Sol dell’avenire, Il

**
recensie Il sol dell’avenire
Moretti’s moeras van zelfingenomenheid

door Jochum de Graaf

De slotscènes van Il sol dell’avvenire brengen de breuk van de Italiaanse communistische partij PCI met de Sovjet-Unie in beeld. Partijkrant L’Unita kopt ‘Vaarwel Sovjet-Unie’ en een grote massa partijgangers loopt in optocht naar het partijhoofdkwartier. We schrijven november 1956: de Hongaarse Opstand is zojuist door de Sovjettroepen bloedig neergeslagen.

Nu was dit in historisch perspectief zeker een dramatisch besluit met grote betekenis, niet alleen voor Italië maar ook voor de verhoudingen tussen Oost en West in de Koude Oorlog. In feite werd hiermee de teloorgang van het Sovjetcommunisme ingeluid. Een dramatisch gegeven dat een epos van Novecento-achtige proporties waard zou zijn.

Il sol dell’avenire

Nanni Moretti had hier kennelijk ook wel een idee over en bedacht om het verhaal te vertellen vanuit een nieuwbouwwijk in Rome, hardcore PCI-gebied, waar het partijbestuur een grote verkiezingsoverwinning met de nodige festiviteiten uitbundig wil vieren. Grootste attractie is de komst van het Circus Budavari, uit Boedapest. Maar de tenten zijn nog niet opgezet of de beelden van de Hongaarse Opstand komen binnen. Na een paar dagen het onderwerp proberen te vermijden, wordt duidelijk dat de partij er iets mee moet. Hardliners willen trouw blijven aan de grote Sovjet-broer, maar een meerderheid van de partijgenoten verklaart zich uiteindelijk solidair met de opstand en brengt ook de interne partijdiscussie op gang, indertijd op het scherpst van de snede gevoerd.

Film over het maken van een film
Moretti echter heeft nauwelijks oog voor de inhoud van die geschiedenis. Ja, hij laat af en toe de naam van de fameuze partijleider Togliatti vallen en demonstranten lopen met foto’s van de grote ideoloog Gramsci maar niet of nauwelijks word je gewaar waar het precies om draaide in 1956 en hoe betekenisvol de breuk met Moskou zou zijn. Nee, Moretti dacht dat het wel aardig zou zijn wanneer hij zelf de hoofdrol zou spelen in een film over regisseur Giovanni die in contemporaine omstandigheden een film over een dergelijk onderwerp wil maken. Een film over het maken van een film.

Giovanni krijgt te maken met acteurs die een eigen invulling aan hun rol willen geven, zich zelfs met de plot gaan bemoeien. Hij ergert zich dood aan zijn hoofdrolspeelster die rode muiltjes draagt. De productie ondervindt de nodige hindernissen, de financiering stokt. Hij moet voor hem vernederende onderhandelingen met Netflix-managers aangaan en een Franse zogenaamd beroemde criticus mengt zich in de onderhandelingen. De film wordt uiteindelijk gered door een paar Koreaanse hipster-producers.

Tegelijkertijd bemoeit Giovanni zich uitgebreid met de film van zijn vrouw Paola (Margherita Buy) die voor het eerst als producer optreedt. Tot dan toe hebben ze altijd samen films gemaakt, maar zij wil nu eens op eigen benen staan. Hun relatie vormt na Hongarije ’56 en de film in de film, een derde verhaallijn. Paola wil scheiden en we zijn getuige van haar sessies bij de psychiater. Vervolgens hebben zij ook nog een dochter, Emma, die een relatie aanknoopt met de Poolse ambassadeur, een man die ouder is dan haar eigen ouders. De film meandert door al die verhaallijnen en bij wijze van rustpunt krijgen we het een en ander aan zang en dans te zien; een soort clipjes met veel Giovanni in beeld in populaire nummers als Aretha Franklins ‘Think’.

Il sol dell’avenire

Pedant
Giovanni is nogal onder de indruk van zichzelf, koketteert met zijn filmvoorkeuren: de rol van Anouk Aimé in Jacques Demy’s Lola, hoe geweldig Marlon Brando in The Chase acteerde, Apocalypse Now komt voorbij, de gebroeders Taviani, citeert uit The Swimmer van John Cheever. Nee, hij is echt niet van de straat, wanneer in Paola’s film een heftige geweldsscène moet worden opgenomen, intervenieert hij door de regisseur voor te houden hoe Kieslowski een soortgelijke scène in Gij zult niet doden in beeld bracht. Of nee, wacht, hij belt wel even met Martin Scorsese, die wist er in Taxi Driver ook wel raad mee. Maar als hij uitgebreid begint te vertellen, blijkt hij een voicemail in te spreken. Nu zou je dat als een leuk grapje kunnen zien, maar de pedante manier waarop hij dat speelt – Giovanni heeft toch maar het telefoonnummer van Martin – slaat in zijn tegendeel om. Ook het op de hak nemen van de Netflix-managers valt volledig dood door ze maar liefst vijf keer te laten herhalen dat ze in ruim 190 landen vertegenwoordigd zijn.

Met al die onnavolgbare verwikkelingen vraag je je meer en meer af waar je nu naar zit te kijken. Naar iets over de politieke geschiedenis van Italië, iets over de staat van cinema in de huidige tijd van postmodernisme en streaming, iets over relaties, iets over leven en werken van Nanni Moretti. Het is van alles wat en daarmee eigenlijk niets.

Nanni Moretti beleefde met La messa è finita al in 1985 zijn internationale doorbraak, met Caro diario (1993) en Gouden Palmwinnaar La stanza del figlio (2001) bouwde hij zijn reputatie uit als geëngageerde cineast met een uitgesproken mening. Il caimano (2006) over Berlusconi en Mia madre (2015) dat voor een deel eenzelfde thematiek kent als Il sol dell’avvenire en zijn laatste film Tre piani (2021) bevestigden dat beeld, maar voegden daar cinematografisch maar weinig aan toe. Hoewel dat politieke profiel voor een filmregisseur niet onsympathiek is, gaan het maniërisme, de gebaartjes, de humorloze grapjes en de zwakke plot op den duur tamelijk vervelen. Moretti draait zich met zijn jongste film vast in een zelf gecreëerd moeras van pedante zelfingenomenheid.

 

26 juli 2023

 

ALLE RECENSIES

Small, Slow but Steady

***
recensie Small, Slow but Steady
De worsteling van een dove bokser

door Cor Oliemeulen

Keiko is doof vanaf haar geboorte maar heeft het door haar talent en doorzettingsvermogen weten te schoppen tot beginnend profbokser. Ze woont en werkt als kamermeisje in een buitenwijk van Tokio en traint wanneer ze maar kan. Haar toekomst is onzeker omdat haar boksschool vanwege een teruglopend ledenaantal door de coronapandemie dreigt te moeten sluiten. 

De juryleden van het in maart gehouden CinemAsia beloonden Small, Slow but Steady van Shô Miyake unaniem als winnaar en noemden Keiko een fascinerende, authentieke en stoïcijnse jonge vrouw en tevens hun held van het festival. “Ze is eigengereid en hardwerkend en heeft geen woorden nodig om helder te communiceren. De co-stars van deze exquise karakterstudie, gedraaid op warm 16mm en met een sounddesign dat perfect aansluit bij de beperkte zintuiglijke ervaringen van onze jonge heldin, maken evenzeer indruk met hun subtiele en overtuigende vertolkingen. Het scenario, intelligent en open, is net als het leven zelf, onvoorspelbaar en uiteindelijk blijft deze ontroerende film in onze verbeelding hangen, alsof het onze eigen impressionistische herinnering is geweest. De regisseur heeft een wijs filmisch oog en we kijken er erg naar uit om in de toekomst weer door hem meegenomen te worden op een filmreis.”

Small, Slow but Steady

Klein, langzaam maar bestendig
Small, Slow but Steady is losjes gebaseerd op de memoires van Keiko Ogasawara, de eerste professionele vrouwelijke bokser met een gehoorbeperking in Japan. Actrice Yukino Kishii overtuigt in haar rol als personage dat door haar handicap aanvankelijk moeilijk is te doorgronden. Keiko kan goed communiceren middels gebarentaal met enkele mensen die dichtbij haar staan, zoals haar broer Seiji (Himi Satô) met wie ze een flatje deelt. Als ze alleen thuis is en de bel gaat, begint een lamp te flitsen zodat ze weet dat er iemand aan de deur is.

Maar boksen met een gehoorbeperking is een ander verhaal. Gevaarlijk zelfs, want tijdens een wedstrijd kan Keiko de aanwijzingen van haar coach niet opvolgen en kan ze de scheidsrechter en de bel niet horen. Volgens haar trainer compenseert ze haar doofheid met arendsogen: “Ze ziet alles.” Krap anderhalve meter hoog bokst ze natuurlijk bij de lichtgewichten. Volgens haar trainer is Keiko niet alleen klein, maar heeft ze korte armen en is ze niet heel snel, maar “ze is een wilskrachtig en open mens”.

Small, Slow but Steady

Emotionele diepgang
Verwacht van Small, Slow but Steady niet de voorspelbaarheid en het valse sentiment van boksfilmklassiekers als Rocky (1976) en diens ontelbare aftreksels. De doorsnee Aziatische filmmaker is geen doorsnee Amerikaanse filmmaker. Grofweg betekent dat in de praktijk het gebruik van een contemplatieve verstelstijl tegenover directe actie; traditie en filosofie tegenover het nastreven van ambitie en de Amerikaanse Droom; visuele schoonheid en minimalisme tegenover technische excellentie en spectaculaire visuele effecten. Deze niet-alledaagse Japanse boksfilm neemt rustig de tijd om de karakterontwikkeling en de emotionele diepgang van het hoofdpersonage te verkennen.

Dit komt het best tot zijn recht tijdens Keiko’s interacties met de oudere trainer en tevens voorzitter van de boksschool, meneer Sasaki (Tomokazu Miura), die fungeert als een vaderfiguur voor Keiko. Hoewel hij zich niet bedient van gebarentaal weten ze precies wat ze aan elkaar hebben. Sasaki tobt zowel over de dreigende sluiting van zijn boksschool als over zijn tanende gezondheid. Wanneer Keiko worstelt met haar motivatie denkt zij aan zijn wilskracht. En wanneer zij in een uitgebluste bui een brief met de opzegging van haar lidmaatschap in de bus wil gooien, bedenkt zij zich omdat zij de man die zoveel voor haar heeft betekend niet wil teleurstellen. Voor de kijker blijft er volop ruimte om de innerlijke belevingswereld van Keiko te doorgronden.

 

14 juli 2023

 

ALLE RECENSIES

Stroszek (1977)

Stroszek (1977)
Bruno vs. Bruno

door Bob van der Sterre

Bruno Stroszek heeft een lastig leven. Eva ook. Ze verlaten Berlijn en reizen naar de VS. Stroszek (1977) is een film à l’improviste die Werner Herzog vooral maakte vanwege zijn bewondering voor de acteur Bruno S.. Het resultaat is niet perfect maar blijft filmkijkers fascineren.

We beginnen het verhaal als Bruno Stroszek wordt vrijgelaten uit de gevangenis. Hij neemt zijn accordeon mee. In een café krijgt hij de mishandelde prostituee Eva zo gek om bij hem in te trekken. ‘Waar moet alles heen, als Bruno er straks niet meer is?’, sombert hij.

Eva keert terug bij haar pooiers in het café. De schreeuwlelijken sleuren haar mee naar Bruno’s huis en mishandelen haar daar ten overstaan van Bruno, die ze daarna ook maar mishandelen.

Stroszek (1977)

Bruno’s excentrieke buurman Scheitz is de reddende engel met een droom over een leven bij familie in Wisconsin. Eva prostitueert zichzelf nog een beetje en ze hebben genoeg geld om erheen te gaan. Met hun dwergpapegaaitje reizen ze door de VS. Ze gaan werken, Bruno als mecanicien, Eva als serveerster. Ze kopen een trailer maar de betalingen gaan niet zo vlot.

Kinski in plaats van Bruno
Stroszek gaat over de acteur die de hoofdpersoon speelt: Bruno S.. Daar is weinig geheimzinnigs aan. Het zijn zijn instrumenten die we zien, zijn huis in Berlijn en de thema’s van zijn leven. Nog sterker: de piano die we hier zien, is de piano die hij verdiende met het geld van een andere Herzog-film: Jeden fur sich und Gott gegen allen.

Alsof dat allemaal nog niet duidelijk genoeg was, is de naam van zijn karakter Bruno Stroszek, in plaats van Bruno Schleinstein, zijn echte naam die hij tijdens zijn leven graag verborgen hield (hij overleed in 2010).

De reden voor dit alles: Herzog had in 1977 voor zijn film Woyzeck aanvankelijk Bruno S. op het oog. Maar besloot toen toch dat Klaus Kinski beter zou passen bij dat verhaal. Omdat Bruno al vakantie had opgenomen van zijn werk in de fabriek, en Herzog ook wroeging voelde, schreef hij dit verhaal in iets meer dan twee dagen (!) en gaf hij het de vergelijkbare titel Stroszek (geen wonder dat menigeen deze films in Herzogs oeuvre door elkaar haalt). Om het nog ingewikkelder te maken is Stroszek ook de achternaam van de hoofdpersoon in Herzogs debuutfilm Lebenszeichen (1968). Herzog houdt wel van lijntjes die door zijn oeuvre heenlopen.

Bruno’s echte en fictieve leven
Fictie en werkelijkheid gaan in Stroszek door elkaar heen. Er zitten veel vernederingen in, net als in Bruno’s echte leven. De veiling is ook een vernedering. De lange mishandeling van Eva (ze gebruiken alles wat ze tegenkomen in Bruno’s huis tot en met een bel) en het gedoe met pasgeboren kindjes zijn niet makkelijk om te zien.

Voor wie het nog niet wist: Bruno was zoon van een prostituee, werd door haar veel geslagen, zelfs zodanig hard dat hij er doof van werd. Belandde in een instituut voor kinderen met mentale problemen. Vaak op de vlucht, opgepakt en weer opgesloten. O ja, de nazi’s hadden proeven op hem gedaan.

Beide Bruno’s doen zware arbeid (vorkheftruck vs. automonteur) en zitten op zwart zaad. (Het hielp niet dat de echte Bruno iedereen enorm wantrouwde op het gebied van geld; ik geloof dat Herzog zelfs een bankier moest uitnodigen om uit te leggen dat ze Bruno’s geld niet stalen.) Je kunt zeggen dat fictieve Bruno een afsplitsing is van echte Bruno, maar de verschillen zijn zo gering dat je nauwelijks kan zeggen waar de ene begint en de andere eindigt.

Niet zo verbazingwekkend dat Herzog zich tot deze acteur aangetrokken voelde. Het past bij Herzogs oeuvre waarbij de harde wereld de bewoners ervan flink te grazen neemt. Vulkanen, beren, meteorieten, de Peruaanse jungle, reizen door de VS, een pinguïn op Antarctica… Bij Herzog is de gemeenheid van het bestaan nooit ver weg.

Donkere geschiedenissen
De film bevat sowieso veel duistere geschiedenissen. Hij speelt zich grotendeels af in Plainfield, Wisconsin, waar Herzog voor deze film al eens was geweest. Gaat een belletje rinkelen? Dat was de plek waar meerdere seriemoordenaars vandaan kwamen, waaronder Ed Gein, wat Herzog blijkbaar passend vond (nog sterker, en hier wordt het echt vreemd, hij wilde met documentairemaker Errol Morris het graf van de moeder van de seriemoordenaar openen net zoals Gein dat deed met alle graven rondom het graf van diens moeder, maar dat gebeurde niet, volgens Herzog alleen maar omdat Morris niet kwam opdagen).

De pooiers in deze film waren ook echt gevaarlijke gasten: een was echt pooier van beroep en de ander overviel een bank. De afgevaardigde van de bank in de film lijkt dan heel meelevend maar is ‘nep en gevaarlijk’ volgens Herzog.

Nog meer duister? Een beroemde, lugubere anekdote rondom de film is dat Ian Curtis, zanger van Joy Division, een dag na het kijken van Stroszek een einde aan zijn leven maakte.

Toch – je zou het bijna niet geloven – biedt de film ook wel hoop en humor. De echte Bruno vluchtte in de muziek, leerde zichzelf accordeon, piano en glockenspiel spelen, en trad daarmee vaak op in Berlijnse patio’s. Net als de fictieve Bruno. (In 1970 was documentairemaker Lutz Eisholz door deze straatartiest gefascineerd en maakte de film Bruno der Schwarze – Es blies ein Jäger wohl in sein Horn. Dat creëerde zijn rol in Jeden fur sich und Gott gegen allen en daarna dus deze film. Het zijn van een filmster betekende een kentering in Bruno’s leven. Later werd hij kunstenaar.)

Haastige uitvoering
Terug naar de film. Je merkt aan veel dingen dat Stroszek haastig is gemaakt en bestaat uit losse aaneengeregen ideeën van Herzog. Het acteerwerk (bijrollen van amateurs) is vaak vrij matig. Het is een vrij lompe, sombere film – met af en toe wat bizarre momenten en vooral een einde dat je niet snel vergeet.

Wat Stroszek goed maakt, zijn de terloopse observaties die je niet zo vaak ziet in Amerikaanse roadmovies. Truckerslevens, diners, veilingmeesters in een eigen taaltje, frisdrankautomaten, trailerwoningen, een ‘dancing chicken’. Het is het ironische oog van de buitenstaander, zoals Jacques Tati in Trafic heel mooi de Nederlandse volksaard becommentarieerde.

En veel mysterie. De bevroren kalkoen die Bruno meezeult. De interesse in magnetisme van Scheitz. En het einde dus… Ik verklap het niet maar het heeft te maken met een kip en deze muziek van mondharmonicaspeler Sonny Terry. De een ziet er de oppervlakkigheid van Amerikaans entertainment in, een volgende gelooft dat hij iets zegt over nihilisme. (Dit einde riep destijds zoveel weerzin op bij de crew dat Herzog die zelf maar moest filmen, vonden ze. Dat deed hij. Hij was er zoals je kunt verwachten heel content mee: ‘Zo moeten films eindigen.’)

Liefhebbers
De film raakt een snaar, vooral bij filmliefhebbers uit de VS. Is het verbazingwekkend dat David Lynch dit de beste Herzog vindt die hij kent? De beroemde filmcriticus Roger Ebert was ook dol op Herzogs werk en vooral deze film. In een video op YouTube leggen hedendaagse Amerikaanse filmfans uit ze dat de film goed vinden (‘Waarom is Stroszek zo geniaal?’ is hun invalshoek). Herzog is zelf trouwens ook een groot liefhebber: ‘Ik ben dol op deze film.’

In Stroszek zie ik invloed op heel veel Amerikaanse roadmovies, maar ook aan de zwartgallige, maffe films van Benoît Delépine en Gustave Kervern met veel amateuracteurs (Louise-Michel, Aaltra, Effacer l’historique).

Stroszek (1977)

De film betekende voor Herzog vooral dat hij alles uit Bruno S. als acteur/onderwerp had gehaald wat er maar in zat. Iets waar hij anders mogelijk geen antwoord op zou hebben gehad. Bruno’s naïeve spel is héél karakteristiek (hij praat en kijkt vaak plechtig) maar door hem min of meer zichzelf te laten spelen, loste dat probleem zichzelf op. Herzog noemde hem de beste acteur die hij kende: ‘In zijn menselijkheid, in de diepte van zijn optreden, is er niemand zoals hij.’

De samenwerking met Bruno S. doet denken aan de onmogelijke manier waarop hij samenwerkte met Kinski voor bijvoorbeeld Aguirre en Fitzcarraldo. Hij haalde het beste als acteur in Kinski naar boven maar de twee bevonden zich vrijwel altijd in een staat van oorlog. Met Bruno was het anders. Toch moest Herzog daar ook diep gaan als regisseur (zoals het ondergaan van Bruno’s schreeuwpartijen voor de opnamen begonnen). Herzog raakt volgens mij snel verveeld als er geen spanningen zijn op de set.

En na de film?
Bruno genoot van alle aandacht die er kwam voor zijn bestaan, maar die verflauwde ook natuurlijk weer. De documentairemaker Jan Ralske maakte nog wel twee films, in 1993 in een film over Berlijn, en in 2009 over Bruno zelf (Seeing Things).

In die laatste film zie je even de echte Bruno de fictieve Bruno bekijken in deze film. Stroszek op zijn kop. Een jaar later zou hij overlijden op 78-jarige leeftijd. Daarmee kwam er een einde aan een van de beste non-acteurs die er is geweest. En dat is toch wel een vorm van rechtvaardigheid. Want Bruno heeft natuurlijk veel vreselijks moeten meemaken in zijn leven – het is fijn dat daar ook iets moois tegenover heeft gestaan.

Het is Herzogs krediet dat hij daar een oog voor had en daar dan ook in bleef geloven. De filmbruno blijft dankzij hem doorleven. En mochten wij het misschien vergeten, herinnert Herzog ons er wel aan in een van zijn vele interviews.

 

Kijk hier waar en wanneer Stroszek draait.

 

20 juni 2023

 

THEMAMAAND WERNER HERZOG

Stranger than Fiction (2006)

REWIND: Stranger than Fiction (2006)
De schrijver als God

door Cor Oliemeulen

In de nabije toekomst ontstaat er een onderklasse van mensen zonder werk en economisch nut, betoogt Yuval Noah Harari. Deze Israëlische historicus, futuroloog en bestsellerschrijver waarschuwt dat wat er omgaat in je lichaam en geest straks is af te lezen, waardoor mensen zelfs kunnen worden gehackt. In de Amerikaanse fantasiefilm Stranger than Fiction (2006) is een kleurloze medewerker van de belastingdienst niet langer in staat om invloed op zijn eigen levenslot uit te oefenen. Niet vanwege een onheilspellende samensmelting van biotechnologie en informatietechnologie, maar door toedoen van een romanschrijver met een writer’s block.

De filmgeschiedenis kent zeer fraaie voorbeelden van schrijvers die na een eclatant succes geen inspiratie of ideeën meer kunnen vinden. Zo probeert regisseur Guido in (1963) van Federico Fellini tevergeefs zijn creatieve blokkade te doorbreken met dagdromen en fantasieën over zijn leven en liefdes. De broers Joel en Ethan Coen waren zo vastgelopen met hun script van Miller’s Crossing dat ze dan maar hun eigen frustraties gingen projecteren op de vastgelopen schrijver in Barton Fink (1991). En in Adaptation. (2002) van Spike Jonze wordt het helemaal ingewikkeld als de scenarist van deze film, Charlie Kaufman, zélf het lijdend voorwerp is, terwijl zijn minder talentvolle (fictieve) tweelingbroer, Donald Kaufman, uiteindelijk wel een vet contract krijgt aangeboden.

REWIND: Stranger than Fiction (2006)

Tussen fictie en werkelijkheid
Stranger than Fiction van Marc Forster ademt in bijna alles de donkere, absurdistische sfeer van een Kaufman-script. Niet vreemd als je bedenkt dat scenarist Zach Helm zich heeft laten inspireren door Charlie Kaufman en fungeerde als assistent van diens geschreven Eternal Sunshine of the Spotless Mind (2004). Ook nu vervagen de grenzen tussen fictie en werkelijkheid, is het verhaal complex en gelaagd, en worstelt de hoofdpersoon met existentiële thema’s zoals identiteit, menselijke relaties en de zin van het leven.

Die hoofdpersoon luistert naar de naam Harold Crick (de komiek Wil Ferrell, voor de afwisseling als ingetogen karakter). Niet alleen als medewerker van de belastingdienst is hij een man van protocol, ook privé is Harold fantasieloos en laat hij zich leiden door een ijzingwekkende regelmaat. ’s Morgens poetst hij altijd precies even lang zijn tanden, op weg naar de bushalte zet hij altijd exact dezelfde hoeveelheid stappen en op zijn kantoor in Chicago etaleert hij elke dag zijn gave om ingewikkelde rekensommen van zijn collega’s feilloos uit zijn hoofd op te lossen.



In REWIND opnieuw aandacht voor opvallende films uit dit millennium.

 


Doodgaan is essentieel voor meesterwerk
Wanneer Harold een werkbezoek aan de eigenaresse van een bakkerswinkel, Ana (Maggie Gyllenhaal), aflegt omdat zij te weinig belasting heeft betaald, realiseert hij zich dat hij een vrouw in zijn leven nodig heeft om de sleur te doorbreken. Ana blijkt bewust een bepaald percentage belastinggeld niet te hebben betaald omdat dat deel wordt gebruikt voor overheidsuitgaven waar zij faliekant tegen is. Hoe verschillend hun karakters ook zijn, Ana ontsluiert Harold het genot van chocoladekoekjes en de twee tegenpolen worden verliefd op elkaar. Maar ondertussen raakt Harold in een identiteitscrisis omdat hij steeds vaker een stem hoort die vertelt wat hij aan het doen is.

‘Ik word gevolgd door een vrouwenstem’, zegt hij tegen een psychiater, die denkt dat zijn cliënt  schizofreen is. Harold begint echter langzaam te vermoeden dat hij het hoofdpersonage van een boek is. Hij gaat op bezoek bij een literatuurprofessor (Dustin Hoffman) en ontdekt dat de schrijver van zijn levensverhaal de bekende Karen Eiffel (Emma Thompson) is. Harold leert dat de hoofdpersonages van haar boeken normaliter sterven en doet er alles aan om met haar in contact te komen om zijn naderende dood af te wenden.

REWIND: Stranger than Fiction (2006)

Gelukkig vlot het plot van Eiffels huidige boek niet omdat zij kampt met een writer’s block. Zij wordt bijgestaan door een assistente van de uitgeverij (Queen Latifah) die een onberispelijke staat van dienst heeft om schrijvers te helpen hun romans succesvol af te ronden. Zowel de assistente als de literatuurprofessor zijn van mening dat de dood van de hoofdpersoon (Harold Crick dus) essentieel is om Eiffels roman tot een literair meesterwerk te maken. En ook Harold kan zich nauwelijks voorstellen dat er een mooiere manier is om te sterven.

Echter schrijvers met een writer’s block zijn onvoorspelbaar, dus liggen alle scenario’s open. Karen Eiffel voltooit haar boek en laat Harold Crick sterven, zoals ze in haar hoofd had gepland? Misschien besluit zij het einde van het boek te veranderen waardoor Harold en Ana lang en gelukkig leven? Of gaat Karen Eiffel een autobiografie schrijven zodat ze de regie over haar eigen leven terugkrijgt?

 

STRANGER THAN FICTION KIJKEN: o.a. hier.

 

Meer REWIND

Sátántangó

*****
recensie Sátántangó
Afschuwelijke schoonheid

door Ralph Evers

De films van Béla Tarr zijn zo rijk aan interpretatie dat het zinloos is de film te vatten in één kader. De boeken van Lászlo Krasznáhorkai zijn zo eigenzinnig, dat het een experiment waard is om in zijn stijl iets over Sátántangó te schrijven. 

  1. In een ongespecificeerd dorp in een universum dat de onze lijkt, maar even goed uit Strugatsky’s Hard to be a God zou kunnen komen, poogt een smoezelige man buiten zicht te blijven, een onmogelijke zaak; de goddelijke hand, in deze de regisseur zelf, heeft eerder al ons onoverkomelijke menselijke lot getypeerd als een kudde koeien, die na wat strapatsen gevangen lijken te zitten in hetzelfde ongespecificeerde dorp, zonder de vloek van een toekomst, iets wat ons mensen maakt en hen dieren, daarbij heeft Orvos, terwijl hij ontdekte zonder brandy te zitten, met de aankondiging van het onheil in de klanken van de kerkklokken al gezien wat nog geen oog gezien heeft: het duivelse spel, de spinnenwebben zullen zich de komende uren dichter en dichter spinnen rondom dit nietszeggende dorpje met haar toevallige inwoners, die ongewis van hun lot nog het nodige zullen drinken en dansen.

Sátántangó

  1. Hun pijlen richten zich op de onheilspellende messias Irimiás, en zijn bode Petrina en hun geld, beloften van voorspoed en werk, hun schetsen van een betere toekomst, daarbij gonst het al door de verlaten, winderige straten, uit gure kieren of onophoudelijke slagregens: zij zullen komen, zij, die gelijkend de duivel en z’n mallemoer, deze mensen enige hoop kunnen brengen, hetgeen nodig bleek, toen het meisje en haar kat spoorloos wegraakten en moeders wanhoop in de reeds bestaande deplorabele existentiële conditie van haar, nauwelijks nog iets wist te raken in haar reeds overspoelende poel van verdriet, haar eenzaamheid, haar radeloosheid, in dit schier uitzichtloze, onontkomelijke bestaan.
  1. De personages slenteren voort en slenteren voort, slenteren voort en slenteren voort, waar brandy een betrouwbaardere vriend is dan machthebbers, waar het leven geen kleur heeft kunnen voortbrengen, waar alleen teleurstelling tot bloei wist te komen en waar corruptie eens met wantrouwen het huwelijksbootje instapte, er is geen rechte lijn te bekennen, deze tango is satanisch omdat ze zes stappen vooruit doet en zes stappen terug, waar de cirkel zich herhaalt.
  1. Die uitgebreide rede bij de nagedachtenis van Estike, die gevangen is in een ritme, die die specifieke taal, het Hongaars in deze, en de ietwat vreemde woordensequentie, het zal wel aan de vertaling liggen, je poogt mee te voeren naar jouw aandeel in het grotere geheel, je potentieel, je moeilijkheden en je neigingen daar niet te lang bij stil te willen staan, maar van moment tot moment, of in deze: beeld na beeld lopen we in de modder en is er geen blaadje aan de bomen te bekennen, louter het geslenter door de modder, de zang van de wind of het getik van de regen, het getik van een typemachine, een drinkgelag of de zoektocht naar nieuwe drank, die elk op hun eigen vreemde wijze kleur tracht te geven, vergeefs.

Sátántangó

  1. Evenals andere spitsvondigheden, zoals, en misschien ken je dat wel van avant-gardische kunst, of het nu muziek, beeldende kunst of film is, het is zoals het leven ons soms ook zo bij verrassing kan grijpen en een diepte kan toevoegen die ons ofwel affirmatief ofwel berooid achterlaat, de droom, die op een vreemde manier een klaarheid, een helderheid aan de beelden geeft en met die penetrerende ogen van die uil, waar je plots beseft dat ook jij bekeken bent, en een glinstering van een ander perspectief krijgt, een manier eruit en tegelijkertijd: hoe?
  1. Om alleen dan, in de ogen van de figuren op het doek, iets gelijkends jouzelf te hebben ontwaard, tegen een decor van een onwaarschijnlijk anonieme plek, waar clowneske gebeurtenissen in vertraagde motie haar tragiek benadrukt, waar we ons door de modder, het zwartwit, de regen en het gevangen zitten in zo’n lange film geneigd zijn dit als zwaar te ondergaan, maar wacht, zou het niet net zo goed komedie kunnen zijn? horrorkomedie wellicht, omdat we in die ogen ons opnieuw beseffen dat dat schouwspel dat aan ons voorbijtrok, in de donkere grot die wij tegenwoordig ‘bioscoop’ noemen, we naar schimmen op een doek hebben zitten kijken, met het hoogmoedige geloof, nee vertrouwen, dat wij Plato’s ongelukkigen voorbijgestreefd zijn, wij wél het licht en kleur hebben gezien, wij, in onze comfortabele bioscoopstoelen, beter af zijn dan zij en we dus in de ogen van die anoniemen, temidden van al die vieze schoonheid, van al die modderige frisheid, onszelf zagen, op een plek waar we onszelf niet alleen het minst hadden verwacht, maar zeker het meest zouden verafschuwen, want welk een dierlijkheid zat er in het plezier van die modder, welk een menselijkheid zat er in al dat geploeter en wat voor mens ben ík eigenlijk?

 

14 december 2022

 

ALLE RECENSIES

Saint of the Impossible, The

****
recensie The Saint of the Impossible
Fragiele lijn tussen hoop en teleurstelling

door Ries Jacobs

Voor de Boekenweek van 1998 schreef Arnon Grunberg het jaarlijkse geschenk aan de lezer. De heilige Antonio werd door Nederlandse lezers, als altijd zeer kritisch over het Boekenweekgeschenk, redelijk enthousiast ontvangen. Bijna een kwarteeuw later er verschijnt een verfilmde versie in de bioscoop.

De Peruaanse tienerbroers Paul en Tito wonen met hun moeder illegaal in New York. Dagelijks volgen ze twee uur lang Engelse les en brengen daarna eten rond voor een Chinees restaurant. Hun moeder Raffaela werkt zich als serveerster uit de naad in een diner. Ze flirt met klanten in ruil voor extra fooi en vertelt haar zoons dat je ‘de mensen altijd hongerig moet houden’. Maar dan wordt ze zelf ingepakt door de Europese schrijver Ewald Stanislav Krieg.

The Saint of the Impossible

De broers vallen als een blok voor Kristin, een Kroatische blondine die ze ontmoeten in hun klasje. Hoewel ze nauwelijks ouder is dan Paul en Tito, weet ze de bleue broers met haar levenservaring te imponeren. Gaandeweg de film komen de jongens steeds meer te weten over het geheim dat ze met zich meedraagt. Ondertussen overtuigt Krieg Raffaela ervan om samen met hem een Mexicaans afhaalrestaurant te openen.

Grootstedelijke grauwheid
Er gebeurt dus genoeg in de ruim anderhalf uur die regisseur Marc Raymond Wilkins voor de film uittrekt. Door de scènes relatief kort te maken, houdt hij de vaart in de film zodat de kijker zich geen moment verveelt. Het absurdisme uit De heilige Antonio vervangt Wilkins door een venijnig randje grootstedelijke armoe en grauwheid, waarbij hij geenszins uit de bocht vliegt. Nooit wordt The Saint of the Impossible pathetisch. Wilkins wil geen grote boodschap overbrengen, het filmdrama geeft vooral het dagelijks leven van vijf migranten in New York weer.

Migratie is een thema dat als een rode draad door het compacte oeuvre van Wilkins loopt. Eerder maakte hij de films Bon Voyage (2016) over twee zeilers die op de Middellandse Zee stuiten op een zinkende boot met migranten en Hotel Pennsylvania (2013) over een taalklasje voor migranten in Manhattan. Ondanks dat Wilkins zijn regiedebuut meer dan twintig jaar geleden maakte, is The Saint of the Impossible zijn eerste lange film.

The Saint of the Impossible

Tikkeltje arrogant
Het is jammer dat de regisseur zo lang heeft moeten wachten op de kans om een lange film te maken, want met The Saint of the Impossible bewijst Wilkins dat hij het in zich heeft. Hij weet een vrijwel onbekende cast, die nauwelijks ervaring heeft met Engelstalige films, te transformeren tot vijf elkaar gek makende migranten. Het is nauwelijks voor te stellen dat dit voor de broers Adriano en Marcelo Durand Castro (respectievelijk Paul en Tito) vrijwel hun eerste ervaring voor de camera is, zo goed kruipen ze in de huid van de immigrantenbroers, die zich stoer voor willen doen, maar vooral vertederend zijn.

Maar de Kraotische Tara Thaller steelt de show. Kristin is zelfbewust en een tikkeltje arrogant, maar ook kwetsbaar en onzeker. Dit alles stopt Thaller met haar expressieve gezichtsuitdrukking in haar karakter. Kristin is de belichaming van de immigrant die hoopt op een beter leven en wil daar hard voor te werken, maar tegelijkertijd kampt met sociale achterstand, uitsluiting en teleurstelling. Samen met de broers bidt ze tot Sint Rita, de heilige van het onmogelijke. Ze hopen allen dat het onmogelijke mogelijk wordt en zijn bereid daar offers voor te brengen. Maar wie hoopt, moet bereid zijn teleurgesteld te kunnen worden.

 

20 mei 2022

 

ALLE RECENSIES

Sun Children

****
recensie Sun Children
Het optimisme van de straat

door Ries Jacobs

‘Deze film is opgedragen aan de 152 miljoen uitgebuite kinderen’ staat te lezen voordat Sun Children echt van start gaat. Wordt dit een snotterfilm waarin kinderen met een gouden hart worden uitgebuit door de grote boze wereld, maar uiteindelijk overwinnen? Gelukkig vermijdt regisseur Majid Majidi deze clichés.

Omdat de straatjongen Ali bij een crimineel in het krijt staat, draagt deze hem op een schat te vinden die onder de lokale begraafplaats zou liggen. Daarvoor moet hij zich aanmelden op de naastgelegen school, om van daaruit een tunnel te graven. Ali en zijn drie vrienden melden zich aan op de school, een met donaties opgebouwd particulier initiatief dat als doel heeft om straatkinderen een toekomst te geven. Dit doen ze met tegenzin, want ze hangen liever rond op straat en sprokkelen hun kostje bij elkaar in een autowerkplaats of in de criminaliteit.

De komst van de straatschoffies in de klas levert avontuur en pijnlijke situaties op, zoals het moment dat de verslaafde vader van Ali’s vriend Mamad heisa maakt en onwel wordt, waarna de leraren zich over hem ontfermen. Ook pijnlijk om te zien is hoe de idealistische leraar Rafie de vier jongens van Ali’s gang verder wil helpen, niet wetende wat de werkelijke motieven van de jongens zijn.

Sun Children

Geen klaagzang
Rouhollah Zamini won met zijn vertolking van Ali de Marcello Mastroianni Award die op het festival van Venetië jaarlijks wordt uitgereikt aan een opkomend talent. De sterke cast maakt van Sun Children een realistisch geheel, dat het als Iraanse inzending voor de Oscar tot de tussentijdse shortlist van vijftien films schopte.

Zoals in veel van zijn films toont Majidi zijn verhaal ook nu door de ogen van kinderen. Ali en zijn vrienden denken echt dat er een schat te vinden is en nemen je mee in hun wereld. In de hem kenmerkende eenvoudige stijl vertelt Majidi de geschiedenis van de vier jongens zonder gebruik van flashbacks, symboliek of filosofische overpeinzingen. De camera registreert slechts de gebeurtenissen rondom de uitgebuite straatjochies, die zich desondanks vlot en optimistisch door de wereld bewegen.

Majidi heeft een zwak voor de verschoppelingen van de Iraanse samenleving. In Children of Heaven (1997) waren het stedelijke armen, in Baran (2001) Afghaanse vluchtelingen en in Colour of Paradise (1999) en The Song of Sparrows (2008) lichamelijk beperkten die de hoofdrol speelden.

Sun Children

Wegwerpkinderen
Ook in Sun Children legt hij de vinger op de zere plekken van de Iraanse samenleving die voor ons nagenoeg onbekend zijn. De vier jongens hebben allen een vader die overleden, verdwenen of aan de drugs is. Voor ons is Iran het land van de Ayatollahs, dat het land een gigantisch drugsprobleem heeft, is velen niet bekend. Naar schatting 6,5 miljoen Iraniërs zijn verslaafd, op een bevolking van 85 miljoen. De laatste jaren heeft het gebruik van XTC en chrystal meth een vlucht genomen en daarnaast is buurland Afghanistan de grootste papaverproducent ter wereld.

De ruim 900 kilometer grens die Iran deelt met dat land zorgt voor nog een probleem. Iran herbergt, legaal en illegaal, ongeveer vier miljoen Afghaanse vluchtelingen. Majidi laat ons door de ogen van Ali’s Afghaanse vrienden Abolfazl en Zahra zien hoe de vluchtelingen in Iran behandeld worden als tweederangs inwoners en voortdurend in angst leven.

Sun Children breekt een lans voor de vluchtelingen en de straatkinderen. Iedereen maakt misbruik van Ali en zijn vrienden. Criminelen gebruiken ze om hun vuile klusjes op te knappen, voor de autowerkplaats zijn het goedkope arbeidskrachten en in de metro verkopen ze prularia aan forensen waaraan ze nauwelijks iets verdienen. In zekere zin gebruikt zelfs de bevlogen leraar Rafie de straatkinderen om zijn eigen idealen vorm te geven. Majidi maakt ons duidelijk dat in een land waar drugsmisbruik bijna besmettelijker is dan corona, weinig mensen echt iets geven om deze wegwerpkinderen.

 

26 januari 2022

 

ALLE RECENSIES

Songs of Repression

***
recensie Songs of Repression

Levend verleden

door Tim Bouwhuis

Een kleine tien jaar geleden gaf de Brits-Amerikaanse regisseur Joshua Oppenheimer ons historische denken over trauma en herinnering een impuls met zijn verbijsterende The Act of Killing (2012). Dat zijn visionaire aanpak ook andere filmmakers inspireert, bewijst het door Oppenheimer geproduceerde Songs of Repression.

Aan de Chileense voet van het Andesgebergte volgen de generaties van Duitse immigranten elkaar al ongeveer een halve eeuw op. In 1961 stichtte de geboren Duitser Paul Schäfer er de nederzetting Colonia Dignidad, die later werd omgedoopt tot Villa Baviera. Mede door de afgelegen ligging en de dwingende autoriteit van Schäfer kon dit bescheiden baken van de Duitse diaspora uitgroeien tot een religieuze sekte waarin seksueel misbruik aan de orde van de dag was. Na de geslaagde staatsgreep (1973) van Augusto Pinochet werd Colonia Dignidad door het nieuwe gezag gebruikt als detentiekamp voor politieke gevangenen. De Duitse regisseur Florian Gallenberger maakte over deze schrijnende geschiedenis de (helaas weinig subtiele) speelfilm Colonia (2015).

Songs of Repression

Nalatenschap van een dader
De excessen van Schäfer en zijn volgers stopten pas in de jaren negentig. Schäfer vluchtte (1997) onder het bewind van Eduardo Frei Ruiz-Tagle, de toenmalige president van Chili, en werd pas in 2005 gevonden en gearresteerd. Songs of Repression laat impliciet zien dat de dood van een dader (vijf jaar later, in 2010) nooit volledig louterend kan werken voor mensen die decennialang door een manier van leven getekend zijn.

Regisseurs Estephan Wagner en Marianne Hougen-Moraga verbleven en filmden achttien relatief recente maanden onder medeplichtigen en slachtoffers (voor zover het mogelijk is die labels toe te kennen) die de nederzetting nooit hebben verlaten. De meesten van hen zijn op leeftijd of verblijven al in het ouderenhuis. Bedrieglijk simpele ontmoetingen maken en gebaren inzichtelijk hoe het verleden in Villa Baviera altijd is blijven leven.

Collectief bewustzijn
In de geest van Oppenheimer proberen Wagner en Hougen-Moraga grip te krijgen op de complexiteit van het begrip ‘collectief bewustzijn’. Door het vertrouwen van de bewoners te winnen, kunnen zij met sommigen spreken over hun herinneringen aan de jaren onder Schäfer. De onderliggende gedachte is dat psychologie de bepalende factor zou moeten zijn in het doorgronden van trauma. Termen als ‘dader’ en ‘slachtoffer’ kunnen de lading nooit volledig dekken, omdat een omlijnd politiek-historisch en moreel kader in de lange periode van misbruik ontbrak. Zo vertelt een van de misbruikte mannen dat hij niet besefte wat er fout was aan het wenken van Schäfer en het gebruikelijke vervolg op diens kantoor. Het was de enige realiteit die hij kende; wat wij zonder enige twijfel slachtofferschap noemen, was vanuit de isolatie en ideologische introductie van Colonia Dignidad niet te bevatten.

The Act of Killing was vooral visionair in zijn haast surreële weergave van zogeheten ‘re-enactments’, waarbij daders uit het verleden situaties met slachtoffers naspeelden en daar vervolgens zelf op reageerden. De regisseurs van Songs of Repression gaan niet zover, maar hun film heeft wel een gelijkaardige theatrale dimensie: de titel hint naar een repertoire van Duitstalige liederen die de bewoners al decennialang zingen. Op het ‘hoogtepunt’ van de documentaire pakt een hoogbejaarde dame in haar ziekbed een mondharmonica om vervolgens met krakende stem Deutschland über alles in te zetten.

Songs of Repression

Gebreken van een schouwspel(?)
Oppenheimer werd er door sommige sceptici van beticht dat hij zijn hoofdpersonen te kijk zetten door hen te laten figureren in hun eigen bizarre schouwspel. In Songs of Repression loopt dat überhaupt niet zo’n vaart, omdat de meer theatrale scènes nooit zo ver gaan of zo diep graven als de meest bepalende re-enactments in The Act of Killing. Er is daardoor minder aanleiding om af te geven op de aanpak van de regisseurs, maar dit gebrek aan controverse legt wel een zwakte van de documentaire bloot: mede door de puur functionele cinematografie (establishment shots van de omgeving, gesprekken vastgelegd in medium shots en close-ups) en de informatieve tussenteksten over de geschiedenis van de sekte voelt de film op momenten toch te oppervlakkig aan.

Die kritiek lijkt buiten bereik bij een film over zo’n pijnlijke geschiedenis, maar misschien heeft het te maken met de beschikbaarheid van vergelijkbare titels en met de keuze van de regisseurs om een aanzienlijk aantal bewoners voor de camera te laten verschijnen. Hierdoor mist het eindresultaat focus en kun je je afvragen of negentig minuten voldoende is om diep tot de psyche van deze mensen door te dringen.

Uiteindelijk zijn het kleine, individuele momenten die voor het meeste ongeloof zorgen en bij zullen blijven waar de documentaire als geheel op sommige fronten tekortschiet. Villa Baviera is al een tijd geen gesloten nederzetting meer, maar toch lijkt een vertrek voor de mensen in Songs of Repression voor eeuwig uitgesloten. Alsof hun getraumatiseerde geest hen in stilte aan dat bedrieglijk serene natuurlandschap heeft gebonden.

 

15 oktober 2021

 

ALLE RECENSIES

Sweat

***
recensie Sweat

‘Shiny happy people laughing’

door Ralph Evers

Het Poolse drama Sweat krabt achter de laag foundation van de succesrijke online fitnessfenomenen. Hier overtuigend vertolkt door Magdalena Koleśnik als Sylwia Zając, waarbij de nadruk gaandeweg meer op de schaduwkanten van haar bestaan komt te liggen.

Voor je goed en wel in je bioscoopstoel zit – oh ironie – worden we energiek opgezweept door een wervelende workout van Sylwia, dynamisch, haast stroboscopisch in beeld gebracht, en dienen zich direct een aantal verwachtingen aan je op. Die zitten verborgen in de subtiliteiten in Sylwia’s blik, de klik die ze heeft met haar collega Arkadiusz en het uitzinnige publiek, dat je voorvoelt dat deze film veeleer een nuchterende kijk op het leven van fitnessfenomenen geeft. Het ontbreekt niet aan glimmende Instagram-berichten en steunende, affirmatieve filmfragmenten voor haar fans. Al gauw wordt het te suikerzoet, te oppervlakkig, terwijl je tegelijkertijd leert dat haar sponsoren een onophoudelijk enthousiasme en positivisme verwachten. Laten we hopen dat er niet teveel clichés zich aandienen.

Sweat

De ondraaglijke leegheid van het bestaan
IJdele hoop. Het is in de façade van de glamour – op haast beklemmende wijze en geloofwaardig uitgedragen door Magdalena Koleśnik – die als een onontkoombare leegheid aan je opdringt, met alle uit te spelen clichés. Sweat verzuimt om meer de psychologische diepgang te verkennen en houdt het bij uiterlijke situaties. Dit is problematisch, omdat de dynamiek die de workouts uitstralen niet vertaald worden naar een evenzo dynamisch uitgewerkt verhaal. Het kan een keuze zijn geweest om op deze manier de leegte te benadrukken, maar daarvoor voelt het te gratuit.

Met name Sylwia’s stalker en hoe het met hem zal aflopen, behoren tot de te voorspellen scenario’s. Ook haar familiebezoek bij haar jarige mama valt op voorhand uit te tekenen. Door ook het verhaal te zwenken naar de onvermijdelijke schaduwkanten van een dergelijke online maatschappelijke rol krijgt het geheel iets meer kleur.

Openlijke nepheid
Het is in deze wending dat een nuchterend beeld naar voren komt waaraan je thema’s als moderne slavernij en onvrijheid kunt plakken. Leven in weelde en glamour, mits je wel overdreven enthousiast de producten van je sponsoren blijft aanprijzen. Haar enige kritiek is op plastic producten. Waar ze verwacht wordt emoties als verdriet, angst of boosheid onbestaanbaar te laten lijken, hetgeen haar niet lukt. En waar ze een uitgekiend dieet erop nahoudt, wat de filmmakers de gelegenheid geeft om de eenzaamheid – waar het verhaal mede omdraait – uit te vergroten.

De vraag die vooral interesseert is: waarom werkt dit, waarom trappen zoveel mensen in zoveel – plastic is fantastic – openlijke nepheid? Een vraag die niet beantwoord wordt, terwijl het eveneens Sylwia’s verlangen is om meer intimiteit te ervaren, de valuta die ze betaalt om voortdurend te mogen schitteren. Ze breekt uit deze gouden kooi in de hoop minder slaaf en meer vrij te zijn, maar haar omgeving zit daar niet op te wachten. Vanuit dit perspectief biedt de film opnieuw voorspelbare kritiek op het neergezette fenomeen.

 

12 augustus 2021

 

ALLE RECENSIES

Saturday Night Fever (1977)

Saturday Night Fever (1977)
De stroboscoop en de opgeheven middelvinger naar het engagement

door Paul Rübsaam

Punks waren zwartgallige hippies met kort haar, vond ik. Alleen het uiterlijk vertoon, de egomanie en de oppervlakkigheid van een ‘disco’ boden een uitweg aan het einde van die afschuwelijke, politiek correcte jaren zeventig. Saturday Night Fever (1977) was niet te missen. Al dansten ze daarin in rijtjes, droeg John Travolta strakke broeken met wijd uitlopende pijpen en ging de film per ongeluk toch nog ergens over.

Als een film uit je jongere jaren je bijblijft, heeft dat doorgaans maar zijdelings te maken met de inhoud van die film. Bij ‘mijn’ Saturday Night Fever, geregisseerd door John Badham, zoals ik pas kort geleden ontdekte, is dat niet anders. Toch wil ik een poging doen mijn persoonlijke betrekkingen met deze dansfilm uit de doeken te doen.

Saturday Night Fever

Te beginnen met mijzelf. Als je het sociale klimaat waarin ik als zo’n beetje jongste babyboomer ter wereld, geboren op 14 oktober 1959, opgroeide in het kort wil typeren, zijn naast ‘jaren zeventig’, ‘Montessori Lyceum’ en ‘Amsterdam-Zuid’ de trefwoorden. Dat wil zeggen: verplicht links, maatschappijkritisch en elitair.

Het was in de tijd dat ik eindexamen deed en daarna staken andere mogelijkheden de kop op. Wie vond dat de Maagdenhuisbezetters van weleer de goede baantjes hadden opgestreken en de wereld geen haar beter hadden gemaakt, kon als punk en/of anarchist een kraakpand betrekken. Voor mij echter waren de hippies met hun lange haren en bloemetjesjurken en de punks met hun korte haar, zwarte kleding en legerkistjes niets anders dan een positieve en negatieve uitvoering van hetzelfde. Juist nooit meer ergens iets van hoeven vinden en met ‘disco’ als geuzennaam een ijdeltuit zijn. Daar droomde ik van.

Geföhnd haar en virtuoze bewegingen
In Saturday Night Fever woont John Travolta’s personage Tony Manero nog bij zijn ouders en werkt hij in een verfwinkel. Als hij aan tafel van zijn vader een oorvijg krijgt, is het enige dat hem zorgen baart dat zijn zorgvuldig geföhnde kapsel daarvan uit model gaat. In de plaatselijke disco waar hij op zaterdagavond met zijn vrienden naartoe gaat, is hij immers de blikvanger en de held van de dansvloer. Daar betoont hij zich lenig en acrobatisch, zonder dat er een al te sterke binding bestaat tussen zijn virtuoze bewegingen en het ritme van de ten gehore gebrachte muziek.

De soundtrack van Saturday Night Fever kwam voor het belangrijkste deel voor rekening van de Bee Gees. Die zingen met kopstemmen disconummers als ‘How Deep is Your Love’, ‘Night Fever’ en ‘Staying Alive’. Terwijl ikzelf de gebroeders Gibb nog kende van langzame, ietwat dreinerige nummers als ‘First of May’ en ‘I Started a Joke’.

Tony Manero heeft er echter niet het minste besef van hoe de Bee Gees ooit waren geweest. Deze op negentienjarige leeftijd als het ware glimmend en swingend uit het ei gekropen Italo-Amerikaan heeft tot verbijstering van zijn danspartner Stephanie (Karen Lynn Gorney), die als receptioniste op een pr-bureau werkt en opschept over haar beroemde kennissen, evenmin ooit gehoord van Cat Stevens en Eric Clapton.

Tijdsbeeld?
Maar in hoeverre schetst Saturday Night Fever werkelijk een tijdsbeeld? Had de film niet even goed in 1974 of in 1986 gemaakt kunnen zijn? Het uitgaansleven in Amsterdam in de jaren 1978 en 1979, zoals ik me dat herinner, zag er in een aantal opzichten heel anders uit dan in de film.

De disco-levensstijl (levensstijl is eigenlijk een te groot woord) lag in het verlengde van het zogeheten ‘ik-tijdperk’. Dat zag je onder andere terug in De Schakel, een discotheek aan de Korte Leidsedwarstraat waar ik in die jaren veel naartoe ging. Voorheen was dat een sociëteit van het COC, waar de naam nog naar verwees. Daar was echter weinig meer van te merken. De gedragscode was eerder dat je geen enkele belangstelling demonstreerde voor welk medemens dan ook, ongeacht de sekse.

In het in ronddraaiende, minuscule witte rechthoekjes verdeelde licht van een stroboscoop danste je daar alsof je alleen was op de dansvloer, volledig gevangen in je narcistische trance. De Bee Gees werden amper ten gehore gebracht. Eerder Chic, Sister Sledge en Anita Ward (‘You can ring my bell’). De eindeloos uitgesmeerde beats van de 12-inch grammofoonplaten (jazeker, dat nog wél) gingen pas naadloos over in die van het volgende nummer als je aan het verschijnsel menselijk contact nog maar een vage herinnering had.

Saturday Night Fever

De inrichting van De Schakel, met smetteloze en sfeerloze zithoekjes rond de dansvloer, leek wel wat op de discotheek die Tony Manero en zijn vrienden bezochten. Maar hoe ze daar in New York dansten… Het solodansen van Manero is herkenbaar als een smeekbede om aandacht, wat voor de ware disco wel de diepste vernedering was. Bovendien vormen de dansenden ineens rijtjes. Wie dat in 1978 en 1979 in Amsterdam deed, zou voor gek zijn verklaard, evenals iemand die in die jaren op Koninginnedag een oranje shirt aantrok.

En dan de kleding. Manero ziet eruit als een ‘soulkikker’, of iets dergelijks. Zijn glimmende leren laarzen en strakke broek met wijd uitlopende pijpen zijn allerminst in overeenstemming met de Nederlandse discomaatstaven van het einde van de jaren zeventig, toen haast ballonvormige bandplooibroeken en wijd vallende overhemden de norm waren.

Geen Greta Thunberg
Wat mij destijds toch gegrepen moet hebben, is dat het in de film draait om jongeren die niet pal staan voor een betere wereld, maar zich slechts willen vermaken om er even niet aan te hoeven denken of ze voor een dubbeltje of een kwartje geboren zijn.

De zorgen van de protagonisten zijn van alle tijden. Tony Manero’s vriend en bewonderaar Bobby (Barry Miller), die op laarzen met plateauzolen loopt om te maskeren hoe klein van stuk hij is, vraagt aan iedereen of hij moet trouwen met een meisje dat hij per ongeluk zwanger heeft gemaakt. En Manero’s oorspronkelijke, door hem afgewezen danspartner Annette (Donna Pescow) ontdekt dat ze diep door het stof moet gaan als ze toch nog aan de man wil komen.

Misschien zou je ter verduidelijking voor mensen van latere generaties kunnen zeggen dat het Greta Thunberg-gehalte van Tony Manero en zijn vrienden uitgesproken laag is. Voor mij was dat destijds een opluchting. Wat niet wegneemt dat de film een heuse dramatische ontwikkeling kent, waarbij rokkenjager Manero onder andere leert dat je met iemand van de andere sekse ook gewoon bevriend kunt zijn. Wanneer je de in retrospectief gezien groteske dansscènes (die in totaal maar zo’n vijftien minuten van de twee uur durende film in beslag nemen) buiten beschouwing laat, is Saturday Night Fever niet eens zo’n heel slechte film.

 

24 juli 2021

 
ALLE ESSAYS