Camera Obscura Special: Tokio in de cinema

Camera Obscura Special:
Tokio in de cinema

door Bob van der Sterre

Tokio is de meest in cinema voorkomende Japanse stad. Denk aan films als Lost in Translation of Enter the Void. Hoe zit het eigenlijk met de Japanse films zelf? Na Parijs, New York en Londen is dit de vierde aflevering over cinema in een wereldstad.

Het vreemde is dat als je aan mensen vraagt om een film die zich in Tokio afspeelt op te noemen, je vaak titels van westerse films hoort. Van Fast and the Furious Tokyo Drift tot Bill Murrays Japanse whisky-reclame in Lost in Translation; van Gaspard Noé’s Enter the Void tot James Bond-vehikel You Only Live Twice. Hedendaagse Hollywoodfilms gebruiken geregeld Tokio als achtergrond in actiefilms.

Early Spring (1956) - de beste en mooiste films in en over Tokio

Geen wonder: westerse regisseurs voelen zich al heel lang aangetrokken tot Japan en de Japanse hoofdstad. Wim Wenders maakte de documentaire Tokio-Ga over regisseur Yasujirō Ozu. Resnais maakte een portret van post-oorlog-Japan in Hiroshima mon amour. Deze liefde voor Japan bestond al voor film bestond.

Toch zal het opnoemen van een Japanse film die zich daadwerkelijk in Tokio afspeelt, geen abc’tje zijn. Een hulpmiddel is dat de stad zelf vaak in een titel voorkomt. Je zit wel goed als je iets roept als Tokyo Story, Tokyo Decadence, Tokyo Godfathers, Tokyo Zombie, Tokyo Drifter, Tokyo Family, Tokyo Twilight, Tokyo Fist, Tokyo Taxi, Tokyo Emanuelle, Tokyo Sonata, enz… Want dit zijn allemaal bestaande films.

We zien alleen niet altijd even veel van Tokio in die films. Hoe dat kan? Geen traditie van er-op-uit maar een traditie van drama’s die zich indoor afspelen. Veel epische samoeraifilms over vroegere tijden. Een dominant studiosysteem. En een hang naar de romantiek van het Japanse platteland (zinderende hitte & gezoem van krekels).

Dan is er nog de vraag: wát is Tokio? Als agglomeratie telt het een onwaarschijnlijk aantal van 37 miljoen inwoners (de stad zelf telt er ongeveer 14). Met wijken die voor de meeste mensen – waaronder ondergetekende – net zo onbekend zullen klinken als ‘Watergraafsmeer’ voor een doorsnee-Japanner. Daarom is het handig om dit kaartje op Wikipedia erbij te houden, met de 23 wijken waar Tokio in onderverdeeld is.

Let op: dit zijn geen recensies of analyses van films. Ook geen top tien. Ik wil alleen een verhaal vertellen over de samenhang tussen film en stad en kies daarvoor per decennium een passende film. Ik heb niet alle films ter wereld gezien, dus hier en daar zal ik een uitstekende film gemist hebben.

Dit artikel is gratis. Graag hoop ik dat de lezer zich als tegenprestatie wil opgeven voor de nieuwsbrief, of zich verdiept in culturele longreads.

 

Une rue à Tokyo (1897)

Une rue à Tokyo (1897): Flashback naar 19eeeuws Tokio

Locatie: Ginza (Chuo)

1 minuut. Zo lang duurt dit shot van een straat in Ginza, het centrum van Tokio.

We zien riksja’s met en zonder reizigers de cameraman passeren. Een riksja ontlaadt de reiziger pal voor de camera. Twee jongemannen komen het beeld ingelopen. Een jongeman probeert een appel (?) af te pakken en na een kleine pirouette lopen ze van de camera weg. De man met de riksja draait linksom en gaat uit beeld. Een paar mensen staren naar de filmer.

Dit filmpje van Constant Girel moet toch op zijn minst voor een deel afgesproken werk zijn geweest (waarom anders zou die riksja stoppen pal voor de camera…). Girel maakte de film in 1897 voor de broers Lumière. Hij filmde de wijken Nihombashi & Ginza (Chuo op de kaart) en legde daar de cultuur vast in een paar films. Veel dansers en acteurs.

Gabriel Veyre verving Girel bij de tweede trip. Samen maakten ze 18 films over Japan voor hun opdrachtgever, Lumière.

Japan was er vroeg bij in de cinema. De eerste Japanse opnamen werden in 1898 gemaakt door Shiro Asano, die in Tokio werkte bij camerawinkel Konishi (later Konica). Hij maakte in dat jaar een van de oudste horrorfilms ter wereld: Resurrection of a Corpse, naar een verhaal van Ejiro Hatta. De film is net als veel andere vroege Japanse films verwoest door óf de aardbeving van 1923 óf de bombardementen in 1945. De eerste Japanse speelfilm is Pistol Thief uit 1899.

Film: https://www.youtube.com/watch?v=61UTjPmli2U
Meer lezen: https://betweenmovies.com/movie/constant-girel-au-japon-1897-1898/ en https://psychocinematography.com/2020/05/29/from-hero-to-violator-an-introduction-to-pre-war-jidai-geki-cinema-part-1/

 

Japan of Today (1915)

Japan of Today (1915): het Japan van 100 jaar geleden 

Locaties: divers

De film Japan is Today is een documentaire-achtige productie van het New Yorkse bedrijf Post Pictures. De film beschrijft een reis door Japan in 1915 in 15 minuten. We zien bezienswaardigheden, mensen en gewoontes. Een film vergelijkbaar met een item voor een tv-programma over reizen vandaag de dag. Maar dan het hele land in een kwartier.

Deze beelden fascineren je na een eeuw nog meer. Je kunt ook kiezen voor een korte, opgepoetste versie met geluid van YouTuber Guy Jones, die de beelden van Tokio nam als onderwerp. Deze beelden van Tokio zijn gerestaureerd door ons eigen Eye filmmuseum.

Film: https://www.youtube.com/watch?v=uuoFKrdQ2TQ

 

Tokyo March (1929)

Tokyo March (1929): tobbende geisha 

Locaties: onbekend

‘Tokio… stad van cultuur en vooruitgang, maar ook van misdaad en ranzigheid…’ Zo begint deze zwijgende film veelbelovend. Daarna trakteert het ons op de hustle and bustle van Tokio van de jaren twintig. En de sociale ongelijkheid. De een speelt tennis op een tennisbaan, een ander woont in een sloppenwijk eronder.

De wees Michiyo is haar baan in de fabriek kwijt. Zou ze dan maar geisha moeten worden? Haar overleden moeder geeft een opmerkelijke tip in Michiyo’s droom: ‘Word nooit verliefd maar leer mannen te verleiden.’ Dat moet wel in je zitten. Ze wordt geisha (Orie is haar nieuwe naam) en de zoon van de rijke Fujimoto valt voor haar.

Deze dramatische film – er wordt flink wat gehuild en gesomberd –  van Kenji Mizoguchi oogt onevenwichtig. En dat is niet raar. Deze versie duurt een half uur, terwijl de film oorspronkelijk anderhalf uur duurde. De beginbeelden blijven desondanks subliem. We zien een aantal mooi gemonteerde beelden van Tokio vanuit vogelperspectief, afgewisseld met beelden van lopende schoenen. En de Tokiose trammetjes die we nog vaker in films tegenkomen. Ik vraag me af of nog meer expressionistische parels van Tokio verborgen waren in deze film.

Mizoguchi maakte aanvankelijk veel lopendebandwerk maar de regisseur bleek een echte groeier. Zijn films werden steeds subtieler en gevoelsvoller. In de jaren vijftig zou hij in Europa prijzen gaan oprapen. Deze film had een maatschappijkritisch hart en past in de films met een linkse, bijna communistische handtekening die eind jaren twintig in de mode waren. Die zag je zowel bij de gendaigeki (moderne tijd) en de jidaigeki (historische films over het Edo-tijdperk).

Dat films uit deze tijd zich vooral in Tokio en Kyoto afspeelden, is geen toeval. Omdat de grote studio Nikkatsu in beide steden studio’s gebouwd, waren Tokio én Kyoto dé steden van de Japanse filmgeschiedenis. Kyoto voor de oude films en Tokio voor de moderne films. Lees meer hierover in het boek What is Japanese cinema? van Inuhiko Yomota.

Uiteindelijk zou Mizoguchi maar liefst 99 films regisseren en dat is een prestatie voor een man die maar 58 werd.

Film: https://www.youtube.com/watch?v=HdDC0Bs4fvw
Meer lezen: https://japanonfilm.wordpress.com/2018/08/09/tokyo-march-1929/

 

Street Without End (1934)

Street Without End (1934): het dramatische leven van een serveerster 

Locatie: Ginza (Chuo)

Sugiko, serveerster in een bar, is populair bij mannen. Een zakenman krijgt een date met haar. Ze ontvangt ook een aanbieding om in een film te spelen. Het geluk lacht haar toe.

Een aanrijding verandert dat allemaal. De zakenman keert terug naar zijn geboortedorp en zij trouwt met de aanrijder, die spijt heeft. De moeder en zus van de aanrijder vinden Sugiko maar zo-zo. Intussen wordt haar vriendin wél een filmster en krijgt zij wel een fijne relatie met de struggelende buurman-kunstenaar.

De film is een mooi gefilmd drama over jonge vrouwen in de toen rap modern wordende Japanse maatschappij. Geld maakt en breekt je bestaan. Als je actrice kan worden, helpt je dat enorm vooruit. Ze zitten hier, zoals een recensent schreef, precies tussen moderne tijd en traditie in.

Een review op IMDb legt uit dat de film van alles twee heeft: twee aanrijdingen, twee actrices, twee rijke mannen, twee keer wordt het lot gekraakt… Daarmee doet deze film aan twee films denken die veel later werden gemaakt: Mulholland Drive en Blind Chance.

Opvallend is ook de filmstijl. Regisseur Mikio Naruse stopte diverse trucs in zijn laatste zwijgende film (in Japan werden langer zwijgende films gemaakt dan elders). We beginnen al met een paar prachtige buitenscènes van de levendige wijk Ginza (dezelfde wijk waar Girel de eerste film van Tokio maakte). We kijken naar een tram en zien dan beelden van winkelstraten vanuit een rijdende auto. De film is beweeglijker dan je zou verwachten.

Daarnaast zie je subtiele scènes, zoals de film in de film, waarbij een schaakbord heen en weer wordt gegeven, of de zwevende hoed bij de crash. Voeg daaraan toe dat Naruse – van wie Akira Kurosawa even een assistent was – vermoedelijk ook door Ernst Lubitsch is geïnspireerd tijdens deze film, en je hebt een melodrama dat het gemiddelde ruim overstijgt.

Film: https://www.youtube.com/watch?v=gD82MuoOcI0
Meer lezen: https://www.criterion.com/films/27548-street-without-end

 

One Wonderful Sunday (1947)

One Wonderful Sunday (1947): Kurosawa in naoorlogs Tokio 

Locaties: Ueno Park (Taito), Ginza (Chuo) en Yurakucho (Chiyoda)

Tokio 1947. Je vindt er vooral ruïnes waar je honkbal in speelt. Een koe met wagen die langshobbelt. Yuzo is somber over zijn lot, Masako blij. ‘Laat maar aan mij over. Het is een prachtige zondag.’ ‘Dromen vullen je maag niet.’ ‘Je had ook dromen voor de oorlog.’ ‘De oorlog vernietigde die droom. Ik heb het gevoel dat ik alles stuk moet slaan.’

Waar vind je een betaalbaar huis? De verhuurder raadt zijn eigen huizen af. Een oude maat uit het leger heeft geen tijd voor je. Je krijgt beledigingen naar je kop geslingerd. ‘Je bent alleen maar een ex-soldaat, niet beter dan ieder ander.’ In de dierentuin kijken ze naar het giraffenverblijf: ‘Wat een mooi huis.’ ‘En met centrale verwarming!’ Het enige wat ze vinden is een lekkend huisje. Maar soms ligt ook geluk op de loer. Een slechte, dure koffie geeft weer hoop aan het tweetal.

Deze vroege film van Akira Kurosawa mengt studiobeelden met buitenscènes. De stad, een dierentuin, een theater. Binnenstad en buitenwijken. Hier en daar komen ruïnes langs (namaak). Bekijk deze website voor de voor-en-na-beelden.

Kurosawa liet zich net als veel andere filmmakers toen inspireren door het neorealisme van De Sica’s Ladri di biciclette. Het loste twee problemen op: dat studio’s in veel steden kapot waren en dat er weinig geld was om films te maken. En het bracht de nodige vernieuwing in de cinema.

Daarnaast hadden Japanse filmmakers na de oorlog te maken met eisen van de nieuwe machthebbers: de Amerikanen. De film oogt ook wel een beetje als de Amerikaanse romantische komedies uit die tijd. Kurosawa’s script is gebaseerd op D.W. Griffiths Life is Wonderful. Soms doet het denken aan It Happened One Night van Frank Capra. Kurosawa stond sowieso bekend als de meest ‘universele’ van de Japanse regisseurs.

One Wonderful Day moest ook in de VS een succes worden. Dat lukte niet. Daarvoor was de film te somber en het einde zal commercieel ook niet geholpen hebben, omdat Kurosawa een filmtaboe aan zijn laars lapte. Dat is jammer. Want het is een mooi geschoten, menselijke film over het hebben van verbeelding in crisistijden. Een paar shots steken er bovenuit. De rijke mensen versus de ‘sloebers’ in de spiegel. Het jochie in lompen dat bij de spoorlijn hangt. De dialoog in de ruïnes van Tokio. En de out of the box-lunchplek in buizen die klaarliggen om in de grond te gaan.

Kurosawa werd later beroemd maar maakte ook verdienstelijke films in deze periode. Wil je actie, dan kun je beter Stray Dog (1949) erbij pakken. Een film noir van Kurosawa met aardig wat straatbeelden van naoorlogs Tokio. Vooral van de wijk Yodobashi (Taito). Maar ook een honkbalwedstrijd en een dansvoorstelling. Kurasawa’s Drunken Angel – een gangsterdrama – is ook een portret van post-oorlog Japan. Voor humor kun je terecht bij Five Tokyo Men (1945) van Torajirô Saitô.

Film: https://www.youtube.com/watch?v=3kxAwYvgrAo
Meer lezen: https://kurosawainreview.blogspot.com/2009/05/one-wonderful-sunday-1947.html

 

House of Bamboo (1955)

House of Bamboo (1954): Amerikaanse blik op Tokio 

Locaties: Yokohama en Anakusa (Arakawa)

Eddie Kenner gaat opzichtig te werk met afpersen van kleine bedrijven. Al snel wordt hij binnengehengeld door de bende van Amerikaanse ex-soldaten, onder leiding van Sandy Dawson. Die plegen overvallen. Ze plunderen bijvoorbeeld een trein met Amerikaanse munitie. En ze hebben een regel: als een bendelid gewond raakt bij de overval, schieten ze diegene ter plekke dood.

Ze weten niet dat Eddie eigenlijk militair agent is. Hij krijgt steun van ‘kimono girl’ Shirley, een Japanse vrouw die getrouwd was met de Amerikaan wiens identiteit hij gebruikt. Er volgen meer overvallen. Eddie moet voorzichtig zijn.

Sam Fullers House of Bamboo was een remake van The Street with No Name uit 1948 en doet een beetje denken aan Donnie Brasco, met Robert Ryan als Al Pacino. Een misdaadverhaal als vele andere maar die wel grossiert in buitenlocaties van Tokio. En dat in Technicolor!

De film staat op YouTube en het is de moeite waard om deze fraaie reeks beelden mee te kijken (na 10 minuten in de film). Dat begint bij het theaterdistrict Anakusa, als Eddie lomp een kabuki-repetitie onderbreekt. Van de kleurrijke kabuki-repetitie holt Eddie langs de houten huisjes en boten bij de Sumida-rivier. Het spreekt voor zich dat die niet meer bestaan. Later zien we nog het grote Boeddhabeeld van Kamakura; Tokio centrum van bovenaf (trams en bussen) en het amusementspark op het warenhuis Ginza Matsuya. In die tijd was er nog nauwelijks hoogbouw, dat kwam pas de volgende decennia.

Fuller gebruikte verborgen camera’s om het stadsleven vast te leggen. Hij deed het meeste zonder vergunning. Hij had ook wel oog voor de gespannen verhouding tussen Amerikanen en Japanners in die tijd. (Wat historische context: in 1945 werd Tokio gebombardeerd door de Amerikanen. Bij een tapijtbombardement in maart 1945 vielen meer dan 100.000 slachtoffers. In 1945 namen de Amerikanen de leiding over. Dat eindigde in 1952. Deze film toont ook hoe de Amerikaanse militaire politie nauw samenwerkt met de politie in Tokio om de (Amerikaanse) criminelen te pakken te krijgen.)

Bij films van Sam Fuller kun je altijd wel een paar gedurfde, ongewone scènes verwachten. Eddie die tot afgrijzen van Shirley zijn ontbijt in bad consumeert bijvoorbeeld. Er is nog een andere bizarre badscène waar diverse critici zich over verwonderd hebben. Het liquideren van een van de gangsters is een bruut beeld.

Grootste minpunt is hoe duidelijk de film bedoeld was voor de Amerikaanse markt. De Japanse cultuur wordt met de westerse pet op bekeken. Zoals hoe alle vrouwen in kimono’s rondlopen en westerlingen alleen maar Engels praten. Mount Fuji is de hele film op de achtergrond aanwezig als een filmische ansichtkaart.

Er is bijna geen groter contrast mogelijk tussen Sam Fullers drukke, kleurrijke film en de ingetogen zwartwitfilm Tokyo Story van Yasujirō Ozu uit 1953. In Ozu’s beroemde film zien we een heel beleefd generatieconflict. De oudere generatie merkt dat de nieuwe generatie het vooral druk heeft. ‘Je mist je kinderen als ze niet in de buurt zijn, maar als ze er wel zijn, behandelen ze hun ouders steeds meer als een last.’

Prachtig zachtaardig drama maar van Tokio zien we (vrijwel) niets. Er is wel een mooie scène als de ouders een toer doen door Tokio. We zien hobbelende hoofden in de bus, wat hoge gebouwen op de achtergrond, dat is het.

Er gaan wel gesprekken over Tokio. ‘Als wij hier allebei gaan wandelen, raken we allebei verdwaald.’ ‘Er zijn gewoon teveel mensen in Tokio.’ En de jongere generatie? ‘Kinderen hebben hun eigen levens en verdwijnen geleidelijk uit de levens van hun ouders.’ Lees het essay over Ozu op InDeBioscoop om meer over de regisseur te leren.

Experts beschouwen de jaren vijftig als een gouden periode van de Japanse film, met Tokio vaak in een belangrijke bijrol. Denk aan films als:

  • Godzilla (de originele)
  • Tokyo Twilight (Yasujirō Ozu)
  • Early Spring (Yasujirō Ozu)
  • Streets of Shame (Kenji Mizoguchi)
  • High and Low (Akira Kurosawa)
  • The Lower Depths (Akira Kurosawa)
  • Tokyo (korte Franstalige documentaire van Hiroshi Teshigahara en 8 andere filmmakers)
  • The H-man (horror, SF én misdaad ineen van Ishirô Honda)
  • Rusty Knife (Toshio Masuda)
  • Ginza Cosmetics (Mikio Naruse)

Naast Robert Ryan zijn meer Amerikaanse acteurs te zien geweest in films die zich (deels) in Tokio afspelen. Denk aan:

  • Humphrey Bogart in Tokyo Joe (1949)
  • Cary Grant in Walk Don’t Run (1966)
  • Robert Mitchum in The Yakuza (1974)
  • Michael Keaton in Gung Ho (1986)
  • Carrie Hamilton in Tokyo Pop (1988)
  • Michael Douglas in Black Rain (1989)
  • Uma Thurman in Kill Bill 1 (2003)
  • Bill Murray en Scarlett Johansson in Lost in Translation (2003)

Film: https://www.youtube.com/watch?v=TnXc15txM8Q
Meer lezen: https://www.nishikata-eiga.com/2011/03/house-of-bamboo-1955.html en https://tokyofox.net/2015/02/25/tokyo-filming-locations-pt-xiv-house-of-bamboo-1955/

 

Tokyo Drifter (1966)

Tokyo Drifter (1966): dolende ex-gangster in felle kleuren 

Locatie: Minato

Tetsu is geen gangster meer. Dat zeggen meneer Kurata en hij dus ook. Onthechten is niet makkelijk. Zeker als yakuzagangster Otsuka (altijd zonnebril op) zijn kans wil grijpen om de macht te grijpen. ‘Je misbruikt de eer van de yakuza.’ ‘Alles draait om geld en macht tegenwoordig.’

‘Ik ben een zwerver uit Tokio’, is een melancholisch liedje dat telkens terugkomt in de film. Dat slaat op Tetsu, die om ergere problemen te voorkomen gaat zwerven door Tokio en omstreken. Hij ontmoet een andere gangster die hem helpt en een ander wil hem kapot maken: Tatsu de adder.

Tokio is een sfeervol decor. De havens, een autorijleerschool, nachtclubs, bars, een bowlingcentrum, straten… We kijken naar het district Minato. Naast Tokio zijn er ook episoden in het besneeuwde Hakodate (Hokkaido) en Sasebo (Nagasaki).

Deze film en Year of the Beast uit 1963 van Seijun Suzuki hebben veel overeenkomsten. Suzuki wilde het na 27 formulefilms anders doen (‘Mijn belangrijkste zorg was eerst niet hoe ik filmregisseur moest zijn maar hoe ik mezelf kon onderhouden’). Hij maakte in 5 jaar tijd 17 de grens opzoekende films. ‘Je moet entertainende films met plezier maken.’

Deze twee films worden geroemd om hun prachtige popartstijldecors en verrassende shots. Een shot door een glazen vloer naar mensen erboven; van de zijkant kijkend naar een nachtclub achter glas; onderhandeling met een film op de achtergrond; een huis vol met modelvliegtuigen; een shot van een neergeschoten vrouw van bovenaf; een knalgele bar; een onderhandeling in roze licht; een witte schaduw die ineens uit beeld danst. De liefhebber wordt verwend met ideeën.

In interviews vertelde Suzuki dat hij zonder storyboards werkte. ‘Inspiratie maakt de film!’ Een voordeel, vond hij, want de crew en acteurs hadden ook geen idee wat er zou gebeuren.

De hoofdrolspeler van Year of the Beast (Jô Shishido met de hamsterwangen) kwam weer samen met Suzuki in het haastig gemaakte Branded to Kill in 1967. Suzuki maakte de film om de directeur van studio Nikkatsu te helpen bij financiële stress. Als dank ontsloeg hij Suzuki. Die vocht dat ontslag met succes aan maar kon lang niet meer bij een studio werken.

In de 21e eeuw maakte Suzuki nog wel twee behoorlijk maffe films: Pistol Opera en Princess Raccoon. In 2017 overleed hij.

Heb je zin in een Japanse misdaad-binge, neem dan ook deze 60’s en 70’s films mee:

  • Pigs and Battleships (Shohei Imamura)
  • A Colt Is My Passport (Takashi Nomura)
  • Cruel Gun Story (Takumi Furakawa)
  • Diary of a Shinjuku Thief (Nagisa Ôshima)
  • Big Time Gambling Boss (Kôsaku Yamashita)
  • Sympathy for the Underdog (Kinji Fukasaku)
  • Graveyard of Honor (Kinji Fukasaku)
  • Battles without Honor and Humanity (eerste van vijf delen in twee jaar; ook wel bekend als ‘de Japanse Godfather’; Kinji Fukasaku)

En bekijk deze jaren zestig films om Tokio op een andere manier te ervaren:

  • When a Woman Ascends the Stairs (Mikio Naruse)
  • The Insect Woman (Shohei Imamura)
  • Tokyo Olympiad (Kon Ichikawa, documentaire over de Olympische Spelen in Tokio)
  • The Face of Another (Hiroshi Teshigahara)
  • Make Way for the Jaguars (Yôichi Maeda)
  • Funeral Parade of Roses (Toshio Matsumoto’s beroemde cultfilm over travestieten)

Geen cinema maar wel heel leuk: deze film over het dagelijkse leven in Tokio in de jaren zestig.

Meer lezen: https://www.youtube.com/watch?v=pjk9yV4nbqI,
https://www.youtube.com/watch?v=V6e9mowbmys en
https://www.youtube.com/watch?v=tiGzzN5Gj9c

 

Dodes-ka’den (1970)

Dodes-ka’den (1970): weinig lol in sloppenwijken 

Locatie: Horiecho (Edogawa)

Ver van het centrum in Tokio vind je een sloppenwijk met bouwvallige huisjes. Ze leven rondom een afvalberg. Je kunt dat ook positief uitleggen zoals een bewoner doet: ‘Japanners houden meer van gefilterd licht dan van direct zonlicht. Daarom kiezen we altijd plekken in de schaduw en kunnen we niet wennen aan huizen van baksteen.’

Een uiteenlopende groep mensen probeert er te overleven. Veel tragische figuren. Een jonge mimespeler die zich met een denkbeeldige trein door het stukje stad voortbeweegt (‘Dodes-ka’den Dodes-ka’den’). Een lompe kerel die het op een zuipen zet. Een klaagzieke kerel die zijn adoptiedochter onderdrukt. Een man en zoon die proberen te overleven. Een vriendelijke zakenman met tics en een loeder van een vrouw. Een zwangere vrouw die een reeks mannen achter haar aan heeft.

Kurosawa maakte hiermee een type mozaïekfilm dat je kent van MASH – toevallig ook uit dat jaar. Hier ook geen echte hoofdpersonen maar wel vloeiend in elkaar overlopende portretten en dialogen. Een film die je ook heel makkelijk zou kunnen vertheateren. Met de Italiaanse film Brutti, sporchi e cattivi zou het een onvergetelijke double bill kunnen zijn over families in armoede.

Vijf jaar lang had Kurosawa geen film gemaakt toen hij deze film maakte. Het Japanse studiosysteem was in een crisis beland. Niemand kon Kurosawa’s dure films nog produceren. Kurosawa kon daardoor niet zijn normale perfectionische ik zijn. Hij gebruikte een hypotheek op zijn huis om deze film te kunnen maken.

Voor Kurosawa’s doen waren de opnamen ook erg kort: slechts 27 opnamedagen. Toch duurde de film aanvankelijk 240 minuten. Daar ging 100 minuten af (die opnamen zijn er helaas niet meer, het had nu een mooie re-release als miniserie kunnen hebben).

De film (gebaseerd op een boek van Shûgorô Yamamoto) noopte Kurosawa om zichzelf op alle gebieden her uit te vinden. Dodes-ka’den was zijn eerste film in kleur; voor het eerst sinds 1959 op 35 millimeter in plaats van widescreen; de eerste met Takai Saito als cinematograaf; de eerste met zoomlenzen; de eerste zonder acteur Mifune of componist Sato; en met veel minder actie en dynamiek dan gebruikelijk.

Deze trage, maar mooie film over mensen in moeilijkheden viel niet in de smaak van het publiek, dat juist de vroegere stijl van Kurosawa koesterde. De lastige titel (een onomatopee gebaseerd op het geluid van treinen) hielp ook niet bij het verleiden van het publiek. Het moest de eerste van vele films worden van vier regisseurs die zich hadden verenigd in Committee of the Four Knights. Die groep kwam niet verder dan deze ene film. (Ichikawa, een van hen, zou nog wel in 2000 Dora-Heita zou maken, gebaseerd op een script van vóór deze film.)

Deze desillusie paste naadloos bij Kurosawa’s leven op dat moment. Zijn ervaring bij de Amerikaanse productie Tora! Tora! Tora! was ook niet best geweest. Hij werd depressief en ondernam een jaar later een zelfmoordpoging. Lees het trieste verhaal op deze website over Kurosawa.

De wijk waar het gefilmd werd (Horiecho) is in Edogawa, Oost-Tokio. Een combinatie tussen een modderpoel en een vuilnisbelt. Daar vind je nu Tokyo Disneyland.

De Tokiose cinema beleefde in deze tijd geen grote bloei van de alternatieve cinema zoals in Parijs en New York. Toch verschenen in de jaren zeventig wel een paar opmerkelijke (en zeer uiteenlopende) films over de stad:

  • City of Beasts (Jun Fukuda)
  • Live Today, Die Tomorrow! (Kaneto Shindō)
  • Godspeed You! Black Emperor (Mitsuo Yanagimachi)
  • The Man Who Left His Will on Film (Nagisa Oshima)
  • The Man Who Stole the Sun (Kazuhiko Hasegawa)
  • Vengeance is mine (Shohei Imamura)

Film: https://vimeo.com/439263252
Meer lezen: https://www.popmatters.com/akira-kurosawa-films-1963-1970/3

 

A Taxing Woman (1987)

A Taxing Woman (1987): betaal je belastingen! 

Locaties: divers

Hideki Gondo, uitbater van sekshotels, licht de belastingen op. Bepaalde leningen staan nergens in de boeken. Via naamloze rekeningen wordt het geld bij banken bewaard. Sleuteltjes van kluizen liggen bij minnaressen.

Ryôko, een vaardige belasting-agente, ruikt haar kans als ze promotie maakt naar het belastinghoofdkantoor van Tokio. Gondo is alleen niet zo eenvoudig te pakken. Ryôko moet alles uit de kast halen om hem te betrappen. In het vuilnis vinden ze belastbaar materiaal maar het is niet genoeg.

Vermakelijke film van Jûzô Itami. Allereerst dat ongewone filmonderwerp: belastingontduiking. De film bespot in feite hoe ver mensen soms willen gaan om geen geld te verliezen. Het is een spel met de belastingdienst. Het verhaal is lichtvoetig en het acteerwerk past er goed bij. Tsutomu Yamazaki (Gondo), Nobuko Miyamoto (Itami’s vrouw als Ryôko), de gangster en Ryoko’s baas: ze hebben allemaal komisch talent. Ik dacht zelfs invloeden op Audrey Tautou’s rol in Amélie te zien in hoe Miyamoto Ryôko speelt maar dat zal wel toeval zijn.

Tokio is hier anoniem, geen wijk of straat wordt met naam genoemd. Een jaar na deze film maakte Itami nog een vervolg: A Taxing Woman’s Return – ook daarin zien we stukjes Tokio. Welke wijken het om gaat ben ik alleen niet achter gekomen.

Jûzô Itami – de regisseur – is een geval apart in de Japanse cinema. Zo was hij jarenlang acteur en ging hij pas op zijn vijftigste films maken. Hij maakte maar tien films. Allemaal satires die bepaalde (Japanse) gewoontes bespotten. Hij brak door met de beroemde eet-komedie Tampopo (1985). Dat was niet zijn debuut, dat was The Funeral van een jaar eerder, ook een grote hit.

Er was veel te doen om zijn film Minbo uit 1992. Een spottende film over yakuzaleden die een hotel willen overnemen. De yakuza was zo ongelukkig met het portret dat ze hem bij zijn huis neerstaken –  maar niet fataal. Dat zou in 1997 wel gebeuren. Toen werd hij dood aangetroffen voor een gebouw. Het zou zelfmoord zijn in verband met een affaire. Later zou een yakuzalid gezegd hebben dat de zelfmoord in scène was gezet. Itami wilde namelijk nóg een spottende film maken over een misdaadgroep. Dit tragische verhaal wordt hier verteld.

Over yakuza gesproken, in dit decennium begon Takeshi Kitano’s uiterst succesvolle misdaadfilmcarrière met Violent Cop (1989). Die speelt zich in Yokohama af, een voorstad van Tokio met 3,7 miljoen inwoners (om even te laten bezinken: Yokohama heeft al meer inwoners dan Groot-Amsterdam en Groot-Rotterdam tezamen).

Meer lezen: https://www.tokyoweekender.com/art_and_culture/entertainment-art_and_culture/movies-tv/spotlight-juzo-itami/

 

Special in een special: de pinku-film
Soms moet je de onderbuik van de cinema in. Als je de productie van de Japanse cinema van de jaren zeventig en tachtig bekijkt, valt het aantal seksfilms enorm op. Dat is het pinku-genre, of pink films. Dat had te maken met de neergang van de filmstudio’s in de jaren ‘70. Pink films vormden op zeker moment 40% van de hele filmproductie.

Ook de klassieke studio Nikkatsu ging overstag. Na zijn faillissement keerde het terug met een eigen variant, roman porno. Die films hadden een regel: om de tien minuten seks in beeld.

De pink films waren seksfilms (dus geen pornografie) met lage budgetten gericht op snel succes. Wie er meer over wilt weten, kan terecht bij de documentaire Pinku Eiga: Inside the pleasure dome of Japanese erotic cinema uit 2011 van Yves Montmayeur. Een spoedcursus pinku is ook mogelijk via deze uitleg op YouTube.

Hisayasu Satô was een van die pinku-regisseurs. Waar films als Brain Sex (1988), Survey Map of a Paradise (1988) of The Bedroom (1992) helemaal over gaan, weet ik ook niet precies, maar naast seks gaan ze ook over technologie, obsessies en fetisj. Sato blendde in feite twee filmgenres in een nieuw genre: sekshorror. Door seksscènes in een verhaal te laten passen, wordt het toch ineens cinema. En met voice-overs die je niet in een seksfilm verwacht: ‘Gisteren, vandaag en morgen zijn verschillende dagen. Maar niet voor hem. Voor hem stond elke dag vast.’

Een grote pinkunaam is Kōji Wakamatsu. Secrets behind the wall (1965), Go, Go, Second Time Virgin (1969), Ecstasy of the Angels (1972) en Endless Waltz (1995) zijn bekende werken in het pinkugenre. Bekijk dit video-essay op YouTube als je hem beter wilt leren kennen. Een van Wakamatsu’s laatste films was de historische film United Red Army (2007). Die kreeg goede kritieken van de filmpers. Net als Kurosawa nam hij hiervoor een hypotheek op zijn eigen huis (en vernietigde dat vervolgens in de film). Lees het bijzondere verhaal op deze website.

Omdat de pinkufilms zo goedkoop waren, werd er ook veel buiten in steden gefilmd. Veel dialogen op daken. Iets wat in Amerikaanse lowbudgetfilms ook soms wordt toegepast (‘Oh, hi Mark’). Pinku of niet, sowieso valt het op dat er veel seks voorkomt in een gemiddelde Japanse speelfilm. Van preutsheid –  als je die al verwacht – is in de Japanse filmcultuur weinig te merken.

Mooie brug naar…

 

Tokyo Decadence (1992)

Tokyo Decadence (1992): een wereld van perversiteiten 

Locatie: niet nader aangegeven (mogelijk Shinjuku)

Callgirl Ai start haar carrière. Ze komt in een wereld terecht van sadomasochisme, bondage, triootjes. In haar beroep draait alles om perversiteiten, merkt ze al snel. Ze is te zachtaardig om iets te weigeren. ‘Mag het gordijn alsjeblieft dicht?’ ‘Ik wil ze open, ik krijg mijn plezier uit jou te vernederen.’

Ai’s worsteling verandert als ze een ervaren callgirl tegenkomt. Die vertelt haar dat ze controle over haar leven moet nemen. Dat geeft haar de energie om naar de provincie te gaan en een oude geliefde op te zoeken. Dat loopt anders dan ze had gehoopt.

Verwacht geen sexy, erotische, kinky film. Tokyo Decadence is een moeilijk aan te ziene tocht door de onderbuik van Tokio. Neem de scène dat Ai op haar knieën met een vastgebonden vibrator door de hotelkamer rondkruipt… Dat beschouwt men niet overal als cinema. De film werd verboden in Ontario, Australië en Zuid-Korea. Er zijn zelfs twee versies gemaakt: de extreme versie en de iets meer ingekorte, gematigde versie.

Is deze film exploitatie in een filmhuisjasje? Ook al is het heel ongemakkelijk om naar te kijken, Ai’s ongezonde, meebuigende persoonlijkheid blijft de kern van het verhaal. En de vreemde passies van de perverselingen worden geobserveerd, niet afgekeurd. Daarin schiet de film duidelijk wel wat in door want van Ai’s gewone leven krijg je weinig te zien.

Misschien niet vreemd dat de schrijver van het verhaal en regisseur van de film Ryu Murakami was (niet te verwarren met bestsellerschrijver Haruki Murakami), schrijver van het al even ongemakkelijke Audition. De muziek kwam trouwens van de dit jaar overleden Ryuchi Sakamoto. En als we toch namedroppen: kunstenares Yayoi Kusuma deed mee als waarzegster.

En de stad? Aan het begin – op de grond – zien we nog wel een menselijk Tokio, met een café, gokhal, waarzegster (in een tunnel), juwelier. Zodra de film zich gaat afspelen in hoge gebouwen, verandert Tokio in een anonieme, onherkenbare wereldstad. Hoe hoger, hoe perverser allemaal.

Meer lezen: https://en.wikipedia.org/wiki/Tokyo_Decadence

 

Tokyo Godfathers (2003)

Tokyo Godfathers (2003): Tokio’s Kerstfilm 

Locatie: Shinjuku

Drie ‘experts in recycling’ (eufemisme voor daklozen) lopen rond door Tokio. Gin, een alcoholist die ooit racefietser was; travestiet Hana, die optrad tot ze te agressief werd; en de weggelopen tiener Miyuki. In een berg afval vinden ze een baby. Via een reeks toevalligheden achterhalen ze de echte ouders. Die blijken ook niet wie ze zijn.

Tokyo Godfathers is een vermakelijke Kerstfilm. Het verhaal is grappig, de animatie soms voortreffelijk (met name memorabel als Hana tekeer gaat in het ziekenhuis) en tegelijk is het ook een warm verhaal met karakterschetsen en toevalligheden. Ieder karakter in de film ontmoet iemand uit zijn of haar verleden en beleeft herinneringen.

De film gaat over bijna te veel onderwerpen om allemaal in een animatiefilm in anderhalf uur te kunnen uitwerken. Kinderloosheid, familieloosheid, dakloosheid, geldloosheid. Deze film vraagt zich af: wat maakt familie familie? Mensen geven om andere mensen: dat is hier de sleutel van een familie.

De animatie is geregisseerd door Satoshi Kon. Hij overleed in 2010 terwijl hij nog niet eens vijftig jaar was, maar wel een paar dijken van animaties had geregisseerd: Perfect Blue, Paprika, Millennium Actress en dus deze film. Hij zei: ‘Deze film wil de ‘wonderen en toevalligheden’ –  die door de wapens van de wetenschappelijke logica naar de andere wereld zijn geduwd – op een gezonde manier herstellen.’

Tokio is de moeder/vader van al deze dakloze karakters. De film speelt zich af in de westelijke wijk Shinjuku. Dat is een district met veel hoogbouw en vooral bekend van het gelijknamige station waar dagelijks meer dan 3 miljoen reizigers gebruik van maken (het drukste station ter wereld). De beroemde Tokyo Tower komt ook in beeld. Voor wie die niet kent: dat is de namaak Eiffeltoren.

De gebouwen versterken hier de emoties van de karakters, zoals bijvoorbeeld bij de aframmeling van Gin. Er valt meer over de film te vertellen, maar daarvoor verwijs ik naar onderstaand stuk in The Big Picture Magazine.

Opvallend is  de golf van films over Tokio in dit eerste decennium van de eenentwintigste eeuw. Zoals Tokyo! (2007) van Leos Carax, Michel Gondry en Joon Hong-Bo. Weer perspectieven van buitenlanders op Tokio. Afgezien van het stuk van Joon Hong-Bo (van Parasite) is de stad vrij onzichtbaar.

Beter werkt Adrift in Tokyo van Satoshi Miki. Hier heeft Tokio echt een hoofdrol, want de twee hoofdpersonen lopen de hele tijd door de stad. Talloze wijken die je zelden in films ziet komen langs. Ze kijken naar plaatsen in Tokio waar ze herinneringen aan hebben. Bonus is de absurditeit.

Een andere goede film over Tokio is een documentaire over technologie en de stad: Tokyo Noise. Verder biedt Tokyo.sora uit 2002 een interessant beeld over het leven van vrouwen in de grote stad.

Meer lezen: http://thebigpicturemagazine.com/realism-and-miracles-satoshi-kons-tokyo-godfathers/

Kortom…

Net als steden als Londen en Berlijn werden getekend door de oorlog en de periode erna, gold dat ook voor Tokio. Tokio figureerde vaak in films, maar meestal als symbool: de grote anonieme wereldstad. Een stad vol seks en geweld waar geregeld rampen plaatsvinden. De wijken doen er meestal niet zo toe.

Met de komst van de hoogbouw in het straatbeeld lijkt het wel of heel Tokio eruit ziet als de kantorenwijk Shinjuku. De anime lijkt geobsedeerd door een grote, anonieme futuristische technopolis, waarin het moeilijk is om iets anders dan Tokio in te zien. De toekomstige technovariant Neo-Tokyo heeft door anime’s als Akira of Wicked City een eigen bestaan in cinema gekregen. Er zijn maar weinig steden die dat kunnen zeggen.

Hoe creatief wijken in Londen, Parijs en New York werden gebruikt in films, heb ik niet kunnen ontdekken bij Tokio. Er bestaat geen The Naked City op zijn Tokio’s. Dat heeft mogelijk ook wel te maken met het feit dat de minder bekende Japanse film moeilijker zijn weg vindt tot onze markten. Tenzij je zelf connecties hebt, is het soms moeilijk om Aziatische films te ontdekken. Maar het kan ook met een andere verhouding tot de stad te maken hebben.

Meer lezen & kijken?
Er zijn vast diverse geweldige bronnen over films in Tokio in het Japans. Alleen beheers ik zelf die taal niet. Ik maakte onder andere gebruik van deze bronnen:

Op InDeBioscoop:

Elders:

 

16 augustus 2023

 

Lees ook deel 1: Camera Obscura Special: Parijs
Lees ook deel 2: Camera Obscura Special: New York
Lees ook deel 3: Camera Obscura Special: Londen

Preview Previously Unreleased 2023

Preview Previously Unreleased 2023
Eerder niet, nu alsnog

door Tim Bouwhuis

Net als tijdens voorgaande zomers blikken we bij InDeBioscoop graag vooruit op het bijzondere filmprogramma Previously Unreleased. Festivalpareltjes die eerder niet werden opgepikt door een Nederlandse distributeur zijn met dank aan filminstituut EYE alsnog in de zalen te zien.

Filmliefhebbers die de moeite nemen om buiten het reguliere bioscoop- en on demand-programma (lees: Picl) ook de nodige festivals te bezoeken, laten zich vaak verleiden om tijdens discussies in de wandelgangen zelf voor programmeur te spelen. “Onbegrijpelijk”, klinkt het dan. “Waarom is film X volgend jaar regulier te zien, terwijl film Y het hier met twee losse vertoningen moet doen?” Previously Unreleased is een dankbaar vangnet voor dergelijke frustraties. Ook deze zomer staan er weer acht ‘gemiste’ titels op de planning van EYE, FilmHallen en theaters door het land.

Goed op weg
Toen de selectie voor deze editie bekendgemaakt werd, bleek ondergetekende zeven van de negen titels al tijdens een (online) festival gezien te hebben. Reden genoeg dus om de sterk uiteenlopende films al eens langs te lopen, en je een indruk te bieden van wat je de komende maanden in het filmhuis kunt verwachten.

Les Pires

Les Pires

29 juni – Les Pires
Deze zelfbewuste metafilm gaat over een stel ‘minderbedeelde’ kinderen die gecast worden voor een sociaal-realistisch drama. Door een opeenstapeling van onsubtiele dramatische ontwikkelingen komt de boodschap van Les Pires – film is een prachtig medium om tot mensen door te dringen, maar waak voor exploitatie en scheve verhoudingen – ironisch genoeg té goed over.

6 juli – The Integrity of Joseph Chambers
Previously Unreleased kwam er niet aan te pas, maar een paar maanden na de Nederlandse première (LIFF 2020) was Killing of Two Lovers van Robert Machoian alsnog regulier te zien – helaas alleen op Picl. Zonde, want de Amerikaan excelleert met gespannen mannelijke hoofdpersonages die in benauwende kaders op het punt van ontploffen lijken te staan. The Integrity of Joseph Chambers is hierin geen uitzondering, en kan zich bijna aan zijn voorganger meten.

13 juli – Atlantide
In de krappe waterstraten van Venetië leiden de jongeren uit Atlantide een bedrieglijk eenvoudig bestaan. Muziek, drank, intimiteit en neonlicht; wegdromen is bij deze PU-titel geen lastige opgave, maar op gezette momenten word je er keihard mee geconfronteerd dat hier sprake is van een soort docufictie (IDFA 2021), en dat deze snelheidsduivels in hun speedboten soms daadwerkelijk de limiet opzoeken. Naderhand roept dat gegeven wel ethische vragen op over de manier waarop de maker met de risicozoekende jongeren in zee is gegaan.

20 juli – El Castigo
Soms is er heel wat voor nodig om ervoor te zorgen dat twee partners volledig eerlijk tegen elkaar zijn. Als het zevenjarige zoontje van Ana en Mateo tijdens een autorit doordraait op de achterbank en na een resolute remactie het bos invlucht, zijn de verwijten niet uit de lucht en trekt Ana een beerput open. Jammer van het matige, schokkerige camerawerk en de aangezette slotdialogen.

27 juli – Lola
Wat als David Bowie in een andere tijd zou opduiken? Zouden de zeven wereldwonderen dan wijken en plaats inruimen voor Space Oddity? Van alle PU-titels is het experimentele archiefdrama Lola waarschijnlijk de grootste curiositeit. Met talrijke verwijzingen naar de Britse (oorlogs)geschiedenis.

3 augustus – Fumer fait tousser
Op en top cult, onweerstaanbaar flauw en op een pedante manier plezierig. Wie Quentin Dupieux waardeert, mag Fumer fait tousser (Smoking Causes Coughing) niet missen, al is het maar om de geflipte openingsakte (iets met een smerig ruimtemonster) te kunnen navertellen. De Franse steracteurs die in Fumer fait tousser figureren zijn duidelijk in hun nopjes met deze chaotische sciencefictionkomedie, want voor de verandering is alles geoorloofd en ‘normaal’ de doodsteek.

Anatomy of Time

Anatomy of Time

10 augustus – Anatomy of Time
De stilistische en thematische invloed van de bescheiden filmkunstenaar Apichatpong Weerasathekul levert elk jaar wel een of meerdere geïnspireerde festivaltitels op. Logischerwijs komen de betrokken regisseurs nog altijd het vaakst uit Thailand, en dat geldt nu ook voor Jakrawal Nilthamrong. Zijn Anatomy of Time is beslist niet eenvoudig te verteren, maar beloont de meest geduldige kijkers. Op meditatieve, meanderende wijze schildert dit drama de politiek geladen levensloop van een vrouw uit Bangkok.

17 augustus – True Things
Lijkt op het eerste oog een conventioneel drama over de gepassioneerde relatie van de zelfdestructieve Kate (Ruth Wilson) en haar innemende minnaar. True Things blijkt alleen niet voor één gat te vangen. Wilsons tegenspeler, Tom Burke, bewees met The Souvenir (Previously Unreleased 2020) al dat hij de intensiteit van een dramafilm eigenhandig naar grote hoogten kan stuwen.

24 augustus – Safe Place
Na Mijn Grote Broer, een documentaire, kent dit bioscoopjaar nu ook een aangrijpende speelfilm die het gewicht van zelfdoding uit de taboesfeer haalt. Het Kroatische Safe Place is met een alternatieve blik te interpreteren als een commentaar op het functioneren van de medische diensten, maar uiteindelijk is het regisseur Juraj Lerotić daar niet om te doen: hij verloor zijn eigen broer, ging een complex verwerkingsproces in en maakt nu op ernstige wijze invoelbaar hoe het is om de grip op een familielid kwijt te raken. Het is bijzonder knap, maar emotioneel onbegrijpelijk dat Lerotić zijn eigen hoofdrol heeft kunnen vertolken.

Update (27-6):
31 augustus – The Maiden
Op de valreep heeft EYE nog een tiende titel aan het programma kunnen toevoegen, en dat is direct het grootste pareltje van allemaal. In deze invoelbare, maar lastig grijpbare filmdroom van Graham Foy gaat coming-of-agethematiek samen met een dwaaltocht door een magische spiegelwereld.

 

Tip: op de EYE Film Player zijn verschillende films te zien die tijdens eerdere zomers een Previously Unreleased-release kregen.

 

23 juni 2023


MEER NIEUWS EN ACHTERGROND

Into the Abyss (2011)

Into the Abyss (2011)
Vragen is makkelijker dan antwoorden

door Tim Bouwhuis

Op eigenzinnige, herkenbare wijze stelt Werner Herzog al decennialang vragen over menselijk gedrag, waarheidsvinding en het ongenadige karakter van de natuur. Into the Abyss (2011), een laatste blik op een veroordeelde in een dodencel, is thematisch een van de meest aangrijpende en kernachtige documentaires die Herzog maakte. Tegelijkertijd laat de film zien dat de ‘Herzog-methode’ – empathisch maar confronterend in het vragen, spaarzaam maar filosofisch in het antwoorden – niet altíjd bevredigend hoeft te werken.

De overzichtsdocumentaire die op 8 juni alvast de huidige Herzog-tentoonstelling (EYE, >18 juni) inleidde, noemt het Duitse filmicoon een ‘Radical Dreamer’. De hoofdletters passen, want Herzogs zoekende, vragende stijl leidt op gezette momenten toch tot ferme uitspraken over de grillen van de mens, die de regisseur qua toon compenseert met een dromerig, zachtmoedig idealisme. Áls er al een waarachtige Herzog-methode bestaat, loopt die over van de raadselachtige tegenstellingen.

Into the Abyss (2011)

Tiran of goedheiligman
De tiran die Klaus Kinski naar verluidt het leven zuur maakte, kwam later met documentaires waarin hij spreekt en denkt als de goedheiligman. Typerende sketches (Werner Herzog Eats His Shoe) en meelevende vraaggesprekken gaan in Herzogs oeuvre hand in hand met autoritaire ingrepen. Als de maker in Grizzly Man naar Timothy Treadwells ‘doodstape’ luistert en besluit de opname niét te laten horen, maakt een van zijn (doorgaans zoekende) films ineens toch deel uit van een moreel universum, waarin alleen Herzog de grens van goed en fout bepaalt.

Herzogs ontvankelijke, empathische houding weerhoudt hem er dus niet van om stelling te nemen. Die balans is intrigerend, maar biedt ook aanleiding om zijn stijl als maker en interviewer kritisch onder de loep te nemen. Into the Abyss is hier minstens zo geschikt voor als het veelbesproken Grizzly Man. Herzog bezoekt in deze gewichtige documentaire een gedetineerde die over acht dagen een doodsinjectie zal krijgen. De uniek aandoende gespreksfragmenten vormen zonder twijfel de kern van het verhaal, maar Herzog laat ook andere betrokkenen aan het woord: de kapelaan voor de dodencel en de leider van het politieonderzoek krijgen pakweg evenveel aandacht als de selecte nabestaanden van de daders (een medeplichtige werd veroordeeld tot levenslang) en de slachtoffers.

Een ‘moord’ voor een moord
Into the Abyss bestaat voor 75 à 80 procent uit interviews, waarbij de resterende scènes wegkijken als fragmenten uit een volleerde ‘true crime’-reportage. De reconstructie van een drievoudige moord, die in 2010 leidde tot de veroordeling en executie van hoofdpersoon Michael Perry, maakt het lastig om alle betrokken partijen vrijblijvend en met een ‘open blik’ aan te horen. Het verhaal is huiveringwekkend, en de emoties van een nabestaande (in dit geval de zus van een van de slachtoffers) zijn ook voor buitenstaanders vaak confronterend en moeilijk te weerstaan.

Het kille gegeven van zinloos geweld – de moorden werden ingeluid door een poging tot autodiefstal ­– zal dus weinig kijkers onbewogen laten, maar er is één cruciaal verschil: in Texas kunnen de grootste wandaden nog altijd leiden tot de ergst denkbare straf. In het eerste interview van de film vraagt Herzog direct aan een kapelaan waarom God ervoor zou kiezen de doodstraf toe te staan. Het is de eerste van een kleine handvol momenten waarop duidelijk doorschijnt met welk motief de regisseur deze documentaire maakt: als het aan hem ligt, zou de strengste strafmaat voor een moordenaar nog steeds niet tot de dood mogen leiden. Dit standpunt doet niets af aan de ernst van de gruweldaad. In een later interview vraagt Herzog zich hardop af of ‘een levenslang vonnis de plaats van de doodstraf in zou kunnen nemen’.

Stelling nemen
Het is begrijpelijk dat Herzog zich bij zo’n gewichtig thema moeilijk afzijdig kan houden. Hij is bereid om alle betrokkenen te spreken, en doet dat met zijn kenmerkende, empathische vragen, maar als het erop aankomt neemt hij alsnog geen blad voor de mond. Onder andere omstandigheden kan zo’n houding de zeggingskracht van een film ten goede komen, maar in Into the Abyss zorgt Herzogs moreelfilosofische stellingname eerder voor verwarring.

Dat laatste heeft alles te maken met een groter probleem dat de documentaire parten speelt: de gebeurtenissen die tot Perry’s veroordeling leidden, voelen in het licht van Perry’s eigen getuigenis namelijk verre van opgelost. Bij een moordzaak als deze is dat cruciaal, want als er twijfel is over de ware toedracht, kun je als filmmaker die ‘alle partijen aan het woord wil laten’ (maar er zelf ook een mening op nahoudt) makkelijk je integriteit verliezen.

Twijfel over de toedracht
Puur op basis van de reconstructie is het duidelijk waarom Michael Perry voor de drievoudige moord verantwoordelijk is gesteld. In de intieme interacties met Herzog ontkent de veroordeelde echter dat hij de moorden heeft gepleegd. Het gaat er in dit geval even niet om wat zijn argumenten waren, en of hij gelijk had (dat zou een tweede essay vereisen), maar de surreëel kalme, af en toe breed lachende Perry die we in de dodencel zien, valt in ieder geval moeilijk te verenigen met het beeld dat de reconstructie schetst. Dat de veroordeelde voor zijn executie zelfs aangaf zijn aanklagers te willen vergeven, maakt de zaak niet minder complex.

Onder andere, minder twijfelachtige omstandigheden zou het waarschijnlijk prima overkomen dat de bredere discussie over de legitimatie van een straf (hier geïnitieerd door Herzog) losstaat van de meer specifieke discussie over de schuld of onschuld van een veroordeelde. De verwarrende houding van Perry, die in ieder geval ten dele werd geweten aan mentale problemen (alhoewel dit in de documentaire ook niet duidelijk wordt gemaakt – ik moest er het internet voor op), zorgt er in dit geval alleen voor dat het veel moeilijker is om de twee discussies van elkaar los te koppelen. Als de schuld van de veroordeelde niet ter discussie staat, schakel je eerder en eenvoudiger over naar het ‘grotere plaatje’. Nu eisen de opmerkingen van Perry nog alle aandacht op.

Into the Abyss (2011)

Stelling nemen (II)
Hoewel Herzog op geen enkel moment expliciet stelt dat Perry schuldig of onschuldig is, voelt Into the Abyss door de onweersproken twijfel over het vonnis en het doodstraf-standpunt toch als een impliciet pleidooi in zijn voordeel. Door de tegenstelling tussen de waarheid van de reconstructie en Perry’s waarheid niet overtuigend te duiden, maar zich wél tegen de doodstraf uit te spreken, houdt de regisseur ruimte voor speculatie over de schuldvraag en kan hij ook moeilijker tegenspreken dat hij bevooroordeeld is. Die laatste indruk wordt nog eens versterkt als de nabestaande van een slachtoffer fel (en daarmee onsympathiek) zegt dat sommige mensen het “verdienen om te sterven”, waarna Herzog in de montage direct schakelt naar een beeld van een weerloze Perry.

Het valt Herzog dus te verwijten dat hij de argumentatieve kaders van zijn documentaire niet scherper heeft gearticuleerd, maar ergens is dat gebrek ook een logische bijwerking van zijn kenmerkende werkwijze: als empathische vragen in Herzogs documentaires inderdaad dichterbij zijn dan omvattende antwoorden, kun je ook geen vastomlijnde filmessays verwachten. Dezelfde regisseur die over de ‘wraak van God’ begint, kan een seconde later vragen naar een aandoenlijke ontmoeting met een eekhoorn. Zelfs als het een discussie over de doodstraf betreft, toont Herzog zich nog een radicale dromer.

 

Kijk hier waar en wanneer Into the Abyss draait.

 

22 juni 2023

 

THEMAMAAND WERNER HERZOG

Titanic: De onzinkbare film

Titanic na 25 jaar nog intenser te beleven
De onzinkbare film

door Paul Rübsaam

‘Unsinkable’ zou het destijds grootste passagiersschip ter wereld zijn, maar na een aanvaring met een ijsberg op 15 april 1912 ging het verrassend snel ten onder. Het merendeel van de opvarenden kwam om het leven. De op de scheepsramp gebaseerde, geromantiseerde speelfilmkolos Titanic (James Cameron, 1997) lijkt als publiekstrekker tegen alle stormen bestand. In 2012, honderd jaar na de ramp, verscheen Titanic al in 3D. Ter gelegenheid van de 25e verjaardag van de film wordt deze nu in 4K HDR 3D uitgebracht.

Veel is bekend over de oorzaken, vooral na de vondst van het scheepswrak op 3800 meter diepte op de bodem van de Atlantische Oceaan in 1986. Op de avond van 14 april 1912 was men zich te laat bewust van het gevaar van de ijsbergen op de vaarroute van Southampton naar New York. Datzelfde geldt voor de half mislukte poging van de stuurman om de ijsberg nog te ontwijken. De volautomatisch sluitbare compartimenten van de Titanic waren verantwoordelijk voor het vollopen van het voorste deel van het schip na de aanvaring. Dat werd topzwaar, zodat de gigant met zijn iconische vier in tweeën brak en snel zonk. De perfectionistische cineast James Cameron maakte dankbaar gebruik van deze gegevens, maar ook van de documentatie over de bouw van het schip en de passagierslijsten. 

Titanic 25th Anniversary

Dijk van een draak
Camerons Titanic maakt indruk op bijna iedereen die hem gezien heeft. Al valt de film met de soms al te tranentrekkende liefdesgeschiedenis van Rose DeWitt Bukater (Kate Winslet) en Jack Dawson (Leonardo DiCaprio) en de stereotiepe bij de ramp betrokken goede, slechte en ambivalente karakters misschien wel te typeren als ‘draak’. Nog altijd is het dan een dijk van een draak, een cinematografische megaconstructie die ondanks zijn hemeltergende lengte van 190 minuten staat als een huis.

Titanic is geen romantisch drama met een vleugje rampenfilm, of het omgekeerde. Beide bestanddelen komen tot volledige wasdom, maar zijn zo kundig in elkaar gelast dat je die meer dan drie uur niet eens ervaart als een heel lange zit. Cameron bewerkstelligt dit onder andere door het begin van de plotfase van het romantische drama samen te laten vallen met de voorbodes van de ramp. De ijsberg dient zich juist dan aan als Rose en Jack zich volledig bevrijd hebben van de benauwenis van hun standsverschillen. Op de vlucht voor de lijfwacht van Rose’ s akelige verloofde Caledon Hockley (Billy Zane) darren ze als verliefde grote kinderen rond door de ruimen, zalen, vertrekken en gangen van het immense vaartuig.

Listig heeft de regisseur met de saffierblauwe diamant ‘Le Coeur de la Mer’ nog een derde verhaallijntje gezekerd. Dit fictieve peperdure onderdeel van de kroon van Lodewijk XVI mag niet alleen even hangen om de hals van de naakte, door Jack getekende Rose, maar legt ook een spannende route af via een kluis en verschillende jaszakken, tot en met de 101-jarige Rose (Gloria Stuart: Poor Little Rich Girl, 1936) in het heden van 1997.   

Come, Josephine…
Titanic is niet alleen een dijk van een draak, maar was anno 1997 ook een block van een buster. De productiekosten bedroegen meer dan de helft van de kosten van de bouw van het schip. Een immense nieuwe studio met diverse waterbassins maakte deel uit van investeringen. Toch wist de film met een recette die in de miljarden liep meer dan het tienvoudige op te brengen, in schril contrast met de uiteraard verliesgevende onderneming waar rederij White Star Line zich destijds aan waagde.

Minder goed kwantificeerbaar zijn de opbrengsten van Titanic voor de carrières van Kate Winslet en Leonardo DiCaprio. De Britse actrice en de Amerikaanse acteur waren destijds nog relatief onbekend, hoewel Winslet zich al had onderscheiden met haar rol in Heavenly Creatures (Peter Jackson, 1994) en DiCaprio in What’s Eating Gilbert Grape (Lasse Hallström, 1993).

In Titanic oogt het duo jong en fris. Geloofwaardig bewegen de zeventienjarige eersteklaspassagier en ‘poor little rich girl’ Rose DeWitt Bukater en de twintigjarige vrijbuiter, arme sloeber, tekenaar en derdeklaspassagier Jack Dawson zich tussen de bemanningsleden en overige passagiers. Het haar van Winslet in haar rol van Rose is rood en ze heeft zelfs nog wat puppyvet. Ze kan haar bovenlip optrekken voor een spottend glimlachje, zoals rijke meisjes dat doen wanneer ze iets als vulgair zouden moeten veroordelen, maar eigenlijk juist spannend vinden. En het is natuurlijk de dappere schelm Jack, bijna een jochie nog, die al het onderdrukte in Rose boven weet te halen.

Titanic 25th Anniversary

Titanic heeft de voorspoedige loopbanen van Winslet en DiCaprio mede geschraagd doordat de film ze in staat stelde hun onderlinge chemie te demonstreren. Zo laat Rose laat zich met haar ogen dicht door Jack begeleiden naar de reling van de achtersteven. Dezelfde reling die het tweetal later, als het schip al half gezonken en in tweeën is gebroken, nog een laatste houvast zal bieden. Ze klimt op de reling terwijl Jack haar stevig vasthoudt en zachtjes het liedje ‘Come, Josephine in My Flying Machine’ (Fred Fisher, Alfred Bryan, 1910) in haar oor zingt. Dan opent ze haar ogen en spreidt haar armen als vleugels. ‘I’m flying’. Ook Jack spreidt zijn armen, een kus en tenslotte een wide shot van het schip, de zee en de twee ‘vogels’ (of vliegtuigen) als boegbeeld op de achtersteven. Alleen kijkers met een hoge zwijmeldrempel kunnen hier onberoerd onder blijven.

Scherper en dieper
Toen Titanic in 2012 in 3D werd uitgebracht, hoopte Cameron dat zijn toch al overspoelende film daarmee nog meer uit het scherm zou spatten. Volgens het destijds uitgegeven persbericht zou de kijker zich nadrukkelijker zelf op het schip aanwezig kunnen voelen, de scènes van de ramp intenser kunnen beleven en emoties op een nog persoonlijker niveau kunnen ervaren. En nu verschijnt Titanic dan in 4k HDR 3D in de bioscopen, wat wil zeggen: met nog scherper beeld en nog meer diepte.

Het schip was in 1912 tot zinken gedoemd. Zelfs het door bacteriën al half weg gevreten scheepswrak zal volgens deskundigen de tand des tijds niet kunnen doorstaan. Maar met de voortschrijdende beeldtechnologie moet Titanic ook een jonger publiek aan zich kunnen binden en zal het uitgebalanceerde filmgevaarte van James Cameron eens te meer behoed worden voor het wegzakken in de diepten van de oceaan der vergetelheid.

 

7 februari 2023

 


ALLE ESSAYS

Wat The Shining niet laat zien

Kubrick versus King
Wat The Shining niet laat zien

door Alfred Bos

Op 30 oktober 1980 verscheen The Shining in de Nederlandse bioscoop, de film van Stanley Kubrick naar de roman van Stephen King. Cinema is een ander medium dan literatuur. Zit daar Kings probleem met de film van Kubrick of is er meer aan de hand?

The Shining is, zoals meer films van Stanley Kubrick, gebaseerd op een boek. Na Barry Lyndon, de film uit 1975 naar de roman van de negentiende-eeuwse Engelsman William Makepeace Thackeray, wilde Kubrick de archetypische griezelfilm maken, de gouden standaard voor het horrorgenre. Hij pakte een stapel boeken en koos voor de derde roman van een jonge Amerikaanse auteur, Stephen King.

The Shining

King was op dat moment al verfilmd (Carrie: boek 1974, Brian De Palma-film 1976) en zijn romans en verhalen zouden nadien nog talloze malen worden vertaald (hertaald) naar beeld; anno 2020 staat de teller op veertig. The Shining, boek én film, hebben sinds hun verschijning een reputatie verworven, maar de schrijver heeft er nooit een geheim van gemaakt dat hij geen bewonderaar van de film is. Dat nodigt uit om het boek te lezen en vervolgens de film – opnieuw – te zien.

Waarschuwing: spoilers!

Tussen boek en verfilming zit altijd spanning. Een tekst kun je woord voor woord en zin voor zin omzetten in een andere taal, maar een boek kun je niet een-op-een ‘vertalen’ in film. Cinema is een ander medium dan literatuur en de ‘vertaling’ is op zijn best een hertaling naar een ander medium. Schuilt daar Kings probleem met de film van Kubrick of is er meer aan de hand?

Het bovennatuurlijke en het buitennatuurlijke
Stephen King is er trots op een horrorauteur te zijn en The Shining staat in een lange traditie. De gothic novel (griezelroman) is sinds zijn ontstaan in de achttiende eeuw altijd populair gebleven, met pieken eind achttiende eeuw, rond 1900 en nu. King, met 350 miljoen verkochte boeken wellicht de meest gelezen auteur ter wereld, past in een lijst van klassieke auteurs die nog jaarlijks nieuwe lezers vinden: Mary Shelley (Frankenstein), Edgar Allen Poe (Tales of Mystery and Imagination), Joseph Sheridan Le Fanu (Carmilla), Arthur Machen (The Great God Pan), Bram Stoker (Dracula), M.R. James (Collected Ghost Stories), H.P. Lovecraft (At the Mountains of Madness). En dat zijn slechts de meest bekende namen. Horror is king en King is horror.

Ann Radcliffe, de schrijfster van de nog steeds gelezen gothic novels The Mysteries of Udolpho (1794) en The Italian (1797), maakt in een essay uit 1826 onderscheid tussen terror en horror. Terror staat voor het gevoel van dreigend onheil, het gaat vooraf aan de afschrikwekkende ervaring; tegenwoordig zouden we het suspense noemen. Horror is het gevoel van walging dat volgt op de afschrikwekkende ervaring.

H.P. Lovecraft, de reus van de weird fiction, ziet in zijn essay Supernatural Horror in Literature de angst voor het onbekende als de oudste en krachtigste emotie. Bij hem gaat de walging vooraf aan de afschrikwekkende ervaring: zijn horror valt samen met de terror. Niet alleen daarom is Lovecraft een buitenbeentje, hij creëerde een nieuwe griezelcategorie: kosmische horror en verboden kennis van zaken die niet boven, maar buiten de natuurlijke orde staan.

Levende heggenbeelden
Stephen King is, zoals vrijwel elke nog levende horror auteur, bewonderaar van Lovecraft. In The Shining (het boek) vinden we geen kosmische horror of verboden kennis, maar een scala van bovennatuurlijk fenomenen. King stelt in zijn essaybundel Danse Macabre dat horror de afwijking is van het normale, de routine. Dat is een echo van de Franse filosoof George Bataille, voor wie horror de extase is die het alledaagse transcendeert. En dat gaat weer terug op een idee uit de Romantiek: het sublieme als het ontzagwekkende. Of het groteske.

De griezelroman kent diverse variaties op het bovennatuurlijke. Ondoden staan de sterveling naar het leven: spoken of geesten, demonen (kwade geesten), vampiers; de zombie is een twintigste-eeuwse toevoeging met wortels in de voodoo van Haïti. Daarnaast is er het simulacrum (nabootsing) dat een eigen leven gaat leiden: het spiegelbeeld, de dubbelganger, schaduwen die loskomen, het beeld dat blijkt te leven, het portret dat uit de lijst stapt. En dan zijn er de monsters en de shapeshifters, wezens die van gestalte veranderen, zoals weerwolven.

The Shining

The Shining (het boek) gebruikt alle categorieën. Het gaat over een vader, Jack, een moeder, Wendy, en hun zoontje met bovennatuurlijke gaven, Danny, die verblijven in een afgelegen hotel in de Rocky Mountains. Ze zijn geïsoleerd, door sneeuwstormen afgesneden van de buitenwereld.

De setting is de oertroop van de gothic novel: het afgelegen kasteel (later: landhuis, hier: hotel) waar zich onbetamelijke en onverklaarbare zaken afspelen. Zoontje Danny beschikt over paranormale talenten, de shining: hij ‘ziet’ dingen en gedachten, en heeft een denkbeeldig vriendje, Tony; een dubbelganger, want Danny is Tony. Het hotel is een wespennest – en die metafoor is niet toevallig – van demonen die het op Danny hebben voorzien. Vader Jack is hun instrument, hij transformeert tot monster. Rond het hotel staat een haag van struiken die zijn gesnoeid in de vorm van leeuwen en honden. Ze komen tot leven en bedreigen de personages.

Verwijzingen naar traditie
King is zich ervan bewust in welke traditie hij schrijft. The Shining geeft diverse verwijzingen naar illustere voorgangers, via metaforen en directe referenties. Danny’s paranormale momenten – de termen hallucinaties of visioenen zijn te beperkt – worden beschreven in beeldspraak die is ontleend aan Lewis Carrolls Alice’s Adventures in Wonderland (door het konijnengat vallen) en Through the Looking-Glass (door de spiegel in een andere werkelijkheid stappen).

De setting is die uit de allereerste gothic novel, The Castle of Otranto (1764) van Horace Walpole: het afgelegen oord waar het spookt, en King verwijst naar schrijver en boek (pagina 168 van de geel gekafte filmeditie uit 1980). Er zijn expliciete referenties naar Shirley Jackson (pagina 281), de schrijfster van The Haunting of Hill House (1959), dat in 1963 door Robert Wise is verfilmd als The Haunting. Naar de Engelse auteur van spookverhalen en weird fiction, Algernon Blackwood (pagina 264); naar de gothic novel The Monk (1796) van Matthew Lewis (pagina 298); naar Treasure Island (1883) van Robert Louis Stevenson, de auteur van Strange Case of Dr Jeckyll and Mr Hyde, een roman over een gespleten persoonlijkheid (pagina 372); naar de Frankenstein-film uit 1931 van James Whale (pagina 327). En er zijn meerdere toespelingen op het verhaal The Masque of the Red Death van Edgar Allen Poe.

Het Overlook Hotel waar Danny, Jack en Wendy hun nachtmerrie beleven, is gesitueerd achter de spiegel van Lewis Carroll. Het is een oord waar de tijd anders functioneert, waar het verleden nog leeft en zich indringt in de werkelijkheid van nu. Waar de historie van het hotel, een litanie van liederlijkheid en misdaad, zich heeft verdicht tot destructieve kracht. Wanneer Jack er met vrouw en kind neerstrijkt, om het gesloten hotel tijdens het winterseizoen als huismeester te beheren, wacht hen een verrassing.

The Shining

Metaforen en monologue intérieur
Het boek van King is subtiel van psychologie. De ouders kunnen in het hotel niet aan hun verleden ontsnappen. Jack, kind van een alcoholische en gewelddadige vader, heeft zijn baan als onderwijzer verloren omdat hij een leerling heeft geslagen. Hij heeft de alcohol afgezworen en hoopt in de winterse afzondering zijn loopbaan als schrijver weer op te pakken. Hij werkt aan een toneelstuk dat zijn schoolincident spiegelt.

Wendy is bezorgd over haar huwelijk, over Jack, over haar zoontje Danny (wiens arm door Jack in een beschonken woedeaanval werd gebroken), maar vooral over zichzelf als moeder. Ze meent doorlopend dat ze tekortschiet, ze is emotioneel beschadigd door de eeuwige verwijten van háár moeder. Ze begint te beseffen dat ze haar moeder spiegelt.

Danny begrijpt zijn paranormale gaven niet en trekt zich terug in zichzelf wanneer zijn ouders ruziemaken en elkaar hun zwakheden verwijten; ze overwegen een scheiding. Als de spanning toeneemt, krijgt Danny een boodschap door: ‘redrum’, murder in spiegelbeeld.

Stephen King bouwt de psychologie van zijn personages en hun sluipende destabilisering secuur op. Hij gebruikt monologue intérieur en flashbacks om het innerlijk van de personages te schetsen. Dat innerlijke leven kan de film niet laten zien. De film toont de buitenkant, blijft aan het oppervlak.

Een voorbeeld van Kings aanpak: wanneer Jack het dak van het hotel repareert, vindt hij een wespennest. Hij rookt het uit en geeft het Danny cadeau; zelf heeft hij van zijn vader ooit een leeg wespennest gekregen. Maar het nest blijkt niet leeg en Danny wordt ’s nachts aangevallen. Het schijnbaar verlaten nest dat nog steeds actief is—het is een metafoor voor het Overlook Hotel. Het ontbreekt in de film.

Roman als matroesjka
Wat de film niet kan bieden en het boek wel: de zorgvuldige opgebouwde achtergrond van de personages en het spookhotel. Verleden en heden spiegelen, thema’s herhalen zich op verschillende niveaus. Het boek leest als een matroesjka, de Russische pop waarin een reeks kleinere en identieke poppen zit verstopt.

De roman is semi-autobiografisch. Stephen King deed de inspiratie op tijdens een vakantie in de herfst van 1974, toen hij en zijn vrouw de enige gasten waren in het Stanley Hotel in Colorado. Ze aten in een verlaten restaurant, net als Jack en Wendy in het boek. En hij dronk aan een lege bar, bediend door een barman genaamd Grady. Barman en Grady komen in het boek terug. Net als het romanpersonage Jack is King een ex-alcoholist die van zijn pen probeert te leven. Als kind is Kings arm gebroken door een agressieve vader. Het autobiografische element voegt een extra matroesjka toe: feit en fictie verstrengeld.

Het is het belangrijkste thema van The Shining: de kracht van verbeelding. Jack en Wendy creëren hun problemen door te piekeren, hun gedachten werpen blokkades op, worden obsessies die hun werkelijkheid vervormen. Danny’s paranormale gaven zijn zijn redding, maar hij begrijpt zijn talent niet. Fantasie is een tweesnijdend zwaard. Fictie heelt. En vernietigt.

The Shining

Labyrint
In het boek is Jack een getroebleerde, maar liefhebbende vader die door de kwalijke invloed van het hotel langzaam ontspoort. Stanley Kubrick heeft van hem een boeman gemaakt, het toonbeeld van wat tegenwoordige giftige mannelijkheid heet.

Spiegelt het boek het verleden in het heden van de personages, Kubricks film maakt handig gebruik van spiegels. Vroeg in de film zit Danny voor de spiegel van de badkamer, hij is zijn denkbeeldige vriendje Tony. Danny/Tony spreekt met een hoog stemmetje en beweegt zijn wijsvinger op en neer als Tony praat. (Steven Spielberg zag The Shining vijfentwintig keer en leende de wijsvinger voor E.T. the Extra-Terrestial: ‘phone home’.) Kubrick opent verschillende scènes met een spiegelbeeld, om vervolgens uit te zoomen.

De heggen die zijn gesnoeid als groene dieren, ontbreken in de film. Kubrick heeft ze vervangen door het labyrint, een klassieke troop van de gothic novel en een sterke vondst. Het doolhof bestaat uit groene heggen, als in het boek, en spiegelt de verwarring van de personages, zoals het boek innerlijk van de karakters en uiterlijk van de situatie spiegelt. In het hotel staat een maquette van het doolhof (simulacrum, een horrortroop) en we zien een droneshot – gemaakt toen er nog geen drones waren – van Wendy en Danny in het labyrint.

Het labyrint is de setting van de climax en daarin wijkt de film sterk – en volgens de auteur zelfs op cruciale wijze – af van het boek. Jack vriest dood in het doolhof, Wendy en Danny ontsnappen via de sneeuwmobiel, het hotel blijft leeg achter. Stephen King heeft het Overlook Hotel een ander einde toebedacht. Het hotel is inherent instabiel, de verwarmingsketel in de kelder is verouderd en moet dagelijks handmatig worden bijgesteld om oververhitting te voorkomen. Tijdens de climax van het boekverhaal explodeert de ketel en gaat het hotel – het wespennest – in vlammen op.

Vrieskist
Zoals Stephen King heeft opgemerkt: in het boek eindigt het hotel als een brandende hel, in de film als ijzige vrieskist. Je kunt je afvragen of Stanley Kubrick het boek heeft begrepen. Hij heeft het zeker gelezen, de filmdialogen komen uit de roman en veel details zijn verwerkt in het script. Maar Kubrick heeft weinig zicht op de psychologie van de boekpersonages.

Kubrick maakt van Jack een gestoorde bruut en verandert daarmee de motivatie van diens gedrag: in het boek komt het kwaad van buiten, niet uit Jack. Daardoor blijft de sinistere invloed van het hotel onduidelijk en is de film soms onbegrijpelijk. Ook maakt Kubrick van Tony, Danny’s denkbeeldige vriendje, een boze geest. Dat slaat nergens op en vertroebelt het verhaal.

Kings opmerking over de vrieskist versus de hel snijdt hout. The Shining van Stanley Kubrick is een kille, onbarmhartige film. De cinematografie is fraai, er zitten verschillende klassieke ‘Kubrick-shots’ in: Jack in de pantry, Wendy en Danny in het doolhof, de waterval van bloed. In de woorden van King: een prachtige auto zonder motor. Een esthetische film zonder hart.

Stephen King is gepokt en gemazeld in het genre van de griezelroman en kent diens rijke geschiedenis. Stanley Kurbick is een belezen regisseur, die ter voorbereiding van The Shining psychologische studies las. Bruno Bettelheims The Uses of Enchantment, een Freudiaanse uitleg van sprookjes, is geen Castle of Otranto. Hoe goed de film ook moge zijn, het boek is beter.

The Shining (40th Anniversary Extended Edition) draait sinds 28 oktober in de bioscoop.

 

29 oktober 2020

 
ALLE ESSAYS

10 grensverleggende films

Tien grensverleggende films

10 grensverleggende films

Feitjes over films zijn altijd leuk. Nog leuker is om je te realiseren wat ze allemaal in gang hebben gezet. Tien mijlpalen in de filmgeschiedenis die de grenzen verlegden: van de allereerste speelfilm tot en met de eerste bewustwordingsfilm over voeding.

door Cor Oliemeulen

1. – The Story of the Kelly Gang (1906) – allereerste speelfilm

Niet Amerikanen of Europeanen maakten de allereerste speelfilm. Ene Charles Tait uit het Australische goudzoekersparadijs Castlemaine en twee van zijn broers vertoonden op 26 december 1906 het bijna zeventig minuten lange The Story of the Kelly Gang. Dit westerndrama gaat over de beruchte Ierse balling Ned Kelly, die na de moord op drie politiemannen vogelvrij werd verklaard. Veel fragmenten op de filmrol hebben de tand des tijds niet goed doorstaan of zijn simpelweg verdwenen. In de gerestaureerde versie zijn foto’s en teksten geplakt om de leemtes in het verhaal op te vullen. Wat opvalt is het gebruik van echte pistolen! Tijdens schermutselingen wordt er vaak bewust in de grond of in de lucht geschoten, waarna tegenstanders toch dood neervallen. Charles Tait kreeg negen kinderen en maakte geen tweede speelfilm.

 

2. – Nanook of the North (1922) – eerste documentaire

Robert J. Flaherty was goudzoeker aan de andere kant van de wereld, in het hoge noorden van Canada, en maakte daar prachtige natuuropnames met mens en dier. Op een dag knoeide hij sigarettenas op zijn kilometerslange, uiterst brandbare rollen celluloid en werden alle opnamen vernietigd. Flaherty, die een relatie met een Eskimofamilie had opgebouwd, begon weer vol goede moed aan zijn film over het leven van de Inuit. Maar wat bleek later? Sommige fragmenten waren in scène gezet, zoals de vangst van een zeehond – die al dood was toen die zogenaamd door Nanook en zijn gezin onder het ijs vandaan werd getrokken. De vraag is of Nanook of the North door het manipuleren van de werkelijkheid een echte documentaire is. In ieder geval schetst de film een authentiek beeld van de ongerepte natuur in het noordelijk poolgebied.

 

3. – La coquille et le clergyman (1928) – eerste surrealistische speelfilm

Het door de Franse schrijver André Breton in 1924 gepubliceerde Manifest van het Surrealisme predikte een levenshouding. Fantasierijk, volledige vrijheid, loslaten van het verleden en zich niets aantrekken van bestaande regels. De visuele verbeeldingskracht staat los van verstand en logica, en is toepasbaar op alle kunstvormen. De beroemdste vroege surrealistische film is Un chien andalou (1928), waarmee Luis Buñuel en Salvador Dalí de gevestigde orde schokten. Maar de allereerste surrealistische speelfilm verscheen eerder dat jaar. In La coquille et le clergyman (De zeeschelp en de priester) van regisseuse Germaine Durlac maken we kennis met de dromen en erotische fantasieën van een priester. Het zowel originele als maffe script is van Antoine Artaud, die later met de introductie van zijn Wrede Theater ‘te surrealistisch’ werd bevonden door Breton en consorten.

 

4. – The Ox-Bow Incident (1943) – eerste humane western

In westerns werden indianen als bloeddorstige barbaren afgeschilderd. Dat negatieve beeld veranderde met de revisionistische western, waarin indianen en Mexicanen juist als sympathieke mensen worden neergezet. Mooie voorbeelden zijn High Noon (1952), Little Big Man (1970) en Dances with Wolves (1990). Al in 1943 verscheen The Ox-Bow Incident van William A. Wellman dat een sleutelrol speelt in de geschiedenis van de western. Deze eerste humane western houdt een pleidooi voor de rechtstaat als fundament van de samenleving. Drie mannen worden verdacht van moord en zonder proces opgehangen door een hysterische menigte. Later blijken ze onschuldig. Eén van de terechtgestelden had nog een afscheidsbrief mogen schrijven. In de ontroerende finale leest het personage van Henry Fonda, één van de weinigen die de executies probeerde te verhinderen, de brief voor aan een saloon vol daders.

 

5. – Sommaren med Monika (1953) – eerste vrijgevochten film

De Zweedse filmmaker Ingmar Bergman genoot een strenge opvoeding (vader was luthers predikant), was bang voor de dood en twijfelde aan God en het geloof. Dat resulteerde in 1957 in het meesterwerk Det sjunde inseglet (Het Zevende Zegel). Vier jaar eerder zorgde Bergmans doorbraakfilm Sommaren med Monika (Zomer met Monika) al voor de nodige ophef. Een vrijgevochten meisje (Harriet Andersson), dat met haar vriendje vlucht voor haar burgerlijke ouders, gaat uit de kleren. In Amerika ging de schaar in Bergmans vernieuwende, realistische filmstijl, en bleven hoofdzakelijk beelden van het stoute meisje over. “In de buurt werd er gesproken over een naaktscène. Zoiets was destijds ongehoord in Amerikaanse films”, zei regisseur Woody Allen, die net als veel anderen pas later Bergmans werkelijke kwaliteiten zou ontdekken.

 

6. – L’avventura (1960) – eerste moderne filmvertelling

Naast Bergman plaveide Michelangelo Antonioni de weg voor Europese films in Amerika. Tijdens zijn hele oeuvre bestudeerde de Italiaanse maestro van de moderne cinema de zoektocht naar betekenis en toonde hij zijn personages niet conform de toen geldende filmwetten. Zo worden hartstochtelijke vrouwen en communicatief impotente mannen in een dialoog met de rug naar elkaar geplaatst om hun psychologische afstand te symboliseren. Vanaf L’avventura (1960) wordt het verhaal ondergeschikt aan de gevoelens en worden de personages geplaatst in een omgeving die hun gemoedstoestand benadrukt, soms heel nietig in een overweldigend landschap of als een stipje voor een gigantische muur. Tijdens de wereldpremière op het filmfestival van Cannes klonk veel gejoel. Het publiek vond de shots veel te lang en kon het niet verteren dat hoofdrolspeelster Anna zomaar verdwijnt om vervolgens niet meer terug te keren in het verhaal.

 

7. – Straw Dogs (1971) – eerste verkrachtingsscène

Nog voordat de Hays Code in de Verenigde Staten werd afgeschaft, trok een schietgraag overvalkoppel in Bonnie and Clyde alle ongecensureerde registers open. Seks, drugs en vooral geweld vulden vanaf 1967 het witte doek. Gevlucht voor de verruwing in zijn geboorteland betrekt een Amerikaanse astrofysicus met zijn Britse vrouw in Straw Dogs een groot huis op het Engelse platteland. Helaas loopt hun relatie met enkele ingehuurde werklieden niet van een leien dakje en duurt het niet lang voordat iemand zich aan de vrouw des huizes (Susan George) vergrijpt. Natuurlijk kende de filmgeschiedenis al suggestieve aanrandingen, maar zeker een regisseur als Sam Peckinpah wist wel raad met het schokkend in beeld brengen van de dubbele verkrachtingsscène (waarbij het lijkt alsof de vrouw aanvankelijk nog geniet). Het is aan manlief (Dustin Hoffman) om zich uiteindelijk over te geven aan een bloederige wraakorgie.

 

8. – Westworld (1973) – eerste film met CGI

Beste millennial. Er was een tijd dat een grote ruimte vol computerkasten minder capaciteit had dan een enkele chip in je telefoon. Tegenwoordig kan film elke illusie creëren en digitale animatie zie je in bijna elke game en Hollywoodproductie. Wat nu normaal is, was vroeger bijna lachwekkend. De eerste speelfilm waarin CGI (Computer Generated Imagery) werd toegepast, is Westworld (1973). In het sciencefictionverhaal van debuterend regisseur Michael Crichton slaan bij een ‘gunslingerrobot’ (Yul Brynner) in een futuristisch amusementspark de stoppen door. Gelukkig is zijn zicht – dat bestaat uit grove pixels (gemaakt door de computer) – wat beperkt. Hoe knullig de scène er nu ook uitziet, hij zette wel de deur open voor bijvoorbeeld de eerste volledig met de computer gemaakte film: Toy Story (1995).

 

9. – Festen (1998) – eerste Dogme 95-film

In het ontwaakte digitale tijdperk kregen filmmakers in Denemarken de behoefte terug te keren naar de basis. Lars von Trier en Thomas Vinterberg stelden een manifest met tien regels op. Je moest voortaan op 35mm filmen, op locatie met de camera in je hand, zonder extra belichting. De film mocht geen oppervlakkige actie bevatten en het manipuleren van beelden (effecten en filters) was natuurlijk uit den boze. Deze ‘eed van zuiverheid’ leidde tot de eerste zogenoemde Dogme 95-film: Festen (1998). Het beeld van de reünie waar de zestigste verjaardag van pa wordt gevierd, is korrelig, soms schokkerig, en oogt authentiek. Het drama is zo werkelijk dat Thomas Vinterberg tijdens de beroemde incesttoespraak een deel van de acteurs in het ongewisse hield over de afloop. Ondanks het nobele streven, was na een paar jaar weinig meer van Dogme 95 over.

 

10. – Food, Inc. (2008) – eerste bewustwordingsfilm over voeding

Terwijl in Nederland de meeste boeren hun best doen om een verantwoord product op tafel te zetten, nemen ze het in Amerika niet zo nauw. Food Inc. gaf als eerste film een interessant kijkje achter de façade van vrolijk huppelende koeien in groene weiden die op pakken zuivel staan afgebeeld. Overzee blijkt voedselproductie in handen van megagrote bedrijven die nauwelijks oog hebben voor dierenwelzijn en verantwoord bodemgebruik. Ze worden bovendien gesubsidieerd door de overheid, want op groente en fruit valt weinig winst te behalen. In hamburgers zit soms ‘vlees’ van tientallen runderen, waardoor de oorsprong van eventuele ziektekiemen moeilijk is te achterhalen. Ook documentaires als Super Size Me (2004), waarin je lekker onverantwoord kunt eten bij McDonalds, maakten de weg vrij voor een reeks bewustwordingsfilms over dierenonwelzijn, vet, suiker en tal van andere producten waarvan we het naadje van de kous niet wisten.

 

21 december 2019

 
Alle leuke filmlijstjes

Andrey Tarkovsky. A Cinema Prayer

*****
recensie Andrey Tarkovsky. A Cinema Prayer

Zo vader, zo zoon

door Ralph Evers

33 jaar na de dood van zijn vader, komt zoon Andrej A. Tarkovski met een hommage aan zijn vader, de grootste cineast die de filmgeschiedenis gekend heeft, Andrej Tarkovski. Een oogstrelend portret en een intieme ontmoeting met de familie Tarkovski.

Zou het toeval zijn, 33 jaar? De leeftijd waarop Jezus zijn spirituele geboorte (of wederopstanding in het hart, de zetel van de ziel) beleefde. Er is aanleiding genoeg om dit soort verbanden te leggen. De kunst, zo zei de cineast Tarkovski, is de taal om het hogere mee te verbeelden of verwoorden.

Andrey Tarkovsky. A Cinema Prayer

“Alle grote kunstenaars, of het nou Shakespeare, Leonardo of Bach is, uiteindelijk zijn ze allen poëten. Daar kan de filosofie met haar analytische neigingen niet bij komen. We hebben een andere taal nodig om uitdrukking te geven aan dit hogere. Dat we contingente creaties van grote kunstenaars niet kunnen bevatten is omdat ze een wonder zijn en dit wonder leidt ons tot God. Zouden er geen poëten meer zijn, dan gaat een samenleving ten onder.” 

Het zijn een aantal citaten die in A Cinema Prayer uit de mond van vader Andrej Tarkovski opgetekend worden. Deze citaten zijn verbonden aan filmfragmenten, interviews, beeldmateriaal als foto’s en polaroids en door zoon Andrei geschoten natuuropnames van de plekken waar vader en grootvader Tarkovski resideerden.

Gebed
Gebed lijkt vooral een ander woord voor contemplatie en verstilling. Een relatie die de innerlijke ziel met de buitenwereld, de Ander, aangaat. “Het je ergens niet op je gemak voelen is je ziel die te weinig expansie of expressieruimte ervaart.” Er is in ons leven voortdurend een op weg naar huis zijn en een bezieling of afstomping gaande. De tijd, zo mijmert Tarkovski de cineast, wordt in onze tijd te snel geleefd. Een zeventiende-eeuwer zou verpletterd worden in onze tijdsdruk.

En prompt toont zowel vader als zoon het medicijn: verstilde natuurlandschappen, zoals een ondergaande zon die door een takkenbrij heen prikt over een met lichte mist bedekt landschap. Of de opening van Nostalghia. Een mistig landschap in sepia-tinten met zoekende, melancholische blikken, die gevangen lijken te zitten in een onbekend lijden.

Tarkovski schurkt tegen Helmut Plessners idee van Heimatlosheit aan. De mens is altijd onderweg, maar nimmer thuis. De ziel echter zoekt naar expressie, hetgeen vrijheid is. Vrijheid huist over het algemeen beter in onderdrukkende regimes, volgens vader, dan in vrije democratieën. In onderdrukkende regimes wordt een beroep gedaan op de eigen persoonlijke, uniek vrijheid. Dit is vruchtbare grond voor creativiteit. Waarop de cineast autocratisch de set tracht te bedwingen, maar we ook zien hoeveel vrijheid hij aan zijn acteurs laat. Uiteindelijk wint vertrouwen het van controle, als knipoog naar Lenin.

Spiegels
Collega-recensent Alfred Bos schreef in zijn beschouwing over Solyaris het nodige over spiegels: de spiegel dient als nabootsing van het leven, wat een volstrekt onkenbaar wezen en onvoorspelbaar verloop heeft. De spiegel kadert, waar het leven zich buiten kaders onvoorstelbaar voor onze geestelijke vermogens voortbeweegt. We kunnen ons een stoel inbeelden, maar de wereld? Dat is teveel. Zo ook het hogere, God, de ziel. Woorden voor ervaringen die alleen gemankeerd kunnen verwoorden, als prothese van iets ongrijpbaars.

Andrey Tarkovsky. A Cinema Prayer

Zal het de gemiddelde bioscoopbezoeker opvallen dat beeldpoëten als Tarkovski de camera gebruiken als pneuma? De levensadem die het getoonde tot leven brengt, de Qi uit de Chinese filosofie of Allah zo u wilt. Dat ondoordringbare dat alle verschijningen op aarde beroert, van opkomst tot verval en slechts gedeeltelijk gevangen kan worden in woorden of beeld, want dat kent een grens. De mens zonder grens is verloren. De persoonlijke vrijheid schept grenzen in een wezenlijk onkenbaar universum.

In de dichtkunst, zo lijkt de Tarkovski-dynastie te zeggen, treffen we een opening waarmee we uitdrukking kunnen geven aan dat wat niet gekend kan worden. Het verbaast in deze niet dat de cineast geïnspireerd raakte door het zenboeddhisme, die in haar haiku’s met de kunst van het weglaten juist iets krachtigs uitdrukt (hetgeen ook in de Chinese en Japanse schilderkunst emergeert).

Levensbeschouwelijke beeldbiecht
A Cinema Prayer dompelt je onder in een levensbeschouwelijke beeldbiecht, liefst als in het Bagno Vignoni uit Nostalghia: verstild, vertraagd en mistig. Zoonlief weet evenals zijn vader een film te maken die breekt met de conventies van hoe we film doorgaans ervaren. Kop, romp, staart. Hier is het eerder water, wind, lucht en vuur en meest nog ether, de kwintessens, het ongrijpbare, de lege ruimte die opening laat voor het ervaren en verschijnen.

Er dient zich nog een associatie aan: de heilige drie-eenheid, opa, vader, zoon, dichter, beelder, herder. De wind voert ons mee en kijkt nog eenmaal vanuit de hemel op ons thuis, de aarde, die in staat is adem te materialiseren, waarna hij wegvliegt naar onbekende bestemming. Amen.

 

23 november 2019

 

ALLE RECENSIES

Vinden jullie 2019 ook zo’n slecht filmjaar? (deel 1)

Ondertussen, op de redactie:

Vinden jullie 2019 ook zo’n slecht filmjaar? (deel 1)

COR:  

Van de 220 films die in de eerste helft van 2019 in de bioscoop verschenen, heb ik er veertig gezien. Ik vraag me af waarom zo weinig. Waarschijnlijk ben ik selectiever gaan kijken. Ik hoef niet meer per se de laatste film van François Ozon of Mike Leigh te zien en ook Climax van Gaspar Noé brengt mij niet tot een hoogtepunt, omdat ik bij voorbaat weet dat die niets aan mijn persoonlijke ontwikkeling of verbeelding zal toevoegen.

Ik kijk zelden trailers, maar baseer mijn keuze om te gaan kijken puur op mijn gevoel, hoewel namen van de filmcrew altijd wel een rol spelen. De volgende films vond ik prima te verteren: The Favourite, Stan & Ollie, At Eternity’s Gate, Vice, Lazarro Felice, Anna’s War, Another Day of Life en An Elephant Sitting Still. De rest ben ik gelukkig al vergeten (daarom collega’s, ben ik zo slecht in filmkwissen geworden ;-) ).

The Favourite (Yorgos Lanthimos, 2018)

The Favourite (Yorgos Lanthimos, 2018)

Ik mis originaliteit, diepgang, visie en zeggingskracht. Mensen die in deze tijd opgroeien, zijn meer dan ooit overgeleverd aan marketing, oppervlakkigheid, eenheidsworst en de waan van de dag. Alleen een universele revolutie kan het tij keren. Met weemoed grijp ik dan maar weer eens terug naar de cinema uit vervlogen tijden. Zo word ik intens gelukkig van de indringende zwaarmoedigheid van Ingmar Bergman, laat ik me heerlijk meeslepen door screwball comedies van Preston Sturges en beschouw ik bijna elke willekeurige film van het Italiaanse Neorealisme als een verrijking van de ziel – om maar een paar voorbeelden te noemen.

Natuurlijk kijk ook ik weleens een ongecompliceerde actiefilm (de oeuvres van Jason Statham en Steven Seagal zijn mij niet vreemd, en gisteravond nog zag ik Venom, het zoveelste vermakelijke, maar luidruchtige, Avengers-avontuur), maar het voelt alsof de tijd begint te dringen. Misschien ga ik me wel wagen aan mijn eigen uitgave van ‘1000 films die je gezien moet hebben’, hoewel ik me realiseer dat ik dan nog zeker even zoveel films ‘moet’ gaan kijken. Buiten kijf staat dat ik weer eens diep in de filmgeschiedenis ga duiken. Dat betekent dat ook de tweede helft van 2019 niet op mij hoeft te rekenen.

 

YORDAN:  

Ik, als product van deze tijd, ben het eigenlijk volledig met je eens. Er zijn heel weinig filmmakers nu waar ik zeker voor naar de bioscoop wil. Ik denk dat de commercialisering van film zijn grenzen begint te bereiken. Film wordt een karikatuur van zichzelf, en we weten het allemaal. Men gaat naar films, al wetende dat men het niks gaan vinden… Het is wachten op het moment dat we dat niet meer doen, we niet meer om deze grap kunnen lachen.

Ik persoonlijk geef de schuld aan kapitalisme. Het lijkt op elk gebied de grens te bereiken. Het beschadigt democratie, milieu, sociaal gemeenschappelijk leven en zo ook cultuur. Ik zie een duidelijke tendens naar oppervlakkigheid in muziek en film. Maar goed, dat is mijn politieke invulling. Ik heb ook moeite met het zien van veel films van dit jaar, vooral ook omdat ik nog véél meer klassieke films moet zien ;)

 

ALFRED:

Dank voor jullie berichten. Het is een steuntje in de rug, want ik voel me nu minder alleen, ha!

Dit wordt dus een Ondertussen van de treurige soort, want: 1) we zijn het eens, en 2) de kwestie is deprimerend.

Enkele maanden geleden vroeg ik me af waarom ik recentelijk een duidelijke dip in mijn bioscoopbezoek kon constateren, waarom ik aanmerkelijk minder gebruik maak van mijn Cinevillepas dan vorig jaar of de jaren daarvoor. En als ik dan een film selecteer, is het negen van de tien keer een oude(re) film. Het percentage oude(re) films in mijn filmconsumptie is de afgelopen jaren gestaag gestegen. Harder dan het aanbod.

De oorzaken hebben jullie al aangegeven: het marketinggeweld, de verplatting van de cultuur (die eigenlijk niet meer bestaat en nu, mede dankzij de marketeers, als lifestyle door het leven gaat), de infantilisering van de samenleving, het gebrek aan lef (want risicomijdend gedrag wordt beloond en afwijkend gedrag bestraft met uitsluiting) en bijgevolg de voorspelbaarheid … van alles eigenlijk, van de politiek, de media, maar ook zeker de films.

Cinevillepas

Het publiek slikt het braaf. Met jonge mensen kun je lastig in discussie gaan, want wie het niet bij voorbaat met hen eens is, is een racist, vrouwenhater, homohater, (vult u maar in) of op zijn minst een ingekakte dinosaurus van het blanke, hoogopgeleide en mannelijke soort. Dus bij voorbaat de schuld van alles wat er mis is met de wereld. Waar in de ogen van veel jonge mensen die ik niettemin spreek niet zoveel mee mis is, behalve dat er ingekakte dinosaurussen van het blanke, hoogopgeleide en mannelijke soort in rondlopen. Verder alles kits en dat nieuwe Instagramfilter dat vlinders op je gezicht tovert is helemaal de bom. Wat, ken je die nog niet?

Je kunt het inderdaad heel kernachtig wegschrijven op het krediet van het kapitalisme. Het voert veel te ver om daar in dit verband omstandig op in te gaan, maar in de grond komt het daar wel op neer.

Ik heb er eind vorig jaar al voor gekozen om voor InDeBioscoop minder films te bespreken en me meer te richten op interviews en achtergrondverhalen. Nu begrijp ik dat jullie eveneens een zekere malaise ervaren. Hollywood heb ik al lang opgegeven, maar CinemAsia was dit jaar ook minder dan daarvoor, daarnaast bleek een genrefestival als Imagine dit jaar eveneens voornamelijk gevuld met voorspelbare middelmaat, en loop ik al een paar jaar met een grote boog heen om wat ik de ‘festival-arthousefilm’ noem, het soort film dat keurig alle hokjes afvinkt om door de ballotage van de filmfestivals wereldwijd te komen en vervolgens – gelukkig slechts beperkt – in het filmhuis wordt vertoond. Ik wil maar zeggen, de malaise is structureel en wereldwijd. Uitzonderingen daargelaten, uiteraard. Maar, en dat is het verontrustende, die uitzonderingen lijken ook steeds zeldzamer te worden.

Help! Wat nu? Ik heb dezelfde oplossing gekozen als Cor: ik laat het nieuwe werk grotendeels lopen en stel mijn eigen cinema-universum samen uit het menu van films die de distributeurs ons voorschotelen. Ik ben, als inwoner van Amsterdam, in de gelukkige omstandigheid dat ik wekelijks kan kiezen uit meer dan 100 films (vaak zo’n 130, 140), waaronder een groeiend aantal hervertoningen van oude(re) films. Want het goede nieuws is dat – in Amsterdam, ten minste, en elders wellicht ook – een aantal programmeurs heeft bedacht dat er om nieuwe releases heen een reeks van hervertoningen kan worden gepresenteerd. Voorbeeld: nieuwe Tarantino komt er aan, daaraan voorafgaand zijn alle Tarantino’s nog eens te zien. Ik kom steeds vaker themaprogramma’s tegen rond Ghibli Studio, sciencefictionfilm, bepaalde regisseur of acteur/actrice, (deel)genre, of verzin het maar. Ik weet het, ook dat is ingegeven door marketing.

Dus geen nood, ik moet nog een enorme berg aan oude(re) films inhalen of opnieuw zien en gelukkig worden ze steeds vaker geprogrammeerd. En zo niet? Ik heb van YouTube al een vracht film noir geplukt, waaronder enkele films van Fritz Lang die niet op video of dvd zijn te vinden.

Aldus kom ik ook op ideeën voor achtergrondstukken, bijvoorbeeld voor InDeBioscoop. Of ik ze ooit schrijf, zal de tijd leren. Maar de nieuw Avengers mis ik niet, want ik laat ‘m lopen. De nieuwe Gaspar Noé idem dito. Ik wentel me in weelde.

Het is raar gesteld: vroeger, in de jaren zeventig, had je vrijwel iedere week een nieuwe spraakmakende film, maar die kon je alleen op dat moment zien, want video, dvd, hervertoningen en filmfestivals bestonden nog niet. Nu komen we om in de streamingdiensten, gespecialiseerde festivals, rereleases van klassieke films, dvd-boxen uit alle hoeken en gaten van de filmhistorie en een jaarlijks groeiend aantal films dat in de Nederlandse bioscoop is te zien—en is het met het aanbod nieuwe spraakmakende films droef gesteld.

Het is ook nooit goed! Troost je, het is nooit goed geweest.

 

YORDAN:

Ik wil toch even wat zeggen over het economische systeem. Je ziet gewoon dat bepaalde sectoren niet goed functioneren op een markt gericht op massaproductie. Sommige maatschappelijke fenomenen verdrinken nou eenmaal op onze markt. Dit geldt onder andere voor de zorg, onderwijs en cultuur.

Ik zie dit persoonlijk zelfs in het strafrecht, waar men zijn geld verdient aan hetgeen het eigenlijk moet voorkomen. Dezelfde paradox zien we in film: hoe kan een studio volgens de bedrijfskundige modellen investeren in een film die iets onbekends wil vertellen? Iets dat nooit gedaan is? Dat is zo prachtig tegenstrijdig aan het maken van een veel slechtere remake. Het teert op de culturele waarde die geschapen is door het origineel zonder zelf iets toe te voegen. Dat is totaal niet duurzaam, het remaken van remakes houdt een keer op.

Climax (Gaspar Noé, 2018)

Climax (Gaspar Noé, 2018)

Ik vind het succes van Nolan typerend voor deze tijd. Films die draaien om een “vet verhaal” maar geen menselijke personages hebben of überhaupt iets echts te vertellen. Het is als Hitchcock zonder de psychoanalyse, slechts de plottwist om de consument een achtbaanritje te geven. Het is seks zonder liefde of bier zonder alcohol. Dit verklaart voor mij mede de opkomst van series. In series draaien het niet echt om menselijke personages maar om cliffhangers en de plotselinge dood van een personage. Het is wat in Alphaville (ja ik heb hem eindelijk gezien!) zo goed beschreven wordt; de rationaliteit wint het van de emotie. Dit gebeurt overal om ons heen.

Het internet brengt gelukkig zoals Alfred terecht beschrijft wel meer mogelijkheden met zich mee om van alles te kunnen kijken. Men moet alleen nog weten hoe je door de bomen het bos nog kunt zien. Daar zijn wij voor. Dus misschien maar strenger recenseren? Ik had Climax namelijk wel een ster minder moeten geven achteraf gezien… Noé had niks te vertellen.

Misschien is het een idee om een aantal grote films van deze tijd naast, qua thema, vergelijkbare grote films van vroeger te leggen en aan te wijzen op welke gebieden ze nu vlakker zijn geworden?

Een hoopvol perspectief om mee af te ronden is wellicht dat in de toekomst films steeds goedkoper gemaakt kunnen worden en dat dat doorgang kan geven aan originele en nieuwe ideeën.

 

BOB:

Eindelijk weer een onderwerp naar mijn hart: klagen over hedendaagse films. Ik ben echt een hipsterklager; ik klaagde al menigmaal in mijn jaaroverzichten over het feit dat ik vaak maar nauwelijks tot een top 5 kon komen. Bewijzen staan op InDeBioscoop.

In een net zo relativerende bui denk ik dan wel eens: was het in 1987 beter? Of in 1981? Ik heb jaarboeken van cinema vol recensies maar als je daardoorheen bladert, is het ook een feest van vergetelheid. Films die vooral voor de economie werden gemaakt en niet voor liefhebbers van artiesten.

Niet elk decennium kan even geweldig zijn als de jaren twintig, veertig, zeventig. We moeten niet vergeten dat cinema een eeuw lang is geëvolueerd – en dat het na al die evolutie soms best moeilijk is om nog met iets nieuws te komen. Ideeën herhalen zich makkelijker dan genieën.

Cinema heeft het denk ik ook moeilijk met de opkomst van series, games en zelfs video-art. Elders vindt nu de vernieuwing plaats en valt geld te verdienen. Yordan heeft het over de economische factor: dat is het. Overleven! Die jonge generatie overbluffen met weer een nieuwe hysterisch gemonteerde superheldenfilm. Want anders: geen bezoekers, geen geld, geen vernieuwende films. Ik snap Yordans kritiek op Nolan dan ook helemaal.

Cu mâinile curate (Sergiu Nicolaescu, 1972)

Cu mâinile curate (Sergiu Nicolaescu, 1972)

Ik ben al lang bevrijd van de terreur van de hedendaagse film. De oplossing: geschiedenis! Ik ben blij dat Cor Preston Sturges aan het verslinden is, want ja, zo maken ze niet meer, die komedies. En Alfred heeft kennelijk een film noir-fase. Zou Ralph nou eens Wajda’s meesterwerken hebben ontdekt?

Ja, tijdreizen naar films uit andere tijden maakt mij immens gelukkig. Ik ga zo bijvoorbeeld weer terug naar Cu mâinile curate, genieten van Roemeense misdaad uit 1972. Dat biedt meer filmplezier tegenwoordig dan ‘de nieuwe Nolan’ of ‘de nieuwe Tarantino’.

 

TIM:

Een vraag naar m’n hart – ik moet oppassen dat ik niet in herhaling treed, en met het vingertje ga wijzen naar factoren die in jullie eerdere berichten al benoemd zijn.

Ik denk niet dat de cinema dood is. Het schrijven van mijn Lazzaro Felice-recensie was een geluksdaad, omdat Alice Rohrwacher heden en verleden begrijpt en de magie van film kan inzetten om daar iets over te vertellen. Even goed herinner ik me dat ik na het kijken van Bi Gan’s absolute tour de force Long Day’s Journey Into Night (in de grootste zaal van Pathé Schouwburgplein – dat kan alleen tijdens het IFFR) enthousiast met twee filmvrienden sprak over Wong Kar-Wai, Tarkovsky en de relatie tussen dromen en herinneringen. Die film, ik zeg het maar, werd op 4 juli door EYE uitgebracht in het Previously Unreleased-programma.

Wat is het tekenend dat zo’n extern programma nodig is om een titels als Long Day’s Journey alsnog uit te brengen. En wat is het bizar – maar tegelijkertijd ook komisch-ironisch – dat Chinese exploitanten de film alleen verkocht kregen door via de poster een zwoel liefdesdrama te impliceren. Was gelogen, natuurlijk.

Long Day's Journey Into Night (Gan Bi, 2018)

Long Day’s Journey Into Night (Gan Bi, 2018)

In zekere zin blijft kritiek altijd een noodzaak. Guy Debord begreep in de jaren ’60 al dat ‘verschijnen’ het grootste goed is van de spektakelmaatschappij waarin we nog steeds leven. Onder het credo ‘alles wat verschijnt is goed, en alles wat goed is verschijnt’, vernietigt de industrie zichzelf, en er is geen vorm van kritiek die daartegen is opgewassen.

Verschijningsvormen zullen evalueren tot bioscoopsimulaties, het werk voor onze hersens doen, en we enkel nog ‘oeh’ en ‘aah’ mogen roepen. Oh ja, wacht, dat gebeurt nu al.

Soms wil ik me echter ook op m’n rug kunnen draaien en de schoonheid omarmen die er nog wél is. Laat dat dan ook direct maar mijn credo zijn.

 

SJOERD:

Tot op zekere hoogte kan ik me vinden in het pessimisme over de huidige staat van cinema.

Dankzij een wereld waar productiviteit het enige is wat telt gaat de kunst achteruit. Efficiëntie dicteert een industriële benadering van cultuur waar eindeloze variaties op eenzelfde thema van de lopende band komen. Het geeft daarmee mede een werkelijkheid vorm waar niet meer anders dan instrumenteel kan worden nagedacht.

Daarom is er een vergaande standaardisatie van cinema. Termen als ‘B-film’ vormen een kunstmatig onderscheid om een zo groot mogelijk publiek te bereiken. Het zogenaamde ‘arthouse’-segment ontkomt daar niet aan, met plichtmatig behandelde maatschappelijk verantwoorde thema’s en standaard trucjes zoals het ‘dicht op de huid’ zitten of een mooi berglandschapje.

Nu wil ik in het bijzonder de opkomst van Netflix hierbij benoemen. Nieuwe producties lijken soms welhaast door algoritmes in elkaar te zijn geflanst, op basis van wat mensen eerder vermakelijk vonden. Dat lijkt mij te verklaren waren regisseurs als de gebroeders Coen daar hun nieuwe werk uitbrengen. Men wil blijkbaar Tom Waits, James Franco, westerns en de Coens. Zo blijft alles veilig.

Ook de filmacademie draagt bij aan deze standaardisering. Het lijkt in het curriculum eerder om vakkundig vertellen te gaan dan een oprecht verhaal. Films als Take Me Somewhere Nice zijn weliswaar solide gemaakt, maar het komt ook te ingestudeerd over. Werk van de Nederlandse filmacademie is vaak van mijlenver te herkennen in ieder geval.

Het is allemaal symptomatisch voor een onbesproken crisis van deze tijd: de crisis van de verbeelding. Door alle calculatie is de mens gedomesticeerd en ontbreekt het avontuur. Men kan niet meer buiten het systeem denken (zie bijvoorbeeld het Nederlandse klimaatakkoord). Het is blijkbaar gemakkelijker het einde van de wereld voor te stellen.

The Beach Bum (Harmony Korine, 2019)

The Beach Bum (Harmony Korine, 2019)

Als ik cinema echter vergelijk met mijn andere favoriete medium popmuziek, dan valt het in eerstgenoemde nog wel mee. Binnen de muziek wacht ik al sinds Joanna Newsom’s Ys (2006) op het volgende meesterwerk. Dit heb ik bij cinema nog niet. Zo is The Beach Bum net als Spring Breakers weer opzwepend spiritueel en hilarisch tegelijk. Harmony Korine is een van de grote regisseurs van deze tijd die laat zien dat de verbeelding bij cinema nog levend is, als je maar goed kijkt.

Over goed kijken gesproken een uitsmijter. Netflix lijkt ook verantwoordelijk voor een kwalijk fenomeen in de trein. Mensen kijken op hap-slik-weg wijze film en tv op hun smartphone, alsof op een klein scherm tijdens spitsuur die esthetische ervaring mogelijk is. Dat laat zien dat buiten de productiekant om ook sprake is van de teloorgang van het kijken zelf. Zoals David Lynch daarover zegt: Get real!

PS: Buiten The Beach Bum om zijn er geen andere meesterwerken dit jaar voor zover ik weet. Dragged Across Concrete, The House That Jack Built, An Elephant Sitting Still en At Eternity’s Gate zijn in ieder geval andere favorieten uit 2019.

 

21 juli 2019

 

Lees hier deel 2 (slot).

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’

The Wizard of Oz meest invloedrijke film?

Ondertussen, op de redactie:

The Wizard of Oz meest invloedrijke film?

SJOERD:

Onlangs hebben wetenschappers de IMDb-database uitgepluisd om er achter te komen wat de meest invloedrijke film aller tijden was.

Met referenties in andere films als leidraad kwam The Wizard of Oz als winnaar uit de bus, gevolgd door Star Wars en Psycho. Wat kunnen wij als filmcritici met deze informatie? Is invloed op enige manier te kwantificeren? Of is het toch een kwestie van kwalitatieve inschatting? Ik moet denken aan de legende rond het eerste album van The Velvet Underground: het handjevol mensen die het album kochten zouden allemaal hun eigen band zijn gestart. Zou dat terug zijn gekomen in zo’n onderzoek?

En in hoeverre gaan invloed en kwaliteit van de film samen? Wellicht dat deze twintig films historisch erg belangrijk zijn, maar zijn ze dat ook in artistiek opzicht?

The Wizard of Oz (1939)

The Wizard of Oz (1939)

 

ALFRED:

Twee opmerkingen bij het artikel over het Italiaanse onderzoek naar de meest invloedrijke films aller tijden. Ten eerste: IMDb is geen goede bron voor dit soort statistische analyse, want niet representatief. IMDb is erg georiënteerd op Amerikaanse film, Hollywood in het bijzonder. Arthouse en Aziatische cinema komen er derhalve bekaaid vanaf in het onderzoeksresultaat. Waar is Kurosawa? Alsof Seven Samurai, The Hidden Fortress en Yojimbo niet een complete generatie filmmakers hebben beïnvloed…

Ten tweede: dit soort statistisch, ‘wetenschappelijk’ onderzoek is bij voorbaat al verdacht, ook al maakt het gebruik van een representatieve dataset, want het is weinig meer goochelen met getallen. Aan niet-meetbare zaken, zoals kwaliteit en esthetische waarde of morele impact, wordt voorbijgegaan. Wanneer dit soort onderzoek – bedoeld voor toepassing in de natuurwetenschappen – wordt losgelaten op cultuur meet het marketing en weinig anders.

Statistiek loslaten op media-uitingen en daar vervolgens in media over berichten, creëert een loop, een echokamer. Op die wijze creëert het onderzoek zijn eigen (media)werkelijkheid.

Dat dit onderzoek The Wizard of Oz aanwijst als de meest invloedrijke film ooit gemaakt is voor iedereen die de film heeft gezien dubbel ironisch. The wizard bestaat immers niet!

Ik heb werkelijk geen idee wat we nu wijzer zijn geworden met dit ‘onderzoek’. Kan iemand me helpen?

Yojimbo (1961)

Yojimbo (1961)

 

TIM:

Ik plaats bij voorbaat al mijn vraagtekens bij een team onderzoekers dat IMDb als referentiekader gebruikt voor de meest ‘invloedrijke’ film, wat dat dan ook exact betekenen mag. Een veelheid aan referenties naar The Wizard of Oz is wel een heel karig criterium voor invloed, zoals Alfred al aangeeft. Daarnaast is IMDb westers georiënteerd, geven de onderzoekers nota bene zelf toe in het Guardian-artikel.

Alfred, je noemt Kurosawa, maar laat dat nu net ook een filmmaker zijn die actief door het westen is opgepikt. Seven Samurai staat ook nog aardig hoog in de toplijst van de site. Ik zou me nog meer zorgen maken om filmmakers die zich nog sterker hechten aan hun eigen land of cultuur; daarmee zeg ik niet dat Kurosawa zich niet laat meten aan de Japanse context, maar als we het over invloed hebben…. je bevoordeelt, zo lijkt me, al snel de films en filmmakers die zich op een zo groot mogelijk publiek richten. Populariteit, kapitaal en IMDb zijn een vicieuze cirkel. Het doet me denken aan de mensen die twee dagen na de release van Avengers: Infinity War riepen dat de film goed was, want een 9.7 op IMDb (kan iemand de factcheck doen? misschien was het wel een 9.3;))

Na het artikel volledig gelezen te hebben, kom ik tot de slotsom dat de onderzoekers invloed en productie aan elkaar gelijkstellen. Dat kan. Maar geef het beestje dan ook een ander naampje. Er is zoveel ‘invloed’ die zich niet cijfermatig uit laat drukken.

 

PAUL:

Het inmiddels geleverde rapport en The Wizard of Oz verder latend voor wat ze zijn, vind ik Sjoerds aanzet voor een algemene discussie over de moeilijk meetbare invloed van films interessant genoeg.

Om even aan te haken bij het voorbeeld van The Velvet Underground (muziek weliswaar): Inderdaad, hoe groot is de totale invloed als er sprake is van een enorme invloed bij een vrij kleine groep mensen? (100×1=100, maar 5×20 ook). Ter vergelijking valt misschien te denken aan bepaalde cultfilms: door niet al te veel mensen gezien, maar met grote invloed op hun kleding, levensstijl en dergelijke.

Een vaag begrip als ‘ínvloed’ (waarop? andere films, mode, politiek, het klimaat?) valt slechts via grensbepalingen een beetje in kaart te brengen.

Ik doe een poging. Een briljante arthousefilm die alle heersende waardesystemen op zijn kop zet, maar slechts door een handjevol recensenten en toekomstige filmmakers is gezien, is niet invloedrijk. Een blockbuster die wereldwijd volle zalen heeft getrokken, maar door zijn triviale verhaallijnen geen kijker uit zijn comfortzone lospeutert is evenmin invloedrijk. Een invloedrijke film is een film die bij het publiek wat teweeg brengt.

Een voorbeeld: Zelf heb ik niet zoveel met When Harry met Sally (1989) (persoonlijke voorkeur is ook niet het criterium), maar de vraag is wel interessant hoeveel de film heeft bijgedragen aan het algemene besef dat vrouwen hun orgasme vaak faken en dit vrij goed kunnen (de scène waar ik op doel is denk ik wel bekend). Moeilijk meetbaar inderdaad, want mannen voor wie dit een eyeopener was, zullen daar niet snel mee ‘uit de kast’ komen.

 

Godzilla (1954)

Godzilla (1954)

BOB:

Ik wil het graag oneens zijn voor de reuring maar dat is lastig want ik ben het voornamelijk eens met wat jullie zeggen.

Er is (soms) niets zo slim dom als wetenschap. Dat bewijst dit onderzoek wel weer. Ik vind het best jolig om zo’n rapport te zien dat het een na de andere bron uit de hoge hoed tovert Garfield 1955, Sinatra et al. (2016), Wallace et al. 1993; Simonton 2004; Taylor et al. 2012) waarvan hier al vier man met boerenwijsheid (terecht) aangeven dat het hele fundament van zo’n onderzoek zo gammel is als het maar kan.

Alle bovenstaande vooroordelen over dit IMDb-onderzoek lijken mij waar. Ik denk zelf dat alle scores op IMDb sinds een jaar of tien, vijftien zwaar gemanipuleerd worden. Het zal ongetwijfeld standaard onderdeel zijn van de marketingcampagnes. Als Macedoniërs Facebook kunnen vullen met fakenews over Hillary Clinton, zijn er ook vast wel Moldaviërs te vinden die accounts aanmaken om de nieuwste Mission Impossible op te gemiddelden.

IMDb is bovendien in 1998 al gekocht door Amazon. Wat doet dat met de onafhankelijkheid als bron? (Even terzijde: ik lees dat IMDb al sinds 1993 online staat, aanvankelijk als Cardiff Internet Movie Database.)

Terug naar Alfreds vraag: wat zijn we nu wel wijzer geworden met dit ‘onderzoek’? Dus ik ben ook even gaan spitten in dit paper want ik wil Alfred graag helpen, terwijl hij ongetwijfeld weer een prachtige plaat uit zijn platencollectie trekt om in zijn relaxte stoel te gaan luisteren. En ik wil het misschien ook wel stiekem opnemen voor de heer Bioglio, die hier heel wat avonden aan heeft besteed.

Na een saai begin vind je een paar interessante feiten.

  • Er staan 5 miljoen titels op IMDb maar scheid je het kaf van het koren blijven er blijkbaar iets van 47.000 echte films over (dat is dus minus categorieën als short, tv-series en adult enz.)
  • Er zijn 100.000 meer acteurs dan actrices op IMDb.
  • De helft van de films is Amerikaans. VK en Frankrijk volgen maar hebben niet eens meer dan 10% van de films
  • Filipijnen is twaalfde als filmland!

Dan volgt een ingewikkelde rekensom en net zo ingewikkelde motivatie dan komt de top 20 met The Wizard of Oz uit de lucht vallen.

Dan krijgen we een net zo omstreden ranking van regisseurs. Stanley Kubrick 6, Orson Welles 19?

Dan krijg je een soort tussenstand van de Keukenkampioendivisie. Hitchcock koploper. Fritz Lang en Quentin Tarantino middenmoters. Robert Rodriguez moet oppassen om niet te degraderen.

De onderzoekers hebben letterlijk gouden, zilveren en bronzen punten zitten uitdelen. Samuel Jackson op 1 als meest invloedrijke acteur, er is een lijstje met genres en dan nog een zeer onduidelijke lijst die om een of andere reden Jean Reno bovenaan zet.

Tot slot een conclusie waar resultaten in staan van het niveau ‘No shit, Sherlock’:

  • Er zijn parallellen tussen buurlanden.
  • Japanse monsterfilms uit de jaren vijftig hadden invloed op westerse cinema.
  • Er is genderongelijkheid in de carrières van acteurs en actrices.
  • Alleen in Zweden overtreffen de actrices de acteurs in de global ranking.

Kortom, mijn onderzoek van een kwartiertje half gapend lezen, wijst uit dat het onderzoek inderdaad de bezigheidstherapie was die jullie al dachten dat het was. Ik geloof wel dat er vast iets interessants uit die hele databrij van IMDb te halen valt maar wat moet je met deze lijstjes anders dan een nieuwsbericht in The Guardian halen?

Om met Tim te spreken: Er is zoveel ‘invloed’ die zich niet cijfermatig uit laat drukken. Ik was met vakantie in Bilbao in een café en de wc voor mannen had een foto van Jack Nicholson die door de opening van de deur kijkt en de wc voor vrouwen een gillende Shelley Duval. Gaat straks ook een onderzoeker alle wc-deuren van cafés langs om die invloed mee te tellen in een formule?

Fijne avond allen & succes met de top 5-en!

 

13 december 2018

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’

De 6 beste rechtbankdrama’s

De 6 beste rechtbankdrama’s

Leden van de rechtbank, ik zal vandaag trachten de juridische significantie van de zes hieronder nader te behandelen films aan te tonen. De bewezenverklaring van deze significantie zal zich voltrekken in een per film individueel getrokken pleidooi waarbij ik verscheidene relevante rechtsbeginselen zal benoemen.

door Yordan Coban

Aangewezene ter terechtzitting
Niet alle rechtbankklassiekers verschijnen hier ter terechtzitting. Moge het de rechtbank behagen dat slechts een selectie van de zes beste films opgeroepen zijn. Rechtbankdrama’s draaien vaak om een enkele bijzondere afwijking in de procedure, of een verhaal dat een verrassende wending neemt bij elke procedurele stap.

Primal Fear

Er waren veel gegadigden voor mijn selectie, maar ik heb specifiek gekeken naar de belangrijkste juridische knooppunten die de films behandelen. Een film als A Few Good Men (1991) is buiten de selectie gelaten aangezien het slechts gaat om een getuigenverklaring. Zo ook de erg vermakelijke thriller Primal Fear (1993) omdat deze enkel gaat over de vraag of er sprake is van ‘een ziekelijke stoornis van verdachte zijn geestvermogens’. Ook Kramer vs. Kramer (1978) heeft de lijst net niet gehaald. Ondanks dat de film mij emotioneel erg aanspreekt acht ik deze juridisch toch net te weinig om het lijf hebben, en in de rechtszaal kan emotie niet de boventoon voeren.

Het Nederlandse recht
Verder heb ik overwogen de film Lucia de B. (2013) in mijn lijst op te nemen omdat deze gaat over een van de beruchtste missers van het Nederlands strafproces. Toch acht ik de film qua omvang niet doortastend genoeg om naast de andere grote namen in de banken te treden. Datzelfde geldt voor Mijn Vriend (1973) van Fons Rademaker. Een uiterst bijzondere zaak waarin een Belgische rechter veroordeeld wordt voor moord, diefstal en witwasserij. Echter klinkt het verhaal betreurend genoeg spectaculairder dan de uitvoering van de film.

Tot slot wens ik graag voor de rol benoemd te hebben dat ook JFK (1991) de revue gepasseerd is. De slotscène in de rechtszaal bevat één van de spectaculairste bewezenverklaringen in film, ondanks dat deze door de jury afgewezen wordt.

 

The People vs. Larry Flynt

6. – The People vs. Larry Flynt

Ik begin dit onderzoek ter terechtzitting met The People vs. Larry Flynt (1990). Deze liberale film van de pas overleden Milos Forman is een krachtig bepleiten voor de vrijheid van meningsuiting. Larry Flynt (gespeeld door Woody Harrelson) was wellicht meer opportunistisch dan principieel te noemen. Toch is zijn zaak essentieel voor de vrijheid van meningsuiting en een invloedrijke doorbreking van de preutsheid wat betreft pornografie in Amerika.

Mijn juridische hart gaat vooral sneller kloppen bij het pleidooi van de advocaat van Flynt (gespeeld door de nog jonge Edward Norton) voor het Hooggerechtshof van Amerika. De film stelt een aantal interessante vragen over de voorwaarden van strafbaarstelling en speelt zich af in een tijd waarin liberale sentimenten in wetgeving voet aan de grond krijgen. Deze zaak over de legaliteit van pornografie is niet alleen spraakmakend maar ook belangrijk voor de bepaling van de grenzen van het religieus paternalisme van de Amerikaanse staat.

 

Close-up

5. – Close-up

Met Close-up (1990) wijk ik enigszins af van mijn eigen opgestelde regels (wat contra legem heet in het recht). Deze Iraanse documentaireachtige film van Abbas Kiarostami gaat meer over kunst dan over rechten. Toch is er is een quote in Close-up die mij altijd bijgebleven is, die ik graag wil citeren. Het citaat bevat de definitie van het begrip kunst, op een wijze die ik als jurist erg kan waarderen. Juristen werken altijd met definities. Het enige echte gereedschap van de rechtswetenschap is taal. Definities zijn dus belangrijke hulpmiddelen bij het interpreteren en formuleren van rechtsregels.

Kunst wordt vaak erg vaag en klungelig omschreven, mede omdat het vrij omvattend is en juristen niet goed weten wat ze ermee aan moeten. Kiarostami leent zijn beschrijving van de Russische schrijver Tolstoj die het in zijn boek What is art? uitvoerig heeft over de betekenis van kunst. Indien de Hoge Raad of de wetgever nog op zoek is naar een definitie adviseer ik mee te schrijven: ”Art is the inner experience cultivated by the artist and conveyed to his audience.”

Deze definitie bevat een objectief en subjectief element. Het subjectieve zit in de emotie (inner experience), de niet meetbare ervaring van de artiest die hij hoopt over te brengen. Het objectieve zit in de zinsnede ‘audience’ die aangeeft dat kunst een publiek moet hebben. Wij bepalen per slot van rekening wat kunst is.

Kiarostami laat Hossein Sabzian, verdacht van bedrog, dit uit de grond van zijn hart in de rechtszaal verkondigen. Recht geeft ons de uiterste kaders van het legale menselijk handelen. Kunst geeft ons richtlijnen voor het menselijk handelen binnen deze kaders.

 

Anatomy of a Murder

4. – Anatomy of a Murder

Er zit een cruciale scène in Anatomy of a Murder (1959) waarin verdachte en tevens cliënt van advocaat Paul Biegler (gespeeld door James Stewart) vraagt hoe de jury de ingetrokken vraag kan vergeten? James Stewart antwoordt, bijna teleurgesteld, dat dat niet mogelijk is. In Nederland hebben we dan geen juryrechtspraak meer sinds 1813, maar bovenstaande probleem is ook in ons rechtssysteem niet geheel afwezig.

Rechtspsychologen waarschuwen al jaren voor het probleem dat ontstaat door onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal, dat in sommige gevallen pas na kennisneming uitgesloten wordt van het dossier. Natuurlijk speelt het dan geen rol meer in de bewezenverklaring maar het kan wel degelijk de overtuiging van de rechter en het openbaar ministerie beïnvloeden. Ter waarborging zijn er sancties maar daar valt niet altijd genoegdoening mee te scheppen. Het is een complex fenomeen dat kan leiden tot tunnelvisie bij zowel het Openbaar Ministerie als de rechter. In een rechtssysteem dient men continu wegingen te maken tussen de belangen van waarheidsvinding en de rechten van verdachten. Er zijn geen goede antwoorden, slechts verschillende afstellingen.

Anatomy of a Murder laat verder zien dat de complexiteit van de zaak bij een rechtbankdrama niet van doorslaggevend belang is. De uitvoering met uitvoerig uitgewerkte actoren kunnen elke zaak weven tot een wals van emotie en suspense. Regisseur Otto Preminger neemt je mee de rechtszaal in, zijn kijkers zitten daadwerkelijk in de banken en luisteren aandachtig mee bij elke getuigenverklaring tot elke frons van de rechter.

 

Paths of Glory

3. – Paths of Glory

Paths of Glory (1957) gaat over machtsmisbruik van de elite, en wel door middel van het recht. De grondwet is juist opgesteld ter bescherming van het volk tegen de overheid. Voor het bestaan van de grondwet bestond de overheid uit de adellijke stand en de koning die met tirannie over het volk heerste. In Stanley Kubricks Paths of Glory zien we deze machtsstructuur in volle glorie bij een militair tribunaal ten tijde van de Eerste Wereldoorlog.

Een aantal soldaten worden berecht in een schijnproces, ter wraking van een gefaalde veldslag. Executie is de eis en vonnis lijkt onvermijdelijk. Het lot van de soldaten ligt in de handen van de verdediging van Colonel Dax (gespeeld door Kirk Douglas). Na een grandioos pleidooi waarin hij uit alle macht de menselijke waardigheid verdedigt, zien we de onverbiddelijkheid van een corrupt rechtssysteem.

Stanley Kubrick toont ons hoe cru de doodstraf is (in Nederland afgeschaft in 1870) op een wijze die doet denken aan hoe Lars von Trier de doodstraf demonstreert in Dancer in the Dark (2000). Maar primair vertoont Paths of Glory, op gelijke wijze als in In the Name of the Father (1993), het belang van een onafhankelijke rechtsprekende macht voor de bescherming van burgers tegen de tirannie van machthebbenden.

 

Judgement at Nurenberg

2. – Judgement at Nurenberg

Na alle bewonderenswaardige bovengenoemde pleidooien in rechtbankdrama’s is er één die er bovenuit springt: de verdediging van advocaat Hans Rolfe (gespeeld door Maximilian Schell) in Stanley Kramers Judgement at Nurenberg (1961). Dit personage belichaamt de legitimiteit en ethische complexiteit van de advocatuur in het recht. Ook stelt de film vragen over wat de waarde is van het geldende recht op papier ten opzichte van wat ethisch gezien voortvloeit uit het menselijke rechtvaardigheidsgevoel.

Martin Luther King stelde dat alleen rechtvaardig recht het werkelijke geldende recht zou moeten zijn. Toch heb je je aan de wet te houden en was het gelegaliseerde nazirecht, dat schuurt met elke menselijke waardigheid, de destijds geldende wet. Deze strijd tussen het geschreven positieve recht (wat ons rechtsbescherming biedt) en het ongeschreven natuurrecht (wat de bouwstenen van elk rechtssysteem vormt) leidt tot een fundamentele weging bij elke juridische discussie over legaliteit. In deze zaak brengt dat ons tot de rechtsfilosofische vraag of een officier die een onmenselijke, maar op dat moment geldende, wet volgt strafbaar is?
 
 
12 Angry Men

1. – 12 Angry Men

Elke grote filmliefhebber en elke goede jurist kent 12 Angry Men (1957), het meesterwerk van Sydney Lumet. De film draait om een van de meest fundamentele rechtsbeginselen van ons rechtssysteem: de onschuldpresumptie.

Een deel van de charme van de film zit in de eenvoud. Net zoals in My Dinner with Andre (1981), Rope (1948) en Rear Window (1954) speelt de hele film zich in één ruimte af. De jurykamer schikt zich gelijke een lege bladzijde waarop de twaalf mannen hun ideeën over de zaak kwijt kunnen. Als kijker luister je mee en volg je de debatten van een afstand. De camera staat aan het begin hoog, uitkijkend over de vergaderende koppen. Aan het einde van de film, als iedereen met passie zijn standpunten over de zaak verdedigt, is de camera onder de acteurs geplaatst. Zweetdruppels staan de mannen op het voorhoofd, de jasjes zijn uit en de hals is bevrijd van een stropdas. Zo betogen de acteurs driftig over de kijkers heen.

De cast is een indrukwekkend ensemble van gevestigde namen uit die tijd, met als voorman Henry Fonda, op dat moment primair bekend van The Grapes of Wrath (1940). Fonda is perfect gecast als het geweten van de evenwichtige, alles meewegende rechter. Een rol die alleen James Stewart of wellicht Tom Hanks ook zo beheerst zou hebben ingevuld. Hij staat, qua standpunten over de zaak, recht tegenover Lee J. Cobb, op dat moment bekend van zijn kwaadaardige rol in On the Waterfront (1954). Ook in die film is hij hard en onverbiddelijk, maar naarmate de discussie van de juryleden vordert, merk je dat hij niet per se kwaadaardig is, eerder koppig en onwetend.

Het feit dat je gedurende het debat over de zaak de personages alsmaar beter leert kennen, trekt je mee in het verhaal. Een verhaal van slechts twaalf pratende mannen in een zaal, maar doordat het verhaal met zijn personages zich langzaam openbaart, is het geen moment saai. In Dog Day Afternoon (1975) achttien jaar later zien we een bevestiging van hoe meesterlijk Lumet met spanningsbogen kan omspringen. De regisseur is een activist en zijn films zijn zowel inhoudelijk als stilistisch zo ingericht dat de kijker geen moment kan wegkijken.

De onschuldpresumptie is cruciaal voor een fatsoenlijk rechtssysteem. Zonder de onschuldpresumptie krijgen we een Kafkaëske wereld met vervolgingen, zoals beschreven staat in Kafka’s boek The Trial. Vervolgingen zonder rechten voor de verdachten en veroordelingen zonder bewijs.

Veroordeling dient in Nederland pas plaats te vinden bij het bereiken van een bewijsminimum en de persoonlijke overtuiging van de rechter. In Amerika kent men hiervoor de term ‘evidence beyond reasonable doubt’. Als alleen de overtuiging van de rechter (of in dit geval de jury) voldoende is voor veroordeling krijg je impulsieve gevoelsrechtspraak. Rechtszalen zitten vaak vol met emotie, intrige en drama, maar voor een rechtvaardig vonnis dat gelijk is voor iedereen dienen er objectieve waarborgen te zijn. Bij enige twijfel dient de verdachte het voordeel van de twijfel te krijgen. Het gaat hier namelijk wel om mensenlevens, predikt Fonda stellig tegen zijn jurygenoten. 12 Angry Men heeft niet voor niets de status van de beste rechtsfilm. Lumet mengt de emotie die triomfeert in kunst in een juridische vergadering en stelt zich tegelijkertijd principieel op in de zoektocht naar rechtvaardigheid.

 

30 november 2018

 
Alle leuke filmlijstjes