Pays qui se tient sage, Un

***
recensie Un pays qui se tient sage

Wie heeft het recht om geweld te gebruiken?

door Ries Jacobs

De gele hesjes domineren het nieuws allang niet meer, maar nog wel de levens van hen die tijdens demonstraties blijvend verminkt raakten. Regisseur David Dufresne stelt voormalige gele hesjes, politiemedewerkers, sociologen en andere deskundigen de vraag: was het politiegeweld destijds buitensporig?

Hoe zat het ook alweer? De beweging die de geschiedenis in zou gaan als de Gele Hesjes ontstond al in 2018 op Facebook, maar werd pas in 2019 wereldnieuws toen ontevreden Franse burgers massaal de straat opgingen. De beelden van gewelddadige gele hesjes en een bij vlagen nog gewelddadiger leger van ME’ers schokten de wereld.

Un pays qui se tient sage

Nu de rust is wedergekeerd, confronteert Dufresne voor- en tegenstanders van het politieoptreden met de beelden hiervan. We zien ME’ers die inhakken op demonstranten, mensen uit auto’s sleuren en individuen meppen die weerloos op de grond liggen. Een demonstrant provoceert de aanwezige politiemacht in de hoop hen uit de tent lokken. Natuurlijk trapt één ME’er, woest om zich heen slaand met zijn gummiknuppel, in de door de demonstrant gezette val.

Het meest confronterende beeld is een groep arrestanten, knielend met de handen op het achterhoofd. Dienders van de staat staan er smalend omheen volgens een van hen is het ‘une classe qui se tient sage’ (een klas die zich goed gedraagt).

Filosofische zwaargewichten
Tussen deze beelden door zien we slachtoffers, ooggetuigen en deskundigen die hun visie geven over wat ze zien. Dufresne plaatst alle gezichten die de kijker ziet tegen een zwarte achtergrond, stilistisch fraai en bovendien is iedereen zo gelijk. Ook geeft de regisseur de mensen in beeld geen namen of titels. We zien dus niet dat we kijken naar een geel hesje, een deskundige of een woordvoerder van de politie. Dit moet het publiek zelf uit de woorden opmaken.

Ze bediscussiëren de rol van de politie binnen de samenleving. De agent is de enige in de samenleving die geweld mag gebruik en dit recht geeft hem een grote verantwoordelijkheid. Hierbij vliegen de uitspraken van filosofen de kijker om de oren. De filosofische zwaargewichten Weber, Rousseau, Arendt en Foucault komen voorbij. De overpeinzingen over de rol van de politiemacht, hoewel soms moeilijk te volgen, vormen een goed tegenwicht tegenover het nogal masculiene geweld in de straten van Parijs en andere Franse steden.

Un pays qui se tient sage

Geen toekomst
Dufresne, als filmmaker het meest bekend van de experimentele roadmovie Prison Valley (2010), is in de rol van journalist en schrijver al even maatschappijkritisch. Volgens zijn zus is hij ‘trouw aan de idealen uit zijn jeugd’. Un pays qui se tient sage ademt dit idealisme, maar toch bekruipt het gevoel dat in deze documentaire meer had gezeten.

Een documentaire heeft, evenals een fictief verhaal, een plot nodig waarin een verhaal of een hoofdpersoon zich ontwikkelt. Deze ontwikkeling is bij Un pays qui se tient sage nauwelijks zichtbaar. De film bestaat enkel uit een orgie van politiegeweld, doorspekt met (quasi)filosofische uitspraken over de rol van de politie in een democratie. Wie de film na een uur voor lief neemt, mist inhoudelijk niets.

Waarom gaat regisseur Dufresne niet dieper in op de achtergrond van de gele hesjes? Ze worden tot bloedens toe in elkaar gemept door dienders van een staat die hen niet lijkt te representeren, een staat die meer en meer een vertegenwoordiger lijkt van de aan tradities en sociale verworven vasthoudende Franse middenklasse. De in gele hesjes gestoken marginalen, veelal laaggeschoold en zonder vast contract, worden door de staat en de middenklasse met de rug aangekeken en aan hun lot overgelaten. Het is jammer dat Dufresne deze maatschappelijk tweedeling, die zich in Frankrijk nadrukkelijker manifesteert dan in de omringende landen, nauwelijks belicht.

Deze film is vanaf 4 maart te zien op Picl en Vitamine Cineville.

 

2 maart 2021

 

ALLE RECENSIES

Perfect Candidate, The

***
recensie The Perfect Candidate

Eén zwaluw maakt geen zomer

door Cor Oliemeulen

Een vrouwelijke arts in Saudi-Arabië heeft genoeg van alle beperkingen voor vrouwen in haar islamitische land. The Perfect Candidate laat zien dat de recent verworven vrijheden nog lang niet ver genoeg gaan.

Hoewel Amnesty International zich terecht onverdroten blijft inzetten voor de hachelijke positie van vrouwenactivisten en criticasters van het koningshuis, zijn de recente veranderingen voor talrijke vrouwen in Saudi-Arabië een verademing vergeleken met de vele jaren van onderdrukking en vrijheidsbeperkingen. Sinds kort mogen vrouwen in dit islamitische land – mits respectvol en niet te progressief – ongesluierd over straat, werken in het openbaar, fietsen en zelfs autorijden. Dat laatste was voorheen verboden, want volgens religieuze geleerden zou autorijden slecht zijn voor de eierstokken.

The Perfect Candidate

Kleine vrijheden
Het is dan ook niet voor niets dat we in de openingsscène van The Perfect Candidate het hoofdpersonage, Maryam Alsafan (Mila Al-Zahrani), zien autorijden op weg naar haar werk, het ziekenhuis van een plattelandsstadje waar ze als dokter werkt. Misschien komt het juist omdat ze dokter is, wanneer ze gehuld in een traditionele zwarte nikab voor de ingang hartelijk wordt begroet door enkele werklieden. Eenmaal binnen, als de gezichtsbedekkende sluier af gaat, blijkt al snel dat niet iedereen met de tijd meegaat, getuige een oude mannelijke patiënt die absoluut niet door een vrouwelijke arts behandeld wil worden, laat staan door haar aangeraakt wil worden. Aanvankelijk lijkt het erop dat hij liever sterft.

Toen Haifaa Al-Mansour in 2012 haar debuut Wadjda, de eerste speelfilm die in zijn geheel in Saudi-Arabië was opgenomen, het levenslicht liet zien en vervolgens internationaal tientallen prijzen in ontvangst mocht nemen, waren in dat conservatieve land al heel voorzichtig wat tekenen van meer vrijheid te zien. De film gaat over het gelijknamige pubermeisje dat alles in het werk stelt om een fiets te bemachtigen, zodat ze kan meedoen aan een straatrace (met jongens). Hoewel Wadjda al een heel klein beetje ontwikkelingsperspectief voor opgroeiende meisjes leek te bieden (en de censuur over haar schouder meekeek), gingen de verworvenheden velen destijds nog lang niet ver genoeg.

Binnen onverhuld
Nu, acht jaar verder, kunnen vrouwen in Saudi-Arabië weliswaar langzaam meer vrijheden tegemoet zien, maar Al-Mansour lijkt in The Perfect Candidate tussen de regels door te benadrukken dat één zwaluw nog geen zomer maakt. Er is nog heel wat werk aan de winkel, maar misschien zijn steeds meer kleine veranderingen kansrijker dan een revolutie en kan iedereen geleidelijk aan het idee wennen dat vrouwen uiteindelijk (bijna) dezelfde rechten als mannen hebben. Zoals ook The Perfect Candidate toont, zijn veel Saudische vrouwen binnenshuis of onder elkaar heel vrij, getuige gesprekken en (vaak westerse) kledingkeuze. Zodra de alles verhullende gewaden en gezichtsbedekkingen zijn verdwenen, zien we pas hoe mooi de (meeste) vrouwen zijn.

The Perfect Candidate

Dat geldt ook voor dokter Maryam en haar twee zussen die tijdelijk alleen in het ouderlijke huis wonen nu hun moeder is overleden en hun vader, een zanger op huwelijksfeesten, met een band op tournee is. Als Maryam naar een groot dokterscongres wil reizen, blijkt dat ze niet mag vliegen omdat ze geen schriftelijke toestemming van een man kan tonen (tijdens de opname van de film moest dit nog, onlangs is deze wet afgeschaft). Haar motivatie om voor zichzelf op te komen, wordt versterkt door het feit dat de onverharde weg naar het ziekenhuis na regenval in een bijna onbegaanbare modderpoel verandert, waardoor sommige patiënten te laat op de eerste hulp arriveren.

Politieke ambities
Maryam besluit, met hulp van haar zussen, de plaatselijke politiek in te gaan, want die verharde weg moet en zal er komen. Het mag duidelijk zijn dat Maryams ambitie op de gebruikelijke weerstand stuit. Ondertussen zien we hoe haar sympathieke vader, die als artistieke man maatschappelijke progressie lijkt toe te juichen – maar zich hierover naar zijn mannelijke collega’s niet uitlaat – onderweg krijgt te maken met conservatieve krachten, zoals radicalen die dreigen hun tourbusje op te blazen omdat muziek maken volgens het geloof niet zou mogen.

In de slotscène van The Perfect Candidate mag eenieder voor zichzelf concluderen of die kleine vrijheidsstip aan de horizon voor vrouwen in Saudi-Arabië voldoende perspectief voor de toekomst biedt.

 

30 november 2020

 

ALLE RECENSIES

Phil Lynott: Songs for while I’m away

**
recensie Phil Lynott: Songs for while I’m away

Half boef, half dromer

door Alfred Bos

Documentaire die het tragisch geëindigde leven van Thin Lizzy-voorman Phil Lynott retoucheert tot portret van een romantische rockheld. Collega-muzikanten en familieleden nemen het H-woord niet in de mond.

Thin Lizzy is de beste rockgroep die het nooit heeft kunnen maken in Amerika, het beloofde land voor iedere muzikant van een zekere generatie. Tijdens hun hoogtepunt, midden jaren zeventig, was het kwartet – een blanke Ier, een zwarte Ier, een Schot en een Amerikaan – de definitie van rock. Niet hardrock, niet heavy metal en zeker niet metal. Maar rock, onverdund en zonder toevoegingen. Gitaren, branie en outsiderromantiek. Met een herkenbaar eigen geluid, de dubbele, harmoniërende gitaarlijnen.

Phil Lynott: Songs for while I’m away

Phil Lynott (1949-1986), de boomlange bassist van Iers-Nigeriaanse afkomst, was het middelpunt van de band, de leider. Hij trok de aandacht, op het podium als zanger en daarbuiten als rockgod. Hij schreef de teksten, was als co-componist betrokken bij alle liedjes, bepaalde de muzikale koers en domineerde het groepsimago. Een natuurtalent met het charisma van een gulhartige piraat. Half boef, half dromer. Of de boef uiteindelijk de dromer de das om deed, of de dromer de boef, is een vraag die de documentaire Phil Lynott: Songs for while I’m away onbeantwoord laat.

Vrijbuiters en vagebonden
De wereld maakte kennis met Thin Lizzy – vernoemd naar een strip over een vrouwelijke robot, Tin Lizzy – in het vroege voorjaar van 1973 en de hit Whiskey In The Jar. Het Ierse volksliedje werd opgenomen als grap, maar bevat met de wijsheid van achteraf meerdere elementen die de groep en haar loopbaan typeren. Het gaat over een struikrover die wordt verraden door de liefde. De folktraditional is Iers tot in het merg. En de whiskey zou in het geval van Lynott en Thin Lizzy heroïne blijken. Maar ‘there’s smack in the needle’ bekt niet zo lekker.

Lynott, zoon van een Ierse moeder en een Nigeriaanse vader, werd geboren in Londen, maar groeide op bij zijn grootouders in Dublin. Hij voelde zich Iers, identificeerde zich met de Keltische cultuur – en cowboys – was trots op zijn Ierse bloed. Een zwarte Ier was in het Dublin van de jaren vijftig en zestig een exotisch unicum.

Die rol van outsider voedde Lynotts romantische inborst. In de liedjes van Thin Lizzy wemelt het van de vrijbuiters en vagebonden, macho’s buiten de maatschappelijke orde, gebonden aan god noch gebod, gemankeerd door hun ontembare natuur of het drijfzand van de liefde. De boef was de buitenkant van Lynott, achter die façade school een verlegen dromer. De twee kwamen samen in zijn songteksten, die meer persoonlijk getint waren dan het publiek destijds kon vermoeden.

Phil Lynott: Songs for while I’m away

Geretoucheerd portret
Romantiek en roem kunnen een fatale cocktail zijn, zeker wanneer ze samenkomen in een heroïnespuit. Got To Give It Up stelde Lynott in het gelijknamige nummer van het album Black Rose uit 1979. Op die plaat bezingt hij ook Sara, de eerste dochter uit de relatie met zijn latere echtgenote Caroline Crowther (Cathleen, zijn tweede dochter, kreeg haar nummer op zijn tweede soloplaat). Zijn stem werd minder; op het laatste Thin Lizzy-album, Thunder And Lightning uit 1983, met onder andere Cold Sweat, klinkt hij schor en verstopt.

De Amerikaanse doorbraak is er nooit gekomen en niet alleen door botte pech. De eerste tournee door de States werd voortijdig afgebroken omdat Lynott hepatitis had opgelopen (vervuilde naald). De tweede moest worden uitgesteld omdat gitarist Brian Robertson zijn hand had verwond in een ontaarde ruzie. Halverwege de derde Amerikaanse tournee vertrok gitarist Gary Moore (hij was het heroïnegebruik van Lynott en gitarist Scott Gorham beu) en trok de Amerikaanse platenmaatschappij zijn handen van de groep.

Het woord heroïne valt niet in Phil Lynott: Songs for while I’m away. Het is een geretoucheerd portret van een complex talent, met bijdragen van oud-collega’s (eerste Lizzy-gitarist Eric Bell, Scott Gorham, maar geen Brian Robertson), muzikanten (U2-bassist Adam Clayton, Midge Ure, Metallica’s James Hetfield, Suzy Quatro) en familie (zijn vrouw en dochters, moeder Philomena ontbreekt). Dat hij ten onder ging aan zijn imago is een romantisch cliché en een uitgekauwde smoes die de mythe rond Lynotts persoon – en persona – in stand houdt. Deze ‘definitieve’ docu is gelikt, ook qua presentatie. Op YouTube zijn oudere en betere documentaires te vinden.

Phil Lynott: Songs for while I’m away is op 27 oktober in deze bioscopen te zien. Op 23 oktober is de 6CD+DVD Rock Legends verschenen, met demo’s, liveopnames, radiosessies, single edits en de BBC-documentaire Bad Reputation uit 2015.

 

23 oktober 2020

 

ALLE RECENSIES

Painted Bird, The

*
recensie The Painted Bird

Groteske geweldsorgie

door Michel Rensen

The Painted Bird schetst een verdorven, gewelddadige samenleving waarin de holocaust onvermijdelijk lijkt. Bij de opeenstapeling van grotesk geweld verstomt enige vorm van gevoel of reflectie.

Gehijg. Met zijn huisdier in de hand probeert het Joodse jongetje Joska aan zijn belagers te ontkomen, maar zijn leeftijdsgenoten zijn hem te slim af. Nadat hij tegen de grond gewerkt wordt, gieten zijn belagers een brandbare vloeistof over het dier heen voor ze het levend verbranden. De openingsscène zet de toon voor de rest van de film. De gruwelijke dood van het beestje zal snel overstemd worden door nog veel ergere geweldsuitbarstingen.

The Painted Bird

Joska blijkt op weg te zijn naar zijn tante, waar zijn ouders hem uit voorzorg naar toe hebben gestuurd. Wanneer zijn tante snel overlijdt en Joska per ongeluk de hele boerderij in de fik zet, staat hij er helemaal alleen voor. De weg terug naar huis zoekend, struikelt hij van de ene in de andere nare situatie. Van dorpelingen die hem met alle vooroordelen proberen te verdrijven tot religieuze fanatici en seksueel verdorven vrouwen. En dan liggen ook het Duitse en het Russische leger telkens op de loer.

Wereld vol geweld
De lang aanhoudende, zwart-witcinematografie is een wonder voor het oog, maar ook het geweld wordt met dezelfde schoonheid vastgelegd. De film is een kruisbestuiving tussen Tarkovski’s Ivan’s Childhood, waar ook een kind in zwart-wit door oorlogsgebied trekt, en de rauwe anti-oorlogsfilm Come and See, wiens hoofdrolspeler Aleksey Kravchenko in deze film een Russische officier speelt. The Painted Bird mist echter de filosofische reflecties die van deze twee voorgangers tijdloze meesterwerken maken.

Wanneer Udo Kier uit jaloezie de ogen van een man uit zijn oogkassen lepelt, omdat hij naar zijn vrouw zou hebben geloerd, begin je je af te vragen wat deze film probeert te zeggen. Is de film een kritiek op de geweld verheerlijkende samenleving waar de holocaust uit voortkwam? Of is de film net zo hard aan het genieten van zijn geweldsfantasieën als je van een slasherfilm zou verwachten? De film blijft vasthouden aan een realistische verfilming, terwijl de geweldsuitspattingen dusdanig overdreven worden dat ze niet binnen een realistisch kader te vatten zijn. De opeenstapeling van exploitatief, grotesk geweld verstomt het relatief gematigde, antisemitische geweld van de Duitse soldaten. Noch als kritiek, noch als emotioneel beladen film weet The Painted Bird te raken.

The Painted Bird

Historisch besef
Het wrange aan deze film is dat het iets oprechts lijkt te willen zeggen over de samenleving in Europa waar de holocaust kon gebeuren, maar de film presenteert een wereld die zo doorgrond is van geweld dat er geen onderscheid is tussen verschillende vormen van geweld. Het verbranden van een dier door tieners, het verblinden uit jaloezie en de moorden van nazi’s zijn allemaal het gevolg van deze verdorven samenleving.

Hierdoor trekt The Painted Bird de holocaust los van zijn context. De Tweede Wereldoorlog en al zijn uitspattingen zijn slechts het onoverkomelijke gevolg van deze gewelddadige wereld en niet een gerichte genocide opgezweept door nationalisme, antisemitisme en vreemdelingenhaat. Dat The Painted Bird zo blind is voor de politieke context is niet alleen zorgwekkend, maar toont vooral een heel groot gebrek aan historisch besef.

 

13 oktober 2020

 

ALLE RECENSIES

Promare

**
recensie Promare

Trailer van zichzelf

door Sjoerd van Wijk

Als een twee uur durende trailer zweept de anime Promare continu op. De actie verhit de gemoederen met een dans van figuren in abstract landschap. Wat er voor hen op het spel staat, doet er niet toe.

Na een roerige dertig jaar waarin mensen spontaan ontvlamden, krabbelt de wereld weer op dankzij totalitair beleid. Nog steeds ontbranden mensen, maar gelukkig staat een zorgvuldig gemêleerd reddingsteam met onder andere het haantje Galo Thymos paraat om te blussen. Na die mysterieuze tijd bestaan er nu de Burnish, mensen die kracht halen uit vuur en als verstotelingen door het leven gaan. Galo kan niet lang genieten van zijn heldenstatus nadat hij de leider van vermoedelijke Burnish-terroristen Lio Fotia verslaat tot blijdschap van gouverneur en mentor Kray Foresight. Er ontspint zich een sinister complot, te allen tijde geduid door expositiedialoog waarin Kray als een hedendaagse miljardair een Ark van Noach voor de ruimte bouwt. Alleen tegenpolen Galo en Lio kunnen dat door samenwerking stoppen.

Promare

Bombast
Met een been staat de film ferm in de traditie van de mecha, Japanse animatie waar robotica het hoofdthema vormt in een sciencefictionomgeving. Personages transformeren hun vaartuigen met speels gemak in de meest fantastische vormen die recht doen aan het idee dat geavanceerde technologie niet van magie is te onderscheiden. De een drukt als een gek op knopjes om te besturen, de ander lijkt weer een fusie van mens en machine, terwijl brandwonden schitteren door afwezigheid te midden van al het vuur.

Ondertussen herinneren ze elkaar brullend aan het plot zodat men deze niet vergeet in alle bombarie. Ondanks deze eindeloze expositie blijft de situatie warrig. De premisse hangt van mitsen en maren aan elkaar zoals een Your Name (2016) waarbij ad hoc uitleg te pas en te onpas vreemde wendingen rechtpraat. Daarmee schetst Promare een onuitsprekelijke wereld waar logica dikwijls plaatsmaakt voor bombast op Akira-achtige surreële wijze.

Opzwepende abstractie
Alle kort aangestipte politieke thema’s ten spijt draait de queeste van Galo en Lio vooral om vele robbertjes vechten. Er is maar weinig tijd om de wereld te redden. Het dystopische Promepolis als decor lijkt een blokkendoos waar buiten een pizzatent om weinig gezelligheid bestaat. De geometrie raast op de achtergrond als een wervelwind in de actiescènes die daardoor louter mens-machine tegen mens-machine zijn. Zulke opzwepende abstractie brengt de sensatie van het gevecht over.

Promare

Technologische foefjes en opengesperde monden knallen terwijl de basisfiguren om hen heen verder vervagen. Het is alsof Walter Ruttmann’s Lichtspiel Opus uit de jaren 1920 is afgestoft en op anderhalve snelheid wordt afgespeeld. In zo’n pure ideeënwereld slaat het rondvliegende ijs en vuur van de personages een deuk. Daarmee vat Promare treffend de urgentie om met tunnelvisie recht op het doel af te stevenen in de mist van de strijd.

Zelfpromotie
Constante hoogspanning luidt het devies. De film knippert in de montage van hot naar her om geen moment suprême te missen. Met een videogame-sequentie stevenen Galo en Lio af op het laatste eindbaasgevecht. Promare smijt ondertussen elk personage in het gezicht met een aankondiging alsof het een Yu-Gi-Oh!-kaart betreft om in je deck te stoppen. Japanse popmuziek omlijst de actie. De pakkende deuntjes maken het tot een soort demonstratie van de technologische mogelijkheden van de 3D-computergraphics.

Gepaard met de opeenvolging van extatische momenten komt de film daarom over als een grote trailer van zichzelf. Een schoolvoorbeeld van filosoof Theodor Adorno’s punt hoe de cultuurindustrie zichzelf promoot via haar producten. De unique sellingpoint van Promare is echter niet meer dan snel vervlogen extase dankzij de bijzondere animatietechniek.

 

17 augustus 2020

 

ALLE RECENSIES

Pinocchio

***
recensie Pinocchio

Van marionet tot vrije geest

door Cor Oliemeulen

Als je braaf, eerlijk en aardig bent, word je op een dag een echte jongen. Pinocchio van Matteo Garrone is veel meer dan deze voorspelling van de blauwe fee. Het dramatische fantasieverhaal kent vele lagen en ziet er bovendien oogstrelend en verzorgd uit. Toch mist deze met liefde gemaakte film een ziel, net als de houten pop zelf.

De Italiaanse regisseur Matteo Garrone brak in 2008 door met de maffiafilm Gomorra en excelleerde tien jaar later opnieuw met een goedzak tussen crimineel gespuis in Dogman. Wat bezielt de maker van bejubelde misdaaddrama’s om een klassiek kinderverhaal te verfilmen? Een eeuwige fascinatie, aldus Garrone, die al op zijn zesde een stripverhaaltje over Pinocchio tekende en opgroeide met een tv-serie over de houten pop. Die onweerstaanbare charme leidde in 2015 tot zijn verfilming van drie fabels in Tale of Tales en mondt nu uit in een portret van zijn kinderheld. Verwacht geen deugdzame aanpak als in de animatieklassieker van Disney uit 1940, maar een fantasieavontuur met rauwe randjes.

Pinocchio

Verleidingen
Van de talrijke filmbewerkingen blijft Garrone misschien wel het dichtst bij het originele verhaal van Carlo Collodi, Le avventure di Pinocchio uit 1883. Het gegeven is genoegzaam bekend. Ambachtsman Gepetto – gespeeld door een opvallend ingetogen, maar immer expressieve Roberto Benigni (ooit zelf Pinokkio in zijn familiefilm uit 2002) – snijdt een pop uit een stuk hout. Wanneer de pop ineens begint te bewegen en te praten, noemt Gepetto hem Pinocchio en schreeuwt hij van de daken dat hij een zoon heeft gekregen. Terwijl vader het beste met zijn zoon voorheeft en hem naar school brengt, valt Pinocchio (Federico Lelapi) ten prooi aan de ene na de andere verleiding.

Zo bezoekt hij stiekem een rondreizend poppentheater, waar hij vervolgens gevangen wordt genomen, ontmoet hij de Vos en de Kat die hem geld afhandig proberen te maken en wordt hij samen met een karrenvracht andere kinderen naar een speeleiland gelokt, waar hij in een ezel wordt betoverd. Pinocchio’s (soms wel heel lange) zoektocht naar zijn vader, die op zijn beurt Pinocchio zoekt, leidt tot het binnenste van een walvis. Maar zoals dat gaat in sprookjes komt alles gelukkig op zijn pootjes terecht.

Pinocchio

Moraal
Dat brengt ons bij de vraag of Garrone’s Pinocchio een kinderfilm is. Ja, dat klopt, hoewel deze versie een aantal grimmige en duistere elementen kent. Uiteraard krijgt het houten jochie een lange neus als hij jokt, maar het is misschien wel even schrikken als Pinocchio aan een boom wordt opgehangen. In het boek gebeurt dat omdat hij wordt gestraft voor zijn fouten, in deze film gebeurt dat vooral omdat de Vos en de Kat definitief met hun slachtoffertje willen afrekenen. Overigens zal Pinocchio later in het verhaal in figuurlijke zin een lange neus naar zijn belagers trekken.

Volwassenen hebben ongetwijfeld meer oog voor de satire, zoals in de scène als Pinocchio aan een rechter, de Aap, wordt voorgeleid. Als de verdachte zegt dat hij onschuldig is, wordt hij veroordeeld tot de gevangenis, echter nadat Pinocchio zegt dat hij heel veel slechte dingen heeft gedaan, wordt hij onmiddellijk vrijgesproken. Misdaad loont dus in de wereld waarin de originele Pinocchio opgroeit.

Zoals dat gaat in fabels, waarin elk dier een typisch menselijke eigenschap etaleert, zijn de personages in de Pinocchio van Garrone aan de vlakke kant omdat ze slechts ten dienste van de moraal staan. Ook met Pinocchio zelf valt moeilijk te vereenzelvigen, hoewel zijn sarcasme over de stijve heersende zeden als een verademing voelt. De brutale en eigenwijze houten pop fungeert nu eenmaal als een naïeve creatie die door schade en schande moet zien wijs te worden om zich, eenmaal bevrijd van zijn lichamelijke en geestelijke beperkingen, als een voorbeeldig kind in de uitnodigende armen van zijn sympathieke schepper te kunnen storten. Niet als een marionet van anderen, maar als een zelfstandige vrije geest.

 

18 juli 2020

 

ALLE RECENSIES

Picciridda

****
recensie Picciridda

Italiaans meesterwerk over schokkend familierelaas

door Cor Oliemeulen

Het is wonderlijk hoe een filmdrama met een relatief onbekende cast en crew een van de hoogtepunten van het jaar oplevert. Picciridda van debuterend regisseur Paolo Licata is gemaakt in de beste Italiaanse filmtraditie en weet thema’s als het gemis van dierbaren en het onderdrukken van vrouwen te verweven in een nostalgische familiegeschiedenis met een schokkend geheim.

“Als je tante Pina nog één keer begroet, hak ik je handen eraf”, zegt oma Maria tegen Lucia. De elfjarige kleindochter begrijpt er niets van, want zowel haar tante, haar man als hun lieve, emotionele dochter Cettina lijken haar niet onaardig. Pas veel later zullen we ontdekken of het terecht is dat Lucia maar beter uit de buurt van die tak van de familie kan blijven of dat haar grootmoeder jammerlijk wegkwijnt door onnodige frustraties of misverstanden.

Picciridda

Kleindochter versus oma
Het verhaal van Picciridda (zoals kleine meisjes op Sicilië worden genoemd) is gebaseerd op de gelijknamige roman van Catena Fiorello, die ook meeschreef aan het filmscenario. Tijdens de economische depressie van eind jaren vijftig, begin jaren zestig worden veel kinderen aan hun grootouders toevertrouwd zodat hun ouders kunnen emigreren om in een ander land een beter bestaan te kunnen opbouwen. Lucia’s vader en moeder verlaten het vissersdorp en vertrekken met haar broertje naar Frankrijk en beloven voor de kerst terug te keren, maar dat gaat niet gebeuren. Pas als Lucia haar school heeft afgemaakt en haar ouders het wat ruimer hebben, mag ze ook naar Frankrijk komen, zo is het plan.

Lucia krijgt te maken met een strenge oma, die er geen geheim van maakt dat ze niet zit te wachten op de zorg voor een kleinkind, maar desalniettemin blijkt ze ook wel haar olijke en goede kanten te hebben. Zo blijkt “Donna” Maria zeer geliefd en gewild om overleden dorpsgenoten mooi op te baren. Ook op school maakt Lucia moeilijk aansluiting, omdat iedereen wel wat denkt te weten van haar familiegeheim. Ze sluit vriendschap met een zwarte kip, en later met een klasgenootje, doolt rond op het strand en wordt verdrietig als ze daar in gedachten haar gezinsleden ziet. Ingegeven door alle omstandigheden probeert Lucia de wereld van de volwassenen te begrijpen en vindt ze langzaam een kompas om haar lijden te verlichten.

Picciridda

Onvermijdelijke wreedheid
De couleur locale, de cinematografie, de soms hartverscheurende nostalgie, de muziek, de emotionele cultuur en de standvastige regie maken van Picciridda een schaars nieuw hoogtepunt van de Italiaanse cinema waarnaar de filmliefhebber voortdurend reikhalzend uitkijkt. De relatief onbekende cast werkt uitermate geloofwaardig, met de talentvolle nieuweling Marta Castilgia als Lucia en de fantastische Lucia Sardo (die herinneringen oproept aan de Italiaanse acteergrootheid Anna Magnani) als Maria die de kijker moeiteloos meenemen in het zorgvuldig opgebouwde familierelaas.

Het filmdrama wordt mooi en functioneel afgerond met een soort van epiloog waarin de hoofdpersoon terugblikt op haar jeugdjaren waarin zij was overgeleverd aan de zorg van haar grootmoeder en de tragedie die zich heeft afgespeeld. Net als bijvoorbeeld in de Italiaanse filmklassieker Nuovo Cinema Paradiso (1988) van Giuseppe Tornatore wordt het hoofdpersonage bij terugkomst geconfronteerd met het verleden en vindt Lucia antwoorden op vragen en gevoelens die altijd zijn blijven knagen. Ook de kijker begrijpt dan pas goed de relaties tussen de personages en de onvermijdelijke wreedheid van bepaalde keuzes die haar familieleden toen maakten.

 

14 juli 2020

 

ALLE RECENSIES

Plus belles années d’une vie, Les

****
recensie Les plus belles années d’une vie 

Romance, reünie en race

door Cor Oliemeulen

Vijftig jaar na hun romance bezoekt Anne haar toenmalige geliefde Jean-Louis in een luxueus verzorgingstehuis. De voormalige autocoureur, die licht dementerend is, herkent haar pas als zij zegt wie zij is. Het wordt een rendez-vous vol emoties en dierbare herinneringen.

Les plus belles années d’une vie (de mooiste jaren van een leven) grijpt terug op Un homme et une femme (de 4K-restauratie krijgt tegelijkertijd een Nederlandse première) dat Claude Lelouch in 1966 maakte met dezelfde hoofdrolspelers, Anouk Aimée en Jean-Louis Trintignant. Hoewel er twintig jaar later een vervolgfilm kwam, gebruikt de Franse regisseur beelden uit de eerste film, zodat we een goed idee krijgen van hoe innig het koppel toen was. Destijds was de poëtische manier van het uiten van dergelijke liefdevolle woorden, blikken en aanrakingen ongekend en werd het romantische drama een groot succes bij zowel publiek als critici. Echter de snelheidsduivel Jean-Louis bleek een womanizer, dus hun romance was geen lang leven beschoren.

Les plus belles années d'une vie

Realtime
De hernieuwde kennismaking is door Claude Lelouch vastgelegd in een realtime scène van 19 minuten, waarin voornamelijk bij Anne flarden van oude gevoelens terugkeren en waarmee Aimée en Trintignant (beiden eind tachtig) middels subtiele gezichtsuitdrukkingen en gebaren moeiteloos hun glorieuze status in de Franse cinema bevestigen. De ontmoeting is tragisch en lijkt zinloos, maar is tegelijkertijd charmant en levendig. Er zijn korte grappige en spontane momenten, hoewel Lelouch het duo zoveel mogelijk zijn script wilde laten volgen.

Deze wonderschone, ontroerende eerste rendez-vous zal uitmonden in bezoekjes aan plaatsen die ze vroeger samen bezochten. Uiteraard is Jean-Louis niet meer de grillige autocoureur die hij was, maar zijn rijgedrag is nog opvallend genoeg om door de politie aan de kant van de weg te worden gezet. De gesprekken tussen Anne en Jean-Louis verlopen moeizaam door de geestesgesteldheid van de laatste. Door flashbacks uit Un homme et une femme zien we dat het hotel en de boulevard nauwelijks zijn veranderd. Hoewel Jean-Louis voldoende genegenheid toont, is het duidelijk dat vooral Anne wat krassen op haar ziel heeft, maar desondanks voelt ze zich dankbaar en gelukkig.

Reünie
Saillant detail van Les plus belles années d’une vie is dat ook Anne’s dochter en Jean-Louis’ zoon (die Anne heeft opgezocht omdat zijn vader enkel nog zou opleven door herinneringen aan hun oude liefde) worden gespeeld door de zelfde actrice en acteur. Ook filmcomponist Francis Lai is weer van de partij om de reünie ingetogen stemmig te begeleiden. De sfeer is bijna hoopvol, vol joie de vivre en de dood is ver weg. En zo kabbelt de film wat voort tot de grandioze finale die in feite weinig met het verhaal heeft te maken.

Het betreft een flashback, niet uit Un homme et une femme maar uit C’était un Rendez-vous (1976). Lelouch had na zijn recente opnamen van Si C’était à Refaire met Catherine Deneuve een stuk filmband over en besloot spontaan om met een snelle auto ’s morgens in alle vroegte door het centrum van Parijs te scheuren. Hoewel hij iemand met een walkietalkie (die niet bleek te werken) op het eind van een tunnel had laten posteren, kruipt Lelouch meerdere malen (achttien keer door rood licht) door het oog van de naald en bereikt hij snelheden van bijna 200 kilometer per uur. De regisseur zou zich hebben laten inspireren door Steve McQueen in Bullitt (1968).

Bloedstollende autorace
Het is waarschijnlijk de mooiste, meest bloedstollende en realistische autorace die je ooit op het witte doek hebt gezien. Het is één take van 9 minuten en Lelouch reed in een Mercedes-Benz 450SEL en gebruikte het geluid van een Ferrari 275 GTB. Hij zei aanvankelijk tegen een politieman dat een Formule 1-coureur achter het stuur had gezeten, maar nadien vertelde hij dat hij een date had en dat je een vrouw nooit moet laten wachten. Zijn actie was volstrekt onverantwoord, zoals hij volmondig zou toegeven. Wonder boven wonder vallen er geen doden of gewonden. Maar als je terugkijkt, realiseer je dat Les plus belles années d’une vie vanwege die capriolen net zo goed nooit zou zijn gemaakt.
Drie sterren voor de film, één ster extra door de krankzinnige finale.

 

30 juni 2020

 

ALLE RECENSIES

Proxima

***
recensie Proxima

Het aardse loslaten

door Michel Rensen

Sarah Loreau bereidt zich vol ambitie voor op haar droom: een jarenlange ruimtemissie. Tegelijk worstelt ze om het aardse, en haar dochter, los te laten. Is deze missie dat gemis wel waard?

Een vrouwelijke astronaut zien we niet al te vaak op het grote scherm. Dat is wat schrijver/regisseur Alice Winocour gedacht moest hebben toen ze met het idee voor Proxima kwam. Eva Green speelt de rol van Sarah Loreau, een alleenstaande moeder en ambitieuze astronaut die zich klaarmaakt om als voorbereidende missie naar Mars een jaar lang in de ruimte te leven. Hoewel ze haar hele leven, en dat van haar dochter Stella, voorbereid heeft op haar droommissie, blijkt de ontkoppeling met het aardse lastiger dan gedacht.

Proxima

Emotionele worsteling
Eva Green schittert in de rol van de introverte astronaut. Met een zeer indringende acteerprestatie weet zij haar gevoelens sterk naar voren te brengen ondanks een script dat aan alle kanten rammelt. De dialogen zijn zeer minimalistisch geschreven en vooral functioneel. Daarmee voelen de personages nauwelijks als mensen, maar vooral als archetypes van een mannenwereld waarin Sarah eenzaam ronddwaalt. Alleen in de relatie tussen de astronaut en haar dochter Stella is menselijkheid te vinden. De andere relaties en personages voelen klinisch en kil aan. Door de stuntelige dialogen voelt deze kilheid echter nooit als een scherpe kritiek op die wereld, maar enkel als het gevolg van de filmische constructie.

Het drama leunt volledig op het verlangen van Sarah dichtbij haar dochter te zijn terwijl haar werk dat niet toestaat. Thomas (Lars Eidinger), haar ex-man en vader van Stella, werkt in hetzelfde vakgebied en snapt Sarahs ambities volledig. Zonder morren neemt hij de voogdij over hun dochter over. Sarah reist ter voorbereiding naar het afgelegen Kazachstan (waar in een al bestaande trainingsfaciliteit is geschoten). Hier bereidt ze niet alleen de missie voor, maar wordt ze ook psychologisch geholpen om de afstand met haar dochter te accepteren. De film weet de relatie tussen de twee sterk invoelbaar te maken. Zowel de wispelturigheid van Stella en de diepe melancholie van Sarah worden in ontroerende telefoongesprekken, overdenkingen en gesprekken met haar psycholoog (Sandra Hüller) verteld.

Afwezige drijfveer
“Wat drijft jou?”, vraagt mede-astronaut Mike Shannon (Matt Dillon) vlak na hun eerste ontmoeting. Tegenover het verlangen naar haar dochter staat een enorme ambitie en verlangen voor haar vak. Die ambitie blijkt haar Sarahs enorme doorzettingsvermogen, maar haar onderliggende motivatie krijgen we helaas nauwelijks mee. Sarah beschrijft kort dat ze als kind al astronaut wilde worden, maar verder dan die altijd aanwezige drijfveer komen we niet. We moeten vooral vertrouwen op haar doorzettingsvermogen, maar krijgen nergens een moment waar de liefde voor haar vak net zo invoelbaar is als de liefde voor haar dochter. Die afwezigheid staat in scherp contrast met het intense verlangen van Sarah om bij haar dochter te zijn. Aan het eind van de film vraag je je vooral af of de ruimtemissie het gemis wel waard is.

Seksisme
Hoewel er in sciencefiction talloze voorbeelden van vrouwelijke ruimtereizigers zijn, is het aantal vrouwelijke astronauten in een meer realistische setting op een hand te tellen. Proxima steekt zijn eigen missie om hierin verandering te brengen niet onder stoelen of banken. Wanneer Sarah bij de start van de missie de menigte toespreekt over hoe haar moeder haar droom om astronaut steeds wegzette als iets dat ‘niet voor vrouwen’ was, snijdt de film naar een close-up van Stella.

Proxima

Ook legt de film sterk nadruk op het seksisme waarmee Sarah in het trainingscomplex te maken krijgt. Vooral Mike Shannon speelt daarin een prominente rol door steeds seksistische ‘grapjes’ te maken en Sarah vlak na haar aankomst direct voorstelt dat zij een lichter trainingsprogramma moet volgen. Ook de continue dreiging van de mannelijke vervanger en de vrouwen in het trainingscomplex met vooral een verzorgende rol leggen de achterstand van vrouwen in deze wereld bloot.

Rolmodel
Helaas is Mike Shannon voor het merendeel van de film niets meer dan een seksistische karikatuur, waardoor zijn woorden nooit realistisch aanvoelen. Het artificieel gestuntel van de dialogen zit in de weg van de scherpe kritiek die de film had kunnen leveren. Dat de astronautenwereld (of beter: de natuurwetenschappen in het algemeen) een mannenwereld is, zal niemand vreemd zijn, maar Proxima weet hierin weinig diepte aan te brengen. Vroeg in de film discussieert Sarah met Thomas over zijn gebrekkige rol als vader, maar in de volgende scène neemt hij zonder enige twijfel de voogdij over hun kind over zodat Sarah haar ambities kan najagen.

De feministische kritiek blijft te vaak op de oppervlakte, waarbij opzichtige observaties het drama verstoren. Het onderliggende drama en de gecreëerde wereld zouden sterk genoeg moeten zijn om Sarah als rolmodel neer te zetten, maar de afwezigheid van haar passie voor haar vak zit dit in de weg. De foto’s van echte astronauten (en moeders) in de credits doen vooral verlangen naar hún verhalen.

 

8 juni 2020

 

ALLE RECENSIES

Planet of the Humans

****
recensie Planet of the Humans

Met de neus op de feiten

door Sjoerd van Wijk

Planet of the Humans drukt met de neus op de feiten. Dit vlammende exposé toont hoe zonne-, wind- en biomassa-energie valse hoop bieden om een duurzame wereld te creëren. De documentaire agiteert met een oncomfortabele waarheid dat het klimaat geen probleem met oplossingen is, maar een regelrechte catastrofe. 

Een van de grote mysteries van deze tijd is dat groene bewegingen het gebruik van zonnepanelen en windmolens propageren. Daar moet een hele hoop marketing van fabrikanten achter hebben gezeten, zo doet ook Planet of the Humans vermoeden. Regisseur Jeffrey Gibbs gaat op onderzoek uit en ziet hoe zogenaamd hernieuwbare energie afhankelijk is van fossiele brandstoffen en net zo goed voor milieuvervuiling zorgt. Achter alle investeringen staan vooral megacorporaties en rijke durfkapitalisten die en passant ook aan elke relevante milieubeweging hebben gedoneerd. Zo spannen zij het potentieel revolutionaire gedachtegoed van die bewegingen voor hun eigen karretje, iets om in het achterhoofd te houden bij de hype rondom de Green New Deal.

Planet of the Humans

Klimaat concreet
Normaliter is Gibbs de producent van documentairemaker Michael Moore, dit keer zijn de rollen omgedraaid. Hij prikt recht door zijn raap door de illusie van zonne-, wind- en biomassa-energie heen met monotone voice-over. Schaapachtig lachen directeurs voordat ze weglopen nadat Gibbs vraagt waar de stroom van een elektrische auto vandaan komt. Ritjes naar een woestijn vol zonnepanelen over de houdbaarheidsdatum of een biomassacentrale waar bomen aan de lopende band in de fik gaan, zeggen waar het op staat, ‘hernieuwbaar’ is ook gewoon ecologische destructie. Boze bewakers jagen de filmploeg weg, alsof dit een geheim is.

Het debat over het klimaat verzandt vaak in een abstract verhaal over emissiereductie, maar Gibbs slaagt er in om de onoplosbaarheid van de catastrofe concreet te maken. Met het directe tonen van de schadelijke gevolgen van bijvoorbeeld zonnepaneelproductie komt dit over als een poging groenen hardhandig uit de hernieuwbare droom wakker te schudden.

Oppepper
Dat gebeurt met een dosis ironie. Gibbs hakt als een recalcitrante punker in op de illusies. Rap gaat het heen en weer tussen hoogdravende speeches van een durfkapitalist of milieugoeroe en het resultaat van hun initiatief, omvallende bomen of meren vol blubber. Nonchalante deuntjes begeleiden montages van ecocide wat extra het bloed onder de nagels vandaan haalt. Enigszins smalend predikt Gibbs tegen het einde een cliché-boodschap over minder spullen willen, om vervolgens het laatste optimisme de kop in te drukken met hartverscheurende beelden van een in chemicaliën gedrenkte orang-oetan.

Planet of the Humans

Dat agiteert. In het opruien zit een diepe teleurstelling in de groene beweging, die niet gevrijwaard blijft van Gibbs’ spot. Tegelijkertijd pept de onderliggende woede, een veelvoorkomende emotie bij klimaatangst, op. Zoveel vernietiging zien terwijl hypocriete groenen joelen op een festival gerund op zonne-energie (Gibbs vindt echter de dieselgenerator) laat kriebelen om een effectievere vuist te maken.

Open agenda
Hoe precies laat Gibbs in het midden. Over de oorzaak is het opgeroepen contingent experts in Planet of the Humans eensgezind: overconsumptie en overbevolking. Zolang men deze olifant in de kamer niet erkent, gaat het van kwaad tot erger met een Vierde Industriële Revolutie van ‘hernieuwbare’ energie in plaats van de nodige de-industrialisering. Maar zoals Ted Kaczynski al dertig jaar geleden opmerkte, zijn de consequenties van de Industriële Revolutie een ramp voor het menselijk ras gebleken.

Gibbs hamert door over de olifant en de schijnoplossing van zogenaamd hernieuwbare energie. Zijn agenda schreeuwt luid en duidelijk, waar hij af en toe drogredeneringen niet schuwt zoals schuld door associatie. Hij speelt ongelijk op de man gegeven de buitenproportionele aandacht voor activist Bill McKibben. En zijn recalcitrantie zal de factcheckers in het verkeerde keelgat schieten. De kernboodschap blijft echter overeind. Deze samenleving kan niet zonder fossiele brandstoffen en voor de klimaatcatastrofe is geen magische oplossing.

Sociale horzel
Deze agitprop voelt met haar ironische montages in de verte als een Russische film uit de jaren 1920. Maar waar een Battleship Potemkin vooral bekrompen goed en slecht scheidt door middel van vlees met maden, werkt Planet of the Humans eerder bevrijdend. Het idee aan de basis drukt met de neus op oncomfortabele feiten. Gibbs is zo bezien een sociale horzel die bubbels doorprikt. De onvermijdelijke catastrofe onder ogen komen, vergt initieel moed, maar daagt uit nieuwe betekenis aan het leven te geven. Dat dit euforisch kan werken, bewijst bijvoorbeeld Enter Shikari met hun onlangs verschenen album Nothing Is True & Everything Is Possible.

Veiligheid zoeken in randzaken die Gibbs fout zou hebben, houdt de illusie in stand. Het is ook voor groenen moeilijk toe te geven dat het huidige materieel comfortabele leven niet door kan gaan. Belangrijker nog is dat de agitatie die de film oproept, uitnodigt om het begrip duurzaamheid opnieuw vorm te geven. Planet of the Humans is een tijdige waarschuwing niet in het sprookje van een energietransitie te geloven maar een nieuw sprookje te maken.

Planet of the Human is gratis te zien op YouTube.

 

27 april 2020

 

ALLE RECENSIES