Jackie

***

recensie Jackie

Natalie Portman doet teveel haar best

door Cor Oliemeulen

Jacqueline Kennedy was een van de meest gefotografeerde en bewonderde vrouwen van de twintigste eeuw, maar veel wisten we nog niet van haar. Natalie Portman kruipt in de huid van de First Lady, maar is teveel bezig met accent en gebaartjes om geheel geloofwaardig te zijn.

Een paar jaar geleden reconstrueerde Peter Landesman in Parkland de gebeurtenissen direct nadat de Amerikaanse president John F. Kennedy op 22 november 1963 werd doodgeschoten. De focus lag op hulpverleners, geheime dienst, de familie Oswald en Abraham Zapruder die de wereldberoemde homevideo van de aanslag maakte. In zijn eerste buitenlandse uitstapje portretteert de vermaarde Chileense regisseur Pablo Larraín (NO, El Club, Neruda) Kennedy’s echtgenote Jacqueline in de eerste dagen van trauma, rouw en waardigheid. Zo prominent en dichtbij als in het biografische drama Jackie zagen we haar nog nooit.

Jackie

Stijlicoon
Na de saai en degelijk ogende eerste dames Truman en Eisenhower kon het Witte Huis begin jaren 60 wel wat glamour gebruiken. Door haar kokette jurkjes, mantelpakjes en jassen met simpele lijnen en veelal pastelkleuren, eenvoudige pillendooshoedjes, lange handschoenen, zijden sjaals en oversized zonnebrillen groeide Jackie Kennedy snel uit als stijlicoon. Iedereen kent het roze mantelpakje vol bloed (voor de film nagemaakt door de Franse couturier Madeline Fontaine) dat zij droeg tijdens de moordaanslag op ‘s lands razend populaire president JFK. Maar naast het toonbeeld van mode stond Jackie tijdens officiële en sociale evenementen trouw aan de zijde van haar (overspelige) echtgenoot.

Jackie hield zich persoonlijk bezig met de herinrichting van het Witte Huis. De televisie-uitzending over een rondleiding door de First Lady zelf door de rijkelijk ingerichte kamers – vol Amerikaanse kunst en illustere voorwerpen van vorige bewoners – werd een enorme kijkhit. Als je de originele beelden bekijkt, zie je met hoeveel precisie en oog voor detail deze gebeurtenis in de film is nagebootst. Het creëren van een authentieke sfeer (zwart-wit en vale kleuren) kun je gerust overlaten aan Pablo Larraín, die in eerdere films schijnbaar moeiteloos de tijd van de dictatuur van Pinochet opriep. In Jackie weet je soms niet of je naar archiefbeeld kijkt of dat een scène is nagespeeld. Loopt daar nu de echte Jackie een halve eeuw geleden achter de kist? Nee, als je inzoomt is het toch Natalie Portman.

Jackie

Rondleiding en interview
De rondleiding door de ambtswoning loopt als rode draad door de film, net als Jackie’s interview met een journalist (Billy Crudup), dat is gemodelleerd naar het vraaggesprek van Theodore White van Life, een week na de moord op JFK. In hun niet geheel vlekkeloos verlopen onderhoud vergelijkt Jackie het verblijf in het Witte Huis met Camelot, het kasteel van King Arthur, maar echt overtuigend is de keuze voor deze rode draad in de film niet. Van het beeld van de presidentsvrouw die sterk is of sterk moet zijn voor de natie, zoals de journalist de boodschap van het interview voorstelt, blijft te weinig over. We zijn vooral getuige van een rouwende vrouw vol emoties die als taak heeft haar twee kleine kinderen te vertellen dat hun vader niet meer thuiskomt en zich hierna intensief gaat bezighouden met de begrafenis – niet besloten, maar openbaar met een wandelende processie, geheel tegen de zin van de veiligheidsadviseurs.

Jackie verloopt fragmentarisch en heeft in Natalie Portman een vertolkster die zich danig heeft verdiept in haar personage, maar te erg haar best doet om te praten en te bewegen zoals Jackie Kennedy dat deed. Het dramatische kijken en staren (veel close-ups) werkt veel beter dan haar stem die net even te vaak te zeurderig klinkt. Als je goed oplet, merk je dat bepaalde scènes kennelijk op dezelfde dagen zijn opgenomen. Tijdens de rondleiding hoor je bijna de perfectie stemimitatie, die echt anders klinkt dat het begin van het interview waarin bepaalde woorden, ook zichtbaar, onnatuurlijk worden uitgesproken. In de scènes met de meer spontane dialogen is Portmans acteren minder gemaakt. Maar werkelijk natuurlijk acteerwerk blijkt pas in de scènes als Jackie praat met een priester, gespeeld door John Hurt. Van het charismatisch bedoelde personage Jackie blijft plotseling weinig over in het gezelschap van deze gerenommeerde Britse acteur die recent op 77-jarige leeftijd overleed.
 

11 februari 2017

 
MEER RECENSIES

Juste la fin du monde

***

recensie Juste la fin du monde

Afscheid nemen is een opgave

door Suzan Groothuis

Afscheid nemen is een opgave. Vooral als je jaren uit contact bent geweest. En in het geval van schrijver Louis-Jean is er niet eens sprake van een band met zijn familie. Toch keert hij terug naar zijn roots om moeilijk nieuws te brengen, maar krijgt hij daartoe wel de kans?

De film opent met een scène in een vliegtuig. De camera rust op het gezicht van Louis-Jean (Gaspard Ulliel, Hannibal Rising). Mooi om naar te kijken, maar hij heeft iets vermoeids over zich. Zijn voice-over verraadt al snel waarom: Louis-Jean is stervende. En zijn vlucht leidt hem naar zijn familie om het nieuws met hen te delen. O ja, hij is jaren niet in contact geweest.

Vermoeiend weerzien
Bij aankomst wacht hem waar hij al voor vreesde. Een hysterische moeder. Een boze, cynische broer en diens vrouw die hij niet eerder ontmoet heeft. Zijn jonge zusje dat volwassen is geworden en zichtbaar heeft geleden onder zijn afwezigheid. Allen zitten met vragen. Geen vragen over het nu, maar over vroeger. Wat bewoog Louis-Jean ertoe zijn eigen pad te kiezen en uit contact te gaan? Buiten de verjaardagskaartjes dan, die hij trouw jaarlijks stuurde.

Juste la fin du monde is gebaseerd op een toneelstuk en oogt ook zo. De film speelt zich voornamelijk af binnen één decor: het huis waar Louis-Jeans familie woont, maar waar hij zelf niet opgroeide. Ontworteling lijkt hier op zijn plaats: niet alleen het huis, ook zijn familie is hem vreemd. En andersom: als zoon en broer is ook hij een vreemde. Er komt met name oud zeer naar boven. Pijn. Verdriet. Onbegrip. En boosheid, veel boosheid.

Worstelen in het leven
Films van de Canadese regisseur Xavier Dolan kenmerken zich door een sterke visuele stijl (expressieve kleuren en decors) en mensen die worstelen in het leven. In zijn vorige film, het intense Mommy, vecht een puber om uit zijn beklemmende wereld te komen. Wanneer hij op zijn skateboard een moment van vrijheid beleeft, trekt hij de beeldkaders letterlijk open. Het beeld, vergroot. Zijn leven, even bevrijd.

Juste la fin du monde

Die bevrijding kent Juste la fin du monde niet. Het spelen met beeldkaders evenmin, hoewel er aandacht is voor de aankleding: de lichtjes opbollende bloemetjesgordijnen, de opzichtig gelakte nagels van de moeder, de getatoeëerde armen van het zusje. En die immens lege, gekwelde blik van Louis-Jean, die zoekt naar het juiste moment om het einde van zijn leven aan te kondigen.

Emotie op afstand
Waar Dolans vorige films overtuigden met hun expressieve karakters, heeft Juste la fin du monde iets leegs. Je mist de diepgang van zijn eerdere films. Emoties die inslaan als een bom en verpletteren. Niet dat Dolans nieuwste ontdaan is van overdaad en emotie: er is de vurige broer Antoine (Vincent Cassel), de overdrevenheid van de moeder (Nathalie Baye) en de worstelende zus (Léa Seydoux). De stille en wat naïeve Catherine (Marion Cotillard) voegt weinig toe, behalve dat ze op de irritatiespieren van Antoine werkt. Maar de personages zijn vooral karikaturen, waarop het karakter van de introverte en ondoorgrondelijke Louis-Jean haaks staat.

Echt meevoelen doe je niet. Je bent meer observator van een afstandelijk, schreeuwerig schouwspel. Er zijn enkele momenten die beroeren, zoals de ongemakkelijke omhelzing van moeder en zoon. Of het wat surreële einde. Maar na afloop vraag je je als kijker af wat nou die pijn maakt, in eerdere films van Dolan zo voelbaar. In Juste la fin du monde is het verleden te pijnlijk en is er geen plek voor het heden. Ergens daartussen blijf je dan zweven.
 

12 december 2016

 
MEER RECENSIES

Julieta

****

recensie Julieta

Uit het oog, maar niet uit het hart

door Cor Oliemeulen

Het is goed te zien dat Pedro Almodóvar ook zonder extravagante personages een uitstekend drama kan maken en geen surrealistische elementen nodig heeft om mysterie te etaleren. ‘Uit het oog, maar niet uit het hart’ klinkt als een vreselijk cliché, echter dat is Julieta allesbehalve.

Zoals gewoonlijk schreef de Spaanse regisseur zelf het scenario, ditmaal gebaseerd op drie korte verhalen van de Canadese schrijfster Alice Munro. De plot van Julieta is prachtig geconstrueerd, de kleurrijke cinematografie en het soms oogverblindende productiedesign zijn als vanouds. Het resultaat is een uitgebalanceerd en meeslepend filmdrama, net iets minder doortastend dan Almodóvars meesterwerken Todo sobre mi madre, Hable con ella en Volver.

Julieta

Schuld en onmacht
Julieta is een herkenbaar document over schuld en onmacht. Schuld omdat het titelpersonage zich na de dood van haar geliefde verantwoordelijk voelt voor het verdwijnen van hun dochter. Onmacht omdat de dochter er alles aan heeft gedaan om onvindbaar te blijven voor haar moeder, terwijl zij vroeger een goede band hadden, maar elkaar kennelijk niet goed genoeg bleken te kennen. Het kind is in de jaren tachtig verwekt nadat de spontane twintiger Julieta (Adriana Ugarte) in een nachttrein de visser Xoan had ontmoet. Nu, vele jaren later, blikt de getormenteerde vrouw (Emma Suárez) in haar Madrileense appartement terug op hoe het zover heeft kunnen komen in een brief aan haar verloren dochter.

Dood als leidmotief. Er komt een moment dat Julieta uit zelfbescherming alle sporen van het bestaan van haar dochter volkomen uit haar leven laat verdwijnen. Zij is dood voor haar, net als Xoan, die na een echtelijke ruzie met Julieta gaat varen en omkomt in een zware storm; net als de oudere man die in de trein toenadering zoekt, door haar wordt afgewezen en zelfmoord pleegt. De regelmatig opdoemende beelden van de twee mannen zullen haar blijven kwellen. Verder is er de moeizame relatie met haar eigen ouders. Haar moeder is bedlegerig, lijdt aan een psychische kwaal en tot Julieta’s ongenoegen kan haar vader het onderwijl erg goed vinden met de huishoudster.

Julieta

De positie van de vrouw
Hoezeer Julieta uiteindelijk ook gebukt gaat onder de pijn en het verdriet door het gemis van haar dochter, Almodovárs drama is wederom een ode aan de vrouw. Niet zo intens en melodramatisch als Penélope Cruz’ krachtige personificatie in Volver, maar treffend in de verbeelding van het leed van de moeder- en dochterfiguur tegelijk. De vrouw als middelpunt van het universum en de drager van het leven. In Julieta is de vrouw tevens expliciet de schepper van de man, wat blijkt uit de sculptuurtjes van torso’s van Xoans scharrel Ava (Inma Cuesta, de vrouwelijke stierenvechter in het zwart-wit sprookje Blancanieves). De beeldend kunstenaar legt een van de geboetseerde mannenbeeldjes (ook symbolisch) in Julieta’s hand.

Veel grote regisseurs hebben zich verdiept in het hoofd en de positie van de vrouw. Zo plaatste de Italiaanse filmvernieuwer Michelangelo Antonioni de naar zingeving zoekende vrouw volkomen onthecht in een zich snel moderniserende wereld en drong de Zweedse cineast Ingmar Bergman middels close-ups en de vierde wand diep door in het brein en de ziel van zijn vrouwelijke personages.

Hoewel Pedro Almodóvars oeuvre beduidend bescheidener is, lijkt zijn behandeling van de vrouw misschien nog wel het meest op die van Kenji Mizoguchi. Deze oude Japanse meester stond tot de Tweede Wereldoorlog te boek als het boegbeeld van het Nieuwe Realisme: sociale filmdocumenten over de Japanse samenleving die langzaam overgaat van het feodalisme naar de moderne tijd. Omdat hij de rol van de vrouw (vaak geisha’s of prostituees) in een door mannen gedomineerde maatschappij onderzocht, geldt Mizoguchi als de eerste grote feministische regisseur. Diens humanistische benadering en hang naar wonderschone beelden zien we vele decennia later terug in Julieta.
 

14 augustus 2016

 
MEER RECENSIES

Janis: Little Girl Blue

****

recensie  Janis: Little Girl Blue

Vrije geest op zoek naar liefde

door Alfred Bos

Na meer experimentele filmportretten over Kurt Cobain en Amy Winehouse weet de documentaire Janis: Little Girl Blue, over jaren zestig-zangeres Janis Joplin, met traditionele middelen te overtuigen. Het slaat Howard Alks Janis uit 1974 op psychologie en context.

Janis Joplin rebelleerde haar leven lang tegen het milieu van haar jeugd, maar ze schreef ook trouw brieven aan haar ouders. Daar maakt documentairemaker Amy Berg dankbaar gebruik van in Janis: Little Girl Blue, haar portret van de Texaanse rhythm & blueszangeres, gemaakt voor de reeks American Masters van de publieke omroep in Amerika. De citaten uit brieven aan familie en vrienden, in voice-overs van zangeres Cat Powers, geeft de biografie een persoonlijke, zelfs intieme stem.

Het maakt het verhaal van Janis Joplin nog schrijnender dan het al is. In 1943 geboren als oudste kind van een oerconservatief gezin (vader ingenieur, moeder huisvrouw) was Joplin van jongs af aan onzeker over haar fysieke verschijning. Daarnaast voelde ze zich onbegrepen, niet alleen door haar ouders. Haar vrije geest vond geen weerklank in de conformistische wereld van haar geboorteplaats, de oliehaven Port Arthur, een provinciestadje in Texas, kleiner dan Hilversum. Ze werd een dwarskop met een negatief zelfbeeld, bijna wanhopig op zoek naar acceptatie en liefde.

Janis: Little Girl Blue

Psychedelische revolutie
Die vond ze, na enkele valse starts in Austin en North Beach, Californië, in het embryonale hippiemilieu van San Francisco, waar in 1965 de tegencultuur van beatniks en folkies op het punt stond te ontbotten tot wat een culturele schokgolf bleek te zijn, de psychedelische revolutie. Joplin voelde zich als in vis in het water in die omgeving van artistieke bohemiens, gelijkgestemde zielen die haar persoonlijkheid en talent met open armen ontvingen. Het podium was haar thuis, het applaus zalf voor een afgewezen ziel. Maar ze bleef een gekwetst kind, buiten het toneel had ze constant bevestiging nodig.

Het was te danken aan haar wilskracht dat Big Brother and the Holding Company niet één, maar tweemaal optrad tijdens het Monterey Festival van juni 1967. De band weigerde filmmaker D.A. Pennebaker aanvankelijk toestemming om hun concert vast te leggen. Joplin begreep de monumentale domheid van die beslissing en drukte een herkansing door. Het werd haar doorbraak. Berg toont Pennebakers beelden van haar spraakmakende vertolking van Big Mama Thorntons ‘Ball and Chain’ en de verblufte reactie op het gezicht van Mama Cass. Clive Davis, directeur van platenmaatschappij Columbia (CBS), stond erbij en contracteerde haar ter plekke.

Psychologisch portret
Bergs film heeft ook aandacht voor de muzikale ontwikkeling van Joplin. Eerste inspiratiebron Odetta, grote voorbeeld Otis Redding, het amateurisme van de Holding Company (onthullende beelden uit de opnamestudio), de door manager Albert Grossman (tevens zakelijk begeleider van Bob Dylan) ingegeven beslissing om als soloartiest verder te gaan, Joplins onvermogen om een band te leiden en de artistieke (en commerciële) triomf van het posthuum verschenen solo-album Pearl—het komt allemaal in ruim honderd minuten langs, maar het psychologische portret blijft centraal staan.

Zelfs toen ze, 24 jaar oud inmiddels, een held was in de scene van San Francisco meenden haar ouders haar te kunnen en moeten corrigeren. Dat onbegrip voor de opvattingen van de jonge generatie was typerend voor de jaren zestig, maar in Joplins geval is het extra wrang. Drank en heroïne moesten het gebrek aan liefde compenseren.

Janis: Little Girl Blue

Tragisch ongeluk
Ze kickte af, vond op het strand van Rio de Janeiro een (Amerikaanse) vriend, werkte met vermaard producer Paul Rothchild (The Doors en vele anderen) aan haar eerste solo-album en overleed op 4 oktober 1970 op een hotelkamer in Los Angeles aan een overdosis, of eigenlijk, aan eenzaamheid. Het was een tragisch ongeluk, zoals de film subtiel duidelijk maakt. Wat de film niet vertelt is dat er diezelfde week in LA nog een handvol heroïnedoden vielen, allemaal afnemers van dezelfde dealer.

Berg heeft zo ongeveer alle belangrijke en nog levende personen uit het korte leven van Joplin sprekend voor de camera gekregen. De belangrijkste bijdrage komt van Joplins jongere zus Laura, die de beste Joplin-biografie – Love, Janis uit 2005 – heeft geschreven; er zijn er inmiddels vier. Een andere biograaf, John Byrne Cooke, komt ook aan het woord. Puttend uit het omvangrijke archief van beeldmateriaal over Joplin en voorzien van commentaar door een stoet van muzikanten, voormalige minnaars (zowel vrouw als man, waaronder Dick Cavett) en vrienden uit alle fasen van haar leven weet Janis: Little Girl Blue te raken. Het moet een leuk mens zijn geweest. Ze had beter verdiend.

 

18 januari 2016

 

MEER RECENSIES

Jheronimus Bosch, Touched by the Devil

***

recensie  Jheronimus Bosch – Touched by the Devil

Oog in oog met duivels mooi werk

door Suzan Groothuis

2016 is het jaar van Jheronimus Bosch. Het is 500 jaar geleden dat de beroemde Brabantse schilder overleed. Reden voor zijn geboortestad Den Bosch om feest te vieren: ‘Jheronimus Bosch. Visioenen van een Genie’ in het Noordbrabants Museum trapt af met de grootste overzichtstentoonstelling van Bosch ooit. Documentairemaker Pieter van Huystee volgde de voorbereidingen rondom die tentoonstelling en laat de werken van Bosch in zijn Touched by the Devil dicht tot de kijker komen.

In Jheronimus Bosch, Touched by the Devil volgen we een team van vijf Nederlandse kunsthistorische onderzoekers. In de aanloop naar de tentoonstelling in Den Bosch trekt het team eropuit om de geheimen van Bosch’ schilderijen te ontrafelen. Zoals een van hen opmerkt: “Ik weet wel zeker dat we nieuwe dingen zullen zien, omdat Bosch nou bij uitstek een schilder is van heel veel kleine details”. 

Jheronimus Bosch - Touched  by the Devil

Concurrentie
Hun onderzoek, zoals met speciale infraroodcamera’s zoeken naar de tekeningen onder de verf, moet meer vertellen over de intenties van Bosch. Maar ook of de schilderijen daadwerkelijk van Bosch afkomstig zijn of van zijn leerlingen en volgers. Op en neer pendelend tussen Den Bosch, Madrid en Venetië onderwerpt het team Bosch’ werken aan een uitvoerige inspectie.

Dat niet iedereen welwillend is om mee te werken blijkt uit een fragment in het Prado in Madrid, waar curator Pilar Silva eventjes haarfijn laat weten dat zij over de meeste schilderijen van Bosch (liefkozend “El Bosco” genoemd) beschikken en Nederland niet. Kortom, de keuze wat wel en niet uitgeleend wordt aan Den Bosch is aan hen. Een stukje eigenbelang, want ook het Prado organiseert dit jaar een expositie over Bosch.

Veel hel, maar een klein beetje hemel
Jheronimus Bosch, Touched by the Devil is een rijke documentaire waarin de filmmaker zoveel mogelijk wil laten zien van ‘Jeroen’ Bosch. In het kader van de tentoonstelling in Den Bosch, dat wel, maar tegelijkertijd staat de vraag centraal welke schilderijen daadwerkelijk aan Jheronimus Bosch kunnen worden toegeschreven. Zo leren we van een Duitse wetenschapper, die de jaarringen in het hout van de panelen onderzoekt, dat veel van zijn schilderijen later (pas na zijn dood) gemaakt zijn. En ook het Nederlandse team komt tot conclusies of de onderzochte schilderijen wel of geen echte Bosch zijn.

Van Huystee verspringt met zijn documentaire van technisch en zakelijk naar de daadwerkelijke schoonheid van de werken. Een rijk geïllustreerd drieluik als De Hooiwagen bijvoorbeeld (waarover de onderhandelingen met het Prado niet bepaald soepeltjes verlopen), waarvan de kleinste details nauwgezet zijn vastgelegd door de camera. Voor de kijker zijn de in beeld gebrachte meesterwerken van Bosch dan ook de grootste traktatie: nimmer hebben we zo met onze neus op zijn schilderijen gezeten en zijn we getuige van zijn rijke bizarre surreële wereld. Waarin, zo leren we ook, er vooral veel hel is en maar een klein beetje hemel.

Jheronimus Bosch - Touched  by the Devil

Maar wie was Bosch?
Toch voelt deze documentaire van Van Huystee (bekend als gerenommeerd producent van Nederlandse documentaires) wat vluchtig en gefragmenteerd aan. Er zijn teveel verhaallijntjes en echt spannend of onthullend wordt het niet. Daarbij blijft de grootste vraag “wie was Bosch en wat dreef hem tot het samenstellen van zijn gruwelijke, surreële en fantasierijke wereld?” onbeantwoord. Er is weinig over de middeleeuwse schilder bekend en dat blijft zo met Jheronimus Bosch, Touched by the Devil.

Wat vooral blijft hangen zijn die prachtige beelden van Bosch, waarvan je na afloop wel meer had willen zien. Op naar Den Bosch, met wie weet nog een uitstapje Boijmans en Prado. Zijn de concurrenten ook weer blij.

De overzichtstentoonstelling wordt gehouden van 13 februari tot en met 8 mei 2016 in het Noordbrabants Museum in Den Bosch.

 

5 januari 2016

 

MEER RECENSIES

Joy

**

recensie  Joy

Dweilen met de kraan open

door Cor Oliemeulen

Een gescheiden moeder in New York ontdekt een apparaat dat menige huisvrouw laat kirren van genot. Joy is een komisch drama over ambitie, vertrouwen, verbeelding, familie en het overwinnen van tegenslagen.

De hernieuwde samenwerking van de regisseur en drie hoofdrolspelers van Silver Linings Playbook wekt verwachtingen. In 2012 maakte David O. Russell (The Fighter, 2011) een grotendeels geslaagd portret van een disfunctionele familie met een opgefokte vader (Robert De Niro) en een bipolaire zoon (Bradley Cooper) die in een even onevenwichtig meisje (Jennifer Lawrence) zijn nieuwe liefde en balans vindt. Muze Lawrence en ideale schoonzoon Cooper inviteerde hij voor zijn oplichtingsdrama American Hustle (2014) en in Joy keert De Niro terug, ditmaal als vader van Lawrence. Helaas ziet de kijker deze castingtruc mislukken, want ditmaal is er geen enkele chemie tussen de drie.

Joy

Kliederboel
Een film die Joy heet, een dweil als leidmotief heeft en een kliederboel is, vraagt om woordspelingen. De familie van het titelpersonage, een gescheiden moeder – losjes gebaseerd op de New Yorkse uitvindster Joy Mangano – is mogelijk nog disfunctioneler dan die van Silver Linings Playbook. Dat komt het verhaal niet ten goede. Joys ex-man Tony (Édgar Rámirez) woont in de kelder en wil de nieuwe Tom Jones worden, haar vader Rudy (Robert De Niro) heeft een autogarage en krijgt de helft van de kelder omdat zijn vriendin hem eruit heeft gegooid, en haar moeder Terry (Virginia Madsen) kijkt de hele dag in bed naar soaps. Joys grootmoeder Mimi (Diana Ladd) is de stabiele factor in huis. En dan is er ook nog Trudy (Isabelle Rossellini), de nieuwe, rijke Italiaanse vriendin van pa Rudy.

Grote acteernamen, weinig scriptruimte, veel verspild talent – David O. Russell verzuimt om ook maar een enkel karakter uit te diepen. Zelfs het titelpersonage blijft opvallend vlak: een soort van Amerikaanse Bridget Jones, bij wie onzekerheid in liefde is vervangen door onzekerheid in zaken. Jennifer Lawrence heeft bovendien geen schijn van kans om af te rekenen met de warrige en ongeloofwaardige tijdspanne van vier decennia waarin zij is beland, maar zal alleen vanwege haar charmante aandoenlijkheid mogelijk opnieuw voor een Oscar worden genomineerd (die zij won voor haar rol in Silver Linings Playbook).

Joy

Tell Sell
Door de ambitieuze, maar matig uitgevoerde, cinematografische ideeën die de verschillende stadia van Joys leven representeren (kleurgebruik, droombeelden) en het belabberd gemonteerde verhaal, blijft Joy beperkt tot de contouren van een feelgood-film over de menselijke conditie, de Amerikaanse Droom met de obligate lach en traan incluis. Terwijl de geschiedenis van Joy juist zoveel potentie biedt. Een vrouw die bij toeval een geweldige uitvinding doet: een dweil aan een stok die zichzelf uitwringt en tien maal zoveel absorptievermogen dan zijn voorgangers heeft. Welke schoonmaakster wil zo’n ding nou niet?

Na veel beren op de weg – Joy’s zus is jaloers, Trudy wil het project slechts onder strikte voorwaarden mede-financieren, de productpromotie is een fiasco, naasten laten Joy vallen terwijl zij zelf verantwoordelijk zijn voor een debacle, een familielid sterft – lukt het Joy haar Magische Dweil te presenteren bij een reclamebons (Bradley Cooper). We schrijven de jaren negentig, de geboorte van de Tell Sell-achtige commercials waarin je tijdens een live-demonstratie zomaar tienduizenden artikelen in een paar minuten via de telefoon kunt verkopen.

De kijker daarentegen moet bijna twee uur lang wringen en zwabberen voordat duidelijk wordt of Joy haar langgekoesterde droom kan vervullen. Maar dan is het in deze halfslachtige productie allang dweilen met de kraan open.

 

2 januari 2016

 

MEER RECENSIES

J. Kessels

****

recensie  J. Kessels

Une affaire de flamousse

door Ralph Evers

Soms heeft de filmrecensent van die momenten, dat er totaal niets uit z’n vingers komt. Wat nu weer in godsnaam te schrijven. In tegenstelling tot de film J. Kessels, waar de protagonist wordt gered door een allereigenaardigst telefoontje, moet de recensent zich beperken tot een overdosis billen, bier, peuken en frikandellen. Proost!

Kort samengevat is J. Kessels  een absurde roadtrip van pulpschrijver Frans en diens illustere personage J. Kessels. Wanneer een opdracht van een onbekende Vlaming hen van Tilburg naar de Hamburgse Reeperbahn doet rijden in een oude gammele roestbak, genaamd de Kamikaze, volgen we een allesbehalve alledaags reisje. Op zoek naar een vreemdgaande frikandellenhandelaar ligt er plots een lijk in de kofferbak.

Recensie J. Kessels

Peuken
Maar dit is een film die zich niet kort laat samenvatten. Al was het maar omwille van de gezochte diepgang, die Frans (een uitmuntende Fedja van Huêt) in allerlei poëtische omzwervingen aan het stiekem met diepgang begiftigde personage J. Kessels (gespeeld door de Messi van het Nederlandse acteursgilde, Frank Lammers) toedicht. Kessels die zijn wijsheden heeft geleerd van voetbal. Sterker nog, de hele vreemdgaande frikandellenhandelaar wordt door een speling uit de voetbalgeschiedenis in kaart gebracht. Tot verrassende, doch grappige, ontsteltenis van de inmiddels niet meer zo onbekende Vlaming. Het is een genot te zien hoe ze op elkaar ingespeeld zijn. De spelvreugde spat van het scherm. Gelijkend aan Raoul Duke en Dr. Gonzo uit Fear and Loathing in Las Vegas.

Bier en Frikandellen
Hier volgt het recept om een film als J.Kessels  te maken. Men neme een goede blender. Daarin stopt men de droogkloterige humor van Aki Kaurismäki met dito soundtrack. Schil wel even de Finse melancholie ervan af. Terwijl de blender dit tot een gladde massa maakt, vet men alvast een ovenschaal in met een stemmig kleurfilter en verkruimelt men een bodem van Brabants binnensmonds gemompel. De blender wordt verder gevuld met een vleugje Coen Brothers en een snufje Fear and Loathing in Las Vegas. Zorg er wel voor dat er geen andere drugs in je papje terechtkomt. Terwijl je de oven voorverwarmt, zet je uitsluitend op vinyl country & western op en schuif je de gevulde ovenschaal 107 minuten in de voorverwarmde oven. Eet smakelijk!

Recensie J. Kessels

Billen
Misschien wel een van de lekkerste maaltijden die de Nederlandse cinema in 2015 voorschotelt is J. Kessels. Naar een roman van P.F. Thomése, een veelzijdig schrijver. In het verlengde hiervan kent de vertelling, geïnspireerd op een stel goedgevormde vrouwenbillen, hieraan gelijkende sfeerwisselingen en plotwendingen. Daarnaast is het zo dat billen dienen te dansen; ook daarvoor is ruimschoots aandacht in de eigenwijze soundtrack van de film. Hoewel er aan de intelligentie van Kessels getwijfeld mag worden, weet hij dit echter te compenseren door steevast een treffende tekstlijn uit zijn geliefde muziek te citeren.

Die billen vormen nog op een andere manier een leitmotiv in de film. Het zijn de billen van Brigit, liefkozend B-Beetje genoemd, die de onschuldige, verwarde schrijver Thomése in dit hele avontuur laat storten. Met de Vlaming en de billen, de opdracht en de thuiskomst, wordt heden en verleden mooi rond gemaakt, gelijk die pronte, dansende damesbillen, waar het allemaal eens mee begon.

 

27 september 2015

 

MEER RECENSIES

Jauja

**

recensie  Jauja

Lange Leegte

door Ralph Evers

Leegte is een interessant filosofisch concept. Ze biedt ons de ruimte haar te verkennen of op te vullen. We worden bewogen een beroep op onze creativiteit te doen. Lisandro Alonso lijkt ook te willen spelen met leegte in Jauja. Echter leegte zonder kaders geeft cinematografisch weinig meer dan verveling.

Regisseur Lisandro Alonso heeft inmiddels zijn plek in de Argentijnse filmwereld gevonden met zijn minimalistische en meditatieve films. Hoewel meer dialoog bevattend dan zijn eerdere films La Libertad, Los Muertos en Liverpool kenmerkt ook Jauja zich door lange leegtes. Met een juiste gemoedstoestand en een juist timbre werkt het prachtige Patagonische landschap, waar de film zich grotendeels afspeelt, om heerlijk in te kunnen mijmeren. De wisselwerking tussen beeld en bezoeker is echter delicaat.

Recensie Jauja

Leegtes
In de uitgestrekte leegtes, die overigens prachtig gevuld zijn met beekjes, heuvels, bergen en wuivend gras, volgen we een negentiende-eeuwse legerkapitein (Viggo Mortensen) die op zoek is naar zijn vermiste dochter. Het verlangen zijn dochter terug te vinden houdt hem op de been en gaandeweg wil de film iets van een existentiële reis neerzetten.

Verwijzingen naar Hermann Hesse’s Reis naar het morgenland pogen om de hoek te kijken, maar daarvoor is het kwaliteitsverschil te groot; tussen de geniale Hesse en de zoekende, doende Alonso. Want er zit iets gemaakts aan de film: de slow cinema is geforceerd. Hoewel ongetwijfeld velen alsnog onder de indruk zullen zijn van de mooie beelden, ontbreekt er iets. Bezieling.

Tarkovski
Het is ironisch dat Mortensen Alonso een hedendaagse Tarkovski noemt. Er zijn in Jauja wel duidelijke verwijzingen, met name naar Tarkovski’s Stalker. Zoals in het begin van de film, waarin de camera mediteert op een rustiek stromend beekje. Maar het grote verschil tussen Alonso en Tarkovski is dus die bezieling, die bij laatstgenoemde in elk frame aanwezig is. Alonso moet het meer van enkele gave beeldcomposities hebben, mede mogelijk gemaakt door de cameraman Timo Salminen (die ook vaak gewerkt heeft met Aki Kaurismäki). Zo zal het shot van de dochter in haar blauwe jurk, tegen een blauwe lucht wel blijven hangen. Evenals de stromende beekjes en bijzondere ontmoeting in de grot, maar waar de slow cinema ook in deze film de mist in gaat is aan gebrek. Jauja doet eerder denken aan de mooifilmerij van Tarsem Singh, zeker het begin van de film.

Recensie Jauja

Daarnaast wordt er wel vaker nogal gemakkelijk een link gelegd tussen regisseur X en Andrej Tarkovski, zoals in 2008 de Finse film Muukalainen van regisseur J.P. Valkeapää. Waarmee enerzijds te hoge verwachtingen van regisseur X worden afgegeven en anderzijds een filmheld wordt gedevalueerd. Op Christopher Nolan na zijn er nog geen nieuwe Kubricks genoemd en Nolan is nu net wel een waardig opvolger.

Lege karakters
Waarom werkt een Mad Max: Fury Road met nauwelijks dialogen zo goed? Om de simpele reden dat de personages een geschiedenis hebben, doorleefd zijn, mensen van vlees en bloed. Volgens Alonso gaat de reis van Mortensen uiteindelijk over in een existentiële reis. Interessant, maar wat bedoelt de regisseur hiermee? Het is niet zo dat we diepe vragen opgeworpen krijgen. We leren de geschiedenis van onze karakters in Jauja nauwelijks kennen, behalve in het grotgesprek waar een tipje van de sluier wordt opgetild. In hoeverre zijn we geïnteresseerd in mensen die we nauwelijks kennen? Zie daar het manco van Jauja.

 

21 augustus 2015

 

MEER RECENSIES

Journal d’une femme de chambre

**

recensie  Journal d’une femme de chambre

Genoeg reden om Buñuels versie nog eens te kijken

door Cor Oliemeulen

Hoe breng je de belevenissen en vernederingen van een dienstmeid ruim honderd jaar later op het witte doek?

Benoît Jacquot is de derde regisseur die de satirische roman ‘Le Journal d’une femme de chambre’ voor de bioscoop verfilmde. Dit in 1900 gepubliceerde ‘Dagboek van een kamermeisje’ van Octave Mirbeau gaat over de Parijse Célestine die komt te werken bij de familie Lanlaire in Normandië. Door overpeinzingen en flashbacks leren wij hoe zij in eerdere betrekkingen talloze vernederingen moest ondergaan. Zo herinnert zij zich hoe haar eerste werkgever gruwelijk stonk toen hij op haar kwam liggen en Célestine als dank een sinaasappel kreeg. Ook bij de Lanlaires is haar afhankelijkheidspositie flagrant. De vrouw des huizes blaft haar af en de mannelijke aandacht neemt ziekelijke vormen aan.

Recensie Journal d'une femme de chambre

Moderne slaaf
De trotse en pragmatische Célestine is zich bewust van zowel haar verschijning als haar lot. Ze blijkt bedreven in het psychologische machtsspel van aantrekken en afstoten, vooral ten opzichte van mannen. Tegelijkertijd beseft ze dat ze als dienstmeisje altijd een moderne slaaf van de maatschappelijke bovenklasse zal blijven, niet in staat de nukken en uitbuitingen te vermijden. Daarom heeft Célestine zich voorgenomen een rijke man te zoeken. De vraag is of zij die uiteindelijk zal vinden in de persoon van de antisemitische knecht Joseph, die Célestine wil meenemen naar zijn gedroomde café in de havenstad Cherbourg. Het boek van Mirbeau eindigt met een trieste boodschap: terwijl je zou mogen verwachten dat Célestine in haar hoedanigheid van bazin aardig en correct met haar werknemers zou omgaan, vertoont ze dezelfde deemoedige aanpak waarmee ze als dienstmeid werd geconfronteerd.

In zijn filmadaptatie blijft Benoît Jacquot de destijds omstreden roman redelijk trouw, hoewel hij enkele wezenlijke gebeurtenissen, zoals het oorspronkelijke verhaaleinde, weglaat. Zijn Journal d’une femme de chambre richt zich vooral op de sociale en persoonlijke misstanden waarmee Célestine te maken krijgt. De focus ligt geheel op haar innerlijke wereld en de manier waarop zij probeert om te gaan met het abjecte gedrag van de bourgeoisie.

Journal d'une femme de chambre

Sleutelgatscènes
De machtswellust en minachting is prachtig verbeeld in de scène waarin mevrouw Lanlaire aan Célestine vraagt of zij boven een schaar wil halen, vervolgens een naald en direct hierna ook garen. Nadat het kamermeisje voor de derde keer amechtig de lange trap is afgedaald, zou je ook als toeschouwer het irritante belletje van mevrouw Lanlaire willen stoppen op de plaats waar geen zonlicht komt.

Waar Jacquot niet in slaagt, is het vertellen van een consistent verhaal: zijn drama is een allegaartje van fragmenten, waarbij de chronologie niet goed te volgen is en sommige plotelementen lukraak zijn ingevoegd en karig uitgewerkt. Zo wordt Joseph plotseling in verband gebracht met een misdrijf, waar bijvoorbeeld de filmversie van Luis Buñuel uit 1964 uitgebreid suggereert hoe de trouwe knecht tot die perverse daad zou zijn gekomen. Ook van de vijandige buurman van de Lanlaines, een ex-legerkapitein, is niet veel te merken. En terwijl Jacquot het taalgebruik van de personages in de moderne tijd heeft geplaatst, zou je – in navolging van de vele sensuele pikanterieën van het dagboek – ook wat meer sleutelgatscènes mogen verwachten, zeker als je de beschikking hebt over Léa Seydoux (La vie d’Adèle, 2013). Meer frivoliteit had het drama goed gedaan.

Recensie Journal d'une femme de chambre

Boeiende filosofie
Journal d’une femme de chambre is even vlak en invalide als Jacquots vorige film 3 Coeurs: hij weet zijn boeiende filosofie niet goed naar het witte doek te vertalen. Hoe anders deden zijn voorgangers het. The Diary of a Chambermaid (1946) van Jean Renoir is amusant en meer een kluchtige romance dan een drama. Hierin vertolkt Chaplin-muze Paulette Goddard lekker zwierig de rol van Célestine, die de avances van de oude buurman in de wind slaat, verliefd wordt op de gebrekkige zoon van de familie Lanlaire en niets moet weten van de knecht Joseph, die aan het eind zelfs door een boze menigte wordt gelyncht.

Luis Buñuel maakt het in zijn superieure Le Journal d’une femme de chambre minder bont, maar zijn draaiboek getuigt van veel meer lef en originaliteit dan dat van de recente verfilming van Benoît Jacquot. In Buñuels versie die zich ontpopt als een heuse whodunit, blijkt meneer Lanlaire een schoenenfetisjist die dood op zijn bed wordt aangetroffen met een laars van Célestine in zijn mond, is ook de zoon des huizes een eersteklas geilneef (wie anders dan Michel Piccoli?) die zijn handen niet kan thuishouden, beweegt Célestine (Jeanne Moreau) zich perfect tussen haar mannelijke aanbidders en krijgen bourgeoisie en katholieke kerk (let op de vloekende en zuipende pastoor), zoals gebruikelijk bij Buñuel, flink op hun falie. Jeanne Moreau speelt bovendien een veel geloofwaardigere Célestine dan Paulette Goddard en Léa Seydoux bij elkaar.

 

20 juni 2015

 

MEER RECENSIES

Jimi: All is by My Side

***

recensie  Jimi: All is by My Side

Het wonderjaar van Jimi Hendrix

door Alfred Bos

Op 24 september 1966 landde Jimi Hendrix in Londen: anoniem, berooid, maar bulkend van talent. Hij zette de hiërarchie van de Londense muziekscene op zijn kop en luttele maanden later was hij een internationale superster. Dit fictieve portret toont de man achter de mythe.

Jimi: All is by My Side is een fictief portret van gitaarheld Jimi Hendrix, geen biopic per se. Onderwerp van de film is de periode juni 1966-juni 1967, Hendrix’s annus maribilis  waarin hij transformeerde van naamloze begeleider tot internationale superster. De film opent met Hendrix in Newyorkse muziekclubs als begeleider van Curtis Knight en sluit af wanneer de Jimi Hendrix Experience vertrekt naar het Monterey Festival in Californië. Als tentmast fungeren enkele historische scènes; ze spannen het doek waarop regisseur John Ridley zijn psychologiserende portret projecteert.

Recensie Jimi: All is by My Side

Ook in de visie van Ridley is Hendrix, het uitzonderlijk begaafde gitaartalent, een raadsel, gekleed in oogverblindende outfits, mompelend over kosmische broeders. André Benjamin, helft van de rap act Outkast (monsterhit uit 2003: Hey Ya!), maakt van Hendrix een introverte, van elke ambitie gespeende non-persoonlijkheid die op het toneel tot alles in staat is. Benjamin heeft Hendrix’s manier van praten – vocabulaire én dictie – buitengewoon raak getroffen. Het is bijna griezelig: je hoort Hendrix door zijn personage heen.

Relatie met vrouwen
Ook in de podiumscènes weet Benjamin de flamboyante performer Hendrix treffend op te roepen. Historisch zijn de optredens van 1 oktober 1966 in de Regent Polytechnic, waar de op dat moment nog anonieme Hendrix een totaal verblufte Eric Clapton van het toneel speelt, en 4 juni 1967 in het door Beatles-manager Brian Epstein gerunde Saville Theatre. Voor een zaal met prominenten, waaronder The Beatles, bestaat Hendrix het om het optreden te openen met zijn versie van Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band, het titelnummer van het sensationeel ontvangen Beatles-album dat twee dagen eerder is uitgekomen. Een brutaler staaltje is nimmer vertoond.

Centraal in de film staat Hendrix’s relatie met twee vrouwen. Linda Keith (Imogen Poots), fotomodel en voormalige vriendin van Rolling Stone, Keith Richards – Ruby Tuesday  is voor haar geschreven – helpt Hendrix aan een gitaar en een manager. Ze is verliefd op hem, maar de relatie blijft platonisch. Haar tegenpool is Kathy Etchingham (Hayley Atwell), de niet-ingewijde groupie die door opnamesessies blundert en haar prooi emotioneel claimt. De echte Kathy Etchingham heeft op IMDb een vernietigend stuk over deze film geschreven. Die reactie bevestigt ironisch genoeg de roofdierachtige aspecten van haar filmische portret.

Recensie Jimi: All is by My Side

Rake geluidsband
Volstrekt fictief zijn twee sleutelscènes. Wandelend door Londen worden Jimi en Kathy lastig gevallen door enkele racistische agenten. Nog raadselachtiger – en ook binnen de film volkomen ongemotiveerd – is de scène waarin Jimi zijn groupie-vriendin te lijf gaat met een telefoonhoorn. Het past niet bij zijn karakter, niet van de echte en niet van de fictieve Hendrix, en slaat als slagroom op augurk. Treffender is Hendrix’s (eveneens fictieve) ontmoeting met de activist en manipulatieve psychopaat Michael X, wiens revolutionaire prietpraat hij met een glimlach fileert.

Omdat Ridley van de erven Hendrix geen toestemming kreeg om gebruik te maken van de originele muziek, zijn sleuteltracks bewonderenswaardig naturel nagespeeld door studioveteranen Waddy Wachtel (gitaar), Leland Sklar (bas) en Kenny Aronoff (drums). Regisseur Ridley experimenteert daarnaast met het niet-synchroon laten lopen van beeld en geluid. Een aantal goed gekozen, minder bekende nummers uit 1967, van onder meer The Creation, The Yardbirds en The Seeds, vervolmaken het tijdsbeeld. Dat er een paar anachronismen tussen zitten (Small Faces: 1968; Pentagle: 1969) mag de pret niet drukken. Jimi: All is by My Side is een merkwaardige, maar moedige film die alleen maar kan mislukken en toch overeind blijft.

 

20 april 2015

 

MEER RECENSIES