Festen

*****
recensie Festen
Klinken op een moordenaar

door Bert Potvliege

In 2025 is het dertig jaar geleden dat enkele Deense regisseurs het Dogma 95-manifest ondertekenden, een verzameling regels die hun filmmaken moest terugsturen naar de wortels van storytelling. Die beginselverklaring mag misschien een spelletje zijn geweest, de exploten van die beweging leverden wel enkele parels op. Zo brak in 1998 de ondertussen wereldwijd gevierde cineast Thomas Vinterberg door met het bijzondere Festen. We schrijven vele jaren later en die film staat nog steeds als een huis.

De sensationalisering van mainstreamcinema zette Vinterberg en consoorten aan tot het formuleren van die enkele geboden, die tegen het ‘aankleden’ van een film waren: geen make-up, geen muziek, geen extra belichting, geen geconstrueerde sets, geen rekwisieten – het ging allemaal overboord. Bij Festen liep de cameraman rond met een klein digitaal toestel in de handen en kon hij vrijelijk bewegen in het drama dat zich afspeelde op locatie.

Festen

Gouden dogma
Dat het manifest vooral een stoeierige oefening was en geen ideologische koerscorrectie die cinema ingrijpend veranderde, is duidelijk aan het traject dat deze regisseurs sinds die befaamde intentieverklaring hebben afgelegd. Vinterberg en die andere bekende Dogma-95-cineast Lars von Trier (Dancer in the Dark, The Idiots) zijn weg geëvolueerd van die strikte regels en hebben elk op hun eigen manier dure en pompeuze cinema gemaakt, met films zoals Kursk en Melancholia. Hun ideologie bleek niet onwrikbaar voor de tand des tijds. Dat hoefde ook niet.

Vinterberg meende aanvankelijk dat hij gefaald had met Festen, met dat merkwaardig evenwicht tussen onuitsprekelijk drama in de taboesfeer en fenomenale humor van de gortdroge soort. Dat zijn film tegen de verwachtingen in genomineerd werd voor een Gouden Palm in Cannes deed de regisseur plots inzien dat hij goud in handen had. De film werd een groot succes en maakt ondertussen deel uit van de canon van de Europese cinema.

Het grote ongemak
Door de Dogma 95-films te ontdoen van alle versiersels wou men een grotere nadruk leggen op de narratieve laag: het waren het verhaal en de personages die het publiek moesten engageren. Je kan dat gerust omschrijven als een streven om film te herleiden tot zijn verhalende essentie, als je ervan overtuigd bent dat verhaal en personages de kern zouden zijn van cinema. Wij menen van niet. Het medium film overlapt evenzeer met de narratieve kwaliteiten van literatuur als met de ritmische dimensie van muziek – betekenis en ervaring zijn van een even groot belang.

De intentie van de Denen mist ook doel, want door dat franjeloos voorkomen zijn de vormelijke aspecten van hun werk juist aandachttrekkend. De Dogma-films zijn bekend net omdat het Dogma-films zijn. De waarde en impact van hun stellingen bleek uiteindelijk eerder beperkt en velen zouden uit het oog verliezen waarom Festen zo’n succes was. Het was een triomf die geen gevolg was van de bevlogen vormelijke restricties, maar wel vanwege het uitstekende verhaal dat gepresenteerd wordt op een hilarisch nonsensicale maar tegelijkertijd uitgekiende verteltoon.

Patriarch Helge (Henning Moritzen) viert zijn zestigste verjaardag in het familiehotel. Zijn vrouw, zijn zoons Christian (Ulrich Thomson) en Michael (Thomas Bo Larsen), dochter Helene (Paprika Steen) en tal van genodigden verzamelen zich in het statige landhuis voor het grote familiefeest. Het hete hangijzer is dat dochter Linda recent zelfmoord pleegde. Tijdens het diner zal Christian tot ontsteltenis van iedereen een speech brengen waarin hij zijn vader beschuldigt van incestueuze verkrachting vele jaren terug, wat een aanleiding geweest zou zijn voor de zelfdoding van zijn zus. Het plan om zijn vader op deze manier ten val te brengen blijkt aanvankelijk onsuccesvol, maar Christian geeft niet snel op. Het feest verzandt stelselmatig in een chaos, terwijl de genodigden steeds moeilijker het duister verleden van Helge kunnen negeren.

Vechten voor een lach
Je mag Festen gerust klasseren als een hoogtepunt in de rijke geschiedenis van de tragikomedie (van Charlie Chaplin tot Wes Anderson), waarbij weemoedige en donkere thema’s gekoppeld worden aan een humoristische insteek. Vinterbergs film is een formidabel genrevoorbeeld, een ontzettend delicaat onderwerp gebracht met niet aflatende en groteske humor. Gezien het onderwerp lijkt die komische benadering ongepast, maar de onfatsoenlijke aard van de humor maakt de film net doeltreffender. Vinterberg vond die komedie de grootste uitdaging, maar ook vitaal voor de film die hij voor ogen had. Hij heeft moeten vechten voor de grappen, niet in het minst tegen de acteurs die wegens het precaire onderwerp vaak dwarslagen. Blij dat hij het pleit gewonnen heeft, want wij hebben een film lang politiek incorrect liggen bulderlachen.

De absurditeit van deze situatie, waarbij donkere familiegeheimen blootgelegd worden in een sociaal onwennige setting, geeft een immense hoeveelheid zuurstof aan de vertelling. Dat de film met de nodige gewaagdheid thema’s als incest en racisme naar voren schuift, creëert een ongemak dat ontzettend prikkelend is. De kijker wordt naar het scherm gezogen want we willen zien hoe Christian dit aanpakt, we willen weten hoe Helge gaat reageren en we wachten met plezier de ongetwijfeld bruuske uitbarsting van broer Michael af.

Festen

Disfunctionele families
Een kijker beseft snel dat er een meer dan een kink in de kabel zit bij deze familie, maar dan trek je plots grote ogen wanneer je onder ogen komt dat de dynamiek tussen de kinderen en ouders bij vlagen iets te herkenbaar lijkt. Dat zus Helene nog geen tien minuten na de beschuldigende speech haar broer Michael voor vuile nazi staat uit te maken op de parking, omdat hij haar zwarte vriend wandelen stuurt, is als een overtreffende trap in deze familiale vechtscheiding. Het racistische lied dat de hele familie zingt, is de schaamte voorbij. De voortdurend borreltjes drinkende kok is ook een giller.

Maar Michael spant de kroon. Gezegend met een korte lont en een ongezonde zelfrechtvaardiging, is broerlief een hilarische mislukkeling. Wanneer hij zijn schoenen niet vindt in de koffers, scheldt hij zijn zongebruinde vrouw de huid vol omdat ze die vergat mee te doen (“Zal ik jou eens wat vertellen?!”). Het is een koppel dat teert op bitsige ruzies, want het dispuut zet hen vrijwel direct aan tot goedmaakseks. Na de ongetwijfeld liefdevolle beurt glijdt Michael uit in de douche, waarna hij ogenblikkelijk zijn vrouw terug begint uit te kafferen – het is als een automatisme waarin hij verglijdt – omdat ze de zeep op de grond zou laten liggen hebben.

Disfunctionele families zijn allesbehalve grappig in de werkelijkheid, maar in de bioscoop kan je er al eens mee op de loop gaan. Vinterberg slaat een prachtig evenwicht tussen het donkere en het entertainende. Festen was zodanig impactvol dat hij er een loopbaan lang op kon teren.

 

3 juni 2025

 

ALLE RECENSIES

Soft Leaves

**
recensie Soft Leaves
Van de ladder tuimelen

door Bert Potvliege

Een debutant krijgt de kans een langspeelfilm te maken en waagt zich aan een persoonlijke portretschets, een risicovolle onderneming die vaak verzandt in melodrama. Toch waagt de Belgische cineaste Miwako Van Weyenberg zich in Soft Leaves aan iets wat onbeleefd misery porn wordt genoemd. 

Het bij ons vorig jaar verschenen Milano (u ziet aan welk soort projecten het Vlaams Filmfonds middelen toekent) bracht al een uiterst grauw en troosteloos beeld van een ontwricht gezin, waarbij de tragische afloop het dieptepunt vormde. Soft Leaves gaat niet zo ver, maar bevindt zich in hetzelfde vaarwater.

Soft Leaves

Zacht gekabbel
Elfjarige Yuna heeft een Belgische vader en Japanse moeder. Ze woont gelukkig samen met haar vader in België, terwijl moeder enige jaren geleden naar Japan trok om er een nieuw leven op te bouwen. Wanneer haar vader onhandig in een coma sukkelt, staat Yuna er alleen voor. Haar broer keert terug naar huis om er te zijn voor zijn kleine zus. Ook haar moeder stapt op een vlucht terug naar België, met Yuna’s stiefzus in haar zog, om mee zorg te dragen voor haar vervreemde dochter.

Wat volgt is een portretschets die je mag omschrijven als ‘Yuna gaat op zoek naar haar eigen identiteit’. Van Weyenberg streeft ernaar op zachte en lieflijke toon kleine Yuna uit de doeken te doen. Het is een schets die een aaneenrijging van scènes brengt met spaarzame pieken en dalen: Yuna gaat naar het grootwarenhuis met haar moeder. Yuna tekent in haar schetsboek, terwijl moeder een videochat heeft met haar man in Tokio. Yuna verblijft even bij haar broer, maar verveelt er zich. Yuna en haar halfzusje zitten samen te kleuren.

De cineaste laat het aan de kijker om de intentie van die momenten zelf te achterhalen, maar dit betekent geenszins dat we met weldoordachte cinema te maken hebben.

Blik op de navel
Soft Leaves wil schrander verbeelden, maar doet wat zovele gelijkaardige films reeds duizend keer deden. Een kind verliest een ouder en ziet daarmee de grond onder de voeten verdwijnen. Wat volgt, is een zoektocht naar zichzelf in een wereld waarin hij of zij steeds meer op zichzelf wordt teruggeworpen. Elke scène onthult gaandeweg iets meer over het innerlijke van het kind en toont hoe het, met vallen en opstaan, langzaam leert om sterker in het leven te staan.

Het vorige maand verschenen Vingt Dieux deed exact hetzelfde – ook daar vormt het verlies van een ouder, tien minuten ver in de film, het startschot voor een ontvoogdingsverhaal. Het vorig jaar uitgebrachte Il pleut dans la maison bewandelde een gelijkaardig pad, maar deed dat minder expliciet en met meer bedachtzaamheid in zijn observaties. 

Van Weyenberg toont niet de maturiteit om op verantwoordelijke wijze om te gaan met haar voorrecht een langspeelfilm te maken. De cineaste is zelf een kind van een Japans-Belgisch gezin en haar film is zodoende zeer persoonlijk en te therapeutisch – een probleem dat de cinema regelmatig teistert. De navelstaarderij is vlakbij. De hier onderzochte thematiek kwam bovendien al aan bod in haar kortfilms.

We hekelen het immens gebrek aan narratieve verbeeldingskracht. Het beste voorbeeld hiervan is het ongeluk van Yuna’s vader, waarbij Van Weyenberg een manier zoekt om ervoor te zorgen dat de jongedame alleen achterblijft. Vader zet een ladder tegen de boom om er een bal uit te halen maar die tuimelt onderuit, waarbij de arme stakker een hoofdtrauma oploopt. Dit is een ongemotiveerde verbeelding die ons doet beseffen dat het blijkbaar geen zier uitmaakt wat hem overkomt, zolang hij maar scenariogewijs in die coma sukkelt. De ingreep is bij de haren getrokken.

Soft Leaves

De ontmaskering
Het acteerspel oogt regelmatig lamentabel. Geert Van Rampelberg is sterk als de vader, maar de meeste acteurs gaan de mist in. We willen die voornamelijk debuterende spelers daarvoor niet schandvlekken, want de dialoog waarmee ze aan de slag moeten is ongeloofwaardig. Let op de interactie tussen Yuna en haar broer. Geen broer en zus ter wereld spreken zo tegen elkaar. Dit alles klinkt geschreven en niet geleefd.

Soft Leaves blijft steken in zijn narratieve laag en spendeert onvoldoende aandacht aan een poëtische dimensie. De film is te weinig cinema – iets waar de openingsscène wél in slaagt. We lazen iets over zorgvuldig gekozen warme kleuren, maar dat is een schraal statement. Hier en daar speelt Van Weyenberg wel met klank om de interne onrust van Yuna te verbeelden – de poetsmachine in het ziekenhuis is een voorbeeld – maar visueel is dit alles verschroeiend mager. Dat de film stuurt naar een einde waar een traan gewrongen wordt, is als achter de schermen turen bij een halfbakken goochelaar.

Als dit het soort cinema is waar filmmakers menen dat een publiek nood aan heeft, dan laten wij het hoofd hangen. Hopelijk slaat Van Weyenberg bij haar volgende project de vleugels uit en richt ze haar blik naar buiten in plaats van naar binnen.

 

22 mei 2025

 

ALLE RECENSIES

Black Dog

****
recensie Black Dog
Blaffend het verval ontvluchten

door Bert Potvliege

Black Dog, de nieuwe film van de succesvolle Chinese cineast Guan Hu, staat al een tijdlang op de radar van filmfans wereldwijd. Hu won met dit portret over de vriendschap tussen mens en dier de hoofdprijs in de Cannes-nevensectie Un Certain Regard. 

Guan Hu is niet de meest klinkende naam in onze contreien – Black Dog was zijn eerste film in Cannes – maar in zijn thuisland oogst de man al 15 jaar succes. Hij kwam op de proppen met onder meer het indrukwekkende oorlogsepos The Eight Hundred en zijn films deden de kassa’s rinkelen. Hu’s nieuwe film lijkt wat gas terug te nemen en brengt in alle sereniteit en met een knappe visuele stijl een sterk verteld relaas over een naar elkaar toegroeiende ex-bajesklant en een zwerfhond. 

Black Dog

Hondsdol China
De film speelt zich af aan de rand van de Gobiwoestijn, aan de vooravond van de Olympische Spelen van 2008 in Peking. De introverte Lang (een sterke Eddie Peng heeft nauwelijks dialoog in de hoofdrol) keert na zijn gevangenschap terug naar zijn wegdeemsterende heimat, Chixia. Het is een stad in verval, terwijl het moderne China volop in ontwikkeling is – wat ook prominent aan bod kwam in het recent verschenen Caught by the Tides.

Lang sluit zich aan bij de hondenpatrouille, die met het nakende sportevenement de zwerfhonden uit de stad wil verdrijven. Hij heeft een dikke kluif aan een zwarte hond die hij probeert te vangen. De hele stad is op zoek naar het dier, dat aan hondsdolheid zou lijden. Maar Lang haalt in het geniep de hond in huis. Het duurt niet lang eer een bijzondere band ontstaat tussen beide. De vriendschap die zich vormt, vertedert.

Maar de zondes uit het verleden komen bovendrijven. Lang moet zijn vroeger gemaakte fouten met zich meezeulen in dit nieuwe bestaan. Enkele louche figuren duiken op met een openstaande rekening. Hij wenst ook de relatie met zijn vervreemde vader – nu een dronkaard die in de vervallen dierentuin verblijft – te herstellen. In het leren vrede nemen met wat hij op zijn kerfstok heeft, vindt de solitaire Lang verlossing in het zorgdragen voor zijn nieuwe huisdier. Zoals het een symbolisch verhaal als dit betaamt, zal niet enkel hij de hond redden maar de hond ook hem.

De Grote Narratieve Verlossing
Hu presenteert met Black Dog een solide portret. Vooral in de eerste helft van de film komt de verhaaltechniek best uit de hoek, met sterke scènes en een doorwrocht ritme dat de nodige ademruimte toelaat. Een eind verderop verliest het geheel wat van zijn pluimen met een te nadrukkelijke symbolische afwikkeling, onvoldoende zin voor risico en een hapklare catharsis. Dat mens en hond – twee verloren gelopen dieren – elkaar zouden verlossen, stond in de narratieve sterren geschreven.

Een verhaal aanvangen met een door het verleden getroebleerd personage dat naar zijn thuis terugkeert, is een beproefde aanzet voor een plot – het vorige jaar verschenen La Chimera deed hetzelfde (ook met een ex-gevangene als hoofdpersonage). De insteek van het scenario zal geen potten breken, maar Hu slaagt erin om het deugdelijk te vertalen naar het scherm. De openingsscène is een binnenkopper. De setting krijgt ruimschoots welverdiende aandacht. De plot wordt op heerlijk eenvoudige manier op gang getrokken met dialogen als “als we hier fabrieken willen, moeten we die honden afmaken”. De vele zwerfhonden in beeld hebben een mooie thematische lading en doen vaagweg denken aan die in Jacques Tati’s Mon Oncle, maar dan in overdrive.

Black Dog

Visuele zuurstof
De ware rijkdom van de film schuilt echter niet in het scenario, maar in de vormelijke kwaliteit van het geheel. Black Dog is een indrukwekkende breedbeeldfilm, met knappe beeldkaders die spreken over een desolaatheid en verpaupering – alsof de setting, net als de protagonist, verlossing verdient. Wat een verademing om een film te zien die het aandurft op voldoende afstand van de personages te blijven (er zit geen enkele close-up in de film) zodat de locaties alle zuurstof krijgen en alle figuren in beeld deelachtig voelen aan die achtergrond. Anders gezegd: de achtergrond is een personage op zich en wordt deel van de voorgrond.

De audiovisuele klasse van Black Dog bedekt met een kleine mantel der liefde de terechte muggenzifterij over de afwikkeling van de plot, dat iets te laag mikt. De film is inhoudelijk en thematisch zonder meer in orde, maar het is de cinematografische presentatie die Hu’s film naar een hoger niveau tilt.

Tot slot wijzen we erop dat Black Dog een zoveelste recente film is die toont dat het verbeelden van de band tussen mens en dier een geliefd filmonderwerp is. Eerder verscheen hierover een artikel bij InDeBioscoop, dat je hier kunt lezen.

 

23 april 2025

 

ALLE RECENSIES

Vingt dieux

***
recensie Vingt dieux
Op zoek naar een bestaansreden

door Bert Potvliege

Films die slagen in hun opzet zitten dwars wanneer die opzet een matige ambitie vertoont. Een boeiende visie of frisse kijk is waar het om zou moeten draaien. Met Vingt dieux brengt debutante Louise Courvoisier een geslaagde en publieksvriendelijke coming of age-film, maar de afwezigheid van originaliteit en enig zin voor risico is een verarming.

Met de Youth Prize op het filmfestival van Cannes op zak mag filmmaakster Courvoisier met geheven hoofd haar langspeeldebuut presenteren. Nauwelijks 31 jaar oud en met slechts twee kortfilms onder de arm is ze erin geslaagd zichzelf te lanceren als een naam om in de gaten te houden. Met Vingt dieux neemt ze de kijker mee naar haar heimat, waar ze inzoomt op enkele sombere figuren zoals ze er ongetwijfeld vele kende in haar jeugdjaren.

Vingt dieux

Met gemak naar een eindmeet
Clément Faveau speelt de 18-jarige Totone, zoon van een kaasboer in het Franse Bourgogne. De jongeman slijt zijn dagen met optrekken met de vrienden, meisjes versieren, sigaretten roken en te veel bier drinken – een iets te evidente karakterschets van adolescentie. Na het overlijden van zijn vader, dat uit het niets komt en de plot in gang moet steken, moet Totone zorg dragen voor kleine zus en de zaak van vader overnemen. Hij ziet zijn kans schoon om wat broodnodig geld te verdienen met een kaaswedstrijd maar hiervoor steelt hij goede melk bij een jonge boerin. Op een vermakelijke negentig minuten onderzoekt Courvoisier hoe dit verloren jong schaap een goede vriend, partner, voogd en zaakvoerder wordt. Kortom: Totone wordt stap per stap een man.

Vingt dieux is een geslaagd portret waarbij de cineaste een op zich geloofwaardige karakterschets verbeeldt en een fraai beeld schetst van haar milieu. De cast bestaat uit niet-professionele acteurs, wat de waarachtigheid van de schets verhoogt en nergens valt iemand door de mand. Faveau zet een degelijke hoofdrol neer. De jongeman heeft een engelachtige uitstraling die doet denken aan Eden Dambrine (Close), maar toont tegelijkertijd een jeugdige furie zoals die van Anthony Bajon in La prière. Maïwene Barthelemy levert een charmante bijrol als boerin Marie-Lise en ook de vrienden van Totone doen onvervalst aan. Dit leidt tot een oprechte empathie van de kijker voor de lotgevallen van onze weifelende protagonist en zijn leeftijdsgenoten.

Goedkoop succes
Op stilistisch vlak perst Courvoisier er een breedbeeldfilm uit die een aantrekkelijke, zomerse ontspanning ademt. Het lijkt alsof de keuze voor deze sfeer een gevolg is van haar geromantiseerde kijk op haar opgroeien. De sociaal-realistische dimensie van haar vertelling vertaalt zich – gelukkig – niet in een sombere grauwheid. De film is aangenaam om te zien en getuigt van een professionele enscenering, wat soms kan sputteren in een debuut waarbij de beginneling op zoek is naar een eigen stem. De regisseuse levert een debuut af dat werkt.

Maar wat ze etaleert in professionalisme, ontbreekt haar in creativiteit. Courvoisier brengt het verhaal van een egoïstische losbol die door barre omstandigheden verantwoordelijk leert zijn. Dit is een karakterschets en een kentering met weinig om het lijf. Je kan gerust zeggen dat er een waarheid schuilt in dergelijke typering – het zijn platgetreden paden voor een reden – maar het is geen verhaalconstructie die de aandacht verdient. Die plot werd reeds kapot verteld in duizend gelijkaardige films. Dat deze hier met succes herkauwd wordt, leidt nauwelijks tot een meerwaarde.

Vingt dieux

Clichés in het DNA
Het Bourgondië dat in de film aan bod komt, spookt duidelijk in het DNA van de cineaste. Je voelt haar haat-liefdeverhouding met het Frankrijk waarin ze opgroeide. De nostalgische kijk toont hoe haar thuis haar na aan het hart ligt, maar ze grijpt evenzeer kansen om de mistroostigheid ervan onder de aandacht te brengen: de dronken figuren, de stoerdoenerij, de mannenwereld die het is. Allemaal best, maar de frisse ideeën ontbreken. De verbeelding van dit milieu toont torenhoge clichés want elke creatieveling die een kleingeestig plattelandsbestaan ontvlucht, kijkt erop terug met minachting en koestering door elkaar. Dat is bij Courvoisier niet anders.

Een ander voorbeeld om de gebrekkige originaliteit te schetsen: er zit zowaar een montagescène in de film – een snedige song lijmt een aantal losse beelden bijeen tot een scène waarin de tijd snel vooruitgaat en we de personages vooruitgang zien boeken (in elke Rocky-film zit een montagescène waarin Stallone zich klaarstoomt voor het finale gevecht). In de montagescène van Vingt dieux zien we Totone beter worden in het maken van kaas, we zien hem een meelevende surrogaatvader worden voor kleine zus en we zien hem zijn nieuwe liefje graag zien. Een kijker met enige feeling voor deze bij de haren getrokken filmtechnische ingreep kan het hier gerust op een schaterlachen zetten. Het is functioneel maar bespottelijk.

Vingt dieux is een film voor mensen die weinig cinema kijken. Dat publiek zal zich heus wel vermaken. Wij voelden ons enkel in tune met het beeld van de jonge snaak die op de brommer snort, met een kaasbol op de rug gegespt, langs de zonovergoten weilanden vol koeien. Dat is nostalgische romantiek.

 

1 april 2025

 

ALLE RECENSIES

Caught by the Tides

****
recensie Caught by the Tides
De rijkdom van verarming

door Bert Potvliege

Jia Zhang-ke wordt beschouwd als een van de meest voorname hedendaagse Chinese filmmakers, maar toch blijft de man een onderbelichte figuur in onze contreien. Met zijn uitstekende nieuwe film, Caught by the Tides, bewijst hij voor een zoveelste maal waarom. Dit is minimalistische cinema die vormelijk uitdagend is en waar het ruimere arthouse-publiek moeilijk een toegang tot zal vinden. Een gemiste kans voor velen, want de cinema van Zhang-ke boeit. 

De 54-jarige regisseur heeft er al een lange en illustere carrière opzitten, met films die al sinds de eeuwwisseling wereldwijd prijzen winnen. De grootste wapenfeiten zijn de Gouden Leeuw op het filmfestival van Venetië voor Still Life (2006) en de prijs voor beste scenario in Cannes voor A Touch of Sin (2013). Met Caught by the Tides was hij reeds aan zijn zesde nominatie voor een Gouden Palm toe. Het werk van Zhang-ke leeft, maar door de idiosyncratische aard onterecht in een te grote stilte.

Caught by the Tides

Twintig jaar eenzaamheid
De aanzet van deze film was een gevolg van de COVID-19-pandemie. Filmen in China was moeilijk, dus dook de cineast in een verleden van twee decennia beelden maken. Hij realiseerde zich gauw dat een aantal hiervan gebruikt kon worden voor een nieuw werk. Enkel het laatste deel van de film, dat zich afspeelt in het hedendaagse China, werd opgenomen tijdens de coronajaren. Caught by the Tides is zodoende een mengelmoes van beelden die gedraaid werden over die lange periode, waarvan sommige fragmenten en personages zelfs uit eerdere films van Zhang-ke komen. Het geheel is een meanderende kijk op een evoluerend China – een ontwikkeling die voor de filmmaker eerder een neergang dan een verrijking lijkt.

Het verhaal vangt aan in de Noord-Chinese stad Datong in 2001, waar Qiaoqiao (Tao Zhao) een romantische relatie heeft met haar manager Guo Bin (Zhubin Li). Het is een mijnwerkersstad in verval, waar Qiaoqiao de kost verdient als zangeres en entertainer voor de arbeiders. Bin besluit de stad achter zich te laten, op zoek naar geluk elders. Na enige tijd vruchteloos wachten op nieuws van haar geliefde, gaat Qiaoqiao zelf op zoek naar hem. Haar tocht toont een China in zogezegde bloei en brengt haar onder meer bij landgenoten die verdreven worden door de komst van de Drieklovendam. Een uiteindelijke hereniging van de geliefden zal na enkele omzwervingen plaatsvinden tijdens de pandemie, een tijd waarin technologische ontwikkelingen een (ongewenste) modernisering inluiden.

Een cocktail van verval
Aangezien Zhang-ke plukt uit een rijk en divers archief aan beelden, oogt het resultaat vaak als een vrijblijvende en soms zelfs ronduit richtingloze kijk op een China in groei. De traditionele identiteit van het land lijkt gedoemd om te verdwijnen in het verleden. De cineast zegt het nergens expliciet, maar de weemoedige aard van zijn film bewijst dat die zogenaamde vooruitgang van zijn thuisland voor hem een achteruitgang betekent. Die problematische kijk op de toekomst kadert hij aan de hand van een liefdesverhaal dat gepresenteerd wordt als een relaas van isolatie en eenzaamheid – het oog van de camera en de aard van de vertelling gaan hand in hand.

Caught by the Tides is een formeel uitdagende prent die de conventies van cinema enigszins tart. Zhang-ke volgt enkel het eigen instinct en hij bevindt zich ergens tussen een dwarsligger en een revolutionair. Docu en fictie worden lukraak door elkaar gebruikt, ook al komt er naar het einde toe een grotere nadruk op fictie te liggen. De film is een cocktail van digitale beelden en pellicule (zowel 16mm als 35mm). De plot is flinterdun en komt in de meest minimale vorm aan bod – hoofdfiguur Qiaoqiao zegt letterlijk geen woord. Hierdoor komt de aandacht te liggen op de observerende aard van de camera, die op impressionistische wijze het Chinese land bestudeert. De potpourri van het geheel is, voor zij die op de golflengte van de prent geraken, visueel rijk.

Caught by the Tides

Drempelvrees
Een recente film die in de buurt komt van Zhang-ke’s benadering van cinema is Grand Tour van Miguel Gomes, nog zo een wonderlijke rit die een filmische uitdaging is door de atypische vorm waarin deze verschijnt. Caught by the Tides is provocerende cinema want haar ontoegankelijkheid – wat voor alle duidelijkheid geen punt van kritiek is – zal een hoge drempel zijn voor een aanzienlijk deel van het publiek. Deze stijl is deel van het idioom van de cinema van Zhang-ke, waar niet over onderhandeld moet of kan worden. Daarom blijft hij een onderbelichte figuur in ons cinemalandschap.

Met dit werk verbeeldt de filmmaker tragische sferen over China, waarbij de intentie niet hapklaar te definiëren valt. Hoofdrolspeelster Tao Zhao – tevens de echtgenote van de regisseur – troont de kijker mee in dit melancholisch schouwspel, als de cruciale factor in het mee communiceren van die intentie naar de kijker. Er schuilt een poëtische droefenis in haar blik, niet in het minst bij de fantastische slotscène met de groep joggers. Haar personage kwam ook al aan bod in de eerdere film van haar man, het niet onopgemerkt gebleven Ash is the Purest White.

Het vergt een overgave en bereidwilligheid van de kijker om deze film te kunnen smaken. Zij die er de maag voor hebben, zullen een prikkelende filmmaker aantreffen met een atypische stem. Jia Zhang-ke gaat op een andere manier aan de slag met het medium en toont een door droefenis geteisterde nostalgie. Dat het publiek kan en mag delen in die melancholie, is niks minder dan wondermooi.

 

19 februari 2025

 

ALLE RECENSIES

Amal

***
recensie Amal
De korte lont van het kruitvat

door Bert Potvliege

Klaslokalen boeien verhalenvertellers. Een cineast kan de tussen de muren van een lesruimte afspelende smeltkroes van ras, religie en ideologie gebruiken voor de culturele uitdagingen van een samenleving. Het Gouden Palm-winnende Entre les murs is een voornaam voorbeeld. Regisseur Jawad Rhalib waagt zich met Amal aan dit subgenre van de sociaal-realistische cinema, maar de film blijft steken door het ontbreken van een zinvolle invalshoek over de aangekaarte thematiek.

Rhalib, bekend van sociaal geëngageerde documentaires zoals The Pink Revolution en Au Temps où les Arabes Dansaient, draaide met Amal een urgente film. Hedendaagse religieuze spanningen komen neer op het belang van eergevoel, de grenzeloze overdrijving van het zich voortdurend beledigd voelen en de hapklare slachtofferrol die een religie zich toe-eigent.

Amal

Ranzige eer
Dat dit slag om slinger uitmondt in geweld is ranzig. Het traditionele islamitische geloof kan botsen met de westerse cultuur, wat de nodige uitdagingen met zich meebrengt – zo ook in het klaslokaal. Met de zaak van de vermoorde Franse leerkracht Samuel Paty nog fris in het geheugen, vond de cineast het dringend tijd om dit kruitvat bij naam te noemen en te onderzoeken.

Amal brengt de religieuze spanningen in een Brussels klaslokaal in beeld, wanneer de lesbische moslima Monia (Kenza Benbouchta) uit de kast komt en bedreigingen moet slikken van haar islamitische medeleerlingen. Leerkrachte Amal (een overtuigende Lubna Azabal, bekend van Denis Villeneuve’s Incendies) gaat de confrontatie met die onverdraagzaamheid aan. Ze bespreekt het dichtwerk van de homoseksuele moslim Abu Nawas in haar klaslokaal, waardoor ze de toorn van enkele streng-religieuze ouders moet trotseren. De kritiek zwelt aan en de online bedreigingen nemen toe. Religiedocent Nabil – die niet werkt voor de overheid maar benoemd werd door de Belgische Moslimvereniging – speelt een cruciale rol in het vinden van gemeenschappelijke grond tussen de partijen, maar de man blijkt een wolf in schaapskleren te zijn.

Bravo voor Rhalib omdat hij het lef heeft dit hete hangijzer onder de aandacht te brengen. Jongeren zijn onze toekomst en de multiculturele uitdagingen die hun samenleven met zich meebrengt, moeten bespreekbaar zijn, hoe moeilijk deze ook zijn. De regisseur geeft in interviews grif toe pessimistisch te zijn en dat voel je aan zijn film. Pessimisme is niet onwelkom in het onderzoek van Amal. De thematiek is in die mate desastreus dat het niet vinden van een oplossing een juiste neerslachtige conclusie mag zijn. De film moet ons vooral met de neus op de feiten drukken en ons doen inzien dat dit probleem bestaat en dringend aangepakt moet worden. In die zin is de missie van de film geslaagd.

Institutionele onverdraagzaamheid
Amal onderzoekt een belangrijk onderwerp, maar een nieuwe bijdrage in het belichten van dit probleem ontbreekt. De broers Dardenne kwamen met hun thematisch gelijkaardige Le jeune Ahmed beter uit de verf. Die film verbeeldde de menselijkheid achter dader en slachtoffer, wat empathie in het leven riep. Dat is een gezonde voedingsbodem om als samenleving het gesprek over deze problematiek te voeren. In Amal is de leerkrachte de goedzak die blijft vechten, terwijl haar moraliteit en twijfel complexer mochten zijn. Door haar volharding in het juiste, wars van de bedreigingen, lijkt de vrouw geen mens van vlees en bloed meer. De eenzijdige beeldvorming van een furieuze moslimgemeenschap helpt allerminst.

Religiedocent Nabil is waar het verhaal om had moeten draaien. Dat ruige adolescenten toonbeelden van onverdraagzaamheid kunnen zijn, daar kijkt niemand van op. Dan liever het verhaal van Nabil, een man die het goede voorbeeld zou moeten geven. De institutionalisering van de onverdraagzaamheid – zoals bijvoorbeeld met de door de Belgische Moslimvereniging aangestelde docenten als Nabil – is veruit het meest boeiende aspect aan Rhalibs verhaal. Dit is wat in het hart van deze problematiek schuilt: niet de onverdraagzame jongeren, maar de zogezegd verantwoordelijke volwassen stem die van invloed is op hen. Er kon een boeiender verhaal verteld worden over de wankele moraliteit van de religiedocent. Dat de climax van de film zich afspeelt tijdens een van zijn lessen, waarbij Amal noch Monia aanwezig zijn, toont waar het boeiende drama van dit verhaal zich schuilhoudt.

Amal

De foute eenvoud van goed versus kwaad
Rhalib begaat een faliekante inschattingsfout bij de representatie van de islamitische jeugd en hun milieu. Als filmmaker kiest hij duidelijk een kant door de onverdraagzaamheid van moslims tot in treurnis te benadrukken, waardoor ze enkel antagonistisch verbeeld worden (de inkeer van het personage Rachid brengt weinig zoden aan de dijk). Empathie voor de moslimgemeenschap wordt gefnuikt door die eendimensionale weergave. De film reduceert het verhaal tot een strijd tussen goed en kwaad, maar dat is de reële complexiteit van dit probleem onrecht aandoen. Dit stigmatiseren van de andere nodigt ons niet uit met alle betrokken partijen een stap achteruit te zetten, om samen en in harmonie na te denken over een plan van aanpak.

Uiteraard is het niet evident om binnen de tijdsspanne van een langspeelfilm grondige nuancering aan de dag te leggen om religieuze spanningen toe te lichten, maar de verantwoordelijkheid voor de beeldvorming komt uiteraard wel op de schouders van scenarist en regisseur Rhalib terecht.  In deze film zijn Amal en Monia goed, terwijl de onverdraagzame moslims slecht zijn – iets wat Rhalib in het slotmoment van de film nadrukkelijk in onze strot ramt. Het publiek verdient beter.

Dat de Belgische hoofdstad – nochtans dat waar het klaslokaal een representatieve microkosmos van is – slechts een kleine rol speelt in de wereld die Rhalib tot leven roept, is een gemiste kans. Dit zou de cineast meer middelen bieden om de kijker inzage te geven in hoe de spanningen in een klaslokaal een vertaling zijn van die in de Brusselse straten. De beeldtaal toont een ongeïnspireerde cameravoering vanop de schouder, die de waarachtigheid van de documentaire flets na-aapt. Is draaien vanop de schouder geen achterhaalde en simplistische visuele vertaling van een cinéma vérité-gevoel te willen creëren?

Ondanks de durf, nobele intenties en educatieve waarde ontbreekt het Amal aan visuele poëzie, verfijning en originaliteit.

 

7 januari 2024

 

ALLE RECENSIES

Terugblik 2024 – Deel 4: Misschien helpt meditatie

Terugblik filmjaar 2024 – Deel 4:
Misschien helpt meditatie

door Bert Potvliege

De aanloop naar het schrijven van een jaaroverzicht – met enkele reflecties en een lijst met onze vijf beste films van het jaar – is een aangename tijd. Het is een cinefiele denkoefening die ons charmeert, een tijd van in dialoog gaan met onszelf over de ervaringen die de donkere zalen ons geschonken hebben: wat stak er voor ons bovenuit?

Cinema is uiteraard geen wedstrijd, maar als we die lijn zouden doortrekken, dan moeten we ogenblikkelijk stoppen met het uitreiken van sterren. We claimen met onze lijst niet de waarheid in pacht te hebben, integendeel. We geloven sterk in de subjectieve aard van filmkritiek. Een recensent kan en mag de volgens ons de meest afschuwelijke prent ter wereld ophemelen, zolang het standpunt onderbouwd wordt.

Iedere keer als we ons buigen over het samenstellen van zo’n lijst, wenden we de blik naar binnen. Onze eigen evolutie als fan, recensent en analyticus weerspiegelt zich in die jaarlijkse evaluatie. De selectie zegt namelijk iets over onszelf en helpt ons onze cinefiele reis in het leven te begrijpen.

The Zone of Interest

The Zone of Interest

Een eerste vaststelling bij het overschouwen van het afgelopen filmjaar is dat er onvoldoende uitschieters waren. Er zaten knappe films verscholen tussen het aanbod, maar al te zelden waren het prenten van torenhoog niveau. We zagen geen nieuwe klassiekers, geen cultfilms in wording en geen enkele film heeft ons in tweeën gebroken. De oorzaak hiervan is moeilijk toe te schrijven aan één ding. Wij misten originaliteit bij de verhalenvertellers. Een lamleggende politieke correctheid doet de studio’s en financiers (en niet in het minst de subsidiërende overheden) risico’s vermijden, wat die gebrekkige originaliteit enkel meer in de verf zette. Er is nood aan durf. De virtue signaling en het (arbitraire) morele gelijk van de maker kregen voorrang, terwijl film net het speelveld zou moeten zijn van morele bevraging in al haar ambigue glorie. We vonden cinema in 2024 veel te braaf. Onze beste film van het jaar slaagde er gelukkig wel in om aan de hand van een eenvoudige conceptuele insteek origineel en hondsbrutaal te zijn.

2024 was een jaar waarin wij als cinefiel verloren liepen. Waar waren de films die onze liefde konden aanwakkeren? Of ligt het aan ons en evolueren we met onze smaak langzaam weg van de hedendaagse film? Wanneer we het aanbod van 2024 naast dat van pakweg 2018 plaatsen – dat ons deed schuimbekken met Phantom Thread, Burning, Call Me by Your Name, Mandy, Suspiria en Under the Silver Lake – dan is het verschil in kwaliteit duidelijk, tenminste wat onze smaak betreft.

Een tweede vaststelling is dat Hollywood met de handen in het haar zit. De politieke strubbelingen hebben de kaarten van het land dooreengeschud en Tinseltown is niet langer het toonaangevend moreel kompas dat het ooit was. De studio’s hebben moeite met het inschatten van het publiek, wat resulteerde in een aantal afschuwelijk dure films die gedoemd waren om financieel te falen – zelfs het vrij succesvolle maar 300 miljoen dollar kostende Gladiator II blijft voorlopig in de rode cijfers. Het publiek voelt hoe Hollywood in de zoektocht naar succes faalt. De macht van de stad taant en een koerscorrectie is nodig.

De gebrekkige originaliteit zien we weerspiegeld in de cijfers van het bioscoopbezoek. In de top tien van de best bezochte films wereldwijd staan enkel sequels, prequels, remakes en spin-offs. De copy-paste tendens in Hollywood is allesbehalve nieuw, maar het herkauwen staat momenteel op een kwalitatief laag pitje. Sequels als Inside Out 2 en Alien: Romulus waren veel te fletse herhalingen. Voor ons bleek de grootste teleurstelling in mainstreamcinema Dune: Part Two te zijn, een film waar we hard naar uitkeken want regisseur Denis Villeneuve intrigeert. De sciencefictionprent bleek een te snel gemaakte film te zijn, die te schatplichtig is aan het bronmateriaal (de film voelt overstuffed met expositie en personages) en daardoor het merendeel van zijn poëtische kracht verspilt.

De evolutie van Hollywood kent een tendentieus verloop, waarbij het verloren lopen van de grote studio’s een uitstekende voedingsbodem kan zijn voor wat volgt, terwijl nieuwe stromingen zich zullen aankondigen. Wij pleiten voor een gezonde dosis originele verhalen en regisseurs die risico’s nemen. Stop ogenblikkelijk met het maken van films die 300 miljoen dollar kosten en maak er met dat geld dertig die 10 miljoen kosten. Voor 2025 hopen we alvast dat Bong Joon-ho en Paul Thomas Anderson, met hun respectievelijke nieuwe grote studiofilms Mickey 17 en het voorlopig getitelde The Battle of Baktan Cross, een groot publiek bereiken.

Een laatste punt waar we genoodzaakt zijn op in te gaan – want het ligt op de lever – is de staat van de activistische film anno 2024. Projecten die overheidssubsidies ontvangen moeten toonbeelden zijn van maatschappelijke relevantie, inclusiviteit en diversiteit. Hierdoor viert de queer- en feministische cinema al enkele jaren hoogtij, met films die ontzettend vaak activistisch in aard zijn (alsof het enkel dat kan zijn). Deze cinema vonden we het afgelopen jaar voornamelijk intellectueel immatuur, onbezonnen en geformuleerd vanuit frustratie. Dit is contraproductief voor het willen opstarten van een dialoog die tot maatschappelijke vooruitgang zou kunnen leiden, waardoor films als deze een beperkt nut hebben. Als cinema het speelveld van morele bevraging is, dan werkt het niet wanneer een filmmaker me de zogezegde antwoorden in de oren staat te brullen. Zo word ik buitengesloten nog voor ik kan deelnemen aan het debat.

Wij zagen films over migratie die enkel het slachtoffer aan het woord lieten, maar intussen wel andere instanties ervan beschuldigden gekleurd te zijn in hun werking. We zagen feministische films waarin alle heteroseksuele mannelijke personages verkrachters bleken te zijn en de vrouw als slachtoffer een wraakmoord mocht plegen op hen. Dat het publiek waarmee we deze films zagen dit bovendien vond kunnen, verbaasde ons. We zagen een cineaste zichzelf regisseren in een hoofdrol waarbij ze met de benen wijd open ligt in de beugels van een gynaecologische stoel, met een houding die schreeuwt: als jullie hongerige wolven me willen, hier ben ik dan! Dit mag stoppen, want dergelijk vingerwijzen helpt niet. Woede is wat betreft deze thematiek al enige tijd geen gezonde voedingsbodem meer van waaruit maatschappelijke progressie kan bloeien. Het publiek verdient beter.

Met het neerpennen van bovenstaande vaststellingen voelen we duidelijk dat ons filmjaar er een was van frustratie en ontgoocheling. Het is niet al kommer en kwel, want tussen de vele afknappers vonden we een aantal films die cinema voor ons in leven hielden. Hieronder de vijf films die ons het meest aanspraken:

5) Evil Does Not Exist: Ryûsuke Hamaguchi volgt het indrukwekkende Drive My Car op met deze uitstekende film over een afgelegen wonende vader en dochter, die samen met andere dorpelingen opkomen tegen de plannen van een firma om vlakbij hun thuis een campsite te bouwen. Hamaguchi omarmt met verve de beginselen van slow cinema en presenteert een film die rust brengt, op een manier zoals het in 2021 verschenen After Yang voor elkaar kreeg.

We houden van de relevantie van onthaastingscinema en de films op de tweede en derde plaats in deze rangschikking bevinden zich in hetzelfde vaarwater. Vele kijkers haakten af bij de intentioneel dwarsliggende symbolische conclusie van Hamaguchi’s verhaal, maar die afwikkeling voegt een intrigerende laag toe aan het geheel. De Japanse filmmaker is een welgekomen stem in contemporaine cinema en we kijken uit naar wat volgt.

4) Anora: We zijn al langer fan van het Amerikaanse neorealisme van Sean Baker (The Florida Project, Red Rocket), dus we waren door het dolle heen toen hij met Anora de Gouden Palm op het Filmfestival van Cannes in de wacht sleepte. De film is een feest om te beleven, met die voor Baker typerende energie in verhaaltechniek en acteerspel. In de hoofdrol zien we een uitstekende Mikey Madison (Once Upon a Time… in Hollywood) als stripper die onbezonnen in het huwelijksbootje stapt met de zoon van een Russische oligarch. De handlangers van de steenrijke familie zetten alles op alles om het huwelijk te ontbinden.

De film is als anxiety-cinema die dicht aanleunt bij het werk van de Safdie-broers (Uncut Gems) terwijl hij ook het hart op de juiste plaats heeft: het verhaal heeft een prachtige ontknoping. Na een doldwaze eerste 40 minuten settelt de film zich in een heerlijke tocht door de stad met een aantal prikkelende personages en situaties. De in real-time gebrachte schermutseling in het huis van de oligarch laat een indruk na. Yura Borisov in de rol van Igor raakte ons diep. De film wordt getipt als favoriet voor de Oscars, maar we hopen dat hij het niet haalt. Baker is de mooiste stem in Amerikaanse independent cinema – het voelt incorrect om dergelijke bekroning van mainstream-Hollywood te krijgen. 

Here

Here

3) Here: Belgische trots Bas Devos timmert verder aan een pracht van een filmografie met deze buitengewoon relaxerende film. Het is niet dat Devos de lat hoger legt dan anderen; hij legt ze gewoon ergens anders. Zo neemt hij ons met deze film bij de hand mee naar een schouwspel van zalvende menselijke interactie, met Brussel als canvas waarop hij met brede verfstroken schildert. We krijgen een blik op een Roemeense arbeider die rondloopt in de stad met een plasticzak vol soep, die hij uitdeelt aan vrienden en kennissen.

Het vergt een open geest van de kijker om samen met de cineast de sprong te wagen in wat hij hier bekokstooft, want zijn film is atypische cinema. Er is geen sprake van een plot met een bevredigende conclusie, geen protagonist die een kentering meemaakt en ook geen hapklare moraal om mee te nemen naar huis. Het gaat hier over film als een ervaring, waarbij er zacht maar resoluut op de rem wordt gestaan. Zo schuilt de kracht van de prent in het scheppen van een rust en soelaas, waarbij tijd bijna een arbitrair gegeven lijkt. Noem het gerust een therapie.

2) Samsara: Spaanse filmmaker Lois Patiño doet iets bijzonder met zijn film en activeert het publiek op zeldzame wijze. Met Samsara brengt hij het rechtlijnige en eenvoudige verhaal van een oude vrouw die reïncarneert in een geit. Halfweg de film overlijdt de vrouw en wordt de kijker uitgenodigd om de ogen te sluiten en het eigenlijke reïncarneren mee te beleven in een uitgebreide sequens, waar de geest van de vrouw overgaat en je de rest van de film beleeft vanuit het standpunt van het dier. De beelden en de sfeer zijn fijne toonbeelden van traagheid en ontspanning, maar uiteraard zal elke kijker zich die eigenlijke overgang van de reïncarnatie onthouden. Ongeveer een kwartier lang krijgt de toeschouwer kleurvlakken en merkwaardige klankeffecten voorgeschoteld. Die kleurvlakken creëren een sensatie die je met gesloten ogen voelt.

Als communale belevenis is de film ontzettend mooi om samen met vreemden in een bioscoopzaal te mogen ervaren. De plot vergt niet de allergrootste verbeelding van de cineast om een meditatieve rust te schenken aan zijn publiek, maar dit neemt niet weg dat Samsara een bijzonder stukje cinema is. Het was een bioscoopervaring die we niet snel zullen vergeten.

1) The Zone of Interest: Tien jaar na het traumatiserende Under the Skin volgt cineast Jonathan Glazer die film op met The Zone of Interest. Toen eind januari na de voorstelling de zaallichten aangingen, wisten we al dat het moeilijk zou zijn om dit horrordrama de hoogste plaats in onze lijst af te snoepen. De narratieve insteek is eenvoudig: de film verhaalt over het reilen en zeilen in het huishouden van de familie Höss, waar de pater familias commandant is van het Auschwitz-vernietigingskamp net naast de deur. Verhaaltechnisch is er sprake van een gedurfde ingreep: van het kamp krijgen we niks te zien, maar we horen de horror op de geluidsband, steeds minder verscholen tussen de beelden van spelende kinderen in een tuin in bloei.

Op vormelijk vlak kwam er dit jaar geen film in de buurt van Glazers bevreemdende kijk op het leven van dit nazigezin. Door het gebruik van verborgen camera’s en door de thematische urgentie van de klankband creëerde hij een audiovisueel wonder van een film, met een perfecte beeldtaal. Politiek geëngageerde cinema van Jonathan Glazer is niet echt iets waarop we zaten te wachten, maar de film is wel verschroeiend effectief. Niemand brengt menselijke imperfectie op artistieke wijze tot leven als Jonathan Glazer.

 

28 december 2024

 

Terugblik 2024 deel 1 – Cor Oliemeulen: Wie ben ik?
Terugblik 2024 deel 2 – Ralph Evers: Volwassen rebellen
Terugblik 2024 deel 3 – Bob van der Sterre: Films als relaxmachine?
Terugblik 2025 deel 5 – Tim Bouwhuis: Palm, Leeuw en Beer
Terugblik 2024 deel 6 – Yordan Coban: We zijn verdoofd door geweld
Terugblik 2024 deel 7 – Hoe het ‘gewone’ leven doorging

Bird

***
recensie Bird
Een straatjochie met vleugels

door Bert Potvliege

Met haar nieuwe film, Bird, breit de Britse regisseur Andrea Arnold een volgend hoofdstuk aan een carrière-lang verhaal, waarin zij zich buigt over ontvoogding en coming of age in gemarginaliseerde milieus. De waarachtigheid van die in het leven geroepen wereld is tastbaar, maar de narratieve constructie voelt herkauwd. Dit verhaal en deze boodschap kreeg het publiek al talloze keer eerder voorgeschoteld, waardoor het potentieel van Arnolds cinema beperkt blijkt.

Twintig jaar geleden brak de cineaste door toen ze de Oscar voor beste kortfilm won met Wasp. Enkele jaren later was er dat eerste grote succes met de langspeelfilm Fish Tank, over een getroebleerd tienermeisje (tevens een van de doorbraakfilms van Michael Fassbender). Later volgde nog American Honey, een bevestiging van Arnolds talent. Dit jaar maakte ze met Bird terug furore in Cannes, ook al viel de film niet in de prijzen.

Bird

Afwezige roze tijden
Het twaalfjarige, zwarte meisje Bailey (Nykiya Adams) woont samen met haar broer en vader in een kraakpand in het Zuidoost-Engelse Kent. Het leven is er niet gemakkelijk. Haar onbezonnen en onrustige vader kondigt doodleuk aan dat hij komende zaterdag in het huwelijksbootje stapt. Haar broer verwekt een kind bij een veertienjarig meisje uit de buurt. Bailey maakt deel uit van een gang, een stoere jongensbende waarin haar jonge leeftijd en zwarte baggy kledij haar vrouwelijkheid nog verbergt. Er wordt al eens ingebroken, iemand haalt een mes boven en de tint van de toekomst blijkt niet rooskleurig.

Het verhaal schetst de week tot aan het huwelijk van haar vader, een narratieve constructie die het kader schept waarbinnen Bailey een ontluiking meemaakt. De jongedame eist met immer groeiende drang haar eigen plaats op. Doorheen het verhaal komt ze steeds vrouwelijker voor de dag, met kleurrijke kledij, het ontdekken van make-up, maar ook in het etaleren van een traditioneel aan vrouwelijkheid gelinkte zorgzaamheid. Daarnaast staat ze ook haar mannetje – een gedateerde zegswijze – wanneer de vriend van haar moeder zich agressief opstelt.

Dit opeisen van haar bestaansrecht als vrouw komt nadrukkelijker aan bod met het imaginaire personage Bird (een alweer fantastische Franz Rogowski), die Bailey verdedigt waar nodig. De magische figuur, met die speelse blik en dat balanceren op de randen van daken, is uiteraard een narratieve metafoor voor de emancipatie van de jongedame. Dat de vogel ook vrijheid representeert is een tot vervelens toe gebruikte symbolische constructie, die goedkoop smaakt om de thematiek te visualiseren.

Bird

Spelen om tot leven te komen
De sterkte van Arnold als cineaste situeert zich in het recreëren van een waarachtige setting, een wereld die door de degelijke casting van de vele bijrollen tot leven geroepen wordt. Het belang van het milieu in de film toont hoe Arnold haar verhalen over ontvoogding altijd binnen harde leefomstandigheden positioneert. Die benadering werkt in cinema, maar de meerwaarde van Bird voor de sociaal-realistische stroming in film lijkt troebel. Wat de cineaste doet, is origineel noch gewaagd.

De opgeroepen wereld mag een hoog realiteitsgehalte hebben, zonder acteurs om deze tot leven te doen komen, zou het finale werk een eind voor de finish stranden. Ronduit knap hoe Arnold de jonge actrice Nykiya Adams naar een succesvolle hoofdrol regisseert. Bird is het soort film die staat of valt met het empathisch vermogen van de kijker voor de hoofdfiguur. Arnold en Adams mogen zichzelf op de schouder kloppen voor de vlotheid waarmee ze dit voor de dag krijgen. Franz Rogowski is niet meer van onze radar weg te slaan sinds zijn glansrol in Passages. Hij lijkt elke dag meer op een Europese Joaquin Phoenix en het is een acteur met een uitstraling die van het scherm spat, zo ook in Bird. Ook de immens populaire Barry Keoghan, in de (te kleine) rol als Bailey’s vader, is een meerwaarde voor de film.

Met Bird slaagt Arnold in haar opzet, maar het verbaast dat net dit materiaal haar voldoende enthousiasmeerde om er een langspeelfilm mee te maken. De daadkracht van de film is minimaal, de bijdrage ervan in de filmografie van Arnold beperkt. De film slaagt heus wel in zijn opzet en sluit netjes aan bij haar ander werk, maar wild kan je er niet van worden. Deze bescheiden succesformule voor eeuwig herhalen, lijkt ons niet het te volgen pad voor Arnold. Misschien is het tijd om, net als Bird, haar vleugels uit te slaan.

 

26 november 2024

 

ALLE RECENSIES

Blitz

**
recensie Blitz
Het afwezige hart

door Bert Potvliege

Net als het vorig jaar verschenen Maestro, kondigt Blitz zich aan als een film die gemaakt werd om Oscars binnen te rijven: een peperdure prestigeprent van een gelauwerd cineast over een donkere periode uit de geschiedenis van de twintigste eeuw, met in de hoofdrol een wereldwijd gerespecteerde jonge actrice. Het resultaat heeft niet het verhoopte effect: Blitz is een holle bedoening, een film waarin de identiteit van de maker in geen velden of wegen te bespeuren valt.

De Britse filmmaker Steve McQueen greep van bij zijn debuut de kijker ongenadig bij het nekvel. Zijn eerste twee films, Hunger en Shame (beide met Michael Fassbender), waren nietsontziende onderzoeken naar lichamelijke ondergang. Die prenten creëerden een ongemak door een confronterende thematiek en waren met hun meedogenloze beeldvoering visueel indrukwekkend. Typerend voor McQueen waren protagonisten als zelfdestructieve martelaars, gemotiveerd door onwrikbare overtuigingen en verlangens.

Blitz

Die narratieve focus op lichamelijk lijden was aanwezig in opvolger 12 Years A Slave, maar McQueen maakte met die film een bocht richting Hollywood. Strakke beeldkaders en een harde montage werden vervangen door soepel glijdende camerabewegingen en een alomtegenwoordige score van Hans Zimmer. Het vervolg van McQueens carrière toonde nog enkele stappen weg van dat wat hem typeerde. We schrijven tien jaar na zijn prijswinnende prent over slavernij en van die oorspronkelijke McQueen blijkt volgens Blitz geen spaander meer heel. 

Zoektocht door het puin
De blitz als onderwerp leent er zich door haar dramatiek toe er een verhaal in te situeren, maar de plot over een moeder en zoon die gescheiden raken tijdens het bombardement is te hapklaar en stroperig. Tijdens die befaamde aanval op Londen van 1940-1941 stuurt jonge moeder Rita (Saoirse Ronan) haar zwarte zoon George (Elliott Heffernan) wegens het gevaar de stad uit. De jongen raakt algauw verloren tijdens de uittocht. De film zal hun beider verhaal, waarbij moeder en zoon terug op zoek gaan naar elkaar, uit de doeken doen.

McQueen mag dan wel evenzeer aandacht besteden aan de lotgevallen van Rita als aan die van George, het verhaal van de moeder is richtingloos. George beleeft nog een kleinschalig avontuur, waarbij hij onder meer uit de handen wil blijven van een roversbende. Wat Rita meemaakt, voegt weinig toe aan de film. De evidente afloop van hun herenigingsverhaal verveelt.

George is een zwart kind, een thematisch element dat tot nadenken aanzet. Aangezien McQueen zelf een zwarte man is, lijkt hij met deze ingreep te spreken over het vrijgeleide racisme in een periode van maatschappelijke instabiliteit. De opvallende bijrol van Benjamin Clementine als Ife, een zwarte soldaat die George even onder zijn hoede neemt, is een aanvulling hierop. Welk fris inzicht McQueen precies wenst mee te geven aan de kijker, blijft vaag. Dat moraliteit in tijden van oorlog naar de achtergrond verdwijnt, waardoor racisme welig kan tieren, is een vreselijk neveneffect van maatschappelijke onrust. Dit is geen les die de kijker nog moet leren in de cinema.

Blitz

Te mooi voor een eigen smoel
De grootste bekommernis bij Blitz is dat de eigenheid van McQueen als cineast volledig verdwenen lijkt, alsof de film geconstrueerd werd door een AI. Weg is de protagonist als martelaar. Weg zijn de harde beelden en visuele confrontatie. Die eerder genomen bocht richting Hollywood wordt resoluut doorgetrokken. Het resultaat is dat McQueens film wegdrijft van de filmmaker en aansluiting vindt bij het werk van de formele en beleefde cinema van Sam Mendes. Vele kijkers zullen bij Blitz moeten denken aan Mendes’ Empire Of Light, dat een soortgelijke thematiek onderzocht.

Blitz is cinema die hyperprofessioneel in elkaar zit, maar waarbij het hart afwezig blijkt te zijn. De geromantiseerde look van platgebombardeerde wijken doet denken aan heroïsche oorlogscinema van vervlogen tijden en niet op een goede manier. Oorlog is te mooi in deze film, alsof Anthony Minghella (The English Patient) in de regiestoel zat en dit het jaar 1995 was. Wanneer een bom een nachtclub treft, krijgen we de lijken te zien in de nasleep. Geen van die lijken mist ledematen of heeft een verwrongen gelaat. Ze werden enkel bedekt met stof en puin, met hooguit een straaltje bloed uit de mondhoek.

McQueens film komt in een gedateerde vorm. Een goed verteld verhaal zou dit nog kunnen toedekken, maar doordat de film twee verhaallijnen simultaan presenteert, wordt de kijker belemmerd in het volop meeleven met Rita of George. Uiteraard eindigt dit alles met een epische grandeur: moeder en zoon die in elkaars armen vallen, terwijl de camera omhoog stijgt en je de moederliefde kan gadeslaan met op de achtergrond de vernielde stad. De wijken liggen in duigen. De film ook.

 

5 november 2024

 

ALLE RECENSIES

Waarom Wettelen?

**
recensie Waarom Wettelen?
Ja, waarom eigenlijk?

door Bert Potvliege

Er gaat een gezonde argwaan gepaard met het nieuws dat een prozaschrijver een film gaat regisseren. De filmgeschiedenis biedt onderdak aan vele voorbeelden van creatievelingen die over de grenzen van hun medium heen morsen, waarbij de slotconclusie ‘schoenmaker, blijf bij je leest’ vaak op het rapport belandt. Vlaming Dimitri Verhulst, schrijver van De helaasheid der dingen, waagt zich aan het grote doek en valt door de mand met debuut Waarom Wettelen?.

Films die blijken te falen in hun opzet, kunnen ondanks de initiële teleurstelling fascinerende prenten zijn om van naderbij te bekijken. Opsporen waar films de mist ingaan, is autodidactiek van de cinefiel. Vrijwel alle onderdelen van het filmmaken in Waarom Wettelen? vertonen fouten, van een gebrekkige controle over de toon tot een niet te negeren amateurisme. Wat werkt, houdt de film drijvende, maar het is in zijn struikelen dat de film boeiend is om te evalueren. 

Waarom Wettelen?

Op sleeptouw met een lijk
Waarom Wettelen? heeft een reddende engel in de vorm van gortdroge dialogen, die het aanwezige publiek tot luid schateren zullen aanzetten. Het is een meevaller die te verwachten viel, aangezien dit onderdeel nauwst aansluiting vindt bij de achtergrond van Verhulst als auteur. De humoristische toon van de schrijver grenst aan het absurde en het is er heerlijk in wentelen. Peter Van den Begin in de hoofdrol is gelukkig een acteur die weet in wat voor soort film hij zit en als rouwende echtgenoot slaat hij de juiste komische toon. Zijn lichaamstaal – niet in het minst zijn blikken – biedt de juiste ondersteuning om de ondeugende dialogen te doen uitblinken.

Tijdens de begrafenisplechtigheid van zijn echtgenote Christine, komt een notaris weduwnaar Bas (Van den Begin) doodleuk melden dat het de laatste wens was van de overledene om begraven te worden in Wettelen. Niemand weet waarom of waar het überhaupt ligt. Een verbitterde begrafenisondernemer beweert te weten waarheen ze moeten. Met zijn afgekeurde lijkwagen neemt hij de rouwende familieleden mee op sleeptouw voor een dagenlange rouwstoet door het Vlaamse platteland, richting het onbekende Wettelen. Het mag duidelijk zijn dat we in de licht surreële, gezapige wereld van Verhulst terechtgekomen zijn.

De film roept naar zijn maker
Waarom Wettelen? is een komedie van het kolderieke soort, een film die teruggrijpt naar de eenvoudige en laagdrempelige Vlaamse cinema van eind vorige eeuw. Of dit een gevolg is van een nostalgische drang bij Verhulst of van het onvermogen om de film op maat van een hedendaags publiek te snijden, blijft in het midden. Het overgrote deel van de aandacht gaat naar grappen en grollen die verscholen zitten in de dialogen, waardoor de film de pagina en niet het beeld benadrukt. De aandacht houden op het knipogen naar een publiek met taalgrappen, toont dat de lat te laag ligt.

Waarom Wettelen?

De motivatie om film te gebruiken als medium om dit verhaal te vertellen, lijkt op weinig gestoeld. Aangezien film niet het communicatiekanaal blijkt waarmee Verhulst de meest solide affiniteit heeft, stokken een aantal van de verhoopte grappen. Visuele gags, zoals het zonnebaden op het dak van de lijkwagen, blijken vaak maar half te landen. Een woordmopje dat verwijst naar een lokale politicus – en dus enkel werkt in Verhulsts contreien – toont een ondoordacht rekening houden met het publiek.

Het onvermogen van de film om een uniform tonaal geheel te vormen, staat als een paal boven water. Vrij vroeg in de film stond het ons voor de ogen dat Verhulst niet doorheeft dat zijn eigen film schreeuwt naar hem. Terwijl de rouwende familieleden zich over de bochtrijke plattelandswegen voortslepen, krijgen we in de achtergrond een aandoenlijk geromantiseerd Vlaanderen in breedbeeld te zien. Die warme, zachte gloed van zonnige velden vloekt hard met de vaak platvloerse aard van Verhulsts dialoog, alsof het om twee films door elkaar gaat. De rouwende familie slentert door een dorpsstraat, door Verhulst aangevuld met een vlammende song van Zweedse band The Knife op de soundtrack – een onbegrijpelijke keuze en een ingreep die door de film wordt afgestoten. Andere elementen, zoals de poëtische conclusie met de danser bij het graf, slaan als een tang op een varken. Een stap achteruit zetten om de uniformiteit van zijn film te overschouwen en in te grijpen waar nodig, is een talent dat Verhulst niet in zijn arsenaal heeft.

Waarom Wettelen? is geen goede film, maar dat betekent geenszins dat er geen genot uit te halen valt. Wanneer Bas zijn familie inlicht dat ze kunnen overnachten bij de paters, merkt hij tegen de vrouwen fijntjes op dat “sommige paters in geen vijftig jaar een vrouw gezien hebben, dus probeer daar alsjeblief rekening mee te houden”. Het zijn de glooien in het gelaat van Van den Begin die het hem deden, maar wij lagen dubbel bij de zinloze aanbeveling. De schoenmaker achter de camera ongetwijfeld ook.

 

30 oktober 2024

 

ALLE RECENSIES