Parasite Black & White had nooit IFFR-publieksprijs mogen winnen

Ondertussen, op de redactie:

Parasite Black & White had nooit IFFR-publieksprijs mogen winnen

 

COR:

Beste collega’s,

Parasite is de eerste Koreaanse film die in Cannes een Gouden Palm won. Deze genres overschrijdende rolprent gooit internationaal hoge ogen en zal ook wel een paar Oscars winnen.

In Nederland draaide de film al op de filmfestivals van Vlissingen en Leiden. Het IFFR in Rotterdam heeft de wereldpremière van de zwart-wit versie van Parasite – nadat regisseur Bong Joon-ho eerder Mother in zwart-wit had gelanceerd.

“Ik ben er zeker van dat iedereen een andere opvatting zal hebben over deze versie”, meldt de Koreaanse filmmaker. “Zelf vind ik dat alle personages er nog pathetischer uitzien, en dat het onderscheid tussen de drie verschillende ruimtes waar de families verblijven in al zijn grijstinten nog tragischer is.”

Volgens onze vrouw in Rotterdam, Suzan, zat de zaal bomvol Parasite-fans en maakt de film grote kans ook hier de publieksprijs te winnen.

Gaan we nu elke succesfilm in zwart-wit uitbrengen? Was het wel verstandig om de kleurloze versie van Parasite te laten meedingen in de polls? Moet Alfonso Cuarón van Roma nu maar een kleurenversie maken?

Parasite Black & White

 

ALFRED:

Persoonlijk ben ik blij met alle ophef rond Parasite: fantastische film (mijn nummer 2 van vorig jaar, als we aan jaarlijstjes hadden gedaan) en bovendien draag ik de cinema van Zuid-Korea een warm hart toe. Hopelijk zet het succes van Parasite de deur voor Zuid-Koreaanse films nog wat verder open; er is genoeg fraais dat het westen niet haalt en dat is ons gemis.

Parasite dreigt een regelrechte wereldhit te worden en dat is bepaald opmerkelijk voor een niet-Engelstalige film, die het afgelopen jaar op festivals wereldwijd met applaus is ontvangen en het krankzinnige aantal van 170 (!) onderscheidingen is toebedeeld. Regisseur Bong Joon-ho vliegt van talkshow naar interview en heeft nauwelijks tijd om zijn nieuwe film voor te bereiden. Tussen al het promotiewerk door werkt hij in hotel en vliegtuig aan een nieuw script. De regisseur is op dit moment meer verkoper dan filmer.

En dat verklaart mogelijk waarom Parasite nu opeens in een zwart-witversie opduikt. Het is marketing, uitmelken van manifest succes.

Is dit een idee van de regisseur? In dat geval, wat is zijn motivatie? Waarmee verkoopt hij deze zet? Wat voegt de zwart-witvariant toe? Is de oorspronkelijk versie dan niet goed genoeg? Waarom niet direct in zwart-wit gedraaid? Vragen en nog meer vragen.

Of is dit een idee van het marketingteam? Dat zou me niet verbazen, want ik heb marketeers slechts bij hoge uitzondering op een origineel en goed idee kunnen betrappen. Doorgaans ‘leent’ men van meer begaafde types, de creatieven, en hangt vervolgens de gebraden haan uit.

Wat me wel verbaast is dat IFFR een bewezen hitfilm in een gefilterde versie – want zwart-wit betekent in dit geval simpelweg een ander filter voor de lens – laat meedraaien in het circus rond de publieksprijs. Wederom, wellicht een marketingdingetje.

Het is armoede, een schrijnend gebrek aan creatieve ideeën. Hitfilm opnieuw uit in andere kleur? Non-idee.

Maar let op, men vreet het. De observatie van Suzan tijdens IFFR bevestigt het. Ik zou in dit verband Aristoteles willen citeren, of parafraseren: waarom zou je de ezel sla voeren als hij ook distels eet?

Parasite Black & White

 

TIM:

Suzans intuïtie heeft haar niet in de steek gelaten: op het moment van schrijven is enkele uren bekend dat Parasite Black & White (de versie rijmt nog ook) de BankGiro Loterij (!)-publieksprijs heeft gewonnen. Ik vind het, ik ben eerlijk plat, een vrij grote schande. Aan de prijs is een bedrag van 10.000 euro verbonden – dat gun je een film die maar één keer bestaat en zijn sporen nog niet elders heeft verdiend. De kwaliteit van Parasite an sich en het vermeende onderscheidingsvermogen van deze versie (die ik zelf niet ben gaan zien) doen in dit verband voor mij totaal niet ter zake. Als organisatie hoor je er in mijn ogen gewoonweg voor te kiezen de versie als een special treat te draaien en de scheurkaarten in de zak te houden. In dit geval kon je er donder op zeggen dat alle lyrische bezoekers de film naar de winst zouden stemmen.

Nu was ik eerder al sceptisch over de keuze om zó snel met een zwart-witversie te komen. De Black & Chrome-edition van Mad Max: Fury Road bleek een groot succes (en terecht), maar daar zat tenminste een langere periode tussen. Ook is het in de huidige situatie veel duidelijker dat er een een-tweetje is gescoord met de komst & masterclass van de filmmaker. Tijdens die sessie grapte Bong naar aanleiding van de onvermijdelijke ‘waarom’-vraag overigens dat hij zichzelf wijs wilde maken dat ‘ie een klassieker had gemaakt. Zelfspot kun je hem niet ontzeggen, maar de nasmaak blijft. Het commerciële plaatje tekent zich te scherp af – Alfred heeft er al genoeg over gezegd en voldoende vraagtekens geplaatst. Ik voeg er enkel aan toe dat geïnteresseerden op YouTube kunnen terugzien hoe de Portugese regisseur Pedro Costa (ter plaatse met zijn Vitalina Varela) op hetzelfde IFFR cynisch-kritisch oreerde over de rol van producers en marketeers in de filmwereld.

Parasite

 

COR:

Op de site van het IFFR laat Bong Joon-ho weten dat in zwart-wit de ‘personages pathetischer’ en de ‘locaties tragischer’ overkomen. In een interview met NRC voegt hij eraan toe dat de kijker nu “meer nuances ziet in het spel en op de gezichten van de acteurs”. De uitspraken van de regisseur neigen naar een wel heel simplistische manier om een doorzichtige marketingtruc artistiek te rechtvaardigen.

De Koreaan had beter iets kunnen zeggen in de trant van zijn Duitse collega Edgar Reitz die voor zijn bejubelde Heimat-kroniek wél een overdachte artistieke keuze maakte. “Zwart-witscènes werken om een of andere reden op het gemoed. Het is alsof men dieper in de ziel van de personen kan binnendringen. Zwart-witbeelden mobiliseren de onbewuste inhoud, zorgen voor een grotere nabijheid met de personen op het witte doek en worden makkelijker herinnerd. Kleurenbeelden zijn decoratiever en daardoor ook vaak moeilijker op te slaan in het geheugen.”

Het door Alfred geformuleerde begrip “uitmelken” lijkt in het geval van Parasite geheel op zijn plaats. Voor je het weet valt zo’n kwaliteitsfilm jammerlijk van zijn voetstuk. Ook ben ik het geheel eens met Tim die uitlegt waarom hij het “een vrij grote schande” vindt dat de zwart-witversie mocht meedingen naar de IFFR-publieksprijs. Juist door deze armoedige keuze slaat het IFFR de plank mis! Naast alle (gegunde) extra publiciteit en marketingopties, wilde het Rotterdamse filmfestival mogelijk het gebrek aan andere ‘grote’ filmtitels tijdens deze editie verhullen.

Parasite Black & White krijgt vanaf 13 februari zowaar een officiële bioscooprelease.

 

SJOERD:

Ik kijk uit naar de Parasite 1,5x snelheid versie.

 

6 februari 2020

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’

Bizarro film: hoe, wie en wat?

Ondertussen, op de redactie:

Bizarro film: hoe, wie en wat?

ALFRED:

Ik wil het hebben over een bepaald slag films dat ontsnapt aan de vertrouwde categorieën. In Fabric, de nieuwe van Peter Strickland, is zo’n film die het postmodernisme voorbij is. Hij speelt met genres, mengt horror en komedie met satire en surrealisme, en is op sommige momenten bepaald bruut in zijn beelden. Ik noemde het, in het stuk over Strickland en zijn nieuwe werkstuk, bizarro film.

De term bizarro fiction is van recente datum. Hij komt uit de (Amerikaanse) literatuur en staat voor – ik vertaal het wiki-lemma – een eigentijds, dus eenentwintigste-eeuws, literair genre dat elementen van absurdisme, satire en het groteske (dus over de top), als ook popcultuur, surrealisme en genreclichés, gebruikt om vreemde, subversieve en vermakelijke werken te scheppen. Bizarro fiction is het postmodernisme duidelijk voorbij, het speelt daar een spelletje mee.

De films die ik, vooralsnog bij gebrek aan een beter woord, bizarro film of bizarro cinema noem, spelen ook een spelletje. Met de traditie, met de afspraken, met de bestaande genres, met de ‘gevestigde orde’. Ze willen ontregelen. Als reactie op de chaos en het absurde van het bestaan in de eenentwintigste eeuw, waarin alle vertrouwde waarden op los zand (b)lijken te zijn gebouwd? Als oefening in nerdy spitsvondigheid? Kijk mij eens, zie wat ik allemaal weet van de ‘canon’ en hoe ik daar mee kan goochelen? Als antwoord op gebrek aan coherente ideeën? Als schaamlap voor leeghoofdigheid? Elke regisseur zal zijn eigen redenen en motieven hebben.

Rubber (2010)

Rubber (2010)

Wie ik niét bizarro wil noemen, is Quentin Tarantino. Die is meta en postmodern, op stereotiepe wijze zelfs. De films van Quentin Dupieux daarentegen vallen zeker onder de noemer bizarro. Maakte Strickland een film over een moordende jurk, in 2010 kwam Dupieux met Rubber, over een moordlustige autoband. Wrong Cops (2013) gaat over, hoe kan het anders, foute flikken. En het even briljante als knotsgekke Réalité was in 2015 voor ons van InDeBioscoop de film van het jaar.

De Belgische regisseur Tim Wielants heeft ook zo’n film gemaakt, De Patrick. Die speelt op een nudistencamping, Wielants noemt het een kostuumdrama. Maar dan zonder kostuums. Zelf wijst hij op Bruno Dumont, de man van Ma Loute en tv-serie P’tit Quinquin, als voorbeeld, naast de films van Alex van Warmerdam en Jos Stelling.

Aan het werk van Dupieux, Dumont en Mielants kun je de films van Yorgos Lanthimos (The Lobster, The Killing of a Sacred Deer, The Favourite), de Mexicaan Amat Escalante (La región salvaje) en de Argentijn Benjamín Naishat (Rojo) toevoegen. En op strip gebaseerde tv-series als Preacher en American Gods, en de ultragewelddadige superheldenstatire The Boys. Allemaal voorbeelden van bizarro cinema. Het lijstje is verre van volledig.

Graag hoor ik jullie ideeën. Ben ik scheel of heb ik paddenstoelenthee gedronken? Zie ik geesten en moet ik mijn koortsige brein deppen met ijsblokjes? Of zien jullie gaandeweg en ongemerkt een nieuw genre of nieuwe stijl ontstaan, een stijl die onmiskenbaar en helemaal van deze tijd is? Als dat het geval is, laat me weten of jullie meer voorbeelden van bizarro cinema kunnen noemen.

 

SJOERD:

Een interessante aanzet van Alfred. Ik denk niet dat hij teveel paddenstoelenthee op heeft.

Films als In Fabric lijken terug te grijpen op wat filmtheoreticus Tom Gunning omschreef als de “Cinema of Attractions”. Waar narratieve cinema volgens hem draait om de absorptie in een op zichzelf staande wereld, draait de cinema of attractions om het tonen en stimuleren. Het heeft een exhibitionistisch karakter en de directheid maakt het aantrekkelijk voor de avant-garde. Denk maar aan The Man With a Movie Camera bijvoorbeeld.

Volgens Gunning was dit de vroege tendens van cinema, onder andere doordat het een soort kermisattractie was voor 1906. Daarna kreeg volgens hem de narratieve cinema de overhand. Of dit historisch allemaal accuraat is doet in ieder geval niet af aan deze bruikbare tweedeling.

In Fabric (2018)

In Fabric (2018)

Ik zou zeggen dat bizarro cinema zoals Alfred het omschrijft de kijker wil overdonderen met spektakel, op basis van het vrijelijk mixen van popcultuurelementen. Daarmee ligt wel het risico van navelstaarderij op de loer, iets waar In Fabric zich ook schuldig aan maakt (zie mijn recensie op Cine als ik mag linken naar een andere site ;)). In plaats van te reflecteren op het leven en de wereld worden dit soort films een reflectie op zichzelf. Wie de knipogen begrijpt, kan zichzelf op de borst kloppen. Het is een benauwend denken over een specifieke praktijk in plaats van over de wijde wereld. Wie de knipogen niet begrijpt, kan er niet zoveel mee.

Twin Peaks: The Return past ook zeker in de bizarro cinema. Het is een 18 uur durende verzameling YouTube-clipjes met David Lynch-stokpaardjes, pure stimulatie gebaseerd op chaos.

 

TIM:

Interessante aanzet, Alfred. Ze zegt iets over de wens (en misschien zelfs de nood) om groepen films samen te scholen en te categoriseren, maar net als Sjoerd denk ik niet dat je teveel paddenstoelenthee naar binnen hebt gewerkt. Bizarro cinema is een boeiende verzamelterm met grenzeloze cultpotentie, en de voorbeelden die je noemt helpen absoluut om me een idee te vormen. Had er nog niet eerder van gehoord; vul maar in of dat aan mij ligt of aan de (nog relatieve?) onbekendheid van de term.

Waar zit mijn weifeling? Enerzijds vraag ik me af of we sommige regisseurs niet teveel eer geven als we ze boven het postmoderne uittillen. Wanneer slaat een gebrek aan betekenis om naar een spel met datzelfde gegeven? Als zo’n spel zich al laat onderscheiden, rest telkens de kritische vraag of de regisseur hiermee daadwerkelijk iets nieuws vertelt, of dat deze ‘bizarro cinema’ enkel het aandeel versterkt van exhibitionistische filmmakers die vooral geïnteresseerd zijn in hun eigen (al dan niet absurde) referenties.

Een ander punt is dat ik postmodernisme an sich een ambigue term blijf vinden om regisseurs en oeuvres te omschrijven (laat staan een term die dat ontstijgt). Idealiter heeft een filmmaker altijd ‘iets’ te vertellen, hoe gefragmenteerd ook, als hij/zij alle vormen van deconstructie eenmaal voorbij is. Ik vraag me steeds af hoeveel filmmakers zichzelf écht postmodern noemen en hoe vaak het label van de criticus komt.

Suspiria (1977)

Suspiria (1977)

Om af te sluiten met een andere noot: voor mij was In Fabric onder meer Suspiria met mode, maar ik las naderhand dat juist deze inspiratie volgens Strickland niet bewust was geweest, ondanks zijn waardering voor Argento. Ben ik de enige die dat vreemd vind? Het geeft onder andere aan hoe lastig het soms kan zijn om referentiële films nauwgezet te ontwarren.

PS: Sjoerd, lees ik nu echt goed dat je Vertov’s The Man With a Movie Camera als een voorbeeld van Gunning’s ”Cinema of Attractions” ziet? Ik denk dat Vertov zich zou omdraaien in z’n graf ;)

 

COR:

In tegenstelling tot Sjoerd en Tim verdenk ik Alfred wel van het drinken van een aardige slok paddenstoelenthee. Ook ik kende de term ‘bizarro cinema’ niet, maar die komt vast uit het brein van iemand met een voorkeur voor sterkere middelen: ik gok ayahuasca.

Ook met een term als postmodernisme kan ik overigens bar weinig. Ik ken de beeldende kunst van Jef Koons en wat literatuur van Thomas Pynchon, maar wat moet ik met “postmodernistische films” als Monty Python and the Holy Grail (1975), Zelig (1983) en Holy Motors (2012) die in hetzelfde rijtje worden gepropt met The Blues Brothers (1980), Marie Antoinette (2006) en La La Land (2016)? Hier is overduidelijk sprake van meer dan slechts het drinken van bedwelmende middelen.

L'Âge d'or (1930)

L’Âge d’or (1930)

De door Alfred genoemde Rubber, Ma Loute en La región savalje mag je van mij best bizarro cinema noemen (ik lees simpelweg: films met een bizar tintje), evenals films als Skins en A Pigeon Sat on a Branch Reflecting on Existence (dat in geheel nuchtere toestand al krankzinnig genoeg klinkt). Volgens mij bestaat de gemeenschappelijk factor van deze als zodanig geïntroduceerde nieuwe kunststroming vooral uit een combinatie van absurdisme en surrealisme. Misschien is het in dit verband goed om toch maar (weer) eens Un chien andalou en L’Âge d’or van de plank te trekken. Bijna een eeuw oud zijn Luis Buñuels films zowel het postmodernisme als de bizarro cinema allang voorbij – nog voordat die stromingen überhaupt door iemand werden verzonnen.

 

BOB:

Een huis opruimen, ik heb het de laatste weken weer eens een keer gedaan en ik kan het iedereen aanraden. Alles bekijken of het je nog plezier geeft. Zo niet, dan weg ermee. Keihard zijn.

Zo ook met essayisme. Als ik alle essayisme opruim in mijn hoofd, verdwenen termen als postmodernisme en bizarro cinema en blijft er de liefde over voor mooie films, en die worden meestal gemaakt door ‘auteurs’, dat wil zeggen, mensen met een eigenwijze visie op dingen, en die iets nieuws willen proberen, meestal geholpen door hun voorbeelden, mensen uit het verleden die ook weer iets nieuws wilden proberen. En anderen vinden daar dan wat van, schrijven essays en verzinnen termen om die auteurs en hun ideeën op scherpzinnige wijze bij elkaar te kunnen voegen, waar je bijna van gaat stotteren, zoals het postpostmodernisme en postpostpostmodernisme.

We zijn een fijn voorbeeld van wat je in de biologie wederzijds parasitisme noemt. Wat moet een artiest in een wereld zonder reflecterende critici? Maar een wereld met alleen maar critici – oef, dan neem ik ook zo snel mogelijk mijn ruimteschip (aardeachtige planeten toch in overvloed vandaag de dag).

Het punt is soms dat het pad van experimenten na 100 jaar soms wel een beetje plat is gelopen voor de nieuwste auteurs. Dan komen we blijkbaar uit bij absurde horrorachtige films over dingen, zoals jurken, autobanden. Terecht ziet Alfred dat als iets nieuws. Het is ook iets nieuws. Een nieuw genre is geboren, bizarro cinema of spullenhorror, ik vind het allemaal prima, ik heb er net als Cor geen echt gevoel bij.

De Noorderlingen (1992)

De Noorderlingen (1992)

Wel kijk ik graag naar de bizarre fantasie die de bron is van die experimenten. Dat is die briljante bron waar het moois van Buñuel, Dupieux (Wrong en Realité vooral), Kaufman en Van Warmerdam vandaan komt. Fantasie met een scheut satire en absurdisme. Soms horror, soms komedie, vaak ongrijpbaar. Een van de stijlen waarin je het scherpst je auteurschap in kunt uitdrukken.

Het is alleen niet zonder risico. Publiek dat het vaak niet begrijpt (ik herinner me de nuchtere Hollandse reacties na Shinboru en Wrong nog goed), critici die het soms ook niet helemaal kunnen plaatsen. Maar wel artiesten die gelukkig zijn met hun maffe breinen en hier en daar een tevreden filmkijker. Dat houdt film levend!

Fijn weekend allen & als het te hard regent: ga eens lekker opruimen! Of een film kijken natuurlijk.

 

PAUL:

Misschien is het nuttig om twee in deze gedachtewisseling uitgezette lijnen, een hedendaagse en een historische, inhoudelijk nog wat steviger aan elkaar te knopen.

Het belangrijkste kenmerk van film is beweging. Dat wisten de surrealisten en zelfs hun voorgangers al. Wanneer beweging centraal staat, kan het onderscheid tussen levende (menselijke) wezens en bewegende, levenloze objecten vervagen. We zien het reeds in het pre-surrealistische Ballet mécanique (1924).

Als je dan die grote tijdssprong maakt, zie je dat niet alleen de beweging, maar ook de beweegreden (het motief) kan gelden voor zowel levende wezens als levenloze (?) objecten. In films, welteverstaan.

Halverwege die tijdssprong en ongetwijfeld veel goede voorbeelden overslaand, kom ik nog even langs The Love Bug (1968), één van de eerste films die ik als kind in de bioscoop zag. Protagonist was Herbie, een Volkswagen Kever met een eigen wil. Sloeg Herbie aan het moorden of verkrachtte hij weerloze Dafjes? Nee hoor, niets dat mijn tere kinderzieltje kon beschadigen. Herbie was een schattig karretje. Waarom ook niet?

The Love Bug (1968)

The Love Bug (1968)

En tegenwoordig maakt het geanimeerde object dan als moordlustige jurk of autoband zijn opwachting binnen de sjablonen van het horrorgenre. We hadden natuurlijk al Chuckie (Child’s Play (1988) en sequels). Maar een pop is nog een afgeleide van de mens. Terwijl we inmiddels zijn aanbeland bij het kwaadaardige ding an sich. De spullenhorror, om Bob’s term te gebruiken, die tot hem kwam toen hij zijn huis aan het opruimen was. Gezien de geijkte kaders waar het ‘nieuwe’ in is geperst, lijkt me die term geschikter dan het geflatteerd feeëriek klinkende bizarro cinema.

Alfred noemde in zijn aanzet echter ook De Patrick. Een nudistisch kostuumdrama, als ik het goed begrepen heb. Dezelfde weg wordt afgelegd, maar dan in omgekeerde richting. Huid is als textiel en daarmee krijgt het levende wezen in toenemende mate de eigenschappen van een levenloos object. Geen horror, dit keer. Dus toch bizarro cinema? Ach, etiketten…. Voor een nudist is een moordlustige jurk hoe dan ook de ultieme nachtmerrie.

 

ALFRED:

Dank voor de reacties!

Ik kan Cor geruststellen, verder dan nicotine en suiker gaat mijn zelfmedicatie niet en daar maakt de overheid zich al druk genoeg over. ‘Postmodern’ is inderdaad een vaak onkundig gebruikte en daardoor onbruikbaar geworden term. Over postmodernisme valt genoeg te zeggen, maar dat is niet het punt van deze Ondertussen.

Ik geef Bob groot gelijk dat hij zijn hoofd leegmaakt en alle theoretische (voor)kennis over genres, stromingen en stijlen voor even vergeet, wanneer hij een film gaat kijken. Zo maakt hij van zijn brein een leeg scherm waarop zijn verbeelding de film kan projecteren. Er is echter een slag films dat vals speelt. Het is een karaktertrek van de postmoderne film dat hij de kijker er juist toe aanzet – soms zelfs dwingt – om zijn filmkennis wél aan te spreken.

De prikkel daartoe zijn verwijzingen naar andere films of zichzelf, zoals Jean-Luc Godard, in de jaren van de nouvelle vague, via filmische kunstgrepen de kijker eraan herinnert dat hij niet uit het raam kijkt, maar naar een film. Niet iedereen herkent de verwijzingen, zoals ironie (tegenwoordig steeds vaker) niet altijd wordt begrepen. Wat geen regisseur zal weerhouden zo’n film te maken, alleen in de Disney-bijbel staat geschreven dat cinema een allemansvriend moet zijn.

Sjoerd vindt dat al dat verwijzen naar het medium zelf een tikje navelstaarderig en wereldvreemd. Op zich heeft Sjoerd wat mij betreft gelijk, dat spel met referenties kan ontaarden in een narcistisch spiegelpaleis dat heel tevreden is met zichzelf, maar tevens zo leeg als een lekke fietsband. Het is het verwijt dat honderd jaar geleden werd gemaakt aan de l’art pour l’art opvatting over schoonheid. Kunst als louter vorm is decoratie.

En veel eigentijdse film is inderdaad voornamelijk vorm, inhoudelijk leeg—film als entertainment, om de tijd te vullen. En dan rest er slechts spektakel. Of gezwijmel over esthetiek. Het is een van de redenen waarom ik mezelf dit jaar minder vaak in de bioscoop terugvond dan in voorgaande jaren.

Der Golem (1915)

Der Golem (1915)

Paul verwijst naar een belangrijke troop van de vroege cinema, het simulacrum. Denk aan De Golem (bezielde kleipop) of Der Student von Prag (spiegelbeeld dat uit de lijst stapt en dubbelganger wordt). Sciencefiction en gothic novel (Frankenstein) maken er eveneens graag gebruik van. Ook J. L. Borges, de Argentijnse auteur en vader van het postmodernisme, jongleerde met fictie en non-fictie, met echt en gespeeld. Honderd jaar terug was er vrees voor het simulacrum, tegenwoordig wordt het omarmd, is het zelfs iets om na te streven. Dat zegt veel over deze tijd.

Tim heeft wat mij betreft een punt als hij stelt dat het teveel eer is om sommige regisseurs kwaliteiten toe te dichten die ze vooralsnog missen. Geen enkele regisseur ziet zichzelf als een bizarro cineast of denkt: ik ga een bizarro film maken. Wat we in de bioscoop zien, zijn aanzetten van een nieuwe, eenentwintigste-eeuwse filmstijl.

Voor alle duidelijkheid, bizarro cinema is een stijl, geen genre. Zoals film noir en nouvelle vague een stijl zijn en geen genre. De in stilistisch opzicht vreemde vermenging van genres, vol popculturele (niet alleen film)verwijzingen, is relatief nieuw. En in dat opzicht kenmerkend voor het huidige, chaotische, multifocale post-9/11 tijdgewricht. Ik verwacht nog veel ‘gestoorde’ films in de bioscoop, al dan niet zo bedoeld of het resultaat van pretentie dan wel incompetentie. We sluiten af met goed nieuws: op 19 december komt de nieuwe Quentin Dupieux, Le daim/Deerskin, uit in Nederland. 

 

13 oktober 2019

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’

Vinden jullie 2019 ook zo’n slecht filmjaar? (deel 2)

Ondertussen, op de redactie:

Vinden jullie 2019 ook zo’n slecht filmjaar? (deel 2, slot)

Volgens de meerderheid van onze redactie is de eerste helft van dit filmjaar inderdaad niet om over naar huis te schrijven. Moeten we nu allemaal verhuizen naar Amsterdam waar het aanbod veel ruimer is? Of zien we in de grijze massa vaak juweeltjes over het hoofd? Hoe kunnen we het tij keren?

 

RALPH:

Ik zat er laatst ook over na te denken. Ik ga nauwelijks nog naar de bioscoop. Ik kijk met weemoed naar m’n Cinevillepas, maar durf ‘m nog niet weg te doen, er komt vast wel weer een moment.

Mirai (Mamoru Hosoda, 2018)

Mirai (Mamoru Hosoda, 2018)

Wat is er veranderd? Wel, ik ben begonnen met een studie filosofie, hervond het leuke aan lezen (romans, filosofie en wetenschappelijke literatuur), ik heb sinds een tijdje Netflix en sommige series zijn simpelweg goed, doch tijd consumerend en ook mijn harde schijf puilt nog uit van allerlei obscuur spul waar tijd voor gevonden dient te worden. Dit plus, ja, veel films interesseren me weinig en dit jaar was vooralsnog weinig prikkelend, maar ja, ik zag ook Mirai en daar werd ik toch wel erg blij van. Misschien niet zo origineel, maar wel met een magische wereld en hinten naar melancholische romantiek, zoals Aziaten dat wel vaker goed kunnen (getuige ook de op Netflix beschikbare film: Flavours of youth).

Ik recenseerde zojuist weer es een film, Ruben Brandt, Collector. Ook die vind ik de moeite waard en een topper in het animatiegenre (eerlijk is eerlijk, ik kijk de veilige Hollywood-producties niet. Ik ben wat allergisch voor Disney). Mij valt vooral op dat de paar keer ik naar de bios ben geweest het vooral de kleinere titels waren, zoals het Poolse Twarz, of Voyna Anny, omdat Fedorchenko doorgaans eigenzinnig en visueel overtuigend is.

Waar ik me de laatste tijd wat aan dood erger is al dat sociale (linkse) drama, over vluchtelingen in paupersituaties of de blanke die een film over de moslim maakt. Hou daar mee op, met dat stichtelijke gedoe. Oh wat zielig, kijk nou toch, die arme vluchtelingen, foei witmens, of foei radicaliserende moslim. Bah. Het wekt geen sympathie op, wat het wel zou moeten doen, maar boodschappen die m’n strot ingeramd worden, roepen sowieso weerstand op. Maar het past wel in de strijd die al die sub-subgenres voeren om een plekje op het witte doek en ik doe ongetwijfeld een aantal films te kort nu. Is dit ook hipsterklagen Bob? En over Wajda gesproken, ik heb Ziemia Obiecana (The Promised Land) nog liggen.

Maar misschien na een aantal wat vettere jaren, met The Congress, La Grande Bellezza en In the Crosswinds, is het nu de periode van vermagering. Wie weet trekt het weer bij. Van hitte bevangen kun je gaan ijlen en het wordt de komende tijd alleen maar heter, dus wie weet kookt er nog een breintje over en levert dat wat eigens op.

 

COR:

Hartelijk dank voor al jullie reacties. Het antwoord op mijn vraag neigt sterk naar ‘ja’.

Dat wil niet zeggen dat we de naam van onze filmsite plotseling dienen te veranderen in UitDeBioscoop (hoewel dat ook een bepaalde charme heeft). Er blijft immers nog voldoende zowel binnen als buiten het reguliere aanbod te beschouwen.

Misschien moeten we met z’n allen dan maar naar Amsterdam verhuizen (Alfred); de bioscoop mijden en ons op het internet storten (Yordan); ons bevrijden van de terreur van de hedendaagse film (Bob); moet er beter geprogrammeerd worden (Tim); beter zoeken in het aanbod (Sjoerd); of gewoon wachten totdat er links en rechts weer een breintje overkookt (Ralph)?

La grande bellezza (Paolo Sorrentino, 2013)

La grande bellezza (Paolo Sorrentino, 2013)

 

ALFRED:

Het filmjaar is nog lang niet afgelopen – zo moet de oogst van Cannes nog in de Nederlandse bioscoop verschijnen – maar ik zeg volmondig ‘ja!’ op de vraag die Cor heeft gesteld. Uitzonderingen daargelaten, zoals Tim opmerkt. Want er is wel degelijk een ‘crisis van de verbeelding’, zoals Sjoerd constateert. Over het hoe en waarom van die crisis kun je boeken volschrijven.

We leven niettemin in weelde. Er is meer dan genoeg te zien, buiten alle middelmaat en/of bagger. Dat is weelde. Je kunt vrolijk meefladderen met de waan van de dag. En je kunt je eigen, niet door marketing, hype of algoritme aangereikte keuze bepalen. Dat vraagt net een pietsie meer inspanning of karakter. Je wordt er niet lui van.

De oplossingen die Cor uit de correspondentie filtert. Allemaal naar Amsterdam verhuizen? Ja, gezellie. Nee, niet doen, want het is al zo druk! Ons op het internet storten? Ja, daar is genoeg te zien. Nee, dan zie en spreek je geen mens meer. Ons bevrijden van de middelmaat van de contemporaine cinema? Ja, de schatkamer barst na een eeuw filmkunst uit zijn hengsels. Nee, er worden nog steeds verpletterende films gemaakt. Betere programmering? Ik zie (in Amsterdam, in ieder geval) een prettige ontwikkeling naar meer avontuur en andere ideeën bij de programmeurs van een aantal zalen. Beter zoeken en filteren? Allicht, maar dat vraagt dus enige inspanning. Wachten tot er links of rechts weer een breintje overkookt? Zeker, daar kun je op wachten, gebeurt gegarandeerd.

Dus? Als er zoveel ‘vluchtwegen’ open staan, maak ik mij geen zorgen. Keus genoeg. Zoals ik al opmerkte: weelde.

O, toch nog even dit. Ralph, heb jij gehoord van IQMF (International Queer en Migrant Festival)? Ik tot voor kort niet. Weet jij wat LGTBQ+ en migranten gemeen hebben? Hun website geeft geen antwoord. Google ook niet, help me.

 

RALPH:

Wat ze gemeen hebben Alfred, is dat ze allebei tot minderheden behoren en dat we in een democratie van de meeste stemmen en niet alle stemmen gelden leven, wonen en handelen.

Prima dat ze hun eigen festival hebben en prima dat films uit die niche doorstromen naar de bioscopen (en blijkbaar zijn we over het algemeen als maatschappij en cultuur nog zo onderontwikkeld dat het verdomme nog nodig is ook), maar hou het oprecht en maak het niet stichtelijk. En oprecht kan ook vulgair, shockerend, zwijmelend romantisch, baanbrekend of saai zijn, als de priester maar thuis blijft.

Moonlight (Barry Jenkins, 2016)

Moonlight (Barry Jenkins, 2016)

Het irritante vind ik namelijk dat ik zelf nul probleem heb met het feit dat er zoveel verschil is tussen mensen, maar dat wanneer er aandacht voor is in de (mainstream) cinema het direct zo’n ding is. Wat is er nou werkelijk zo goed aan Moonlight? Prima film hoor, maar de waardering zat hem vooral in ‘de’ homoliefde tussen twee zwarte spierbundels. Nou, moet ik dan gaan klappen? Zoals een vriend ooit opmerkte: als iemand de Vijfde van Beethoven kan ruften dan heb ik vooral last van de stank, dat ga ik niet knap vinden. Zoiets.

 

ALFRED:

Dank, Ralph!

IQMF staat voor een dubbele minderheid, begrijp ik: migranten die tot de LGTBQ+-clan behoren. Daar hebben we er wel een paar van in Amsterdam.

Waar blijft het filmfestival voor stotterende paardenfluisteraars? Ook een dubbele minderheid die het zwaar heeft. (Over de paarden hoor je niemand.)

Zelf behoor ik tot de dubbele minderheid van mensen die aan de Berkelstraat wonen en geen smartphone hebben. Ik wil ook een eigen festival, de Berkelfilmbraderie. Kan zo op ons plein, ook open voor kleuters, zeker kleuters van minderheden. Er wordt gezorgd voor koosjer vlees, halalbier, veganistische thee en drugs zonder pinda’s. De films moet iedereen zelf meenemen.

Ik zal de stadsdeelraad polsen over dit verbindende idee. Wellicht staat er ergens een subsidiepotje te roesten.

Kom je ook?

 

YORDAN:

Ik ben het gedeeltelijk eens met de irritaties rond de geforceerde stichtelijkheid. Alleen wil ik daar wel een kanttekening bij maken.

Los van het feit dat de Oscars een joke zijn, ben ik wel blij dat Moonlight won en niet La La Land, een film over twee saaie blanke (in de zin van een leeg A4’tje, wink wink) personages die alles hebben en in hun schoot geworpen krijgen, behalve elkaar, boe woe. Ik denk dat voor een enorm deel van de populatie dit niet het lot is. Een Prius op je 18e en geld genoeg om naar Los Angeles te verhuizen. Nee een groot deel kan zich toch beter identificeren met de ellende van armoede/homohaat/racisme. Ik vind juist dat deze drie vormen van buitenspel staan door drie fases van een leven op een mooi samenhangende wijze uitgewerkt is in Moonlight.

 La La Land (Damien Chazelle, 2016)

La La Land (Damien Chazelle, 2016)

Een gekleurde vrouw die 007 speelt, lijkt mensen erg chagrijnig te maken deze week. Ik zie het probleem niet zo. Goed zijn de meeste films met dit soort geforceerde emancipatie niet, maar dat ligt voor mij niet aan het onderwerp, want we kwamen zelf al tot de conclusie dat de meeste films überhaupt niet goed zijn de laatste tijd. Ik ben slechte Tweede Wereldoorlogsfilms ook zat… maar Phoenix van een aantal jaren geleden kon me toch zeer bekoren.

Het is denk ik juist wel aardig dat zelfs onder het oppervlakkige publiek dit soort onderwerpen gaat leven, ook al gebeurt dit niet zo subtiel als in Do The Right Thing. Dat wij moe worden van dit soort boodschappen betekent niet dat het niet goed is dat je als samenleving dit soort verhalen blijft vertellen vooral gezien het huidige politieke debat. De speech in The Great Dictator vond men destijds ook te moralistisch en geklaag over Donald Trump kunnen de meeste mensen ook niet meer aanhoren. Dat betekent niet dat het niet hout snijdt.

Aan slechte verhalen over drugsbaronnen (waar de minderheden de slechteriken zijn) of dit soort overdreven moralistische verhalen (die ik allemaal Driving Miss Daisy-aftreksels noem) moet je je denk ik vooral irriteren omdat het slecht is, niet omdat het de onderwerpen behandelt (niet de ‘wat’ maar de ‘hoe’ bekritiseren dus). Het moet beter behandeld worden. Bovendien is het vanuit de minderheidspositie altijd moeilijk om iets aan te kaarten zonder zielig over te komen. Helaas kan niet iedereen deze onderwerpen zo genuanceerd behandelen als Fatih Akin.

Ik zag laatst een reclameposter van Coca Cola waarop stond ‘dont buy our products if you dont want to recycle’. Ik zou drie boeken vol kunnen schrijven over wat me wel allemaal niet aanstaat aan die slogan. Maar ik moet wel beseffen dat het goed is dat het economische systeem en zijn marketing dus nu op deze doorzichtige ongenuanceerde niet-authentieke wijze een progressieve weg inslaat.

 

RALPH:

Hey Yordan, bedankt voor je nuancering. Het is een ingewikkelde kwestie en ben het eens met je verdediging van Moonlight, zeker t.o.v. dat vreselijke La La Land. Die regisseur heeft vooralsnog alleen indruk gemaakt met z’n debuut.

Misschien moeten de Fransen wel ophouden met hun sociale drama’s (het zijn ook vaak Franse films die me storen), het is vaak de haves die gaan laten zien hoe treurig de have nots het hebben. Frankrijk: laten we de mensen van onze vroegere kolonies in achterstandswijken zetten en belastingvoordelen aan de rijken geven en ons vervolgens verbolgen opstellen als die ‘minderheden’ onrust gaan stoken?  

 

COR:

Na dit rondje over identiteitspolitiek en film misschien tot slot iets over de rol van de filmprogrammeur, eerder door Tim aangestipt. Als een (goede) film niet in de bioscoop of op een festival verschijnt, weten we natuurlijk niet wat we eventueel missen. Vraag aan de programmeur in ons gezelschap: Michel, wat zijn jouw criteria als jij films voor een festival selecteert? 

 

MICHEL:

Filmtheaterprogrammeurs zijn voor hun aanbod aan nieuwe films vrijwel volledige afhankelijk van distributeurs, die toch allemaal hun investering terug willen verdienen. Dit leidt ongetwijfeld tot een veilige selectie aan films, aangevoerd met gerenommeerde namen. De nieuwste Catherine Deneuve-film, hoe slecht ook, komt toch elk jaar weer om de deur kijken. Een selectie uit Cannes (wat belangrijker lijkt te zijn dan de kwaliteit) en voorspelbare, hapklare ideeën die makkelijker een publiek vinden.

We mogen ons prijzen dat er toch ruimte is voor de uitbreng van onder andere Long Day’s Journey into Night en Porumboiu’s Infinite Football door Eye in hun Previously Unreleased-selectie en An Elephant Sitting Still.

Infinite Football (Corneliu Porumboiu, 2018)

Infinite Football (Corneliu Porumboiu, 2018)

Als programmeur probeer ik me voornamelijk te focussen op films die uitdagen, die raken en die meer vragen stellen dan ze beantwoorden. Eigenzinnige films met een sterk verhaal die iets zinnigs te zeggen hebben over de wereld waarin we leven en die op die manier de kijker uitdagen op andere manieren te kijken. Films die slechts ons wereldbeeld bevestigen, zijn naar mijn idee niet interessant genoeg.

Het is ook wat naïef te denken dat selectie bij festivals enkel om kwaliteit kan draaien. Bezoekcijfers en maatschappelijke relevantie zijn in toenemende mate belangrijk voor de subsidies waarop deze festivals teren en dit soort politieke factoren spelen meer en meer een rol in de totstandkoming van het programma. Dat geldt ongetwijfeld ook voor de grote festivals; de nieuwe films van Kechiche, de Dardennes en zelfs Jarmusch zullen niet op basis van hun kwaliteit in de competitie van Cannes opgenomen zijn.

 

29 juli 2019

 

Lees hier het eerste deel.

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’

Vinden jullie 2019 ook zo’n slecht filmjaar? (deel 1)

Ondertussen, op de redactie:

Vinden jullie 2019 ook zo’n slecht filmjaar? (deel 1)

COR:  

Van de 220 films die in de eerste helft van 2019 in de bioscoop verschenen, heb ik er veertig gezien. Ik vraag me af waarom zo weinig. Waarschijnlijk ben ik selectiever gaan kijken. Ik hoef niet meer per se de laatste film van François Ozon of Mike Leigh te zien en ook Climax van Gaspar Noé brengt mij niet tot een hoogtepunt, omdat ik bij voorbaat weet dat die niets aan mijn persoonlijke ontwikkeling of verbeelding zal toevoegen.

Ik kijk zelden trailers, maar baseer mijn keuze om te gaan kijken puur op mijn gevoel, hoewel namen van de filmcrew altijd wel een rol spelen. De volgende films vond ik prima te verteren: The Favourite, Stan & Ollie, At Eternity’s Gate, Vice, Lazarro Felice, Anna’s War, Another Day of Life en An Elephant Sitting Still. De rest ben ik gelukkig al vergeten (daarom collega’s, ben ik zo slecht in filmkwissen geworden ;-) ).

The Favourite (Yorgos Lanthimos, 2018)

The Favourite (Yorgos Lanthimos, 2018)

Ik mis originaliteit, diepgang, visie en zeggingskracht. Mensen die in deze tijd opgroeien, zijn meer dan ooit overgeleverd aan marketing, oppervlakkigheid, eenheidsworst en de waan van de dag. Alleen een universele revolutie kan het tij keren. Met weemoed grijp ik dan maar weer eens terug naar de cinema uit vervlogen tijden. Zo word ik intens gelukkig van de indringende zwaarmoedigheid van Ingmar Bergman, laat ik me heerlijk meeslepen door screwball comedies van Preston Sturges en beschouw ik bijna elke willekeurige film van het Italiaanse Neorealisme als een verrijking van de ziel – om maar een paar voorbeelden te noemen.

Natuurlijk kijk ook ik weleens een ongecompliceerde actiefilm (de oeuvres van Jason Statham en Steven Seagal zijn mij niet vreemd, en gisteravond nog zag ik Venom, het zoveelste vermakelijke, maar luidruchtige, Avengers-avontuur), maar het voelt alsof de tijd begint te dringen. Misschien ga ik me wel wagen aan mijn eigen uitgave van ‘1000 films die je gezien moet hebben’, hoewel ik me realiseer dat ik dan nog zeker even zoveel films ‘moet’ gaan kijken. Buiten kijf staat dat ik weer eens diep in de filmgeschiedenis ga duiken. Dat betekent dat ook de tweede helft van 2019 niet op mij hoeft te rekenen.

 

YORDAN:  

Ik, als product van deze tijd, ben het eigenlijk volledig met je eens. Er zijn heel weinig filmmakers nu waar ik zeker voor naar de bioscoop wil. Ik denk dat de commercialisering van film zijn grenzen begint te bereiken. Film wordt een karikatuur van zichzelf, en we weten het allemaal. Men gaat naar films, al wetende dat men het niks gaan vinden… Het is wachten op het moment dat we dat niet meer doen, we niet meer om deze grap kunnen lachen.

Ik persoonlijk geef de schuld aan kapitalisme. Het lijkt op elk gebied de grens te bereiken. Het beschadigt democratie, milieu, sociaal gemeenschappelijk leven en zo ook cultuur. Ik zie een duidelijke tendens naar oppervlakkigheid in muziek en film. Maar goed, dat is mijn politieke invulling. Ik heb ook moeite met het zien van veel films van dit jaar, vooral ook omdat ik nog véél meer klassieke films moet zien ;)

 

ALFRED:

Dank voor jullie berichten. Het is een steuntje in de rug, want ik voel me nu minder alleen, ha!

Dit wordt dus een Ondertussen van de treurige soort, want: 1) we zijn het eens, en 2) de kwestie is deprimerend.

Enkele maanden geleden vroeg ik me af waarom ik recentelijk een duidelijke dip in mijn bioscoopbezoek kon constateren, waarom ik aanmerkelijk minder gebruik maak van mijn Cinevillepas dan vorig jaar of de jaren daarvoor. En als ik dan een film selecteer, is het negen van de tien keer een oude(re) film. Het percentage oude(re) films in mijn filmconsumptie is de afgelopen jaren gestaag gestegen. Harder dan het aanbod.

De oorzaken hebben jullie al aangegeven: het marketinggeweld, de verplatting van de cultuur (die eigenlijk niet meer bestaat en nu, mede dankzij de marketeers, als lifestyle door het leven gaat), de infantilisering van de samenleving, het gebrek aan lef (want risicomijdend gedrag wordt beloond en afwijkend gedrag bestraft met uitsluiting) en bijgevolg de voorspelbaarheid … van alles eigenlijk, van de politiek, de media, maar ook zeker de films.

Cinevillepas

Het publiek slikt het braaf. Met jonge mensen kun je lastig in discussie gaan, want wie het niet bij voorbaat met hen eens is, is een racist, vrouwenhater, homohater, (vult u maar in) of op zijn minst een ingekakte dinosaurus van het blanke, hoogopgeleide en mannelijke soort. Dus bij voorbaat de schuld van alles wat er mis is met de wereld. Waar in de ogen van veel jonge mensen die ik niettemin spreek niet zoveel mee mis is, behalve dat er ingekakte dinosaurussen van het blanke, hoogopgeleide en mannelijke soort in rondlopen. Verder alles kits en dat nieuwe Instagramfilter dat vlinders op je gezicht tovert is helemaal de bom. Wat, ken je die nog niet?

Je kunt het inderdaad heel kernachtig wegschrijven op het krediet van het kapitalisme. Het voert veel te ver om daar in dit verband omstandig op in te gaan, maar in de grond komt het daar wel op neer.

Ik heb er eind vorig jaar al voor gekozen om voor InDeBioscoop minder films te bespreken en me meer te richten op interviews en achtergrondverhalen. Nu begrijp ik dat jullie eveneens een zekere malaise ervaren. Hollywood heb ik al lang opgegeven, maar CinemAsia was dit jaar ook minder dan daarvoor, daarnaast bleek een genrefestival als Imagine dit jaar eveneens voornamelijk gevuld met voorspelbare middelmaat, en loop ik al een paar jaar met een grote boog heen om wat ik de ‘festival-arthousefilm’ noem, het soort film dat keurig alle hokjes afvinkt om door de ballotage van de filmfestivals wereldwijd te komen en vervolgens – gelukkig slechts beperkt – in het filmhuis wordt vertoond. Ik wil maar zeggen, de malaise is structureel en wereldwijd. Uitzonderingen daargelaten, uiteraard. Maar, en dat is het verontrustende, die uitzonderingen lijken ook steeds zeldzamer te worden.

Help! Wat nu? Ik heb dezelfde oplossing gekozen als Cor: ik laat het nieuwe werk grotendeels lopen en stel mijn eigen cinema-universum samen uit het menu van films die de distributeurs ons voorschotelen. Ik ben, als inwoner van Amsterdam, in de gelukkige omstandigheid dat ik wekelijks kan kiezen uit meer dan 100 films (vaak zo’n 130, 140), waaronder een groeiend aantal hervertoningen van oude(re) films. Want het goede nieuws is dat – in Amsterdam, ten minste, en elders wellicht ook – een aantal programmeurs heeft bedacht dat er om nieuwe releases heen een reeks van hervertoningen kan worden gepresenteerd. Voorbeeld: nieuwe Tarantino komt er aan, daaraan voorafgaand zijn alle Tarantino’s nog eens te zien. Ik kom steeds vaker themaprogramma’s tegen rond Ghibli Studio, sciencefictionfilm, bepaalde regisseur of acteur/actrice, (deel)genre, of verzin het maar. Ik weet het, ook dat is ingegeven door marketing.

Dus geen nood, ik moet nog een enorme berg aan oude(re) films inhalen of opnieuw zien en gelukkig worden ze steeds vaker geprogrammeerd. En zo niet? Ik heb van YouTube al een vracht film noir geplukt, waaronder enkele films van Fritz Lang die niet op video of dvd zijn te vinden.

Aldus kom ik ook op ideeën voor achtergrondstukken, bijvoorbeeld voor InDeBioscoop. Of ik ze ooit schrijf, zal de tijd leren. Maar de nieuw Avengers mis ik niet, want ik laat ‘m lopen. De nieuwe Gaspar Noé idem dito. Ik wentel me in weelde.

Het is raar gesteld: vroeger, in de jaren zeventig, had je vrijwel iedere week een nieuwe spraakmakende film, maar die kon je alleen op dat moment zien, want video, dvd, hervertoningen en filmfestivals bestonden nog niet. Nu komen we om in de streamingdiensten, gespecialiseerde festivals, rereleases van klassieke films, dvd-boxen uit alle hoeken en gaten van de filmhistorie en een jaarlijks groeiend aantal films dat in de Nederlandse bioscoop is te zien—en is het met het aanbod nieuwe spraakmakende films droef gesteld.

Het is ook nooit goed! Troost je, het is nooit goed geweest.

 

YORDAN:

Ik wil toch even wat zeggen over het economische systeem. Je ziet gewoon dat bepaalde sectoren niet goed functioneren op een markt gericht op massaproductie. Sommige maatschappelijke fenomenen verdrinken nou eenmaal op onze markt. Dit geldt onder andere voor de zorg, onderwijs en cultuur.

Ik zie dit persoonlijk zelfs in het strafrecht, waar men zijn geld verdient aan hetgeen het eigenlijk moet voorkomen. Dezelfde paradox zien we in film: hoe kan een studio volgens de bedrijfskundige modellen investeren in een film die iets onbekends wil vertellen? Iets dat nooit gedaan is? Dat is zo prachtig tegenstrijdig aan het maken van een veel slechtere remake. Het teert op de culturele waarde die geschapen is door het origineel zonder zelf iets toe te voegen. Dat is totaal niet duurzaam, het remaken van remakes houdt een keer op.

Climax (Gaspar Noé, 2018)

Climax (Gaspar Noé, 2018)

Ik vind het succes van Nolan typerend voor deze tijd. Films die draaien om een “vet verhaal” maar geen menselijke personages hebben of überhaupt iets echts te vertellen. Het is als Hitchcock zonder de psychoanalyse, slechts de plottwist om de consument een achtbaanritje te geven. Het is seks zonder liefde of bier zonder alcohol. Dit verklaart voor mij mede de opkomst van series. In series draaien het niet echt om menselijke personages maar om cliffhangers en de plotselinge dood van een personage. Het is wat in Alphaville (ja ik heb hem eindelijk gezien!) zo goed beschreven wordt; de rationaliteit wint het van de emotie. Dit gebeurt overal om ons heen.

Het internet brengt gelukkig zoals Alfred terecht beschrijft wel meer mogelijkheden met zich mee om van alles te kunnen kijken. Men moet alleen nog weten hoe je door de bomen het bos nog kunt zien. Daar zijn wij voor. Dus misschien maar strenger recenseren? Ik had Climax namelijk wel een ster minder moeten geven achteraf gezien… Noé had niks te vertellen.

Misschien is het een idee om een aantal grote films van deze tijd naast, qua thema, vergelijkbare grote films van vroeger te leggen en aan te wijzen op welke gebieden ze nu vlakker zijn geworden?

Een hoopvol perspectief om mee af te ronden is wellicht dat in de toekomst films steeds goedkoper gemaakt kunnen worden en dat dat doorgang kan geven aan originele en nieuwe ideeën.

 

BOB:

Eindelijk weer een onderwerp naar mijn hart: klagen over hedendaagse films. Ik ben echt een hipsterklager; ik klaagde al menigmaal in mijn jaaroverzichten over het feit dat ik vaak maar nauwelijks tot een top 5 kon komen. Bewijzen staan op InDeBioscoop.

In een net zo relativerende bui denk ik dan wel eens: was het in 1987 beter? Of in 1981? Ik heb jaarboeken van cinema vol recensies maar als je daardoorheen bladert, is het ook een feest van vergetelheid. Films die vooral voor de economie werden gemaakt en niet voor liefhebbers van artiesten.

Niet elk decennium kan even geweldig zijn als de jaren twintig, veertig, zeventig. We moeten niet vergeten dat cinema een eeuw lang is geëvolueerd – en dat het na al die evolutie soms best moeilijk is om nog met iets nieuws te komen. Ideeën herhalen zich makkelijker dan genieën.

Cinema heeft het denk ik ook moeilijk met de opkomst van series, games en zelfs video-art. Elders vindt nu de vernieuwing plaats en valt geld te verdienen. Yordan heeft het over de economische factor: dat is het. Overleven! Die jonge generatie overbluffen met weer een nieuwe hysterisch gemonteerde superheldenfilm. Want anders: geen bezoekers, geen geld, geen vernieuwende films. Ik snap Yordans kritiek op Nolan dan ook helemaal.

Cu mâinile curate (Sergiu Nicolaescu, 1972)

Cu mâinile curate (Sergiu Nicolaescu, 1972)

Ik ben al lang bevrijd van de terreur van de hedendaagse film. De oplossing: geschiedenis! Ik ben blij dat Cor Preston Sturges aan het verslinden is, want ja, zo maken ze niet meer, die komedies. En Alfred heeft kennelijk een film noir-fase. Zou Ralph nou eens Wajda’s meesterwerken hebben ontdekt?

Ja, tijdreizen naar films uit andere tijden maakt mij immens gelukkig. Ik ga zo bijvoorbeeld weer terug naar Cu mâinile curate, genieten van Roemeense misdaad uit 1972. Dat biedt meer filmplezier tegenwoordig dan ‘de nieuwe Nolan’ of ‘de nieuwe Tarantino’.

 

TIM:

Een vraag naar m’n hart – ik moet oppassen dat ik niet in herhaling treed, en met het vingertje ga wijzen naar factoren die in jullie eerdere berichten al benoemd zijn.

Ik denk niet dat de cinema dood is. Het schrijven van mijn Lazzaro Felice-recensie was een geluksdaad, omdat Alice Rohrwacher heden en verleden begrijpt en de magie van film kan inzetten om daar iets over te vertellen. Even goed herinner ik me dat ik na het kijken van Bi Gan’s absolute tour de force Long Day’s Journey Into Night (in de grootste zaal van Pathé Schouwburgplein – dat kan alleen tijdens het IFFR) enthousiast met twee filmvrienden sprak over Wong Kar-Wai, Tarkovsky en de relatie tussen dromen en herinneringen. Die film, ik zeg het maar, werd op 4 juli door EYE uitgebracht in het Previously Unreleased-programma.

Wat is het tekenend dat zo’n extern programma nodig is om een titels als Long Day’s Journey alsnog uit te brengen. En wat is het bizar – maar tegelijkertijd ook komisch-ironisch – dat Chinese exploitanten de film alleen verkocht kregen door via de poster een zwoel liefdesdrama te impliceren. Was gelogen, natuurlijk.

Long Day's Journey Into Night (Gan Bi, 2018)

Long Day’s Journey Into Night (Gan Bi, 2018)

In zekere zin blijft kritiek altijd een noodzaak. Guy Debord begreep in de jaren ’60 al dat ‘verschijnen’ het grootste goed is van de spektakelmaatschappij waarin we nog steeds leven. Onder het credo ‘alles wat verschijnt is goed, en alles wat goed is verschijnt’, vernietigt de industrie zichzelf, en er is geen vorm van kritiek die daartegen is opgewassen.

Verschijningsvormen zullen evalueren tot bioscoopsimulaties, het werk voor onze hersens doen, en we enkel nog ‘oeh’ en ‘aah’ mogen roepen. Oh ja, wacht, dat gebeurt nu al.

Soms wil ik me echter ook op m’n rug kunnen draaien en de schoonheid omarmen die er nog wél is. Laat dat dan ook direct maar mijn credo zijn.

 

SJOERD:

Tot op zekere hoogte kan ik me vinden in het pessimisme over de huidige staat van cinema.

Dankzij een wereld waar productiviteit het enige is wat telt gaat de kunst achteruit. Efficiëntie dicteert een industriële benadering van cultuur waar eindeloze variaties op eenzelfde thema van de lopende band komen. Het geeft daarmee mede een werkelijkheid vorm waar niet meer anders dan instrumenteel kan worden nagedacht.

Daarom is er een vergaande standaardisatie van cinema. Termen als ‘B-film’ vormen een kunstmatig onderscheid om een zo groot mogelijk publiek te bereiken. Het zogenaamde ‘arthouse’-segment ontkomt daar niet aan, met plichtmatig behandelde maatschappelijk verantwoorde thema’s en standaard trucjes zoals het ‘dicht op de huid’ zitten of een mooi berglandschapje.

Nu wil ik in het bijzonder de opkomst van Netflix hierbij benoemen. Nieuwe producties lijken soms welhaast door algoritmes in elkaar te zijn geflanst, op basis van wat mensen eerder vermakelijk vonden. Dat lijkt mij te verklaren waren regisseurs als de gebroeders Coen daar hun nieuwe werk uitbrengen. Men wil blijkbaar Tom Waits, James Franco, westerns en de Coens. Zo blijft alles veilig.

Ook de filmacademie draagt bij aan deze standaardisering. Het lijkt in het curriculum eerder om vakkundig vertellen te gaan dan een oprecht verhaal. Films als Take Me Somewhere Nice zijn weliswaar solide gemaakt, maar het komt ook te ingestudeerd over. Werk van de Nederlandse filmacademie is vaak van mijlenver te herkennen in ieder geval.

Het is allemaal symptomatisch voor een onbesproken crisis van deze tijd: de crisis van de verbeelding. Door alle calculatie is de mens gedomesticeerd en ontbreekt het avontuur. Men kan niet meer buiten het systeem denken (zie bijvoorbeeld het Nederlandse klimaatakkoord). Het is blijkbaar gemakkelijker het einde van de wereld voor te stellen.

The Beach Bum (Harmony Korine, 2019)

The Beach Bum (Harmony Korine, 2019)

Als ik cinema echter vergelijk met mijn andere favoriete medium popmuziek, dan valt het in eerstgenoemde nog wel mee. Binnen de muziek wacht ik al sinds Joanna Newsom’s Ys (2006) op het volgende meesterwerk. Dit heb ik bij cinema nog niet. Zo is The Beach Bum net als Spring Breakers weer opzwepend spiritueel en hilarisch tegelijk. Harmony Korine is een van de grote regisseurs van deze tijd die laat zien dat de verbeelding bij cinema nog levend is, als je maar goed kijkt.

Over goed kijken gesproken een uitsmijter. Netflix lijkt ook verantwoordelijk voor een kwalijk fenomeen in de trein. Mensen kijken op hap-slik-weg wijze film en tv op hun smartphone, alsof op een klein scherm tijdens spitsuur die esthetische ervaring mogelijk is. Dat laat zien dat buiten de productiekant om ook sprake is van de teloorgang van het kijken zelf. Zoals David Lynch daarover zegt: Get real!

PS: Buiten The Beach Bum om zijn er geen andere meesterwerken dit jaar voor zover ik weet. Dragged Across Concrete, The House That Jack Built, An Elephant Sitting Still en At Eternity’s Gate zijn in ieder geval andere favorieten uit 2019.

 

21 juli 2019

 

Lees hier deel 2 (slot).

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’

Racisme en andere sociale kwesties in film

Ondertussen, op de redactie:

Racisme en andere sociale kwesties in film

PAUL:

Cor, ik heb zeer geboeid jouw recensie van Green Book gelezen. Een intuïtief gekozen onderwerp (mijn recensie van The Hate U Give) krijgt hierdoor voor mij meer context. Precies wat ik als beginnend recensent beoog.

In mijn eerste, veel te lange versie van mijn recensie had ik opgemerkt dat het hout in The Hate U Give hier en daar van dikke planken wordt gezaagd (het dappere zwarte gezinnetje als mede-hoeksteen van de samenleving en dergelijke).

Bij het schrappen heb ik de doorslag laten geven dat mijn (virtuele) zeventienjarige dochter (of zo iemand) door het zeer knap gemaakte The Hate U Give waarschijnlijk 2,5 uur lang door de rugleuning van haar bioscoopstoel zou zijn geblazen (ik ook, anders had ik die virtuele dochter niet kunnen construeren).

Wat leren wij van films over rassendiscriminatie? Welke vorm (docu, speelfilm, feelgood of niet) is het meest ‘effectief’? Let op: ik gebruik dat woord in de kop van mijn recensie vooral in de box-office betekenis. Maar volle zalen zijn natuurlijk wel volle zalen. Zie eerdere Ondertussen over invloedrijke films (The Wizard of Oz).

Algemener: moet een filmmaker die heikele sociaal-maatschappelijke kwesties willen aanroeren, op volle zalen mikken, of moet hij (zij) zich daar niets van aantrekken? Wat kunnen de bijwerkingen zijn als die volle zalen worden beoogd? Zie in dit verband ook Tims recensie van Capharnaüm.

 

The Hate U Give

The Hate U Give

 

TIM:

Het is essentieel dat filmmakers hun medium kunnen gebruiken om sociaalpolitieke misstanden aan te kaarten. De sleutel ligt hem in de manier waarop. Idealiter: durf de dialoog aan te gaan en meerdere perspectieven op tafel te gooien. Kader je kritiek en maak duidelijk waar de urgentie vandaan komt. Paul, je verwijst naar mijn stuk over Capharnaüm: ik had persoonlijk moeite met de politieke implicaties van de film, maar het was de manier van (re)presentatie die het werkelijk ondraaglijk maakte. Er is dus een verschil tussen een attitude en de manier waarop je die in en door film uitdraagt.

The Hate U Give maakt vanaf het begin duidelijk waarom ze urgent is, wat ze wil aankaarten en voor welke doelgroep(en). Het maakt de film effectief (soms iets té, want (ook?) ik had moeite met het einde). Het scenario is slim geschreven en zet aan tot discussie en zelfreflectie. De woorden ‘voorspelbaar’ of ‘aangedikt’ zijn in dit kader ook veel minder relevant omdat het er hier juist om gaat dat we zien, begrijpen, denken. Dat we onze eigen bril omkeren. Dat is geen hypocrisie maar een vorm van open communicatie.

Ik hoop dat Nederlandse middelbare scholen deze film in een educatieve context gaan vertonen.

 

PAUL:

Tim, bedankt voor je reactie. Geen speld tussen te krijgen. Toch een paar zinnen retour.

Ik heb Capharnaüm (nog) niet gezien. Je nodigt er ook niet toe uit (of misschien wil je dat wel doen; gewaarschuwde filmkenners zouden voor twee kunnen tellen). Hoe dan ook denk ik je te begrijpen: een politieke boodschap in een film is niet verboden, schrijnende beelden evenmin, maar specifieke combinaties van die twee kunnen op de maaginhoud werken. Dan heb je het, zou ik zeggen, over een propagandafilm, met alle onsmakelijkheden (niet altijd) van dien.

Wat The Hate U Give betreft, heb ik teruggrijpend op mijn beginnetje nog een enkel randissue. Bestaat er eigenlijk een filmgenre ‘voor jongeren’ (vgl. young adults in de literatuur)? Of heb ik dat, terecht of niet, nu uitgevonden? Moet je in zo’n geval als recensent (virtuele) jongeren meenemen naar de bioscoop of moet je in je commentaar voluit gaan, ongeacht of je tot de doelgroep behoort?

 

ALFRED:

Tussen het schaatsen door – NK Allround – een korte reactie met betrekking tot ‘een filmgenre voor jongeren’.

Er worden, zeker in Amerika, al jaren films gemaakt voor wat daar young adults (jongvolwassenen) heten; in Nederland noemen we dat – een beetje ongelukkig, wat mij betreft – tienerfilms. Er is een grote overlap met het fenomeen ‘meidenfilm’ (chick flicks). The Hunger Games (2012) is wellicht het bekendste voorbeeld. Het succes van die film was in Amerika aanleiding voor een hausse van young adult novel verfilmingen, al werden die meer incidenteel al jaren verfilmd (Harry Potter, The Chronicles of Narnia, om maar wat te noemen). The Divergent-trilogie (ook dystopische sf, net als The Hunger Games) is een voorbeeld. Ready Player One is eveneens in die categorie te plaatsen.

Overigens is de tienerfilm dé plek waar de volgende generatie steractrices wordt gecultiveerd. Jennifer Lawrence, vorig jaar nog de best betaalde actrice van de planeet, brak door via The Hunger Games. De hotste jonge steractrice van dit moment, Saoirse Ronan (Mary Queen of Scots, Lady Bird, Brooklyn), was als puber te zien in The Lovely Bones en City of Ember.

Ik zou de tienerfilm geen genre noemen, het tienerboek evenmin. Tienerfilm en -boek richten zich op een specifieke doelgroep. Het is dus een marketingterm.

Voor mezelf sprekend: ik maak bij mijn recensies geen onderscheid naar publiek. Ik ga, in Pauls termen, dus voluit. En kruip niet op mijn kurken om de jeugdige lezer annex bioscoopbezoeker in Jip & Janneke-termen toe te spreken. Die neem ik net zo serieus als de ‘volwassen’ lezers. Je kunt pubers – begrijpelijk – ook niet kwader maken dan ze als niet-volwassen, dus als tiener, te behandelen.

 

YORDAN:

De jongvolwassenen domineren tegenwoordig de bioscopen. Er is een mooie lijst op Wikipedia die laat zien welke films per jaar het meeste geld opbrengen. Aan deze lijst is op te maken dat sinds Star Wars (1977), de kassa het hardst rinkelt voor films gericht op pubers en kinderen. De laatste jaren is dit wel erg schrijnend geworden. Hierbij moet je denken aan films als Captain America, Transformers, Harry Potter, The Avengers en de nieuwe Star Wars-aftreksels. Ik vind het erg pijnlijk dat Black Panther genomineerd is voor best picture. Het zegt iets over de kant die de filmwereld op aan het gaan is. Van al die tienerfilms is alleen Mad Max: Fury Road de moeite waard. Verder kan je ze van mij part allemaal overslaan.

Ik zou het teleurstellend vinden als IDB zich op jongvolwassenen zou richten. Dat zou vervolgens betekenen dat we het ook uitgebreid over series moeten hebben. Dan kan de hele redactie naar weer een Netflix-original over een drugskartel in Zuid-Amerika gaan kijken. Er moet iemand zijn die de jongvolwassenen vertelt dat Edge of Tomorrow de kinderachtige versie van Groundhog Day is. Of dat we het bij rassendiscriminatie in godsnaam over 12 Years a Slave en Moonlight hebben in plaats van Black Panther verheffen tot emancipatiesymbool.

Ik ben het eens met Alfred. Er vol in gaan. De schrijver past zich niet aan aan zijn lezers.

 

Capharnaüm

Capharnaüm

 

TIM:

Ha Paul, nog even als reactie op je laatste terugkoppeling rond Capharnaüm. Die denkbeeldige maaginhoud is natuurlijk hoogstpersoonlijk; wat ik een stuk kwalijker vind is dat de politieke ideologie van de film verhuld blijft, omdat het publiek eerst en vooral met de neus op de armoede wordt gedrukt. Met andere woorden: empathie wordt niet verdiend maar uitgespeeld. Daar gedijt een impliciete boodschap goed op. Of ik de film wil afraden houd ik in het midden. Critici zijn er wat mij betreft om discussies te voeren en op gang te brengen, niet om de mening of vooroordelen van een ander te bepalen;)

 

PAUL:

Tim, jouw maaginhoud is inderdaad hoogstpersoonlijk (of volg je een standaarddieet?:)). Maar weerzin (algemener) bij het zien van een film vind ik wel relevant bij een bespreking.

Ik ben het in principe met Alfred en Yordan eens dat je in een recensie voluit moet gaan (mijn term). Maar niet ‘voluit’ laten zien wat een verstandige, kritische recensent je wel bent. Je fysiologische perceptie van de film doet er toe. Heb je zitten janken bij een traditioneel opgezet romantisch drama, zeg het. Heb je bij een veel geprezen arthousefilm (stomme term) op je stoel zitten schuiven van ergernis en verveling, zeg het. Ik bedoel: benoem je eigen gevoel voor jezelf en onderbouw het in je recensie. Onderzoek wat er ‘waar’ zou kunnen zijn aan dat gevoel. Ik pleit dus niet voor kort door de bocht recenseren, geen zorgen.

Nog even terug naar Tim. Je algemene opmerking over filmcritici ondersteun ik. Maar als je het specifiek over recensenten hebt? We geven die sterretjes en die functioneren als aanradertjes en afradertjes. Dat weten we allemaal.

Cor, Yordan gaat nog specifiek in op films over rassendiscriminatie (back to the start). Is dat niet iets voor jou om op te reageren (jij overziet dit spectrum beter dan ik, zoals ik eerder aangaf)? Bovendien begin ik over sterretjes te morren. Dus hoofdredactioneel ingrijpen is wel op zijn plaats:).

 

SJOERD:

Het komt er vaak op aan de wereld niet alleen te interpreteren, maar deze ook te veranderen. Aangezien kunst per definitie binnen een sociale context ingebed zit, heeft elk kunstwerk (of het nu gericht is op vermaak of niet) deze verantwoordelijkheid. Of de makers daar nu aan willen of niet. Film is in wezen het overbrengen van ervaring. De emoties die daarmee gepaard gaan zijn in geslaagde werken ambigu, aangezien een ieder zo’n ervaring op een andere manier beleeft. Daaruit komt de reflectie op het leven van de kijker en zijn omstandigheden. Het probleem van vele films (en ook propaganda) is, dat de ervaring van te voren gestuurd is. Zo ook bij Capharnaüm, waarvan binnenkort mijn recensie uitkomt op Cine met meer bespiegelingen van deze aard.

Wat betreft racisme behandelen in films, zien we dit ook terug bij vele recente werken. Wat opvalt aan een Moonlight is het te gemakkelijk spelen van de slachtofferkaart. BlacKkKlansman is daarentegen weer te militant en scherpt tegenstellingen juist aan. Is het niet effectiever om racisme te tackelen door mensen gewoon mens te laten zijn, zoals in de serie The Wire gebeurt? De tragiek van een Duquan “Dukie” Weems zegt al zoveel, zonder expliciet het racisme te benoemen. De zwarte criticus Armond White pleit bijvoorbeeld voor positieve rolmodellen en universeel humanisme in deze context, ook al leidt hem dat wel tot het prijzen van Eddie Murphy in Norbit en het neersabelen van het veelgeprezen Get Out.

 

ALFRED:

Kunst verandert de wereld door er te zijn. Daarvoor was het er immers niet.
Voilà c’est ça.

 

BlacKkKlansman

BlacKkKlansman

 

COR:

Leuk hoe een discussie veel kanten kan opschieten. Ik doe een poging om al het voorgaande samen te vatten in een aantal vragen.

Voor wie schrijven we? Moet je in je recensie met de doelgroep van de film (bijvoorbeeld jongvolwassenen) rekening houden? Wat benoemen we wel en wat benoemen we niet? Hoe voluit moeten we gaan in onze kritiek?

Trekken we conclusies of laten we de kijker zelf ontdekken of een film als Capharnaüm een (volgens Tim gevaarlijke politieke) boodschap heeft? Iedereen beleeft film (kunst in het algemeen) immers zoals het hem of haar zelf belieft. De ene kijker valt voor het sentiment of amuseert zich rot, de andere wordt kotsmisselijk – van diezelfde film.

Heeft een filmmaker een rol als opvoeder, bijvoorbeeld als het gaat om het bewust worden van racisme (waarmee Paul deze discussie startte)? Welke vorm kiest de regisseur: documentaire, drama, feelgoodfilm? Zou het niet simpelweg kunnen zijn dat er voor iedere doelgroep een meest effectieve vorm is om de ogen te openen?

 

PAUL:

Een korte, enthousiaste slotnotitie van mij, met allerminst samenvattende pretenties. Paardensprongen zijn er hier en daar gemaakt (niet in de laatste plaats door mij), van de ene film naar de andere, met tal van interessante gezichtspunten en beschouwingen als gevolg. Maar het verhaal dat is verteld, de narratieve structuur, blinkt aangenaam uit in eenvoud. Een beginnende, maar oudere filmrecensent komt per ongeluk terecht bij een uitstekende tienerfilm. Bijna een mop. Toch raakt hij er een beetje de kluts van kwijt en vraagt zijn collega’s om feedback. Die krijgt hij ruimschoots, wat iets moois heeft. Een filosofische melokomedie, zou ik zeggen. 

 

7 februari 2018

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’

Lars von Trier: gek of geniaal?

Ondertussen, op de redactie:

Lars von Trier: gek of geniaal? (Deel 1)

SJOERD:

Door de uiteenlopende kritieken besloot ik The House That Jack Built een kans te geven. En daar heb ik geen spijt van.

In deze overgevoelige tijden is Lars von Trier de hofnar die wij verdienen. Waar Antichrist vooral onoprecht was door vileine provocatie, is het sarren in deze film juist oprecht door het megalomane narcisme. Jack is overduidelijk Von Trier zelf. De morbide kwinkslagen schoppen menig heilig huisje omver, inclusief de regisseur zelf. Het is bij vlagen hilarisch dankzij messcherpe ironie.

David Bowie werkt hier beter in de soundtrack dan Inglourious Basterds door de onderliggende visie. Indirect neemt The House That Jack Built namelijk de popcultuur op de schop. De ironie, met Jack die à la Bob Dylan woordkaartjes toont, leidt hier niet tot verstikkende betekenisloosheid. Het jachttableau veroorzaakt sadistisch gegniffel en maakt Von Trier tot een geslepen moralist.

Alle naargeestige taferelen werken hilarisch, maar blijven ook weerzinwekkend. Geweld is daardoor in deze film niet alleen vermakelijk, maar roept tegelijk ook schuldgevoelens op (iets wat de epische coda verder versterkt). Gestileerd geweld wat voor de verandering geen spektakel is.

Wat een contrast met regisseurs als Tarantino, waar het geweld is verworden tot hap slik weg en de kritische dimensie achterwege blijft. Daar hoeven wij ons niet te schamen noch te reflecteren op ons vermaak. Of Haneke, wiens Funny Games vooral pedante exploitatie is en eigenlijk een intellectuele versie van Tarantino.

In tegenstelling tot Alfred zie ik het pure stylisme van een Tarantino namelijk niet als onschuldig. Er spreekt een cynisme uit wat engagement met sociale misstanden verbloemt.

In hoeverre mag geweld puur vermakelijk zijn in films? Zou men niet eerder de zaal voortijdig moeten verlaten bij Tarantino in plaats van Von Trier?

 

TIM:

Hallo Sjoerd, dank voor je aanzet. Je vragen en overwegingen kristalliseerden bij mij vrij helder, tijdens en vooral ook na het kijken. Ik hoor sommige Von Trier-sympathisanten zeggen dat het één van zijn beste films is, zo niet de kroon op zijn werk. Begrijpelijk, als je ’s mans donkere filmspiegel van zichzelf ziet voor wat het is: een optelsom van Von Triers hersenspinsels rond kunst en kwaad.

Mijn kritiek is dan ook niet dat het The House That aan reflectie ontbeert, maar dat die reflectie zich uiteindelijk vooral omspint rond het zelfbegrip van de maker. Meer dan ooit is de wandelende performance Von Trier erin ‘geslaagd’ een film- én mediaruimte te creëren waarin hij zichzelf naar willekeur kan aanvullen dan wel tegenspreken. De zelfgenoegzame collage van eerder werk en de onvermijdelijke opstand van het klassieke kwaad (Dante en Vergilius, Ganz en Hitler) onderstrepen dat deze filmdialoog in essentie ver afstaat van welk een publiek dan ook: de media praten eindeloos met Von Trier, maar Von Trier praat vooral met zichzelf.

Meer denkstof behoud ik even voor aan de recensie die ik eerder schreef, je verwijzing naar Tarantino is wellicht een aanleiding voor reacties van anderen.

 

ALFRED:

Voor IDB heb ik Nymphomaniac 1 en 2 besproken. Ik was er niet enthousiast over. Om te beginnen heb ik weinig empathie met en sympathie voor het uitgangspunt: man gaat ons uitleggen wat de vrouwelijke lustbeleving inhoudt. Mijn privégedachte: doe dat lekker thuis vriend, met je drinkebroers, terwijl de dames zichzelf in de sauna verwennen. Ook de quasi-gewichtige vorm kon me niet imponeren. Het filmessay is door uiteenlopende types als Godard en Laurie Anderson beter gedaan. Hier diende het als schaamlap om het arthousepubliek een pornofilm voor te schotelen. Maar dan wel gereformeerde porno, dus zonder seks.

Nymphomaniac: Vol. I (2013)

Nymphomaniac: Vol. I (2013)

Wat me minder verbaasde, was mijn gebrek aan enthousiasme voor Von Triers verkenning van de vleseljke zonde. Zijn film van daarvoor, Melancholia, heb ik niet uitgekeken. Antichrist staat in Cinema Bos te boek als het meest pretentieuze gedrocht ooit in de bioscoop vertoond. Product van een door zondebesef verwrongen geest uit het land van Kierkegaard en via peer pressure genormeerde hypocrisie. Kortom, ik ben geen fan van Von Trier (van Denemarken overigens ook niet). Nimmer geweest en zal het wellicht nimmer worden. Niet erg, iedereen heeft zijn sym- en antipathieën. Daar staat geen straf op, nog niet.

In mijn optiek is de man rijp voor het gesticht en ik heb ondertussen begrepen dat therapie tot zijn wekelijkse boodschappenlijstje behoort. Laten we hopen dat medicatie en knuffels hun werk doen. Wat mij betreft gaat de camera naar zolder en blijft daar.

Ik sta derhalve niet te trappelen om ’s mans als speelfilm vermomde essay over geweld met twee uur van mijn zuinige tijd te begunstigen. Uit reacties begrijp ik dat The House That Jack Built niet eens zo beroerd is, sterker, eigenlijk heel behoorlijk, zelfs een stap terug naar het niveau van toen (dat, zoals gezegd, in mijn beleving van polderpeil is en derhalve doorlopend moet worden bemalen wegens dreigende verzomping). Hulde voor Sjoerd, die over zijn scepsis is gestapt en de film gaan zien. Sjoerd liever dan ik.

Alles wat ik nu over The House That Jack Built ga opmerken is gebaseerd op reacties, uit de tweede hand dus, en derhalve niet op eigen waarneming. Over de vorm, essay via dialogen tussen protagonist en verteller: hoe origineel is het om naar Dante en Vergilius te grijpen? Laat ik het beleefd zeggen: niet bijster. Dan was De Sade toch een stuk origineler. Idem dito Thomas Harris, toen hij in 1981 met zijn roman Red Dragon de seriemoordenaar – en Hannibal Lector – introduceerde in de populaire cultuur. De seriemoordenaar—zijn we die, na een eindeloze reeks verschijningen op filmdoek en tv-scherm, niet kotsbeu? Verzin eens wat nieuws. Een transseksuele terrorist, bijvoorbeeld. Met baard, uiteraard.

Von Trier citeert uit eigen werk. Uit interviews met de man, naar aanleiding van zijn nieuwe film, heb ik begrepen dat we dat niet als zelfgenoegzaamheid moeten verstaan. Er is een eenvoudige reden: geld. Filmcitaten van andersmans werk moeten worden betaald en het was goedkoper om een greep te doen in het eigen archief. Niks mis mee, hineininterpreteren niet nodig. Niet naar betekenis zoeken waar geen betekenis is. Dat had Von Trier ook moeten doen en waren we van zijn celluloidneuroses verschoond gebleven.

The House That Jack Built (2018)

The House That Jack Built (2018)

Ik heb Jack dus niet gezien, maar koester het donkerbruine vermoeden dat het Von Triers reactie is op de meest recente film van diens jongere landgenoot die flinke stappen heeft gezet om zijn plaats als internationaal meest gevierde Deense cineast over te nemen. Ik bedoel Nicolas Winding Refn en diens The Neon Demon: een reflectie op het kwaad en de rol van media in beeldvorming (geen woordgrap).

En wat betreft Tarantino en diens vermeende gebrek aan engagement met sociale misstanden: laten we de discussie helder houden en de identiteitspolitiek aan de sociale media laten. Filmmakers maken films en actievoerders voeren actie. Je kunt een alcoholist niet verwijten dat hij geen bruiswater blieft.

 

COR:

Ook ik heb Jacks door kunst geïnspireerde, moorddadige activiteiten (nog) niet gezien. Desondanks kan ik me voor een deel vinden in Alfreds kritiek. Inderdaad, mijn god, alweer een seriemoordenaar??

Ik denk ook dat Von Trier (wat mij betreft na het uiterst sfeerrijke Melancholia) de weg kwijt is en bewust geen broodkruimels heeft gestrooid. Wat eens zo mooi begon met het principe van pure cinema – verwoord in het manifest Dogma 95 dat leidde tot het onvolprezen Breaking the Waves – is kennelijk uitgemond in een theatrale persoonlijkheidsstoornis (hoewel je dat pas echt kunt beoordelen als je iemand hebt ontmoet). Tegelijkertijd vraag ik me af of de man niet gewoon een spel met de publieke opinie speelt.

Verder vind ik – hoewel ik Refns boodschap best begrijp – The Neon Demon (door zaken als necrofilie en kannibalisme) een kansloze achtbaan van sensatiezucht. Hoewel niet minder gewelddadig vind ik ook zijn vroege werk (o.a. de Pusher-trilogie) veel beter; wat mij betreft ging het met onze vermeende troonpretendent al mis met God Only Forgives.

Over Deense filmmakers gesproken: kijk eens naar de fantastische cinema zonder al die poespas van de oude meester Carl Theodor Dreyer. OK, die zette Jeanne d’Arc goed in de hens op de brandstapel, maar dat getoonde geweld is uiterst functioneel. Praten we nu verder over de geestesgesteldheid van Von Trier of over het (on)verantwoorde en (on)doelmatige gebruik van geweld in films?

Melancholia (2011)

Melancholia (2011)

 

BOB:

Pfoe… Ik heb de discussie niet eens meegekregen, zo zat ik met mijn neus in bergen pretentieuze trailers.

Daar komt ie ineens weer op mijn pad: de heer Von Trier. Trier heet hij eigenlijk, ‘von’ is er in de filmacademietijd aan toegevoegd.

Nog vier fun facts over Von Trier. Wist je dat:

• Von Trier introk bij zijn babysitter toen zijn vrouw zwanger was?
• Zijn moeder op haar sterfbed verklaarde dat zijn vader niet zijn vader was, maar een artiest want ‘ze hield van artistieke genen’?
• Hij door zijn fobieën alleen maar in een speciaal ingerichte trailer naar de ceremonie van de Palme d’Or in Cannes kon?
• Hij het aldoor heeft over de Amerikaanse cultuur maar nog nooit in de VS is geweest?

Ik ben zo te zien op tijd gestopt als Cor zegt dat Melancholia zijn laatste goede film was. Normaal gesproken zou ik zelfs die film links hebben laten liggen, maar ik vermoed dat ik toen omgepraat ben.

Ik geloof Sjoerd best dat hij met zijn laatste film een opwaartse beweging maakt. Ook iemand die niet echt je smaak is, heeft goede en mindere perioden. Ook van Ed Wood zijn er vast fans die beweren dat hij zijn betere en mindere perioden had.

(Ik dook even in Ed Woods geschiedenis. Toen ik diens Necromania’: A Tale of Weird Love! uit 1971 zag staan, dacht ik: dat zou me niet eens verbazen, als Von Trier ineens een persconferentie geeft en serieus meedeelt dat hij daar een remake van wil maken.)

Toch weet ik al dat ik The House That Jack Built vrijwel zeker oversla. Na de combinatie porno en Von Trier staat seriemoordenaar en Von Trier ook hoog op mijn ongewenste-filmlijst. Ik kan dus heel goed meegaan in de fraaie rant van Alfred.

Als Tim zegt dat de film in feite een soort narcistische tv-show is van de beste man – als ik je goed heb begrepen – dan geloof ik dat uiteraard meteen.

Wat is het toch, wat me zo irriteert, vraag ik me af? De persoon? Ik wil al het werk van Orson Welles in me opzuigen en dat was een nog vervelender kerel als je verhalen mag geloven.

Dogville (2003)

Dogville (2003)

Nee, het verschil zit hem denk ik in het gevoel voor stijl. Stilistisch komen zijn films bij mij niet zo binnen als die van ‘de meesters’. Het is vooral extreem, academisch, drama. Kennelijk effectief want hij heeft een grote schare fans. Maar voor mijn gevoel zijn de locaties, karakters en cameraperspectieven allemaal ondergeschikt aan die gewenste provocatie. Die moet elke keer uit zijn systeem.

En is het inderdaad echt zo origineel dan? Alfred noemt voorbeelden van andere filmessayisten die hun vak beter verstonden. Een ander voorbeeld is hoe Dogville al was gedaan (en wat mij betreft ook geestiger) in Le Paltoquet. (Zie mijn allereerste Camera Obscura!)

Geweld in cinema blijft ook een inspirerend onderwerp, maar ik ben moe van van alles en nog wat, ik taai dus af.

Maar ik vraag me toch echt af wat die Denen je misdaan hebben, Alfred…

 

24 januari 2018

 

Deel 2

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’

The Wizard of Oz meest invloedrijke film?

Ondertussen, op de redactie:

The Wizard of Oz meest invloedrijke film?

SJOERD:

Onlangs hebben wetenschappers de IMDb-database uitgepluisd om er achter te komen wat de meest invloedrijke film aller tijden was.

Met referenties in andere films als leidraad kwam The Wizard of Oz als winnaar uit de bus, gevolgd door Star Wars en Psycho. Wat kunnen wij als filmcritici met deze informatie? Is invloed op enige manier te kwantificeren? Of is het toch een kwestie van kwalitatieve inschatting? Ik moet denken aan de legende rond het eerste album van The Velvet Underground: het handjevol mensen die het album kochten zouden allemaal hun eigen band zijn gestart. Zou dat terug zijn gekomen in zo’n onderzoek?

En in hoeverre gaan invloed en kwaliteit van de film samen? Wellicht dat deze twintig films historisch erg belangrijk zijn, maar zijn ze dat ook in artistiek opzicht?

The Wizard of Oz (1939)

The Wizard of Oz (1939)

 

ALFRED:

Twee opmerkingen bij het artikel over het Italiaanse onderzoek naar de meest invloedrijke films aller tijden. Ten eerste: IMDb is geen goede bron voor dit soort statistische analyse, want niet representatief. IMDb is erg georiënteerd op Amerikaanse film, Hollywood in het bijzonder. Arthouse en Aziatische cinema komen er derhalve bekaaid vanaf in het onderzoeksresultaat. Waar is Kurosawa? Alsof Seven Samurai, The Hidden Fortress en Yojimbo niet een complete generatie filmmakers hebben beïnvloed…

Ten tweede: dit soort statistisch, ‘wetenschappelijk’ onderzoek is bij voorbaat al verdacht, ook al maakt het gebruik van een representatieve dataset, want het is weinig meer goochelen met getallen. Aan niet-meetbare zaken, zoals kwaliteit en esthetische waarde of morele impact, wordt voorbijgegaan. Wanneer dit soort onderzoek – bedoeld voor toepassing in de natuurwetenschappen – wordt losgelaten op cultuur meet het marketing en weinig anders.

Statistiek loslaten op media-uitingen en daar vervolgens in media over berichten, creëert een loop, een echokamer. Op die wijze creëert het onderzoek zijn eigen (media)werkelijkheid.

Dat dit onderzoek The Wizard of Oz aanwijst als de meest invloedrijke film ooit gemaakt is voor iedereen die de film heeft gezien dubbel ironisch. The wizard bestaat immers niet!

Ik heb werkelijk geen idee wat we nu wijzer zijn geworden met dit ‘onderzoek’. Kan iemand me helpen?

Yojimbo (1961)

Yojimbo (1961)

 

TIM:

Ik plaats bij voorbaat al mijn vraagtekens bij een team onderzoekers dat IMDb als referentiekader gebruikt voor de meest ‘invloedrijke’ film, wat dat dan ook exact betekenen mag. Een veelheid aan referenties naar The Wizard of Oz is wel een heel karig criterium voor invloed, zoals Alfred al aangeeft. Daarnaast is IMDb westers georiënteerd, geven de onderzoekers nota bene zelf toe in het Guardian-artikel.

Alfred, je noemt Kurosawa, maar laat dat nu net ook een filmmaker zijn die actief door het westen is opgepikt. Seven Samurai staat ook nog aardig hoog in de toplijst van de site. Ik zou me nog meer zorgen maken om filmmakers die zich nog sterker hechten aan hun eigen land of cultuur; daarmee zeg ik niet dat Kurosawa zich niet laat meten aan de Japanse context, maar als we het over invloed hebben…. je bevoordeelt, zo lijkt me, al snel de films en filmmakers die zich op een zo groot mogelijk publiek richten. Populariteit, kapitaal en IMDb zijn een vicieuze cirkel. Het doet me denken aan de mensen die twee dagen na de release van Avengers: Infinity War riepen dat de film goed was, want een 9.7 op IMDb (kan iemand de factcheck doen? misschien was het wel een 9.3;))

Na het artikel volledig gelezen te hebben, kom ik tot de slotsom dat de onderzoekers invloed en productie aan elkaar gelijkstellen. Dat kan. Maar geef het beestje dan ook een ander naampje. Er is zoveel ‘invloed’ die zich niet cijfermatig uit laat drukken.

 

PAUL:

Het inmiddels geleverde rapport en The Wizard of Oz verder latend voor wat ze zijn, vind ik Sjoerds aanzet voor een algemene discussie over de moeilijk meetbare invloed van films interessant genoeg.

Om even aan te haken bij het voorbeeld van The Velvet Underground (muziek weliswaar): Inderdaad, hoe groot is de totale invloed als er sprake is van een enorme invloed bij een vrij kleine groep mensen? (100×1=100, maar 5×20 ook). Ter vergelijking valt misschien te denken aan bepaalde cultfilms: door niet al te veel mensen gezien, maar met grote invloed op hun kleding, levensstijl en dergelijke.

Een vaag begrip als ‘ínvloed’ (waarop? andere films, mode, politiek, het klimaat?) valt slechts via grensbepalingen een beetje in kaart te brengen.

Ik doe een poging. Een briljante arthousefilm die alle heersende waardesystemen op zijn kop zet, maar slechts door een handjevol recensenten en toekomstige filmmakers is gezien, is niet invloedrijk. Een blockbuster die wereldwijd volle zalen heeft getrokken, maar door zijn triviale verhaallijnen geen kijker uit zijn comfortzone lospeutert is evenmin invloedrijk. Een invloedrijke film is een film die bij het publiek wat teweeg brengt.

Een voorbeeld: Zelf heb ik niet zoveel met When Harry met Sally (1989) (persoonlijke voorkeur is ook niet het criterium), maar de vraag is wel interessant hoeveel de film heeft bijgedragen aan het algemene besef dat vrouwen hun orgasme vaak faken en dit vrij goed kunnen (de scène waar ik op doel is denk ik wel bekend). Moeilijk meetbaar inderdaad, want mannen voor wie dit een eyeopener was, zullen daar niet snel mee ‘uit de kast’ komen.

 

Godzilla (1954)

Godzilla (1954)

BOB:

Ik wil het graag oneens zijn voor de reuring maar dat is lastig want ik ben het voornamelijk eens met wat jullie zeggen.

Er is (soms) niets zo slim dom als wetenschap. Dat bewijst dit onderzoek wel weer. Ik vind het best jolig om zo’n rapport te zien dat het een na de andere bron uit de hoge hoed tovert Garfield 1955, Sinatra et al. (2016), Wallace et al. 1993; Simonton 2004; Taylor et al. 2012) waarvan hier al vier man met boerenwijsheid (terecht) aangeven dat het hele fundament van zo’n onderzoek zo gammel is als het maar kan.

Alle bovenstaande vooroordelen over dit IMDb-onderzoek lijken mij waar. Ik denk zelf dat alle scores op IMDb sinds een jaar of tien, vijftien zwaar gemanipuleerd worden. Het zal ongetwijfeld standaard onderdeel zijn van de marketingcampagnes. Als Macedoniërs Facebook kunnen vullen met fakenews over Hillary Clinton, zijn er ook vast wel Moldaviërs te vinden die accounts aanmaken om de nieuwste Mission Impossible op te gemiddelden.

IMDb is bovendien in 1998 al gekocht door Amazon. Wat doet dat met de onafhankelijkheid als bron? (Even terzijde: ik lees dat IMDb al sinds 1993 online staat, aanvankelijk als Cardiff Internet Movie Database.)

Terug naar Alfreds vraag: wat zijn we nu wel wijzer geworden met dit ‘onderzoek’? Dus ik ben ook even gaan spitten in dit paper want ik wil Alfred graag helpen, terwijl hij ongetwijfeld weer een prachtige plaat uit zijn platencollectie trekt om in zijn relaxte stoel te gaan luisteren. En ik wil het misschien ook wel stiekem opnemen voor de heer Bioglio, die hier heel wat avonden aan heeft besteed.

Na een saai begin vind je een paar interessante feiten.

  • Er staan 5 miljoen titels op IMDb maar scheid je het kaf van het koren blijven er blijkbaar iets van 47.000 echte films over (dat is dus minus categorieën als short, tv-series en adult enz.)
  • Er zijn 100.000 meer acteurs dan actrices op IMDb.
  • De helft van de films is Amerikaans. VK en Frankrijk volgen maar hebben niet eens meer dan 10% van de films
  • Filipijnen is twaalfde als filmland!

Dan volgt een ingewikkelde rekensom en net zo ingewikkelde motivatie dan komt de top 20 met The Wizard of Oz uit de lucht vallen.

Dan krijgen we een net zo omstreden ranking van regisseurs. Stanley Kubrick 6, Orson Welles 19?

Dan krijg je een soort tussenstand van de Keukenkampioendivisie. Hitchcock koploper. Fritz Lang en Quentin Tarantino middenmoters. Robert Rodriguez moet oppassen om niet te degraderen.

De onderzoekers hebben letterlijk gouden, zilveren en bronzen punten zitten uitdelen. Samuel Jackson op 1 als meest invloedrijke acteur, er is een lijstje met genres en dan nog een zeer onduidelijke lijst die om een of andere reden Jean Reno bovenaan zet.

Tot slot een conclusie waar resultaten in staan van het niveau ‘No shit, Sherlock’:

  • Er zijn parallellen tussen buurlanden.
  • Japanse monsterfilms uit de jaren vijftig hadden invloed op westerse cinema.
  • Er is genderongelijkheid in de carrières van acteurs en actrices.
  • Alleen in Zweden overtreffen de actrices de acteurs in de global ranking.

Kortom, mijn onderzoek van een kwartiertje half gapend lezen, wijst uit dat het onderzoek inderdaad de bezigheidstherapie was die jullie al dachten dat het was. Ik geloof wel dat er vast iets interessants uit die hele databrij van IMDb te halen valt maar wat moet je met deze lijstjes anders dan een nieuwsbericht in The Guardian halen?

Om met Tim te spreken: Er is zoveel ‘invloed’ die zich niet cijfermatig uit laat drukken. Ik was met vakantie in Bilbao in een café en de wc voor mannen had een foto van Jack Nicholson die door de opening van de deur kijkt en de wc voor vrouwen een gillende Shelley Duval. Gaat straks ook een onderzoeker alle wc-deuren van cafés langs om die invloed mee te tellen in een formule?

Fijne avond allen & succes met de top 5-en!

 

13 december 2018

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’

Is Oscar voor ‘beste populaire film’ nodig?

Ondertussen, op de redactie:

Oscar voor ‘beste populaire film’ nodig?

SJOERD:

Onlangs maakte de Academy bekend dat er vanaf aankomende editie van de Oscars een award wordt uitgereikt aan de beste ‘popular film‘. Dit heeft menige wenkbrauwen doen fronsen, wat mij betreft terecht.

In vroegere tijden maakte men onderscheid tussen ‘hoge’ en ‘lage’ kunst, waarbij cinema overigens vaak in de tweede categorie werd ondergebracht. Tegenwoordig worden vormen van cultuur door elkaar gemixt, ongeacht de afkomst. Neem bijvoorbeeld Inglourious Basterds, waar de citaten rangeren van een ‘highbrow’ regisseur als Pabst tot ‘lowbrow’ exploitatiefilms. De teloorgang van dit onderscheid wordt af en toe beklaagd door criticasters.

De vraag rijst wat überhaupt het nut is van films categoriseren op zo’n manier. Zo kijken wij als recensenten vooral naar arthouse. Deze term lijkt te impliceren dat niet-arthousefilms geen kunst zouden zijn. Hier doet de Academy dus aan mee door de populaire film als categorie te introduceren.

Is het niet tijd om juist alle onderscheid te laten varen? Zou er niet ook gewoon schoonheid gevonden kunnen worden in iets wat populair is, of wat gemaakt lijkt te zijn zonder de Kunst hoog in het vaandel te hebben staan?

 

Black Panther

Black Panther

 

COR:

Het toevoegen van de categorie ‘beste populaire film’ is bedoeld om meer kijkers voor de Oscaruitreiking op tv te trekken c.q. meer inkomsten te vergaren. Toekomstige winnaars zullen vast vaak superheldenfilms zijn, zodat de Academy haar publiek structureel met jonge kijkers kan uitbreiden.

Sjoerd, ik ben het met je eens om alle onderscheid te laten varen. Maar hoe achterhaald dat jaarlijkse circus ook is, hoe meer categorieën hoe meer aandacht voor films (en spannende outfits natuurlijk). Ik zou liever de uitreiking van de Sundance Awards op de Nederlandse tv zien, maar dat is commercieel niet interessant.

 

ROB:

Ik ben het met Sjoerds standpunt eens dat het onderscheid tussen ‘hoge’ en ‘lage’ filmcultuur (meer) tot het verleden zou mogen gaan behoren.

Denk dat dat moment ook al is aangebroken, getuige films als No Country for Old Men (2007) (mainstream met arthouse-invloeden), Three Billboards… (idem) of Black Panther (2018) (publieksfilm met duidelijk politieke implicaties, iets wat tot voor kort vooral aan kunstzinnige / activistische cinema was voorbehouden).

Dat gezegd hebbend moet ik wel bekennen dat ik met een andere mindset naar bijvoorbeeld The Meg ga dan wanneer ik Phantom Thread bekijk. Heeft niet zozeer met culturele waarde te maken (al is er wel degelijk een verschil tussen beide films in dit opzicht), maar meer met een verwachtingspatroon.

Wat de Oscars betreft: ben ook van mening dat de waarde daarvan inmiddels discutabel geworden is en niet meer in verhouding staat tot de werkelijke merites van een film. Wel blijven ze interessant als een graadmeter voor hoezeer invloeden uit de filmische voorhoede doorwerken in reguliere producties. Als we ons uitsluitend op de meer progressieve cinema / festivals zouden richten wordt filmkritiek wel heel erg entre nous, bedreven vanuit onze eigen (pretentieuze) bubbel.

 

TIM:

Bij de bekendmaking van de nieuwe categorie ‘popular film’ viel me vooral op hoe groot de stijlbreuk ten opzichte van de volledige geschiedenis van Oscarcategorieën is. Hoeveel kritiek je ook hebt op de winnaars van de laatste decennia, alle categorieën richten zich in naam op kwaliteit. Dat is nu van de baan: het gaat hier expliciet om populariteit.

Wat Cor zegt over het motief voor de toevoeging is in mijn optiek volledig correct; wel is er denk ik nog iets meer aan de hand: de instroom van titels die tussen ‘populaire’ kwaliteitsfilm en arthousekwaliteitsfilm inzitten is heden ten dage een stuk groter. Neem Black Panther: vooral in termen van culturele representatie is deze film voor veel bezoekers én critici meer dan je gemiddelde blockbuster. Mijn redenatie is dat de Academy eventuele kritiek op het negeren van zulke titels in de toekomst wil voorkomen, door een categorie vrij te maken voor de films die niet tot het reguliere Oscaraanbod behoren, maar óók niet gepasseerd kunnen worden.

Een kunstmatige ingreep van deze aard kan mij, ook los van het motief, volledig gestolen worden. Geld en aandacht zijn interessant voor de commerciële mallemolen van Hollywood, niet voor de consument die in dat circus naar kwaliteit zoekt. Ik vrees ook dat filmmakers en andere vakmensen nu alleen maar meer gemotiveerd zullen worden om zich op ‘populaire films’ te richten, afhankelijk van welke titels de komende jaren in deze categorie zullen zegevieren.

Dunkirk

Dunkirk

Anderzijds zullen zat vakmensen geen enkele boodschap hebben aan deze categorie. Zou Christopher Nolan met een brede glimlach een beeldje hebben willen afhalen voor zijn Dunkirk? Dan liever een enkele nominatie voor ‘best picture’.

Ik geloof ook niet in een rigide distinctie tussen hoge en lage cultuur, om even op Sjoerds inzet terug te komen. Wel vind ik de geschiedenis van dergelijke denkbeelden razend interessant – maar dat is meer iets voor langere essays en/of degelijk onderzoek.

 

BOB:

Bedankt voor de leerzame mailtjes.

De Oscars volg ik al tien, twintig… Eh, heb ik bij nader inzien nooit gevolgd eigenlijk? Het is persoonlijk. Ik hou niet van prijzen. Literaire prijzen, filmprijzen, kunstprijzen. Het zal allemaal wel. Poppenkasten voor kranten. Ik kan dus heel goed meegaan met Rijk de Gooyer die zijn gouden kalf uit de auto flikkerde.

Vervelend is wel dat collega’s op kantoor of mensen in de kroeg steevast wél de winnaars van de Oscars bespreken (en die ik meestal niet ken, maar wat zegt dat). Prijzen hebben invloed bij het publiek. Het publiek houdt van de nieuwste Tom Cruise maar gaat toch veiligheidshalve óók de winnaar van de Oscars kijken.

Terug naar het thema: de Oscar voor de populaire film die uitgereikt gaat worden. Dat klinkt als een boxofficeficering van prijzen. Maar is dat echt erger dan via een jury? Wie een prijs voor ‘beste buitenlandse film’ verzint kun je toch al niet serieus nemen? Rare jongens, die Amerikanen.

Ik dacht opeens: hoe was dat eigenlijk in bijvoorbeeld de jaren dertig? Welke films zouden de ‘populaire Oscar’ hebben gewonnen? En wat zou ik daar van vinden? Tijd voor een ongetwijfeld ondeugdelijk mini-onderzoekje. Hier vond ik de prijswinnaars, hier de meest populaire films.

Dit was het resultaat.

1939: Gone with the Wind wint best picture en is de op een na populairste film van de jaren dertig. De meest populaire film, Wizard of Oz, zou dus dolblij zijn geweest met een ‘populaire Oscar’.

1938: You Can’t Take it With You. Charmante film maar Bringing up Baby, nog veel charmanter, zou de populaire Oscar hebben gekregen.

1937: The Life of Emile Zola wint (eh, heb ik even gemist?) en Sneeuwwitje is de populairste film van dat jaar (5e in jaren dertig lijst)!

Dit is eigenlijk best leuk! Laten we nog even verder gaan.

1936: The Great Ziegfield (vooruit, met Michael Powell) wint. Meest populair: niet Modern Times zoals je zou denken maar Mary of Scotland (beide niet genomineerd als beste film).

1935: Mutiny of the Bounty is de winnaar. Bride of Frankenstein meest populair.

1934: It Happened One Night (zo’n lieve film, de Amerikanen kunnen het wel) wint én is ook de meest populaire film (!).

1933: Cavalcade wint. King Kong (uiteraard) meest populair.

1932: Grand Hotel wint. Freaks meest populair (had ik niet gedacht).

1931: Cimarron wint. M. meest populair.

1930: All Quiet on the Western Front wint. Hell’s Angels meest populair.

Hell's Angels

Hell’s Angels

Moraal van het verhaal… Eh, ja, wat is dat eigenlijk? Misschien dat highbrow-lowbrow-discussies van alle tijden zijn (open deur)? Of dat ik de (theoretische) populaire Oscar-winnaars van de jaren dertig door de bank genomen interessanter vind dan de ‘best picture’-winnaars? Misschien dat de recensenten van 2098 er ooit hetzelfde over zullen denken? Zeg nooit nooit!

Vandaag is mijn oma gecremeerd. Deze is dus voor jou, lieve oma, omdat jij nog in tijden zonder arthouse en superheldenfilms hebt geleefd, niet hoefde te worstelen met ‘4DX’ én Citizen Kane in die tijd hebt ervaren. Zou trouwens de populaire Oscar van 1941 hebben weggesleept.

Off topic, maar jullie ook zo blij dat het gedoe met de hitte over is?

 

ALFRED:

Ik ben nooit een fan van prijzen geweest – die hebben minder met verdiensten te maken en meer met marketing – en voor de Oscar-uitreiking ben ik nimmer opgebleven. Mijn nachtrust is me dierbaarder.

De categorie ‘best popular film’ is een interessante. Het koppelt een onmeetbare eigenschap (kwaliteit) aan een meetbare (populariteit). Dat suggereert een ontwerpfout, een interne en onoverbrugbare tegenstrijdigheid, permanente spanning–het prijzenequivalent van, het is niet beledigend bedoeld, een land als België. Daar botsen twee culturele tradities, de Germaanse en de Latijnse.

In de nieuwe Oscar-categorie botsen twee opvattingen over film, twee manieren om tegen succes aan te kijken. Wat is een geslaagde film? Is dat een film die in vorm-esthetisch opzicht behaagt en inhoudelijk tevens een idee of visie weet over te brengen? Of is dat een film die de geldschieters een krat champagne doet ontkurken?

Die twee interpretaties van succes hebben niets gemeen, staan in een aantal opzichten haaks op elkaar en verhouden zich als water en olie. Die mengen niet. Volstrekte kolder derhalve, zo’n Oscar-categorie voor de ‘beste populaire film’. Dat gaat nog een aantal clowneske dan wel tenenkrommende momenten opleveren tijdens toekomstige Oscar Nights.

Interessanter is wellicht de vraag waarom het bestuur van de Academy heeft besloten zo’n non-categorie in te voeren. Ik proef wanhoop.

Wanhoop over het demografische gegeven dat de traditionele doelgroep voor Hollywood-films (althans, sinds midden jaren zeventig en de opkomst c.q. dominantie van de blockbuster) in getalsmatig opzicht slinkt: er zijn anno nu simpelweg minder 12- tot 25-jarigen dan in de jaren tachtig.

Wanhoop over het feit dat de smaak van die traditionele doelgroep voor Hollywood-films in de loop der jaren steeds platter (oppervlakkiger én eenzijdiger van belangstelling) is geworden, een ontwikkeling waarvoor Hollywood zelf verantwoordelijk is. Succesfilms zijn steeds minder inhoud (karakters, psychologie, inhoudelijk relevante boodschap) gaan bevatten en concentreren zich meer en meer op spektakel en actie. Het effectbejag heeft de zuurstof uit het filmverhaal gezogen, waardoor spektakelfilms steeds meer op elkaar zijn gaan lijken en derhalve onderling inwisselbaar zijn geworden. Dan maakt marketing het verschil, niet de acteurs of de plot en al helemaal niet de regisseur. De Transformers-franchise is het eindpunt van die ontwikkeling. Michael Bay verdient een lifetime achievement award in de nieuwe categorie best popular film.

Transformers 5

Transformers 5

Wanhoop over de opkomst van nieuwe distributiekanalen en de toegenomen populariteit (en kwaliteit) van tv-series, vaak geproduceerd (geïnitieerd en/of betaald) door gevestigde acteurs, die aldus los van Hollywood hun loopbaan continueren en tevens datzelfde Hollywood direct beconcurreren op aandacht, tijd en geld van de kijker, of om het duur te zeggen, de consument van beeldnarratief.

Wanhoop over de nuchtere constatering dat Hollywood zichzelf in een hoek heeft geverfd. Om te kunnen overleven is Hollywood meer en meer gedwongen om peperdure popcorn-blockbusters te maken over superhelden en stripkarakters voor een immer slinkende doelgroep – de jeugdige filmconsumenten van de luxueuze multiplexen – die bovendien negen van de tien spektakelfilms onvoldoende bezoekt om de productie- en marketingkosten terug te verdienen. Dat is een doodlopende weg. Zeg gerust, een geitenpad.

 

19 augustus 2018

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’

Kunnen we wel kunst van recent leed maken?

Ondertussen, op de redactie:

Kunnen we wel kunst van recent leed maken?

TIM:

Volgende week hoop ik Utøya 22. juli te zien, de in Berlijn gepresenteerde film over de terroristische aanval van Anders Breivik (2011). De zeven jaren die zijn overbrugd zullen voor betrokkenen en nabestaanden aanvoelen als een gecomprimeerd continuüm van rouw. Met hoeveel respect de film ook gemaakt zal zijn, ze zal de wonden van die dag nooit helemaal kunnen helen. Waarom dan toch zo’n filmische herinnering, een document dat het verleden terughaalt?

Ergens hoop je altijd dat de wetten van de commercie in deze gevallen niet opgaan, maar bioscoopjaar 2017 doet anders vermoeden. Met Patriot’s Day en Stronger draaiden er alleen al twee titels die hun bestaan aan de aanslagen tijdens de Boston Marathon (2013) ontlenen. Hierop direct roepen dat het hier ook wel om de Verenigde Staten gaat, is mij te gemakkelijk – ook in dit geval denk ik dat de lijn tussen exploitatie en eerbetoon (zie ook één van de koppen van de laatste Filmkrant) op voorhand gevaarlijk dun is.

Kunnen we eigenlijk wel kunst maken – en waarderen – van recent leed?

P.S. Ik denk dat het wel degelijk kan – en zou Elephant als eerste voorbeeld aandragen.

Utøya 22. juli

Utøya 22. juli

 

YORDAN:

Ik denk niet dat een filmmaker te veel moet luisteren naar de gevoeligheid van mensen, anders zouden films als A Clockwork Orange nooit gemaakt zijn. ‘Het is maar een film’ is een zin die ik normaal gesproken niet kan uitstaan, maar in deze context wel enigszins zinnig acht. Ik denk niet dat men werkelijk beledigd moet zijn door een film, tenzij deze film misschien een ernstige misrepresentatie van iemands karakter of persoon is. Als het te gevoelig ligt voor iemand, dan is de oplossing simpel in mijn optiek: kijk de film niet.

Daarnaast kan een ingrijpende recente gebeurtenis juist de perfecte gelegenheid zijn om iets significants te vertellen over deze tijd. Na 9/11 zijn er tientallen films over de aanslag uitgekomen met vaak een geluid van onverzettelijkheid in de film verwerkt. Als nabestaanden kan je daar meestal juist kracht uit halen. Een goed voorbeeld daarvan is United 93. Juist deze verhalen over gruwelijkheden dienen verteld te worden, ik denk niet dat film een compromis moet zijn.

 

COR:

Als ik de beschrijving van Utøya 22. juli lees, vermoed ik vooral exploitatie. En jazeker, ook een eerbetoon, maar waarschijnlijk minder aan de slachtoffers dan aan die loser van een Breivik. Het is namelijk een thriller, die beoogt de kijker iets van die beangstigende sfeer van die moordpartij te laten ervaren. Als zoiets fictie is, lijkt me dat okay voor mensen die van het genre houden; als het is gebaseerd op feiten, neigt het bij voorbaat naar exploitatie.

De vraag die allereerst dient te worden gesteld is: Wat is het doel van de film?

 

ALFRED:

Exploitatie of eerbetoon? Ook rouw is handel geworden, het zegt iets over de (im)moraliteit van het vrijemarkt-denken.

Het is jammer dat met de release van Utøya 22. juli de naam van de dader weer in de kranten staat. Veel te veel eer. Sinds het voorval van zomer 2011 heb ik het in dit verband steevast over ‘die enge man uit Noorwegen’, net zo als ik de huidige president van Amerika consequent Donald Duck noem. Hoef ik niet uit te leggen, iedereen snapt het. Sommigen mensen verdienen het te worden doodgezwegen. Anti-branding, of zoiets. Wel shaming, geen naming.

Wat Erik Poppe, regisseur van de Noorse knalfilm, heeft bewogen om dit drama te verfilmen, weet ik niet; het is voor mij gissen. Wil hij de ellende invoelbaar maken? Daar heb ik geen film voor nodig, dat snap ik zo ook wel; en ik neem aan dat ik niet de enige ben. Nogmaals, ik ken zijn beweegredenen niet, maar van welke kant je het ook bekijkt, enige sensatiezucht valt het project niet te ontzeggen. Typisch gevalletje van wat de Franse filosoof Guy Debord – in 1967 al – de spektakelmaatschappij noemde. Emotionele afstomping is daar symptoom en gevolg van.

Ik heb de film niet gezien – en ga hem ook niet zien – want mijn grootste probleem met Poppe’s nagespeelde drama is een vormkwestie. Uit de publiciteit heb ik begrepen dat de film in één take is gedraaid. En daarmee ontkent Poppe een cineast te zijn, want film draait om montage, om het manipuleren, het versnellen en vertragen, van de tijd. Dat is het wezen van film. En niet alleen van film, het is het wezen van vertellen. Vertellen is iets anders dan registreren. Van leed kun je wel degelijk kunst maken – ik voelde mijn huid kruipen en ik werd heel klein toen ik in het Prado voor Picasso’s Guernica stond – maar niet als je jezelf, zoals Poppe heeft gedaan, al bij voorbaat als kunstenaar buitenspel zet.

Victoria

Victoria

Ik heb nooit begrepen waarom de Duitse film Victoria uit 2015 zoveel lof kreeg toegezwaaid. Quasi-cinema verité uit het leven van jonge mensen in Berlijn, gedraaid in een take van 138 minuten. Dat is bedoeld om realistisch over te komen, maar vestigt juist de aandacht op het kunstmatige van de situatie. Het is een halfbakken en ondoordacht idee, ‘realisme’ suggereren door afstand te doen van montage c.q. bewuste manipulatie. De Italiaanse regisseur Luca Guadagnino, de man van Call Me By Your Name, viel me op dat punt bij toen ik hem enkele jaren terug sprak naar aanleiding van zijn vorige film, A Bigger Splash. “Ik begrijp niet wat de makers van Victoria heeft bezield. Wat willen ze bewijzen?”, was zijn reactie.

Ik weet ook wel dat Victoria fictie is en Utøya 22. juli een quasi-documentaire, want gebaseerd op een nieuwsfeit, dus de vergelijking gaat niet 100 procent op. Maar los van de vraag of het nodig is om uit oogpunt van winstbejag – heb geen illusies, deze film is niet gemaakt uit liefdadigheid – te krabben aan oude wonden van direct betrokkenen en nabestaanden, is het wat mij betreft ook in puur filmisch opzicht een miskleun. Het enige positieve wat ik over de film kan zeggen dat het een mooi gegeven is voor een aflevering van Ondertussen, op de redactie. Dank voor je opmerking!

 

SJOERD:

Toeristen maken selfies bij het holocaustmonument in Berlijn, tot verontwaardiging van iedereen. Tegelijkertijd is het prima als de selfiestick te voorschijn komt in het Colosseum te Rome, waar vele liters bloed hebben gevloeid. Over vijftig jaar, als het holocaustmonument dan nog bestaat, is het voor te stellen dat mensen op de stenen zitten om van de zon te genieten en jongeren er skateboarden. Op den duur wordt elke zwarte pagina in de geschiedenis ingehaald door de tijd.

Zo is er verontwaardiging over Utøya 22. juli, terwijl dit bijvoorbeeld niet het geval is bij Dunkirk of Braveheart. In principe kan en moet leed verfilmd worden als er een verhaal te vertellen valt. Iets waar mensen van kunnen leren. De Duitse filosoof Theodor Adorno zei ooit dat poëzie schrijven na Auschwitz barbarij was, omdat naar zijn mening kunstenaars hadden gefaald in het verbeelden van het onvoorstelbare lijden. Het is dan ook zeker een zware taak voor cinema om ondraaglijk leed te verfilmen, maar geen onmogelijke. Zo vraag ik me af of Adorno Rome, Open City heeft gekeken.

Toch deel ik de twijfel over het verfilmen van Anders Breivik’s daden. Mijn indruk is dat het motief inderdaad meer ligt in de zucht naar sensatie dan naar het vertellen van een indringend verhaal. Met andere woorden, het leed van de slachtoffers wordt als signaal zonder inhoud gebruikt. De kijker vertrekt na afloop met de gedachte: “wat erg he?” Maar de ruimte tot reflectie wordt niet geboden. Dit zou een doorwrocht verhaal met diepgaande karakters wel bieden.

The Wire

The Wire

Een voorbeeld is de televisieserie The Wire, waar de uitzichtloosheid van The War on Drugs in Baltimore invoelbaar wordt doordat alle dealers als mensen in plaats van schurken worden neergezet. Een andere optie om met leed om te gaan is de humor, die alles van haar voetstuk weet te halen. Als we lachen om de grote dictator Charlie Chaplin, zien we in dat geweld en haat niet de oplossing hoeven te zijn voor problemen.

 

BOB:

Ik ben er zoals gebruikelijk laat bij en heb er (vrijwel) niets meer aan toe te voegen. Ben ook al geen fan van dit soort films, in de eerste plaats omdat ik geëntertaind wil worden door lichtvoetige artisticiteit en ik weet al dat ik die hier niet ga vinden, één take of niet. Het zal toch voornamelijk een spannende film voorstellen. United 93 had ik hetzelfde gevoel bij. Elephant: ook niet mijn cup of tea. De dag dat iemand besluit om de aanslag van Bataclan te verfilmen zal net zo’n rampdag zijn als toen Donald Duck president werd van de VS.

Aan de andere kant vond ik Tower, een geanimeerde documentaire over een aanslag in Texas in 1966, wel erg geslaagd. Een andere genre maakt het verschil.

Een mooi moment misschien om schaamteloos mijn hyperrealisme-artikel te pluggen, dat hier wel wat verwantschap mee heeft.

Mooi weekend allen!

 

ALFRED:

Kunnen we wel kunst van recent leed maken? Natuurlijk kan dat. Sterker, kunst is een manier om het leed te verwerken. Voor de maker, de kunstenaar. En voor de kijker, luisteraar of lezer die het kunstwerk ‘consumeert’, of liever: beleeft. Kunst kan therapeutisch werken, zoals Yordan opmerkt. Volgens mij – en in ieder geval voor mij – is dat een van de voornaamste functies van kunst. Het werkt helend, verzoenend. Ik zeg wel eens, half schertsend en half gemeend: ik schuil in schoonheid.

We leven in een tijd waarin wegduiken voor lastige vragen bijna reflex is geworden. In het openbare ‘debat’ is bevestiging de regel, een afwijkende mening reden tot woede; kritiek aanleiding voor doodsbedreigingen. Voor mij bevestigt het stellen van de vraag ‘Kunnen we wel kunst van recent leed maken?’ hoe bang we zijn geworden voor alles wat ons niet direct bevestigt in ons gelijk of onze zelfgenoegzaamheid behaagt.

Kunst is schrikdraad. Geen smoothie.

Laten we de distributeur van Utøya 22. juli eens bellen met de vraag of regisseur Erik Poppe zich wil laten uithoren over zijn motieven.

 

COR:

Het is zo goed als geregeld. Je kunt hem volgende week bellen!

 

TIM:

Dank voor jullie prikkelende reacties – het moge duidelijk zijn dat we in een discours zitten dat altijd weer ruimte laat voor nieuwe perspectieven, tegen- en middenstemmen. En juist dat maakt het de moeite, denk ik zo;)

Laat ik voorop stellen dat ik liever geen stenen werp als het slachtoffer nog niet eens in beeld is. Ik moet eerst nog maar zien wat een viewing van Poppes film met me doet, maar ik sluit me wél aan bij de idee dat filmstijl waarschijnlijk de sleutel gaat worden tot ieder mogelijk moreel dan wel artistiek oordeel. Een korte historische inkadering:

Pantserkruiser Potemkin

Pantserkruiser Potemkin

Alfred raakt in zijn kritiek op de long take-techniek aan een discussie die bijna zo oud is als de film zelf. De Russische Montage-giganten verbleekten als je riep dat een film ‘geschoten werd’. Nee, een film wordt altijd gebouwd in de montagekamer. Voor die tijd is er geen film. Was getekend, Vsevolod Pudovkin.

Cahiers du Cinema-criticus André Bazin betoogde in de late jaren veertig dat juist de long take de film tot leven brengt. Of, nog beter: dat de long take toegang geeft tot de realiteit, vóór de techniek van montage haar weer manipuleert. Sjoerds opmerking dat film ‘altijd manipulatie is’ verbeeldt de belangrijkste contemporaine kritiek op steeds vaker als achterhaald beschouwde gedachtegoed.

Ik denk dat het in het geval van Utøya 22. juli wat complexer ligt. Zoals Bazin zichzelf nuanceerde toen hij Citizen Kane (om zijn combinatie van snelle newsreel-montage én de long take) de hemel in prees, zo heeft iedere stijlkeuze van Poppe onvermijdelijk voor- én nadelen. Een belangrijk voordeel van de long take is dat Poppe zich consistent kan vastpinnen op het perspectief van de slachtoffers. Inderdaad, om “een idee te geven van hoe het echt was”.

Als ik het correct heb vernomen, wordt Breivik in de film enkel als een vage schim getoond. Vanuit dat slachtofferperspectief dus. Stel je gewone shot-reverse-shotmontage voor: Poppe zou snel(ler) genoodzaakt zijn om die enge man uit Noorwegen een perspectief te geven. Juist in die dialectiek van beelden. Het conflict (of zelfs de gelijke dialoog?) van de montage geeft de antagonist een stem. En juist dat wil je vermijden, zo geef je, Alfred, zelf aan. Omdat de antagonist die stem niet altijd verdient.

Een nadeel hebben Sjoerd en Alfred zelf al op de proppen geworpen: mooifilmerij ligt op de loer en je artistieke keuze dreigt te gaan prevaleren boven het vertellende aspect. Uit een recensie op internet (tijdens de Berlinale, red.) haal ik dat Poppes techniek daarnaast leidt tot een soort horror-vibe die de film voorzichtig richting genre-titel doet bewegen. Schiet je je doel dan voorbij? Hoogstwaarschijnlijk.

De moraal van dit verhaal lijkt dat je met een film over die wrede zomerdag nooit goed kunt doen. Ik hoop dat de toekomst mijn ongelijk bewijst.

 

3 juni 2018

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’

Fietsen in Amsterdam

Ondertussen, op de redactie:

Fietsen in Amsterdam

COR:

De Fietser, de nieuwe film van Kees Hin, is vanaf 24 mei in de filmtheaters te zien. Volgens de distributeur is het een bijna meditatieve film over fietsen die ons op filosofische wijze doet nadenken over de cyclus van het leven. “In de film worden verschillende Amsterdammers geïnterviewd die allemaal hetzelfde gemeen hebben: de fiets. Fietsen in de stad Amsterdam is zo’n alledaags gebeuren dat het bijna niemand opvalt. De Fietser is een ode aan de fiets in de stad, aan de fietsers die er een eind op los dansen in de roes van de toekomst.”

Welke ‘fietsende filosoof’ wil hierover schrijven?

 

Fietsen in Amsterdam

 

RALPH:

Ik haak af. Weer dat Amsterdam. Was veel leuker geweest als ze een paar verdwaasde Terneuzers hadden genomen op de grens tussen NL en België. Of een paor gast’n uut Termunt’ndaam of Winschoot’n. Maar nee, we moeten weer door die benauwde grachten met de fiets. Met een hoop hoofdstedelijk gebetweet, toedeloe.

 

ALFRED:

Fiilm al gezien, Ralph?
Ben jij filosoof of fietser?

Groet (uit Mokum)

 

RALPH:

Is wel grappig je reactie, Alfred.

Het stoort mij dat de ruime meerderheid van de NL films zich in de Randstad en dan nog vooral in A’dam afspelen. Dat zal vast met allerlei contracten en de concentratie van filmmakers met de Randstad te maken hebben, maar je maakt mij niet wijs dat al die lui alleen maar hun roots in Mokum of de Randstad hebben. Het geeft een eenzijdig beeld van NL. Willen we eens willen concurreren met onze (geniale) zuiderburen, dan zullen we toch echt eens voorbij onze eigen navel moeten gaan staren.

Als het al eens over het platteland gaat in NL zijn het altijd van die enge gerefo’s, ook zo’n clichébeeld.

Ik ben overigens fietser, ik hou van het afleggen van langere afstanden en ik filosofeer ook wel graag. Film nog niet gezien, ook niet zo’n behoefte aan.

Groeten uit de buurt van de Mokumersstraatweg (beter bekend als de Amsterdamsestraatweg of Stroatweg), Utrecht.

 

ALFRED:

Amsterdam, Utrecht, Rotterdam, Den Haag: het zijn allemaal wijken van de Randstad.

Denk Brooklyn, Manhattan en Queens in New York. Of Hollywood, Silverlake en Beverly Hills in LA. Of Chelsea, Kensington en Muswell in Londen.

In Silverlake heb ik nog nooit iemand horen klagen dat film in Hollywood en tv in Pasadena zit. En in Muswell malen ze er niet om dat BBC’s Broadcasting House in Marelybone staat.

Waarom doen we in Nederland zo lastig over de mediaconcentratie in Amsterdam? Zijn het de dijken die ons het zicht op de wereld ontnemen?

Iedereen een fijne Koningsdag toegewenst, met fraaie vondsten op de vrijmarkt.

 

Fietsen in Amsterdam

 

TIM:

Iedereen die ik er in negatieve zin over hoor, heeft het gemunt op de idee dat Amsterdam de enige plek in Nederland is waar ‘het’ gebeurt.

Toegang tot cultuur en media is nu eenmaal een groot goed. Ik voel nooit de behoefte hier vol tegenin te gaan – ongelijk hebben ze niet per se – maar de klagers zouden zich ook in kunnen zetten om het cultuuraanbod in de regio te stimuleren. En geloof me, Nederland doet dat helemaal zo slecht niet, met (bijvoorbeeld) alle kleine filmtheaters die zich (ondanks bezuinigingen, aanbod van VoD-diensten etc.) nog in de middelgrote steden bevinden.

Op een conferentie in Turnhout (MOOOV Filmfestival) afgelopen dinsdag klonk de jaloersheid van onze zuiderburen duidelijk door, zeker als het gaat om de (gemiddelde) bereidheid van gemeenten om op lokaal niveau in (film)cultuur te investeren. Dit weekend opent in Arnhem het equivalent van 11 miljoen (Focus Filmtheater) :)

 

BOB:

Dag Ondertussenaarders!

Raar maar ook wel prettig om het met iedereen eens te zijn. Ik ben het eens met Ralph dat deze film zo te zien niet verder kijkt dan zijn Amsterdamse neus. Dat hoeft niet slecht te zijn (denk aan Gente di Roma van Ettore Scola, of Paris vu Par, of die Turkse kattenfilm van vorig jaar) maar mijn eigen Amsterdamse neus vermoedt ook een voorspelbaar resultaat. Ik denk dat de film vooral voor de export bedoeld is. Is dat erg? Ik geloof van niet.

Tegelijk ben ik het met Alfred eens dat er niets ergs is met de concentratie van media in Amsterdam / Hilversum. Als randstadtrotter (ik ken de vier grootste steden even goed) roep ik al jaren dat ik onze Randstad als een stad zie. Ik zie zelf weinig verschil. Zal alleen maar meer diffuus worden met de vermoedelijke golf van Amsterdammers die naar Rotterdam en Den Haag vertrekken.

En met Tim ben ik het ook al eens. Ik ga ook geregeld de provincie in voor cultuur (en natuur). Een andere setting zo nu en dan is altijd goed. De Lux in Nijmegen, de Cinecitta in Tilburg, de Lieve Vrouw in Amersfoort: prettige bioscopen. De kleinere musea zijn ook helemaal niet vervelend. Er is zoveel te doen overal – meer dankzij gepassioneerde enthousiastelingen dan de politiek denk ik.

And now for something completely different: Ice T aan het breakdancen.

 

28 april 2018

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’