh, die Escalante, die durft wel he, ja nou. Wat een blasfemie en dat nog wel in Mexico. Nou die lef is wel wat extra punten waard”, of zoiets. Mogelijk voelt Escalante zich niet voldoende gehoord en grijpt hij naar zulke expliciete beelden.

Tsja en dat monster, een soort kosmische octopus met meerdere piemels, of ja tentakels, maar goed Freud, hè, en dan weet je het wel. Dus je verpakt homoseksualiteit en de ontembare vrouw in een beest. Laten we het beest noemen, want ons seksleven leeft in ons driftleven, daar waar we meest dierlijk zijn.

 

COR:

Dank voor jullie reacties.

Mag ik concluderen dat wij alle drie niet erg onder de indruk van La región salvaje zijn en dat deze film een tikkeltje overgewaardeerd is?

@Vincent: Heb jij deze film al gezien? Zo ja, wat vond jij ervan?

 

VINCENT:

Neen, niet gezien. Ik hoorde er zo veel (licht) negatieve verhalen over van mensen wiens mening ik hoog heb zitten dat ik ‘m overgeslagen heb. Terecht dus blijkt hier maar weer :)

 

6 juli 2017

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’

Hoe gezellig is geweld in films?

Ondertussen, op de redactie:

Hoe gezellig is geweld in films?

ALFRED:

Hi Bob, dank voor je stukje over de nieuwe Ben Wheatley, Free Fire. Ik zag de persvoorstelling van twee weken geleden en kwam als een uitgewrongen zeem weer buiten. Niet van opwinding, spanning of vermaak. Maar van nihilisme: wat een drol van een film. Geen verhaal, geen karakters, geen humor ook. Totale leegte, alleen geweld, een slechte Tarantino rip-off.

Ik was niet de enige die er zo over dacht. Buiten hoorde ik twee collega’s tegen elkaar cynische opmerkingen maken over het gehalte van de film. Nee, geen grijze duiven met een voorkeur voor Scorsese of Tarr (om maar wat verantwoords te noemen), maar twintigers die ik eerder over The Handmaiden heb horen jubelen. Ik had geen argumenten om hun kritiek te pareren, ik kon ze alleen maar bijvallen. De filmcriticus van The Guardian was ook niet scheutig. In Amerika smullen ze van de film.

Free Fire

Een komedie? My ass. Treurig stemmende dialogen en dan doel ik niet op de talloze fucks, dat is sowieso een zwaktebod. Neem deze beschimmelde woordenwisseling: ‘You didn’t masturbate before you got here, did you?’ ‘What?’ ‘Told you I don’t work with anybody who’s carrying a loaded weapon.’ Diegrap’ is zo oud als de weg naar Rome, in ieder geval als There’s Something About Mary en die is uit de vorige eeuw.

Ook als actiefilm valt Free Fire door de mand. Ik had het op basis van zijn eerdere films niet van Wheatley verwacht, maar zijn actiescènes doen onbeholpen aan. Kijk hoe Tsui Hark met actie en schietpartijen omgaat in The Taking of Tiger Mountain: de aanval op het dorpje begint op 1:21:35 en loopt door tot 1:32:10. In elf en een halve minuut meer kogels, opwinding en filmisch vernuft dan in 90 minuten Free Fire. (Verhaal en dialoog doen er even niet toe, het draait om de regie.)

Geweld, ik moet zeggen, excessief geweld als entertainment, ik ben er klaar mee. Na de eerste aflevering van seizoen 2 van de tv-serie Gotham te hebben gezien, heb ik de rest van het seizoen gewist. Ik zag: zeven mensen van het dak te pletter gegooid, schoolbus vol cheerleaders met benzine overgoten en (bijna) in de fik gestoken, plus een politiebureau geheel uitgemoord. Motivatie: beetje rellen. En dat alles in 40 minuten. Excessief geweld als entertainment, het spuit uit het riool. Bij mij gaat het deksel er op.

Free Fire draaide voor de Nederlandse release op het Imagine-festival en werd door het publiek hoog gewaardeerd: score 4,29 (op 5). Wellicht moet je de film plaatsen in de categorie ‘nazi zombies op Mars’, maar dan minus de humor. Voor mij staat-ie stijf bovenaan in het tussenklassement van de Miskleun van het Jaar.

 

BOB:

Ja, ik ben duidelijk wel iets positiever – maar ik moet wel zeggen dat de timing voor mij heel anders was: na anderhalve week zwaarmoedige films tijdens een winters IFFR was ik wel even blij met wat luchtigs, al was het maar een rip-off van Tarantino. Misschien had ik op dat moment zelfs wel om Seth Gaaikema gelachen, wie weet.

Ik heb de film daarna niet meer gezien, wilde het wel, maar de deadline had me al ingehaald. Misschien zou ik het nu koeltjes op de bank er genuanceerder over denken, zou best kunnen, is lastig te zeggen. Het geweld in Free Fire vond ik in elk geval lang niet zo excessief als jij het hebt ervaren, nogal wat getroffen ledematen maar volgens mij geen executie-achtige momenten. En ik vond dat er in deze film wel een aardige chemie was tussen de acteurs. Geen meesterwerk, daar was het verhaal duidelijk niet goed genoeg voor, maar een luchtige hap entertainment – die als tegenhanger tegen de duistere Mexicaanse en Vietnamese drama’s er toen wel inging.

Anyway, toch ben ik het wel helemaal met je eens dat geweld als entertainment behoorlijk dubieus is. Het evenwicht is zo lastig… Ik herinner me mensen die genoten van de film Fargo, maar die moordscène verschrikkelijk vonden, en als een smet zagen op een verder mooie film. Maar dat soort passages is intussen gemeengoed geworden in actiemoordkomedies. Een goed voorbeeld vind ik zelf Lucky Number Slevin. Een komedie waarbij mensen door hun hoofd worden geschoten. Of zelfs Sightseers, andere film van Wheatley, helemaal moord als entertainment.

Lucky Number Slevin

Wat ik zo jammer vind is dat zoveel mensen in de filmindustrie die voor de hand liggende oplossing kiezen: moord en geweld en komedie, dan gaat het publiek wel kijken. Cultuur lijkt daarin niet meer uit te maken. Frankrijk, Engeland, Amerika, Australië, Hong Kong (uiteraard). Alle acteurs en regisseurs moeten er om den brode wel aan mee doen. Een paar regisseurs redden zich nog wel (Shane Blacks films vind ik wel vermakelijk, Old men in New Cars herinner ik me) maar de meeste zinken. Komedie wordt vrijwel nooit beter van grimmigheid. Toen de videotheek nog bestond… toen bestond volgens mij 90% van de collectie uit zogenaamd grappige Amerikaanse actiefilms vol geweld. Ripoffs van ripoffs van ripoffs. Een voorbeeld was de film Thursday uit 1998. Ooit gezien? Dat pas echt een archetype Tarantino-ripoff. Zie deze trailer.

Interessant allemaal maar ik moet nu weg. Morgen zuinig aan met de oranjebitters…

 

COR:

Laten we de komedie voor het gemak eens wegdenken, blijft over moord en geweld. Wat voor zinnigs valt er te vertellen over ‘excessief geweld als entertainment’? Buiten de pathologische gemakzucht en fantasieloosheid van filmmakers (hoewel excessief geweld nauwelijks grenzen blijkt te kennen) heeft een deel van het publiek kennelijk behoefte aan deze vorm van vermaak. Geweld verkoopt!

Toevallig lees ik momenteel het interessante, doch enigszins moralistische, boekje ‘Ethiek van de film’ uit 1965 (!) waarin ene dr. A. Dronkers de toenmalige misdaadfilm onder de loep neemt. Hij schrijft: “Het zien van dood en marteling moet aan een bepaalde behoefte van het publiek voldoen.” Zo beschouwt hij de films van James Bond als “een typisch symptoom van stijlvergroving die op zichzelf kan wijzen op een verzwakte moraliteit. Als zodanig dient, dunkt mij, dit nieuwste filmgenre ernstiger te worden genomen dan meestal geschiedt.”

Bovenstaand pleidooi heeft niet mogen baten: geweld heeft allang een prominente plaats ingenomen. Volgens onderzoeken heeft een (Amerikaans) kind van twaalf alleen al op televisie achtduizend moorden en honderdduizend geweldacties gezien. Niemand kan mij wijsmaken dat dit geen twijfelachtige invloed op de mensenziel heeft.

The Dark Knight Rises

Zowel makers, zendgerechtigden als opvoeders hebben verantwoordelijkheden. De filmkeuring is al vanaf haar ontstaan zo krom als een hoepel. Het slechts twee seconden in beeld brengen van een geslachtsorgaan kent automatisch een leeftijdsgrens van zestien jaar, terwijl je een gemiddelde blockbuster met tientallen doodgeschoten mensen, gebroken nekken, ophangingen, uitvoerige knokpartijen etc. al vanaf je twaalfde mag kijken.

Het meest verantwoordelijk voor structureel en excessief geweld in films is uiteraard de kijker zelf. Alfred, ik juich je voornemen van harte toe! Zo kijk ik de laatste jaren nog maar verdomd weinig gewelddadige films (hoewel de behoefte aan een wraakfilm soms lastig is te onderdrukken :-)). Niet alleen uit principe, maar ook ik voelde me murw geslagen…

Prettige Koningsdag verder!

 

ALFRED:

Vuur fascineert, we staren al millennia lang naar het kampvuur en worden getransporteerd naar onbekende werelden. Destructie fascineert, daarom wordt de sloop van grote gebouwen – al gaat dat niet altijd gecontroleerd – vastgelegd op film. En geweld fascineert, regisseur Sam Peckinpah brak past echt door toen hij in The Wild Bunch het brute schouwspel van inslaande kogels en rondspattend bloed weergaf, in slow-motion, als choreografie van destructie. Geen popcorn blockbuster is compleet zonder finale met kaalslag van vastgoed – complete straten, wijken, steden, continenten, zelfs planeten weggevaagd.

Destructie zit in ons bloed, of we dat nu leuk vinden of niet. Dus vinden we het leuk, dat is wellicht de beste manier om te leven met een ongemakkelijke waarheid. Daarom is geweld vermaak en psychologen zullen ongetwijfeld gelijk hebben als ze stellen dat het kijken naar geweld, of het spelen van gewelddadige games, onze honger naar geweld helpt stillen. Het kijken, of spelen, sublimeert de gewelddadige impuls.

Dat zal die 4,29 van het Imagine-publiek voor Free Fire verklaren. En ik snap jouw reactie prima, Bob. Na een dag vol stress is het goed ontspannen bij een portie georchestreerd geweld, dat lucht op.

The Wild Bunch

Mocht ik een probleem met geweld als vermaak hebben, dat is het de dosering van het geweld. En de context waarin dat geweld wordt opgediend. De bioscoop is een specifieke plek, met een duidelijk omlijnde functie: het vertonen van films. Wie daar een film vol geweld ziet, heeft ervoor gekozen. De tv staat echter in de huiskamer. Die is, anders dan de bioscoop, niet specifiek – daar breng ik een aanzienlijk deel van mijn leven door – en privé. Voor het geweld dat via het tv-scherm die privéplek binnendringt, heb ik vaak niet gekozen. Dus als ik er geen trek in heb, kijk ik iets anders. Of druk op de knop uit. Of wis de zelfgekozen serie, zoals Gotham.

Wie, zoals de Amerikaanse kijker, dagelijks via het tv-scherm een eindeloze stroom geweld consumeert, gaat geweld gewoon vinden. En in een land waar automatische vuurwapens in de supermarkt te koop zijn, behoren schietincidenten tot de orde van de dag. Waardoor het geweld als vermaak op het scherm van bioscoop of tv weer een tandje heftiger moet. Dodelijke spiraal.

Mijn probleem is excessief geweld, dus ook geweld dat niet als middel wordt ingezet om een verhaal te vertellen maar een doel op zich is geworden, zoals in Free Fire. Dan is geweld pornografie geworden. Hetzelfde geldt overigens voor expliciete martelscènes, nog een trend die uit Amerika is komen overwaaien. Met martelporno heb ik nog minder geduld.

Free Fire valt in de categorie geweldsporno, al is het – eerlijk is eerlijk – porno van de softe soort. Daar kun je van houden of niet, voor de neutrale toeschouwer een kwestie van smaak, wat mij betreft van wansmaak. Geweld is kinderachtig, een zwaktebod. Ben Wheatley kan beter.

Morgen 18 graden, geniet ervan.

 

29 april 2017

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’

Hoe hebben jullie naar Zero Days gekeken?

Ondertussen, op de redactie:

Hoe hebben jullie naar Zero Days gekeken?

ALFRED:

Ik heb begrepen dat Cor en Bob Zero Days hebben gezien, de documentaire van Alex Gibney over de Stuxnet-worm. Ik zag hem vorig jaar zomer op YouTube; in juli was de film in de Amerikaanse bioscopen gaan draaien. Niet lang daarna, zo rond de tijd dat in Nederland die verschrikkelijke docu van Werner Herzog over internet uitkwam  (september dus), was Zero Days al geblokkeerd op YouTube. Begrijpelijk overigens.

Ik had Zero Days snel op de korrel omdat ik een wekelijks blog schrijf over – om het maar eens ronkend te formuleren – digitale technologie en de impact op individu, cultuur en samenleving: Signaal & Ruis.

Ik ben geen techneut, het gaat me niet om de technologie (dat is een stuk gereedschap, als een hamer of een bril), maar om wat die technologie met ons doet. Iedere nieuwe technologie – vuur, gloeilamp, antibiotica, internet – verandert onze omgeving en daarmee onszelf. Dat heb ik niet zelf bedacht, dat inzicht is van Marshall McLuhan, de Canadese mediafilosoof die in de jaren zestig veel furore maakte; hij muntte de kreet ‘the medium is the message’. McLuhan had oog voor de inwerking van media op samenleving en gedrag. Digitale technologie heeft een vergelijkbare impact. Daar gaat Signaal & Ruis over.

Zero Days is geen gezellige docu en ik merk in mijn omgeving dat veel mensen willens en wetens wegkijken van de donkere kanten die er, naast alle voordelen, ook aan web, smartphone en sociale media kleven; privacy-issues en cyberveiligheid voorop.

Hoe staan jullie daar tegenover? Hoe hebben jullie naar Zero Days gekeken?

 

Zero Days

 

BOB:

Ja, ik heb met verbazing zitten kijken naar Zero Days. Heb hem ook gerecenseerd tijdens IDFA, zie hier.

Goede film. Was onder de indruk. Het Stuxnetvirus als een soort bom van enen en nullen. En ik snapte het ook nog. De visualisatie in die docu, met de uitleg van de ontdekkers, die maakt het ineens begrijpelijk. Spannend verhaal ook, met een sterk ironische twist. Misschien was Stuxnet wel de wijze les. Maar dat zal wel niet. Als het om oorlogvoeren gaat, zijn mensen ineens erg koppig.

Veel mensen kijken de andere kant op, zoiets zei ik ook in mijn stukje. Wie is er immers Edward Snowden of Jason Bourne? Tot je eigen pc een keer gegijzeld wordt. Dan komt het ineens ‘heel dichtbij’.

Laatst las ik over een Oostenrijks hotel waarbij, op afstand, door hackers alle kamers op slot werden gedaan. Dokken maar. Pas na betaling kreeg het hotel de systemen weer terug. En ze wisten niet hoe snel ze de elektrische systemen moesten vervangen door gewone sleutels.

Zero Days past helemaal in het cybercynisme van deze tijd. Waar is het lieve internet van AltaVista en Startpagina heengegaan? Wat kun je nog vertrouwen online? En wie houdt je aldoor in de gaten? Deep Web, mailtjes met linke zip-files, nepnieuws uit Macedonië, identiteitsdiefstal, revenge-porn, online gokverslavingen en iets wat doxing heet. Om maar het topje van de ijsberg te noemen. Werden in de Bondsdag niet eens alle pc’s vervangen nadat ze vermoedden dat ze besmet waren met iets?

Doxing

COR:

Cyberwar heeft twee zeer verontrustende kanten:

1) De meeste industriële en infrastructurele systemen zijn niet goed beveiligd tegen wormen van het kaliber Stuxnet, dus met veel vernuft en een beetje slechte wil is een ziekenhuis of vliegveld zo plat te leggen;

2) Het lijkt ondoenlijk om – net als bij nucleaire en chemische wapens – goede internationale afspraken te maken, omdat je een computeraanval nauwelijks kunt traceren en controleren.

Het verbaast me geenszins dat volgens Zero Days Amerika en Israël die vernietigende worm ontwikkelden, met als doel het ontregelen van de nucleaire industrie van Iran.

Zou het niet prachtig zijn als de gerenommeerde maker van Zero Days, Alex Gibney, binnenkort eens net zo duidelijk uit de doeken doet waarom die twee landen achter Stuxnet ook direct verantwoordelijk zijn voor 9/11?

 

ALFRED:

Het komt niet helemaal als een verrassing, maar toch ben ik verbaasd over hoe de kranten omgaan met Zero Days. Ze schrijven er over, zeker, maar het zijn korte plichtmatige stukjes van het kaliber ‘deze week ook nog’. Beetje monkelen over de weinig verrassende vorm (‘pratende hoofden’), inhoud samenvatten in vijftig woorden–dat is het.

Het zijn niet de lappen tekst die er aan vermaak als Ghost in the Shell worden gewijd, dat snap ik ook wel. Het bevestigt niettemin mijn stellige indruk dat je voor kritische berichtgeving niet (meer) bij de mainstream media moet zijn en daar reken ik de zogenaamde kwaliteitskranten ook onder. Die bieden meer en meer verstrooiing en meer en meer lifestyle, ze verkleuteren als het ware. Zo kwam ik vandaag in een niet nader te noemen kwaliteitskrant, voormalige slijpsteen van de geest, een verhaal tegen over, hou je vast, vijftig jaar Big Mac. Je zou bijna je abonnement opzeggen.

Wat is een goede reactie op het soort feiten dat een docu als Zero Days naar voren brengt? Boos worden is nutteloos, bang worden dito. Elke reactie lijkt nutteloos, want wat doe je eraan als burger of consument? Maar in de jaren tachtig gingen de mensen nog de straat op om massaal tegen neutronenbommen te protesteren. Zie ik met cyberwapens niet gebeuren. Een kwestie van teveel Big Macs (brood) en Ghosts in the Shells (spelen). Men is murw.

De enige zinvolle reactie is bewustwording creëren, dat is ook de inzet van Gibney en zijn film. Daarom vallen die weggemoffelde krantenstukjes me tegen. Dus kun je de vraag stellen: is de doorsnee filmcriticus die wekelijks het Hollywood-vermaak en de arthouse-breiwerkjes recenseert, wel de aangewezen persoon om over Zero Days te berichten?

Wat denken jullie?

 

Zero Days

 

BOB:

De goede reactie is… er zelf over schrijven. Zoals wij nu doen!

Ik zei toevallig in november min of meer hetzelfde als jij nu:
‘Wat me altijd verbaast, is dat deze feiten op straat liggen (nou ja, min of meer). Het is de teneur van de onthullingen van de laatste jaren: er is veel bekend, maar er gebeurt niets. Films als Iraq for Sale, Food Inc. of Shadows of Liberty laten zoveel schandalen zien. En het veroorzaakt amper een rimpel. Je kunt er zoals Zero Days laat zien uitstekende journalistieke producties over maken, het ene feit maakt nog meer indruk dan het andere, maar er verandert niets. Hoe frustrerend.’

Ben het helemaal met je eens dat media de wereld van cultuur gemakzuchtig benaderen. Beetje festival, berichtjes over prijswinnaars, routineuze recensies. Wat je mist: verbeelding en wat meer risico’s durven nemen.

Nou moet ik wel zeggen dat de kwaliteitskranten soms ook opduiken in de kleine tentoonstellingen die ik ook bezoek (maar dat is niet sterk voor het betoog, laten we deze zin dus als ongelezen beschouwen).

Zero Days is weer een voorbeeld van die laconieke houding. Sterke uitspraken, opmerkelijke feiten, goede presentatie en schokkende boodschap (inderdaad die infrastructuur, Cor; wat als iemand met stoplichten gaat spelen (en dan verzin ik nog iets relatief onschuldigs)). En toch geen rimpel. Hoe kun je nou de stijl van pratende hoofden erger vinden dan de inhoud?

 

ALFRED:

Beetje tamtam maken, dat kunnen we doen. En de strepen tussen de punten trekken, de incidenten aaneenrijgen tot een verhaal. Of een betoog. Contextualiseren noemen ze dat, meen ik.

In het kader van Zero Days en Stuxnet: zo rond de tijd dat Gibney’s docu vorig jaar zomer in Amerika uitkwam, werd bekend dat de Amerikaanse inlichtingendienst NSA was gehackt en er door onbekenden cyberwapens waren gestolen. Daarmee kunnen bedrijven en landen worden gechanteerd, zoals ook gebeurt: Bob noemde het voorbeeld van het Oostenrijkse hotel. Dat staat niet op zichzelf. Het meeste haalt de krant niet, weinigen lopen ermee te koop dat ze worden afgeperst. Niet goed voor de beeldvorming.

NSA gehackt?

Voorts is er de slepende kwestie van Russisch pogingen om langs digitale weg het democratische verkiezingsproces in de Verenigde Staten en Brazilië te manipuleren. De resultaten zijn bekend, van Trump als president ligt menigeen wél wakker. Ook hier geldt: Stuxnet is geen incident, maar een symptoom van een gigantisch probleem. Wegkijken helpt niet.

Wat wel helpt: een kritische houding tegenover media in het algemeen en digitale technologie in het bijzonder. Realiseer je dat er kwaadwillenden in je smartphone, dus in je broekzak schuilen. Dat is geen paranoia, dat is gezond verstand.

Nu is het tijd voor een vermakelijk filmpje! Resident Evil, anyone?

 

2 april 2017

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’

Amerikaanse cultuur in de ban

Ondertussen, op de redactie:

Amerikaanse cultuur in de ban

RALPH:

Net terug van Sieranevada. Wat een topfilm! Onwijs genoten, ook het eerste halve uur kwam ik prima door. De humor, het drama, het is zo ontzettend echt. Het had met een paar detailverschillen m’n eigen familie kunnen zijn (al wordt daar helaas nauwelijks tot nooit intellectueel of dwars gedacht).

Wat me écht onwijs veel plezier deed, was dat ‘Errors of my way’ van Wishbone Ash op de radio voorbijkwam. Wat zijn de ‘odds’ dat je dat geweldige nummer ooit in een film hoort?!? En dan nog wel in een Roemeense arthouse. HA! Tof!

En mooi geschreven Bob, een film tussen antispeelfilm en minimalistische arthouse. Inderdaad, het was heerlijk naturel. Ik merk dat ik daar de laatste tijd erg veel behoefte aan heb.

Tevens goed begin van dit jaar met Poesia sin fin, The Handmaiden en nu Sieranevada. Ben benieuwd wat voor moois er nog meer komen gaat.

 

 

The Happiest Day in the Life of Olli Mäki

ALFRED:

The Happiest Day in the Life of Olli Mäki!

Mijn favoriet van dit jaar tot nu toe. Ben ook erg blij met The Handmaiden.

Errors of My Ways, total classic. En nogal verrassend inderdaad, om die in zo’n film tegen te komen.

Kan het niet laten, moet gelijk The King Will Come horen. Dank, Ralph. Goed om Wishbone Ash weer eens uit de kast te trekken.

Philip K. Dick ergerde zich indertijd ook al aan de nepwereld waarin hij leefde en wij leven inmiddels in de wereld van Philip K. Dick, dus die behoefte aan naturel kan ik me heel goed voorstellen. Ik citeer bijna dagelijks de vader uit Ozu’s Early Summer: het zijn de nutteloze dingen die het leven glans geven.

Gisteren American Honey gezien. Als ik daar over los ga … Easy Rider it ain’t.

Sta op het punt om eigentijdse Amerikaanse film (en Amerikaanse cultuur in het algemeen) in de ban te doen. Ik merk dat het verloederend werkt op mijn gemoed en dat kan ik missen als kiespijn. Hebben de yanks het toch voor elkaar gekregen dat ik een mentale muur wil bouwen :)

 

RALPH:

Die hele plaat, Argus is geniaal. Wel de plaat, niet de cd, waar ze dat vreselijke bonusnummer aan geplakt hebben.

En ja, The Happiest Day in the Life of Olli Mäki vond ik ook erg goed. Zeker gezien de climax.

En ja, Amerikaanse cultuur. Ik loop altijd hopeloos te blunderen bij filmquizzes, want ik lees mijn literatuur Duits of Russisch, zie mijn films over het voormalige IJzeren Gordijn, luister mijn rock uit de jaren 70 en bekijk mijn kunst liefst surrealistisch.

 

BOB:

We zijn best tevreden over de start van 2017 zo te zien. Ik was enthousiast over de serie Generatie B – slordig uitgevoerd maar in elk geval een keer iets grappigs over de tijd waarin wij leven. The Handmaiden komt nog.

Dank voor de link. Ken deze muziek niet maar ja, ik weet nagenoeg niets van rock. Als het om rock gaat, gaat bij mij de voorkeur uit naar jazzrockbands als Potemkine. De ‘zwarte muziek’… Ik groeide op met Surinaamse vriendjes in de breakdancetijd – daar zal het wel van komen.

Anyway, van Sieranevada naar Amerikaanse cultuur in de ban doen… That escalated quickly, haha! Maar je hebt een punt, Alfred. Is iets in de mode (film noir, screwball comedy, rampenfilm, superheldenfilm) dan word je eronder bedolven. Kort daarvoor zou je nog door producers zijn uitgelachen als je dat had voorgesteld.

Toch komt die Amerikaanse cultuur ook soms zelf met geweldige antwoorden op zijn eigen beperkingen. Robert Altman met The Player. Orson Welles met Citizen Kane. Wall Street. All the President’s Men. The Wire.

Maar toch, geef mij ook maar Frankrijk. Dus mooi moment om even stil te staan bij het heengaan vorig jaar van mijn Franse stripheld Marcel Gotlib, in de schaduw van andere seventies-groothelden. Hij heeft fantastische parodieën op rockcovers gemaakt, zullen jullie wel aanspreken.

België is ook goed bezig. Ik ga zo een stuk schrijven over Rinus van de Velde, de zoveelste getalenteerde Belg. In voetbal hebben ze al de nieuwe Bergkamp. Waar gaat het heen?

 

Perfidia

ALFRED:

Naturel versus nep. Natuurlijk versus artificieel. Inhoud versus junk.

De eigentijdse cultuur uit Amerika is junk, althans zo beleef ik het. Bob, je noemt aan aantal voorbeelden van Amerikaanse uitingen die hun eigen cultuur kritisch tegen het licht houden. Allemaal rake voorbeelden, alleen: ze zijn van iets of veel langer geleden. Het operationele woord is ‘eigentijds’.

Ik maak overigens graag een uitzondering voor Lana Del Rey (nieuwe single is weer fantastisch) en James Ellroy. Del Rey verklankt een fantasie-Amerika waarin The Beatles nooit gebeurd zijn en Elvis Presley nog steeds leeft; Ellroy is de felste criticus van de ‘Amerikaanse droom’ (lees zijn American Tabloid er op na, of nog beter: Perfidia) en liefhebber van Duitse romantische muziek, van Beethoven tot Brahms. Hij leeft in zijn hoofd, net als Del Rey. Ze staan buiten de mode en creëren hun eigen wereld. En hebben daar nog succes mee ook!

Wist niet dat Gotlib was overleden. Zijn appelgrappen met Newton staan me nog helder voor de geest.

En de Belgen zijn ons niet alleen met film, bier en voetbal vooruit–ook met strips. Maar wij hebben dance!

 

Sieranevada

 

BOB:

Je hebt een punt, Alfred. Aan de wurggreep van het grote geld ontsnapt bijna niets in de cultuur. Het punt is denk ik ook dat satire het zo lastig heeft (ook bij ons). Commercieel niet interessant. Liever (weer) een drama, actiefilm, fifty shades purple, enzovoort. Amerika zou zijn eigen Generatie B kunnen gebruiken.

Maar het is denk ik wel van alle tijden. Altman had in zijn tijd bijvoorbeeld net zoveel last van die commercie. Toen hij ‘moeilijke films’ maakte, beschouwde men hem als een paria. Toen hij weer succes had met The Player en Short Cuts deden dezelfde filmbonzen weer alsof ze zijn beste vriend waren. Schaamteloos! Over The Player zei hij trouwens: ‘It’s much uglier than I portrayed it.’

 

RALPH:

Film lijkt al langere tijd vooral ter escapisme te dienen, of entertainment. Is het niet mooi om soms andermans leven in te stappen en je te herkennen in diens leven, of blij te zijn dat je in een deel van de wereld leeft waar je veilig zit? Dat doet Sieranevada, een familie in Roemenië met… Verdomd! … eenzelfde familiedynamiek als ik ken. Zo bekend en ook: zo ver weg. We zijn als mens uniek en uniform, een paradox die maar lastig is… in deze narcistische tijden ;)

 

28 februari 2017

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’

Is John Cassavetes of Orson Welles de eerste grote onafhankelijke filmmaker?

Ondertussen, op de redactie:

Is John Cassavetes of Orson Welles de eerste grote onafhankelijke filmmaker?

ALFRED:

Hi Cor, in je eerste stuk over Jim Jarmusch noem je John Cassavetes ‘de eerste grote onafhankelijke filmmaker’.

Ik weet het, het is geen onderwerp waar Donald Trump wakker van zal liggen, maar ik ben benieuwd waarom je Cassavetes aanwijst als eerste onafhankelijke (Amerikaanse) cineast.

Was dat niet Orson Welles? Noodgedwongen weliswaar, want onder druk van Randolph Hearst verstoten door de grote Hollywood studio’s, maar toch.

John Cassevetes en Orson Welles

Roger Corman opereerde ook buiten het studiosysteem in een filmuniversum parallel aan ‘Hollywood’, maar die begon midden jaren vijftig. Ruim na Welles dus: die maakte in 1948 voor een kleine studio (bekend van B-films) Macbeth en vertrok daarop naar Europa.

Charlie Chaplin zou ik geen onafhankelijke filmer noemen. Die startte in 1919 United Artists en werd dus zijn eigen studiobons. Dat doen ook vandaag de dag de meer succesvolle acteurs wel vaker, denk aan Brad Pitt en diens Plan B Productions. Zo hou je enige controle over je loopbaan.

Onder onafhankelijke filmer versta ik cineasten die opereren los van het Hollywood studiosysteem, via onafhankelijke productie en/of distributie. John Sayles is het archetype uit de ‘moderne tijd’.

Wat is jouw uitleg van ‘onafhankelijke filmer’?

 

COR:

Wat mij betreft hanteren we jouw definitie van onafhankelijke filmer: ‘Films maken los van het Hollywood-studiosysteem en onafhankelijk produceren en distribueren’. Hieraan voeg ik graag toe: ‘Het zich afzetten tegen de veelal voorspelbare verhalen van de droomfabriek door het maken van realistische en maatschappij betrokken films’. Bovendien hoeft de onafhankelijke filmmaker idealiter niet wakker te liggen van wat een film kost en zou hij zelf geen salaris mogen ontvangen.

Laten we eens beginnen in 1908 toen de Amerikaanse uitvinder annex filmpionier Thomas Edison de Motion Picture Patents Company (MPPC) oprichtte. Het bedrijf omvatte destijds alle belangrijke filmstudio’s en verschafte zich middels patenten (en soms bedreigingen) het monopolie op levering van filmstroken en distributie van films. Ook kregen buitenlandse films minder kans in de Amerikaanse bioscopen. ‘America First’ dus.

Ver weg van het New Jersey van Edison gingen de eerste onafhankelijke filmmakers zich vestigen in het warme Californië en begonnen in Hollywood een systeem dat productie, distributie en vertoning regelde. Al snel maakten daar vijf grote filmstudio’s de dienst uit: 20th Century Fox, Metro-Goldwyn-Mayer, Paramount Pictures, RKO Pictures en Warner Bros. De MPPC had geen schijn van kans meer en werd in 1918 opgedoekt. Een jaar later richtten Charlie Chaplin, D.W. Griffith, Mary Pickford en Douglas Fairbanks een eigen studio op: United Artists, om hun eigen films te kunnen distribueren, maar ‘echt onafhankelijk’ werden ze nooit.

Hollywood(land)

Natuurlijk kwamen er ook onafhankelijke producers, zoals Samuel Goldwyn en David Selznick die onafhankelijke kwaliteitsfilms wilden maken. Maar als het dan al lukte om bijvoorbeeld de rechten van Gone with the Wind te bemachtigen, moesten ze toch een beroep doen op ‘eigendom’ van de grote studio’s, in dit geval Clark Gable die de hoofdrol van Rhett Butler ging spelen.

Het Amerikaanse studiosysteem eindigde formeel in 1948 met een antitrustwet, waarmee monopolie van zowel productie als distributie als vertoning verboden werd. En ook met de opkomst en populariteit van de televisie in de jaren 50 kwam er ruimte voor nieuwe initiatieven.

Eén van de bekendste personen die al helemaal buiten de Hollywood-studio’s werkte, was Samuel Fuller, die in 1949 doorbrak met de western I Shot Jesse James. Ook de artistieke visies van filmmakers als John Ford, Howard Hawks en Alfred Hitchcock pasten niet altijd in het studioconcept. Dat geldt ook voor Orson Welles die in 1948 uitweek naar Engeland, maar in 1956 alweer terugkeerde naar Hollywood.

Technisch gezien mag jij Orson Welles van mij best ‘de eerste grote onafhankelijke filmmaker’ noemen, maar de eerste grote filmregisseur die ‘independent cinema’ als beweging introduceerde en het principe altijd trouw bleef is John Cassavetes. Om die reden wordt hij ‘The Father of Independent Film’ genoemd en wordt er elk jaar (op de zaterdag voor de Oscars) tijdens The Independent Spirit Awards een heuse John Cassavetes Award uitgereikt.

 

ALFRED:

Dank voor de uitleg en historische achtergrond. Grappig om de dynamiek tussen New York en Los Angeles/Hollywood te zien. Edison versus de jonge turken: gevestigde orde aan de Oostkust, nieuwe kansen aan de Westkust–de frontier-mentaliteit in de praktijk. Film is niet het enige voorbeeld, het geldt ook voor televisie en de populaire muziek van de jaren zestig.

Er is een onderscheiding vernoemd naar John Cassavetes, wat iets zegt over ’s mans status en plek in de filmgeschiedenis. Neemt niet weg dat Orson Welles de eerste regisseur van statuur is die buiten het studiosysteem om films maakte. In 2013 werd in Italië de verloren gewaande ‘debuutfilm’ van Orson Welles teruggevonden, Too Much Johnson.

Too Much Johnson
Het zijn scènes die bedoeld waren om te worden vertoond als intermezzo tijdens de voorstellingen van een toneelstuk. Welles heeft de film nooit afgemaakt, maar hij zat op dat moment, 1938, nog in New York en produceerde Too Much Johnson geheel buiten ‘Hollywood’ om.

Ik wil maar zeggen, het onafhankelijk film-maken zat hem in het bloed. Wat mij betreft is het ‘Orson Welles first’. Dat laat de verdiensten van Cassavetes natuurlijk onverlet. Welles en ‘bewegingen’ gaan niet samen. Genieën maken nooit school.

 

COR:

Het grappige is dat de term ‘independent film’ in feite pas sinds Shadows (1959) van John Cassavetes wordt gebezigd. Misschien is het verschil met Orson Welles dat die het land verliet om elders van het studiosysteem verlost te zijn. Ach, er zijn zoveel definities van ‘independent film’, en soms kan het zelfs gebeuren dat onafhankelijke films mainstream worden. Maar hoe definieer je mainstream dan weer? Ik herinner me jouw recente discussie met Martin Koolhoven, die weigerde om zijn succesfilm Brimstone ‘mainstream’ te noemen, terwijl jij dat uitstekend wist te verdedigen.

Je wijst terecht op de dynamiek in New York. Net zoals de allereerste onafhankelijken zich nabij Los Angeles gingen vestigen, bloeide in de jaren 50 en 60 in New York de zogenoemde moderne Independent Cinema op. Deze filmmakers vonden dat sociale milieus nauwelijks aan bod kwamen in de mainstream cinema en op televisie. Dat leidde in 1953 tot (de volgens critici allereerste onafhankelijke Amerikaanse film) Little Fugitive van onder andere fotograaf Morris Engel. Het verhaal gaat over een zevenjarig jochie dat wegloopt nadat hij denkt dat hij een vriendje van zijn broer heeft doodgeschoten. We volgen zijn belevenissen gedurende een dag en een nacht op de kermis van Coney Island.

Little Fugitive

Over jonge turken en onafhankelijke filmmakers gesproken: de Franse regisseur François Truffaut zei ooit dat de Nouvelle Vague nooit zou hebben bestaan als Little Fugitive niet was gemaakt. Zoals de Nouvelle Vague schatplichtig is aan het Italiaanse Neorealisme.

Misschien dat we de vertegenwoordigers van laatstgenoemde filmstroming – Roberto Rossellini, Luchino Visconti en Vittorio De Sica – de eerste, echte grote onafhankelijke filmmakers moeten noemen. Zij kenden helemaal geen studiosysteem en filmden op straat, want de studio’s waren plat gebombardeerd aan het eind van de Tweede Wereldoorlog.

Ik ben het met je eens dat Orson Welles en zijn rol in de filmgeschiedenis meer aandacht verdient. Mag ik je van harte uitnodigen om eens een stuk over dit genie te schrijven?

 

ALFRED:

Jouw gedachten over ‘independent film’ sluiten het mooi af, met een fraaie – en alleszins verdedigbare – conclusie: de Italianen hebben het filmen buiten de studio (en het studiosysteem) uitgevonden.

Een stuk over Orson Welles? Ik zet ‘m op mijn lijstje ‘Moet ik nog eens doen’. Misschien dat ik eens dieper in Touch of Evil duik en dat als kapstok gebruik. Maar kan niets beloven :)

 

18 februari 2017

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’