Elvis

***
recensie Elvis
Wervelende muziekfilm neemt loopje met de werkelijkheid

door Jochum de Graaf

De roem is de film al aardig vooruit gesneld: 12 minuten applaus bij de wereldpremière in Cannes, uitgebreide loftuitingen door de Nederlandse Elvis-adepten Henkjan Smits en Lammert de Bruin in talkshow Op1. Zeker, Elvis, de her en der bewierookte nieuwe film van Baz Luhrmann (Romeo + Juliet, Moulin Rouge), is lang niet slecht, maar in de uitwerking van de leidende personages, Elvis en zijn manager Colonel Tom Parker, blijft de film te veel aan de oppervlakte.

IJzersterk wordt Elvis’ opvoeding getoond als arme blanke jongen die opgroeit tussen arme Afro-Amerikanen in Tupelo, Mississippi en hoe hij na de verhuizing naar Memphis, Tennessee als tiener in de ban raakt van gospelmuziek, veel tijd doorbrengt in Beale Street (“the Home of the Blues”) en dan vooral in de Handy Club, waar hij de talenten en artiesten tegenkomt die een doorslaggevende invloed op hem zouden hebben.

Grote verdienste van Elvis is dat nu voor het eerst in al die films en series over The King eindelijk recht wordt gedaan aan de rol die zwarte cultuur en muziek speelden in de persoonlijke en professionele ontwikkeling van Elvis Presley. We zien artiesten en muzikale pioniers: B.B. King, Little Richard, Fats Domino, Mahalia Jackson, Arthur “Big Boy” Crudup en Big Mama Thornton allemaal als zelfstandige personages, terwijl in de soundtrack moderne remixen en nieuwe muziek van artiesten als Doja Cat te horen zijn, wat nog eens benadrukt hoe door die koppeling van culturen en generaties de muziek van Elvis de rock-’n-rollrevolutie ontketende.

Elvis

The King
Mooi tijdsbeeld ook hoe gevaarlijk Elvis (gespeeld door Austin Butler) destijds werd beschouwd wegens het overschrijden van raciale grenzen en het uitdagen van de seksuele zeden in het Amerika van de jaren vijftig en de vroege jaren zestig waar de rassensegregatie nog volop leefde en er nog onbekommerd over ‘niggers’  en ‘nigga music’ werd gesproken. Luhrmann lijkt een soort correctie te maken op het beeld van Elvis als de wat bleue, onverschillige jongen die een ongelooflijk muzikaal talent bleek te hebben dat hem tot The King of Rock & Roll deed uitgroeien en zich niet of nauwelijks voor de wereld rondom hem interesseerde. In de film zien we hem met verbijstering naar het nieuws over eerst de aanslag op Martin Luther King en vervolgens kort daarna de moord op Robert Kennedy kijken, hij is totaal aangeslagen. Je zou bijna denken dat hij zomaar meegelopen zou kunnen hebben in  de legendarische marsen van de burgerrechtenbeweging.

De film gaat evenwel volledig voorbij aan het feit dat Elvis in werkelijkheid een nogal conservatief Republikeinse inslag had, een fikse hekel aan hippies had en als een van de hoogtepunten van zijn de leven de ontvangst door Richard Nixon op het Witte Huis in 1970 ervaarde, waar hij oh, ironie, een FBI-badge wegens zijn vermeende strijd tegen drugs in ontvangst nam, terwijl hij al een aardig eind op weg was met zijn verslaving aan uppers en downers waar hij uiteindelijk aan ten onder zou gaan.

Elvis

Colonel Parker
Een zelfde verhaal bezijden de werkelijkheid zien we in de rol van Elvis’ roemruchte manager Colonel Tom Parker, die – overigens niet al te consequent – als verteller optreedt. Tom Hanks speelt overtuigend en slim het type van de manipulatieve en hebzuchtige kolonel Parker, een gladde promotor uit de circuswereld die het geluk had de manager te worden van wat hij zag als de grootste carnavalsfreakshow ooit. Parker, pseudoniem voor onze landgenoot Dries van Kuijk uit Breda. Hij ontwikkelde de Elvismania, de merchandisingmachine met, truien, vesten, kalenders, wat dies meer zij en bracht heel tekenend naast een I Love Elvis-button ook een I Hate Elvis-button op de markt, op die manier ook nog een slaatje slaand uit de Elvis-haters.

Parker trachtte vanaf het begin van hun samenwerking zorgvuldig te waken voor het imago van de blanke all-American boy, de publiekslieveling met een grote moederliefde. De vervulling van de dienstplicht in Duitsland eind jaren vijftig, de tanende populariteit door de opkomst van de Britse Beatlemania deed hem Elvis’ filmcarrière stimuleren,  ook het huwelijk met Priscilla werd door Parker commercieel uitgebuit.

Elvis

Las Vegas
Er zijn een paar fijne scènes te zien rond de Comeback Special, het tv-optreden dat Elvis in 1968 weer terug aan de top moet brengen. Parker heeft een contract afgesloten dat het eigenlijk een kerstspecial zal worden waarbij Elvis een opzichtige trui zal dragen en zoetgevooisde kerstmelodieën zal zingen. Onder invloed van de regisseurs van de show trekt Elvis zich hier echter niets van aan en rockt als nooit tevoren. In later jaren weet Parker Elvis toch weer te bewegen een contract voor een jarenlang optreden in Las Vegas te ondertekenen, waarbij Parker ter delving van zijn gokschulden vijftig procent van de revenuen weet te bedingen.

Presley is dan al langzaam maar zeker op zijn retour, de tragische ondergang, dat pafferige zwetende gezicht, de optredens zittend op het podium, de medicijnverslaving – het is in andere films (zoals Elvis: That’s the Way It Is), documentaires en series menigmaal sterker in beeld gebracht. Elvis voegt daar weinig aan toe. Daarbij is de laatste jaren meer bekend geworden over de achtergrond van de vlucht van Dries van Kuijk naar de VS, de mogelijke betrokkenheid bij de moord op een Bredaas meisje, waardoor hij nooit een verblijfsstatus kreeg en optreden van Elvis buiten de VS tegenhield, het komt niet aan de orde.

Baz Luhrmanns Elvis lijkt al met al nog het meest op een wervelende musical waar omwille van de snelheid en vaart van de show zoals wel vaker een loopje genomen wordt met de dramatische werkelijkheid.

 

22 juni 2022

 

ALLE RECENSIES

Movies that Matter 2022 – Judas and the Black Messiah

Movies that Matter Festival 2022:
Judas and the Black Messiah

door Cor Oliemeulen

De laatste jaren verschijnen steeds meer films over de positie van Afro-Amerikanen die strijden tegen racisme en discriminatie. Het biografische drama Judas and the Black Messiah vertelt het verhaal van de infiltratie door een autodief in een afdeling van de Black Panthers die wordt geleid door een charismatische jongeman.

In de jaren zestig komen steeds meer zwarte mensen in opstand. Aan het begin van het op feiten gebaseerde filmdrama van Shaka King vertelt iemand waarom revolutie voor de Black Panthers de enige oplossing is. “De Black Panthers startten in Oakland een gewapende patrouille tegen intimidatie van zwarte mensen door de plaatselijke politie. Als de politie iemand arresteerde, volgden we hem naar het bureau en kochten hem vrij, Panther of niet. We willen geen kapitalisme, maar socialisme. Wereldwijd. We dienen het volk. Gratis zorg, gratis ontbijt voor kinderen, gratis rechtsbijstand, openbaar onderwijs.”

Als scherp contrast klinken de woorden van J. Edgar Hoover, hoofd van de FBI (gespeeld door een bijna onherkenbare Martin Sheen): “De Black Panthers zijn dé bedreiging voor de nationale veiligheid. Meer dan de Chinezen, zelfs meer dan de Russen. Contraspionage moet de opkomst van een Zwarte Messias uit hun midden voorkomen.”

Judas and the Black Messiah

Badge schrikt meer af dan pistool
Die contraspionage komt er namens de FBI in de persoon van de kruimelcrimineel Bill O’Neal, die na zijn arrestatie kan kiezen uit twee opties: minimaal zes jaar gevangenis of infiltratie in de Black Panthers. Om zijn eigen hachje te redden, kiest hij voor het laatste. Acteur Lakeits Stanfield speelde in Sorry to Bother You (2018) al een rol van oplichter: zijn personage Cash meldt zich daarin met een fake-diploma en verzonnen cv bij een telemarketingbedrijf. Ondanks dat hij wordt gesnapt, mag hij zich bewijzen en schopt hij het tot topverkoper, maar weigert hij mee te doen aan stakingen voor betere arbeidsomstandigheden. In Judas and the Black Messiah gebruikt O’Neal een fake-ID van de FBI om auto’s te stelen. Want, zo zegt hij na zijn arrestatie tegen FBI-agent Roy Mitchell (Jesse Plemons): “Een badge schrikt meer af dan een pistool.”

Mitchell is de contactpersoon van O’Neal als deze in 1968 infiltreert in de Chicago-afdeling van de Black Panthers. Bill O’Neal maakt kennis met de pas 20-jarige charismatische leider Fred Hampton, gespeeld door Daniel Kaluuya, bekend geworden door het horrormysterie Get Out (2017) waarin hij op een geheel andere wijze wordt geconfronteerd met de nukken van de witte medemens. Er ontstaat zowaar een vertrouwensband tussen Bill en Fred, hoewel Bills geweten gaandeweg steeds meer begint te knagen.

Judas and the Black Messiah

Onderbelicht
De onderbelichte relatie van O’Neal met Mitchell is logisch, want hun (belevings)werelden liggen onverminderd mijlen uit elkaar, terwijl je op je klompen kunt aanvoelen dat O’Neal zal worden gedumpt zodra hij zijn judaskus heeft gegeven. Minder logisch is dat Judas and the Black Messiah nauwelijks tijd neemt om de relatie tussen Judas en de Zwarte Messias uit te diepen. We leren weliswaar dat Bill O’Neal het al snel schopt tot ‘security captain’ van de Black Panthers-afdeling, maar regisseur Shaka King heeft meer aandacht voor Hamptons liefdesrelatie met de dichteres van de groep, de toekomstige moeder van zijn zoon.

Het biografische drama etaleert de vibe van beklemmende jaren zeventig-thrillers met een mooie cinematografie, lekkere muziek en geloofwaardig spel. Vergeleken met de zeer intense reconstructie van Kathryn Bigelows Detroit (2017) en de activistische gelaagdheid van Spike Lee’s BlacKkKlansman (2018) blijft Judas and the Black Messiah te veel aan de oppervlakte. Het is veelzeggend dat de authentieke beelden tijdens de aftiteling pas de werkelijke betekenis onthullen van de relatie judas-messias met zowel schokkende als inspirerende gevolgen.

Lees hier waar deze film nog is te zien.

 

10 april 2022

 


Movies that Matter Festival 2022 – Openingsfilm Navalny
Movies that Matter Festival 2022 – Activisten
Movies that Matter Festival 2022 – Les choses humaines is genuanceerde bijdrage #MeToo
Movies that Matter Festival 2022 – Sovjet- en post-Sovjetfilms
Movies that Matter Festival 2022 – Het Grote Verzwijgen

 

MEER FILMFESTIVAL

Belfast

***
recensie Belfast
Bitterzoete thuishaven

door Paul Rübsaam

Het semi-autobiografische Belfast van Kenneth Branagh verbeeldt de lotgevallen van de achtjarige Buddy in de Noord-Ierse hoofdstad anno 1969. Juist in Buddy’s buurt, waar kinderen op straat spelen en iedereen elkaar kent, breken grimmige conflicten uit tussen protestantse en katholieke bewoners.

Kleurrijke luchtopnames van de hedendaagse havenstad Belfast en met warm saxofoongeluid gelardeerde klanken van de stemmig optimistische song ‘Down to Joy’, die peetvader van de ‘Belfast Blues’ Van Morrison componeerde voor de film. Daarmee opent Belfast, wat de kijker meteen het gevoel bezorgt dat de plaats waar Morrison en regisseur en scriptschrijver Kenneth Branagh in respectievelijk 1945 en 1960 het levenslicht zagen ondanks alles een stad is om van te houden.

Belfast

We schakelen terug naar het verleden en naar zwart-wit. Aanvankelijk is er nog weinig reden om het positieve beeld van Belfast bij te stellen. We bevinden ons in augustus 1969 in de Tiger Bay-area, een schijnbaar gezellige arbeiderswijk in Belfast waar kinderen op straat spelen en de volwassenen die daar glimlachend tussendoor lopen ieder kind bij de naam kennen.

Home sweet home?
De achtjarige protagonist Buddy (Jude Hill) wordt door zijn moeder geroepen. ‘Gewapend’ als hij is  met een plastic zwaardje en een deksel van een vuilnisbak die als schild moet dienen, is het toch tijd om naar huis te komen. Buddy heeft aardige,  aantrekkelijke en zelfs danslustige ouders (Caitriona Balfe en Jamie Dornan) en een wat ingetogen, maar niet onsympathieke oudere broer (Lewis McAskie). Voorts twee lieve, inwonende, elkaar nog altijd beminnende grootouders (Judie Dench en Ciarán Hinds), van wie de grootvader, die graag met de deur open op een in een schuur geplaatst toilet zit, altijd luistert en raad weet.

Maar alleen maar idyllisch is het allemaal toch niet. Nog voor Buddy goed en wel thuis is, wordt hij op straat geconfronteerd met een radicale protestantse militie die met stokken, molotovcocktails en autobommen katholieke buurtbewoners uit hun huizen probeert te jagen. Het zijn de begindagen van ‘The Troubles’, oftewel het uiteindelijk dertig jaar slepende Noord-Ierse conflict. Het geweld in de Tiger Bay-area richt zich weliswaar niet rechtstreeks tegen Buddy en zijn familieleden, maar vormt voor hen toch een bedreiging. Ze belijden hun protestantse geloof namelijk weinig fanatiek en leven het liefst in vrede met hun katholieke buurtgenoten.

Wapenstilte 
Nadat een aantal katholieke families inderdaad hun huis hebben moeten verlaten, herstelt het leger de orde. Terwijl straten met prikkeldraadversperringen zijn afgezet om nieuwe geweldsuitbarstingen te voorkomen, pakt de familie van Buddy de draad weer op. Vader werkt in Londen in de bouw en is dus veel van huis.  Het liefst zou hij met zijn gezin naar Engeland verhuizen, of zelfs naar Sidney of Vancouver. In Belfast is het immers niet veilig meer. Ondertussen wordt hij ook nog eens onder druk gezet door de voorman van de protestantse militie om zich uit te spreken voor de protestantse zaak. Hij is toch geen lafaard?

Buddy zelf gaat weer naar school. Hij is verliefd op de katholieke Catherine, het beste meisje van de klas, dat om die reden helemaal vooraan mag zitten. Omdat Buddy letterlijk zo dicht mogelijk bij haar in de buurt wil komen, doet hij flink zijn best op zijn huiswerk. Al kijkt hij liever op de zwart-televisie naar westerns en zelfs naar de ietwat meisjesachtige musical en toenmalige bioscoophit Chitty Chitty Bang Bang (in kleur!) De mannen die in de zomer van 1969 op de maan landden, spreken eveneens tot zijn verbeelding.

Belfast

Geen fusie
Voor generatiegenoten van Buddy en van welke nationaliteit en geloofsovertuiging dan ook biedt Belfast aangenaam veel herkenningspunten. Gelukkig ook krijgt de op het eerste gezicht wat clichématige keuze om de terugblik naar het einde van de sixties in zwart-wit te verbeelden een speelse dimensie. Toneel- en bioscoopvoorstellingen zijn wél in kleur in dat tijdperk dat gedomineerd wordt door de zwart-wittelevisie, die bij Buddy thuis voortdurend aanstaat. De kleuren van een toneelvoorstelling zien we zelfs weerspiegeld in de brillenglazen van oma, die (uiteraard in zwart-wit) in de zaal zit.

Tel daar nog eens de soundtrack bij op, met legio sfeervolle nummers van Van Morrison (onder anderen ook ‘Bright Side of the Road’ en ‘And the Healing Has Begun’) en het even plechtige, als hypnotiserende ‘Do Not Forsake Me, Oh my Darling’ van Tex Ritter (titelsong van de western High Noon uit 1952), en het wordt moeilijk om het warme bad dat Belfast biedt af te slaan.    

Maar als je daar eenmaal in zit, gebeurt er in zekere zin te weinig. Het draait in de film te veel om nestwarmte en buurtromantiek versus narigheid en geweld, die als te gescheiden elementen in het verhaal maar geen fusie met elkaar aan lijken te kunnen gaan. Het gevolg is dat Branagh de valkuil van de sentimentaliteit gaandeweg steeds minder goed weet te omzeilen. Ook voor de spanning en plotontwikkeling heeft die te strikte tweedeling negatieve consequenties. Blijft de familie van Buddy in Belfast omdat ze het er zo fijn hebben, of gaan ze toch de zee over omdat ze het er zo rot hebben? Naar het antwoord dat we natuurlijk krijgen, ben je als kijker minder benieuwd dan de bedoeling zal zijn geweest.

 

20 februari 2021

 

ALLE RECENSIES

Onoda – 10.000 Nights in the Jungle

****
recensie Onoda – 10.000 Nights in the Jungle

Dwalen in een andere werkelijkheid

door Ries Jacobs

Op 26 december 1944 werd Hiroo Onoda naar het Filipijnse eiland Lubang gestuurd om het te verdedigen tegen het oprukkende Amerikaanse leger. De Tweede Luitenant in het Japanse Keizerlijke Leger gaf zich uiteindelijk op 10 maart 1974 over aan een officier van de Filipijnse luchtmacht. Onoda – 10 000 Nights in the Jungle vertelt het verhaal over de soldaat die, gedreven door plichtsbesef en wantrouwen, weigerde te geloven dat de oorlog voorbij was.

Het cliché dat de waarheid soms vreemder is dan fictie gaat in dit geval zeker op. Als de geschiedenis van Onoda niet werkelijk had plaatsgevonden, dan zou het filmscript van de Franse regisseur Arthur Harari en zijn schrijversmaatje Vincent Poymiro direct met het stempel ongeloofwaardig in de prullenbak verdwijnen.

Onoda - 10.000 Nights in the Jungle

Andersom is het vreemd dat dit bizarre en tegelijkertijd avontuurlijke verhaal nu pas verfilmd is. Harari was gefascineerd toen hij hoorde over een Japanse soldaat die bijna dertig jaar overleefde in de jungle. Vrijwel meteen zag hij de mogelijkheden voor een film. Het uiteindelijke resultaat is een ingetogen film met een minimum aan heroïsche gevechten. Ook laat hij zich niet verleiden tot een overdaad aan poëtische vergezichten, hoewel het tropische heuvellandschap daartoe wel degelijk uitnodigt.

Geef je nooit over
In plaats daarvan legt Harari de nadruk op de ontwikkeling en de kameraadschap van de soldaten. Want hoewel Onoda in 1974 alleen werd gevonden, voerde hij zijn voortgezette oorlog aanvankelijk met drie Japanse medestrijders. Een voor een ontvallen zijn kameraden hem. Twee van hen komen om in de strijd met de eilandbevolking (door de keizerlijke Japanse strijders nog steeds beschouwd als hun vijand), één geeft zich over.

Als de overgelopen soldaat Akatsu zich met een Japanse delegatie op het eiland mededeelt dat de oorlog al jaren voorbij is, beschouwen Onoda en zijn overgebleven strijdmakker dit als Amerikaanse propaganda. Hoe meer informatie ze krijgen, hoe dieper ze zich ingraven in hun idee dat de oorlog nog steeds gaande is. Het laatste bevel dat ze in 1945 kregen, luidde immers om het eiland te verdedigen en zich nooit over te geven.

Onoda - 10.000 Nights in the Jungle

Politiek, spiritualiteit en levenszin
‘De film moest gaan over het ervaren van de werkelijkheid’, zegt Harari hierover. Hij doet er te lang over (165 minuten) om zijn verhaal te vertellen, maar slaagt er wel in om de kijker te laten meekijken in de hoofden van de Japanse soldaten die allen de realiteit op hun eigen manier ervaren. Ze hebben dezelfde twijfels als orders uitblijven en de jaren verstrijken, maar ieder van hen gaat er anders mee om.

In die zin is de bizarre geschiedenis van Onoda en zijn drie medestrijders op het Filipijnse eiland een uitvergroting van de werkelijkheid van alledag. Politiek, spiritualiteit, levenszin, over al deze zaken en nog veel meer geloven we wat we willen geloven. Ons geloof baseren we op onze interpretatie van de werkelijkheid, niet op de werkelijkheid zelf. Naast een geslaagde film is Onoda – 10 000 Nights in the Jungle daarom een spiegel die Harari de kijker voorhoudt. Hoe objectief is ons beeld van de werkelijkheid eigenlijk?

 

2 september 2021

 

ALLE RECENSIES

Ilha dos Amores, A

***
IFFR Unleashed – 1983: A Ilha dos Amores
Ontmoeten is het begin van scheiden

door Cor Oliemeulen

A Ilha dos Amores gaat over het leven, de liefdes en de dood van de Portugese schrijver Wenceslau de Moraes. Het drama van Paulo Rocha is door zijn theatrale, literaire en historische aanpak veel meer dan het lot van de zoveelste kunstenaar die na een turbulent en ellendig leven verpaupert en in eenzaam sterft.

Wenceslau de Moraes werd in 1854 in Lissabon geboren en overleed in 1929 in het Japanse Tokushima. De man kon moeilijk op één plek blijven. Zo vertoeft hij als marineofficier in Mozambique, vertrekt met zijn maîtresse Isabel naar Macau (sinds 1557 een belangrijke Portugese handelspost in Zuid-China), laat na enkele jaren zijn Chinese vrouw Atchan en hun twee kinderen achter voor een post als consul van Portugal in het Japanse Kobe (dat zijn haven had opengesteld voor handel met het westen), trouwt daar de Japanse O-Yoné, zegt na haar dood zijn baan op, trekt zich terug in het provinciestadje en vindt een nieuwe liefde met O-Yoné’s nichtje Ko-Haru, die zelf nog een andere geliefde heeft. Als haar kind wordt geboren, en spoedig sterft, is het niet duidelijk wie de vader is. Ko-Haru overlijdt niet lang daarna aan tuberculose.

A Ilha dos Amores

Filmmaker volgt schrijver
‘Ontmoeten is het begin van scheiden’, verzucht De Moraes (rol van Luís Miguel Cintra), die ’s nachts in een aftandse kimono rondzwerft bij de graftombes van zijn overleden geliefden en zich de rest van zijn leven aan schrijven zal wijden. Tussen 1916 en 1929 produceert hij zijn belangrijkste werken, waaronder De Dodendans van Tokushima. Zijn levenswandel in Azië wordt regelmatig onderbroken door kunstzinnige verwijzingen en korte fragmenten van het thuisfront waar vooral zijn zus Francesca haar broer mist. De prachtige, vrij statische cinematografie, bijna overal op locatie, is van Acácio de Almeida, Elso Roque en Kôzô Okazaki.

De temperamentvolle Wenceslau de Moraes wilde graag het materialisme van het westen inruilen voor het spirituele van het oosten. Bovendien had hij weinig op met de politieke toestand in zijn geboorteland. De Oktoberrevolutie van 1910 zorgde voor het verdwijnen van de constitutionele monarchie en het begin van de republiek waarin corruptie hoogtij vierde, wat uiteindelijk zou uitdraaien op een dictatuur.

Ook regisseur Paulo Rocha, die het scenario van A Ilha dos Amores schreef, hield het opmerkelijk genoeg niet uit in zijn geboorteland Portugal. Hij bereidde daar zijn film jarenlang voor, maar door de politieke spanningen, de oorlogen in het naar onafhankelijkheid snakkende Mozambique en Angola die het moederland in armoede hadden gestort, de linkse staatsgreep tijdens de Anjerrevolutie in 1974 (die direct de onafhankelijkheid van die Afrikaanse kolonies inleidde) leek het hem beter te vertrekken naar Japan, in het kielzog van De Moraes.

A Ilha dos Amores

Ontdekkingen
De negen hoofdstukken van A Ilha dos Amores verwijzen naar ruim tweeduizend jaar oude gedichten van de vader van de Chinese poëzie, Qu Yuan, terwijl de filmtitel is ontleend aan een hoofdstuk uit het beroemdste gedicht (Os Luciadas) van Portugals zestiende-eeuwse schrijver des vaderlands Luís de Camões (werkzaam als onderofficier in Macau!). Daarin bezingt hij de roem van de Portugezen en hoe ontdekkingsreiziger Vasco da Gama door de Romeinse godin Venus naar het eiland der liefdes (A Ilha dos Amores) wordt gevoerd om daar de geheimen van het leven en de liefde te kunnen ontdekken. In de roman Het Verboden Rijk van J. Slauerhoff (1898-1936) volgt onze eigen grote schrijver en dichter op zijn beurt de levenswandel van Luís de Camões.

Terwijl Wenceslau de Moraes in deze bijna drie uur durende film steeds ouder en grijzer wordt en steeds krommer gaat lopen, zoekt hij affectie bij een nichtje van Ko-Haru. Echter de inmiddels in eigen land geliefde schrijver is ver van huis verworden tot een getormenteerd mens, dienend als spiegel van een gedoemd land. De artistieke cameravoering – vaak half verscholen achter een boom of een grafsteen, door ramen, deuren en klamboes, of via een spiegel – maken de betrokkenheid met het personage lastiger. Zowel de schoonheid van de kunsten als de zeer originele en ambitieuze aanpak van filmmaker Rocha kunnen ten langen leste niet voorkomen dat A Ilha dos Amores een enigszins afstandelijke en deprimerende indruk achterlaat.

Deze film is bij het jarige IFFR online te zien tot en met 21 april 2021.

12 maart 2021


ALLE RECENSIES 50 JAAR IFFR

Singing Club, The

**
recensie The Singing Club

Zingen met of zonder mondkapje

door Cor Oliemeulen

The Singing Club volgt de platgetreden paden van een Engelse filmtraditie die met een lach en een traan terugblikt op een historische gebeurtenis met de bedoeling dat de kijker er kracht en een voldaan gevoel uit put. De ene keer lukt dat beter dan de andere keer.

Als je getrouwd bent met een militair die wordt uitgezonden naar een conflictgebied in het buitenland moet je niet zeuren dat je moederziel alleen thuis achterblijft en de kans aanwezig is dat je op een dag slecht nieuws krijgt. Om te tijd te doden en afleiding te vinden, kun je samen met de andere vrouwen gaan breien, een boekenclubje beginnen of gaan zingen in een koor. Zingen kan immers gevoelens van stress, depressies en isolatie temperen, terwijl saamhorigheid en verbondenheid het gemis kunnen verzachten.

The Singing Club

Onderhoudend maar voorspelbaar
De makers van The Singing Club, met regisseur Peter Cattaneo (van The Full Monty, 1997) voorop, dachten vast dat het publiek in deze onzekere tijd van pandemie wel een feelgoodfilm kon gebruiken. Hoewel de geschiedenis over deze achtergebleven soldatenvrouwen die gaan zingen en door hun finale optreden in de Royal Albert Hall vele harten beroerden en door alle media-aandacht ook over de landsgrenzen veel navolging kenden, is dit komische drama zeer voorspelbaar.

Onlangs verscheen een andere Engelse feelgoodfilm in de bioscoop (en tegenwoordig vaak direct op video on demand): Misbehaviour, waarin de opkomst van de vrouwenemancipatiebeweging centraal staat. Waar in die productie de verschillende typetjes feministen (variërend van de stoere rosse krullenbol die de meeste mannen beschouwt als seksisten tot en met de keurige studente die zich aanvankelijk aarzelend opstelt maar nadien het hardst leuzen schreeuwt) zijn de vrouwelijke leden van The Singing Club al even gemêleerd, maar biedt het verhaal nauwelijks diepgang.

The Singing Club

Officiersvrouwenfittie
Lichtpuntje is Kristin Scott Thomas, die door haar bilingualiteit even gemakkelijk kan excelleren in zowel Franse drama’s (Il y a longtemps que je t’aime, 2008) als Engelse komedies (Four Weddings and a Funeral, 1994) en vaak een genot is om naar te kijken. Als vrouw van een officier die het hoogst in rang is, voelt Kate zich geroepen om een koor uit de grond te stampen en een verantwoord (lees: saai) repertoire te onderrichten. Getourmenteerd door het verlies van haar zoon onderdrukt zij haar emoties voor de goede zaak. Met haar ogenschijnlijke arrogantie en kilheid roept ze de nodige weerstand op.

De plot van The Singing Club draait om haar conflict met de andere officiersvrouw Lisa (Sharon Horgan) die een totaal andere aanpak voor ogen heeft. Zingen doe je voor de lol, en dat het niet altijd even zuiver is, maakt niets uit. Terwijl Kate zich als een volleerde dirigent opstelt voor het zootje ongeregeld, geeft Lisa achter een keyboard met twee vingers de melodie aan. Uiteindelijk ontstaat er een aanstekelijk repertoire van zowel klassieke liederen (Ave Maria) als lekker in het gehoor liggende popdeuntjes uit de jaren 80 (Only You van Yazoo, Time After Time van Cyndi Lauper). Best jammer dat je tegenwoordig van Rutte niet meer keihard mag meezingen in de bioscoop.

 

1 november 2020

 

ALLE RECENSIES

Frida Kahlo

***
recensie Frida Kahlo

Tussen intense verbeelding en persoonlijke tragiek

door Sjoerd van Wijk

Frida Kahlo brengt het werk van deze Mexicaanse kunstenares tot leven. De kunstdocumentaire ontsnapt niet volledig aan de beperkingen van een museum door een toeristische benadering.

Al jarenlang brengt de productiemaatschappij Seventh Art Productions onder leiding van Phil Grabsky de filmserie Exhibition on Screen uit. Dit zijn kunstdocumentaires die tot in detail de besproken werken opnemen en van context laten voorzien door kunsthistorici en andere relevante figuren. Na Secret Impressionists en Gaugain is het de beurt aan de Mexicaanse Frida Kahlo. Haar schilderijen raken door haar intense verbeelding verweven met persoonlijke tragiek die desalniettemin universeel aangrijpt. Aan de hand van een aantal chronologisch gepresenteerde sleutelwerken, vage beelden van een fictieve Kahlo aan de make-up en plaatsen waar ze heeft geleefd, vertelt de documentaire een verhaal over haar leven en kunst.

Frida Kahlo

Rondleiding
Het is een filmversie van een rondleiding door het museum, maar door de uitgekiende selectie vervalt dit niet in een overdaad van werken in te korte tijd aanschouwd en een prijzige ansichtkaart na afloop. Er zit een goede balans tussen bekender werk als The Broken Column en onderschat werk als My Nurse and I. Elk besproken schilderij krijgt de ruimte om in te werken. De doeken komen tot leven zodra de camera er minutieus overheen glijdt. Doorweven met opheldering over haar veelbewogen leven resoneert de sterk persoonlijke dimensie van Kahlo’s werk, waardoor de film tegelijk functioneert als een biografie. De toewijding waarmee deze documentaire de doeken de ruimte geeft, zegt meer over dat leven dan de tandeloze biopic Frida (2002) met Salma Hayek.

Niet alleen over privé-invloeden, maar ook over artistieke invloeden zoals fotografie of retablos (kleine schilderingen van Christelijke iconen) deelt de film veel over Kahlo. Daar zit echter een beperking aan. Niets is zo verstikkend voor de beleving van de schilderkunst als een museum, waarin werken hangen als een steriele verzameling, dikwijls voorzien van een paneel vol academisch jargon om een en ander te duiden. Kunst hoort te ademen binnen een passende praktische context. Maar in deze film legt men al snel de eigen interpretatie op als men bijvoorbeeld gaat doorzagen over de symboliek van een klein detail op een schilderij, net zoals de panelen in musea.

Frida Kahlo

Toeristisch
Het haalt de angel uit Kahlo’s werk. Een zich opmakende fictieve Kahlo vernauwt de verbeelding over haar persoonlijkheid. Exhibition on Screen: Frida Kahlo voelt soms als een toeristische aangelegenheid, een veilig gereguleerde ervaring. De overdaad aan beelden van het weliswaar fraaie La Casa Azul in Coyoacán of een Mexicaans bandje als afsluiter komen daarin over als een stukje exotisme.

Teksten geschreven door Kahlo of tijdsgenoten voegen veel toe aan het verhaal, maar de geforceerde accenten van het gesproken Engels maakt het tot een beschamend relaas dat herinnert aan de slechtste aspecten van een toeristisch museum. En clichés over genialiteit voelen overbodig als Frida Kahlo de werken al zo sterk voor zich laat spreken.

 

Kijk hier waar de documentaire Frida Kahlo draait.

 

8 september 2020

 

ALLE RECENSIES

Misbehaviour

***
recensie Misbehaviour

Deelnemers Miss World de maat genomen

door Cor Oliemeulen

Engelse feelgoodfilm toont hoe de kersverse vrouwenbeweging een halve eeuw geleden de live-uitzending van de Miss World-verkiezing verstoorde. In Misbehaviour gedragen alle betrokkenen zich op hun eigen manier en is er begrip voor zowel activisten als deelneemsters.

Net als in andere jaren zitten miljoenen gezinnen op 20 november 1970 aan de buis gekluisterd voor de twintigste Miss World-verkiezing in de Royal Albert Hall in Londen. De live-uitzending wordt onderbroken wanneer vrouwelijke activisten presentator Bob Hope (Greg Kinnaer), die tijdens zijn presentatie de zoveelste seksistische opmerking maakt, beginnen te bekogelen met pamfletten en meelbommetjes, toegesnelde beveiligers en politiemannen belagen met waterpistolen en leuzen roepen tegen de vleeskeuring en voor gelijke rechten van vrouwen. In het historische drama Misbehaviour zien we hoe het zover kon komen.

Misbehaviour

Tactiek bepalen
De film geeft een aardig beeld wat er in die tijd in de wereld aan de gang was. In een aantal landen was een maatschappelijke revolutie uitgebroken, waarbij steeds meer vrouwen zich gingen organiseren en verzetten tegen ongelijkheid en streden voor een gelijkwaardige zorg voor het kind en zeggenschap over je eigen lichaam. In het jaar dat het Engelse dagblad The Sun vrolijk startte met foto’s van topless vrouwen op pagina 3 kon de meerderheid van de bevolking zich nog geheel niet vinden in de idealen van deze Women’s Liberation Movement.

We maken kennis met de jonge moeder Sally Alexander (Keira Knightley) die op een Londens college haar toelating voor de universiteit probeert te verdienen. Ze oogt als een degelijk en burgerlijk type, die aanvankelijk schrikt van de anarchistische en provocatieve Jo Robinson (Jessie Buckley) die op fanatieke wijze het naar meer vrouwenrechten strevende groepje aanvoert. In tegenstelling tot Jo handelt Sally niet zozeer vanuit het hart en een portie lef, maar probeert zij door middel van verstand en academische vaardigheden doelen te bereiken. Zij overtuigt de anderen om de media, hoewel die behoren tot het establishment, te benaderen, want hoe kun je anders je boodschap uitdragen? Voordat ze het weet, wordt ze woordvoerster van de beweging en schreeuwt ze om het hardst bij demonstraties.

Verschillende perspectieven
Het sterke punt van Misbehaviour is dat regisseur Philippa Lowthorpe de Miss World-verkiezing vanuit verschillende perspectieven belicht en begrip voor (bijna) alle betrokkenen heeft. Zo vernemen we de beweegredenen van de Amerikaanse entertainer Bob Hope die al tien jaar eerder als host fungeerde en knallende ruzie met zijn vrouw krijgt, de grote organisator Eric Morley (Rhys Ifans) die volgens eigen zeggen slechts streeft naar de fantasie van een perfecte wereld waarin schoonheid wordt gevierd en zijn vrouw en zakelijk partner Julia (Keeley Hawes) die in tegenstelling tot haar man niet de maten maar de gratie van de deelneemsters roemt.

Misbehaviour

Maar de focus ligt op de twee groepen jonge vrouwen met ver uiteenlopende ambities. Enerzijds de feministen die zich verzetten tegen de huns inziens uitbuiting van vrouwen en die streven naar gelijkheid tussen mannen en vrouwen, anderzijds de deelnemers van Miss World die vurig hopen om zichzelf (en hun land) op de map te zetten. Terwijl de actievoersters hun plannen beramen, lijken de missen het uitstekend naar hun zin te hebben. Sommigen dromen over een betere toekomst, zoals de gekleurde deelneemster van Grenada. Zij wil en kan niet het bestaande systeem omverwerpen, maar is bij winst een grote inspiratiebron voor andere gekleurde meisjes omdat ze dan laat zien dat het mogelijk is om iets te kunnen bereiken. Dat zoiets moet door middel van een knap gezicht en een mooi lichaam is nu eenmaal zo.

Uit die korsetten!
Uiteindelijk is Misbehaviour een feelgoodfilm in een mooie Engelse traditie: het maken van deels ontroerende, deels grappige historische films met een bevredigende afloop waar mensen voor hun rechten opkomen. Denk bijvoorbeeld aan Pride (2014) waarin mijnwerkers en homo’s gezamenlijk demonstreren tegen de conservatieve Thatcher-regering en aan Made in Dagenham (2011) waarin de vrouwen in de Ford-fabriek strijden voor een beter salaris.

Dat gebeurde overigens al een paar jaar voordat de vrouwenrechtenbeweging voor een miljoenenpubliek de Women’s Liberation Movement op de kaart zetten. Je zou bijna vergeten dat de zojuist opgerichte Dolle Mina’s in Nederland al in januari 1970 van zich lieten horen: nadat ze hun korsetten hadden verbrand bij het standbeeld van de negentiende-eeuwse feministe Wilhelmina Drucker in Amsterdam verstoorden zij al een missverkiezing, in Utrecht. Wanneer gaat iemand daarover eens een feelgoodfilm maken?

 

23 augustus 2020

 

ALLE RECENSIES

Once Were Brothers

****
recensie Once Were Brothers

Broederschap, heroïne, autowrakken en Dylan

door Alfred Bos

Terug naar de wortels, was het muzikale credo van The Band. Hun verhaal valt nagenoeg samen met de ontwikkeling van de rockmuziek tussen eind jaren vijftig en midden jaren zeventig. “We stonden in de frontlinie van twee of drie muzikale revoluties”, aldus gitarist en voornaamste songschrijver Robbie Robertson in de documentaire Once Were Brothers, over de loopbaan van de groep.

Iedereen had het over ‘de band’, dus noemden ze zich The Band. Het debuutalbum veroorzaakte weinig minder dan een muzikale revolutie – ook The Beatles en Eric Clapton spiegelden zich eraan – en definieerde een tijdperk. Ze waren het lokaas om Bob Dylan uit zijn zelf verkozen retraite te bewegen. Ze voelden zich broers, maar weinig is zo licht ontvlambaar als familie. Dus na een dozijn jaren was The Band gedaan, de broers van elkaar vervreemd.

Once Were Brothers

Dat ‘broers van elkaar’ is de beleving van Robbie Robertson (1943), gitarist en voornaamste songschrijver van The Band, maar die had daar als enig kind wellicht het meest behoefte aan. Of de andere vier groepsleden die zienswijze delen, leert de documentaire Once Were Brothers niet. Pianist Richard Manuel (1943-1986), bassist Rick Danko (1943-1999) en drummer Levon Helm (1940-2012) leven niet meer; organist en saxofonist Garth Hudson (1937) leidt een teruggetrokken bestaan in Woodstock, New York. Daar groeide ‘de band’ uit tot The Band en beleefde er enkele idyllische jaren.

Boeiende verteller
De film ziet de loopbaan van The Band dus door de bril van Robertson. Zijn verhaal vormt de leidraad, de beelden uit zijn archief illustreren de vertelling, en het is zijn muziek die de aftiteling begeleidt. De film stopt op het moment dat Robbie Robertson stopt met The Band.

Wat de film niet vertelt, is dat The Band zonder Robertson in de jaren tachtig opnieuw ging toeren en in de jaren negentig nog enkele albums opnam. De film vermeldt evenmin dat Robertson in 2002 Garth Hudsons aandeel in de groep uitkocht. De relatie tussen Robertson en Levon Helm was verzuurd, maar Helm heeft zijn eigen film, Ain’t In it For My Health. In Once Were Brothers komen enkele intimi van Helm aan het woord, dat weer wel.

Eerlijk is eerlijk: Once Were Brothers is niet de complete filmtitel. Hij heeft nog een ondertitel en die is duidelijk genoeg: Robbie Robertson and The Band. De film schetst de evolutie van de tienerjaren als The Hawks, de begeleiders van rock’n-rollzanger Ronnie Hawkins; vervolgens op eigen benen als Levon and The Hawks; via naamloze begeleiders van Bob Dylan; naar de opkomst, gloriejaren en neergang als The Band. Robertson kan er boeiend over vertellen.

Once Were Brothers

Grondleggers van de rootsrock
Zo als dat gaat met verhalen die uit het leven zijn gegrepen, ontkomt ook het relaas van The Band niet aan de nodige ironie. De groep bestond uit vier Canadezen (alleen Helm had een Amerikaans paspoort) en wordt – dankzij hun debuutalbum Music From Big Pink uit 1968 – gezien als de grondlegger van het rootsrock-genre, tegenwoordig ook wel Americana genoemd.

Verfijnde ironie schuilt in hun samenwerking met Bob Dylan, die ze midden jaren zestig begeleidden tijdens de elektrisch versterkte concerten van de voormalige folkbard. Nadat Dylan zich in 1966 had teruggetrokken uit de muziekindustrie en The Band onder eigen vlag tot sterren waren uitgegroeid, werd de associatie in 1974 hernieuwd met de Before The Flood-tournee. Dylan is sindsdien al weer bijna een halve eeuw onafgebroken op tournee.

De broederschap van The Band daarentegen bladderde na de gezamenlijke concertreeks af. Op 27 november 1976, Thanksgiving Day, stonden ze voor het laatst in de oorspronkelijke bezetting op het toneel. Het concert werd, op verzoek van Robertson, als The Last Waltz op film vastgelegd door Martin Scorsese, die nadien concertfilms en documentaires heeft gemaakt over Bob Dylan, George Harrison en The Rolling Stones.

Once Were Brothers

Rock-’n-roll-lifestyle
Scorsese is een van de vele talking heads van naam die in Once Were Brothers aan het woord komt, naast een stoet vermaarde muzikanten als Bruce Springsteen, George Harrison, Eric Clapton (hij wilde in The Band spelen), Van Morrison (hun buurman in Woodstock) en Bob Dylan. Een ware schat aan archiefbeelden illustreert hun commentaar en de muziek is boven alle twijfel verheven. Het soundtrackalbum van Once Were Brothers – is er niet, gek genoeg – zou een fraaie Best of hebben opgeleverd.

Hoe kon de broederschap uiteenvallen? Om de bekende reden: de rock-’n-roll-lifestyle, drank en drugs. In de jaren dat The Band resideerde in de bosrijke omgeving van Woodstock zijn er verschillende automobielen om een boom gevouwen en werd de natte lunch afgetopt met heroïne. Het drietal grootverbruikers leeft al lang niet meer. Robertson, toentertijd getrouwd en vader: “My family was my saving grace.”

En dan nu de huiskamervraag: tijdens hun afscheidsconcert stond Eric Clapton met The Band op het toneel. Clapton – die inmiddels zijn eigen documentaire heeft: Life in 12 Bars (2017) – is gelieerd aan nog twee belangrijke Amerikaanse rootsrockgroepen. Welke? Het antwoord: de The Allman Brothers Band en Delaney & Bonnie, sleutelacts waarover ook weleens een documentaire gemaakt mag worden. Tot die tijd, en ondanks zijn beperkingen, verveelt Once Were Brothers geen seconde.

 

18 augustus 2020

 

ALLE RECENSIES

Kingmaker, The

****
recensie The Kingmaker

Manipulatieve Moeder van de Natie

door Suzan Groothuis

Ze noemt zichzelf de moeder van haar natie. De moeder van iedereen. Lauren Greenfield, die eerder in The Queen of Versailles vastlegde hoe rijkdom en overdaad zich verhouden, toont het leven van de omstreden Filipijnse voormalige first lady Imelda Marcos. Een inkijkje in een gouden, corrupte kooi.

Terwijl ze door de sloppen van Manilla rijdt, trekt voormalig Imelda Marcos een stapel bankbiljetten tevoorschijn. Met een treurig gezicht deelt ze ze uit aan een rij bedelende kinderen die almaar groter wordt. Hoe anders was het tijdens het bewind van haar man Ferdinand Marcos, merkt ze op. Toen was deze armoede er nog niet.

The Kingmaker

De Amerikaanse fotograaf en documentairemaker Lauren Greenfield duikt met haar nieuwste film in het leven van Imelda. Greenfields fascinatie voor rijkdom was eerder te zien in The Queen of Versailles, waarin ze een biljonair koppel volgt tijdens de constructie van hun eigen gouden Versailles-paleis. Maar de komst van een economische crisis maakt harde metten met hun kapitaal: hun gouden bubbel stort ineen. In haar expositie Generation Wealth borduurt Greenfield voort op het thema rijkdom, middels overdadige fotowerken waar de overvloed vanaf spat. Maar de weelde van de één procent rich and famous heeft een keerzijde: wat blijft er nog van je identiteit over, als je alles wat je hebt verliest?

Omstreden weelde
In The Kingmaker (hit op IDFA 2019 en nu eindelijk in de bioscoop) draait het om een vrouw die bewijst dat je alles kan kopen, zolang er maar geld is om uit te geven. Omstreden geld, dat wel, want het Marcos-regime was doorspekt met corruptie. The Kingmaker toont zowel beelden van het nu als de opkomst van de politieke carrière van Imelda. Ze verloor als jong meisje haar moeder. Een verlies dat een diepe impact op haar had en haar neiging om te “moederen” deed groeien. Die kans benutte ze ten volle toen ze Ferdinand Marcos in 1954 ontmoette. Zijn politieke carrière was in opmars en met Imelda aan zijn zijde veroverden ze het volk. Hij, met zijn daadkrachtige speeches en zij, met haar schoonheid en charme. In 1965 werd Marcos president en Imelda first lady. Haar moederlijke medeleven met de burgers leverde haar de titel Moeder van de Natie op.

En dan zijn er de omstreden gebeurtenissen, zoals de moord op oppositieleider Benigno Aquino in 1983. Veel mensen dachten dat de Marcossen ermee te maken hadden, maar dat is nooit bewezen. Imelda’s extravagante levensstijl en onbedwingbare koopzucht nam grote proporties aan: van haar gigantische schoenencollectie tot de aanschaf van gebouwen zoals de Crown Building in Manhattan. Meest frappant is echter het opzetten van het Calauit Safari Park in de Filipijnen. Onder meer giraffes, zebra’s en impala’s werden overgebracht vanuit Afrika en neergeplant op het eiland. De bewoners van Calauit moesten hun heil elders zoeken. Alles opzij voor de Moeder van de Natie!

The Kingmaker

Uiteindelijk kwam er tegenspoed op het pad van de Marcossen: het wantrouwen van het volk groeide en in 1986 moesten ze gedwongen aftreden. Meer en meer ontstond het idee van corruptie, want waar kwamen al die overdadige geldbestedingen vandaan? Ondanks metersdikke dossiers van aanklachten, waren er geen harde bewijzen en werd Imelda (haar Ferdinand was toen al overleden) onschuldig verklaard.

Herhaling van de geschiedenis
Die onschuld is in The Kingmaker moeilijk aan te nemen. Hoewel Imelda vol lof over de politiek van haar man spreekt en haar exuberante aankopen als iets doodnormaals ziet, zijn er getuigenissen van activisten en politieke tegenstanders die je heel anders naar haar gouden werkelijkheid doen kijken.

Anno nu zitten de Marcossen weer volop in de politiek. Zoon Bongbong met zijn hang naar het vice-presidentschap en moeder Imelda als congreslid. Duterte, de huidige, en eveneens van corruptie verdachte president van de Filipijnen, is met financiële investeringen van de Marcossen naar de politieke top geklommen. De donkere geschiedenis herhaalt zich. Greenfields documentaire laat op bijtende wijze zien hoe groot en absurd de tegenstellingen tussen arm en rijk zijn. Imelda is hierin niet de held van het verhaal, maar een weerzinwekkende koningin, steevast gepositioneerd temidden van haar overdadige luxe. Een vrouw die in haar eigen geschepte werkelijkheid gelooft, getuige haar woorden: “The poor always look for a star in the dark of the night.”

 

8 augustus 2020

 

ALLE RECENSIES