Regisseur Arne Toonen over Baantjer Het Begin

Regisseur Arne Toonen over Baantjer Het Begin:
“Emotie staat boven karakter en verhaal”

door Alfred Bos

Baantjer Het Begin toont de eerste week van Jurre de Cock op Bureau Warmoesstraat aan de vooravond van Beatrix’s kroning. Het Amsterdam van 1980 zucht onder anarchie en heroïne. “Het was oorlog in de stad”, aldus regisseur Arne Toonen.

“Kijk, dit is origineel. De rest hebben we gebouwd. Dat was best veel werk.” Arne Toonen wijst naar een steunbalk in de hoek van de kamer. Wat eigenlijk de donkere kelder is van een bedrijfspand even buiten de ringweg van Amsterdam, fungeert voor een paar maanden als kantoordoolhof anno 1980. “Dit staat nog tot begin zomer”, vertelt hij.

Arne Toonen (Foto: Martijn van Gelder)

Arne Toonen (Foto: Martijn van Gelder)

We staan op de set van Baantjer Het Begin. Of eigenlijk in de verhoorkamer van Bureau Warmoesstraat. Aan de andere kant van de spiegel is de observatieruimte. Daarachter het kantoor van de chef. Daarachter weer de radiokamer. Het oogt allemaal functioneel en vreugdeloos, maar vooral authentiek. De wijzers van de klok staan bevroren op twee minuten over half tien. De Privé, Kijk en Actueel in de stalen tijdschriftenladder tegen de muur zijn beduimelde exemplaren van toen.

De set is nog steeds in gebruik, de Wallen-scènes – ondoenlijk in toeristisch Amsterdam – worden gedraaid in Leiden. Na de bioscooprelease volgt in het najaar de tv-serie, acht afleveringen lang. Deel 1 en 2 zijn de film doormidden geknipt, vertelt Toonen. Aflevering 3 en 4 zijn gedraaid tijdens de opnamen van de film en men zit midden in de productie van de rest. Maar nu even niet, want vandaag ontvangt men de pers.

De persdag lijkt in één opzicht op een draaidag: het schema is vol en zit strak om de klok gespannen. Waldemar Torenstra speelt de jeugdige versie van Jurriaan ‘Jurre’ de Cock, de Amsterdamse inspecteur uit de speurderromans van Appie Baantjer; daar zijn ruim zeven miljoen stuks van verkocht, in september verschijnt deel 85: De Cock en de levende dode. Hij pauzeert kort tussen twee interviews. Tygo Gernandt, in de film Tonnie Montijn, De Cocks Jordaanse collega, wordt nog even onder handen genomen door de visagiste. Een cameraploeg zet alles klaar voor het volgende interview.

Nieuw leven inblazen
Baantjer werd een begrip in televisiekijkend Nederland dankzij de gelijknamige serie, met Piet Römer in de rol van inspecteur De Cock (‘met cee oo cee ka’). Hij vloekte nimmer, droeg geen wapen en ging niet vreemd. Römer vertolkte de Amsterdamse inspecteur als een bedachtzame man met een hang naar rust en routine, de Hollandse tegenhanger van Maigret.

De boekenreeks van Appie Baantjer is de meest geleende serie in de Nederlandse bibliotheken. Baantjer debuteerde op 6 oktober 1995 op de buis en hield het twaalf seizoenen en 122 afleveringen vol. Römers vertolking werd iconisch, wellicht zijn bekendste rol uit een lang en rijk acteursleven.

Hij vloekte nimmer, droeg
geen wapen en ging niet vreemd

Appie Baantjer, net als zijn schepping geboren in Urk, overleed in 2010; Piet Römer in 2012. Diens nazaten brengen de franchise met de speelfilm en geplande tv-serie naar een nieuwe generatie kijkers. Baantjer Het Begin is een initiatief van zoon Pieter en kleinzoon Thijs. Pieter Römer heeft de boekenreeks van Baantjer vanaf 2012 voortgezet, Thijs Römer publiceerde enkele jaren geleden zijn debuutroman, Weemoedt. Beiden acteren ook en bedachten samen het verhaal van de speelfilm. Thijs Römer schreef met Willem Bosch (Penoza, Van God Los) en de Vlaamse scenarist Carl Joos (De Zaak Alzheimer, The Broken Circle Breakdown) het scenario.

“Pieter en Thijs wilden Baantjer nieuw leven inblazen”, vertelt Arne Toonen. “Eigenlijk zoals Guy Ritchie dat heeft gedaan met Sherlock Homes destijds. De oude tv-serie is wat gedateerd. Ze wilden een frisse eigen look.”

Baantjer Het Begin

Modern maken
Iets van vroeger modern maken, dat is Toonen wel toevertrouwd. In 2010 debuteerde hij met Dik Trom, een eigentijdse variant op het personage uit de klassieke kinderboeken van C. Joh. Kieviet. Baantjer Het Begin speelt in de laatste week van april 1980. Het is de eerste werkweek van Jurre de Cock, vers uit Urk, op Bureau Warmoesstraat in de rosse buurt. Amsterdam maakt zich op voor de troonsafstand van koningin Juliana en de kroning van prinses Beatrix, destijds ontsierd door ernstige rellen. Krakers, prostitutie en drugs kruisen het pad van nieuweling De Cock en diens gelouterde collega Tonnie Montijn.

“Ik wilde een Amsterdam dat ik vroeger ook zag in films als Escape from New York en The Warriors”, vertelt Toonen. “New York was in de jaren zeventig nog veel meer verlopen dan Amsterdam. Maar begin jaren tachtig was Amsterdam niet echt the place to be.”

De Zeedijk was gevaarlijk…

“De Zeedijk was heel gevaarlijk. Ik heb gesproken met rechercheurs van de Wallen en de Warmoesstraat uit die tijd en die zeiden: ‘Daar ging je in je eentje niet naar toe’. Het was een soort no-gozone voor politie.”

Je had het over iets stoffigs of verouderds naar deze tijd halen, qua vorm, qua vertelling. In zijn algemeenheid, wat zijn jouw ideeën over het fenomeen reboot?

“Voor mij voelt het niet als een reboot. Het voelt als een origin story. We laten de eerste week van rechercheur De Cock zien. Wij vonden het interessant om erachter te komen hoe hij is geworden zoals hij is geworden. We kennen hem uit de tv-serie als een stoïcijnse man, die op bijna autistische wijze naar de dingen kijkt en observeert, alles vanuit verschillende gezichtspunten gadeslaat. En aan het eind van de aflevering met een concusie komt waarvan je denkt: hallo, waarom heb ik dat niet gezien?”

“Daar had Appie Baantjer een aantal vuistregels voor gegeven: De Cock draagt geen wapen, hij vloekt niet en hij gaat niet vreemd. Waarom draagt hij eigenlijk geen wapen? Dat is best een interessante keuze voor een agent in 1980. Wat heeft hij meegemaakt? Als je de film hebt gezien, snap je dat.”

Baantjer Het Begin

De Cock vloekt niet, maar er is wel degelijk Amsterdamse straathumor.

“Ik ben blij dat je dat zegt, want die harde humor is wel kenmerkend voor Amsterdam. Dat wilden we er in hebben. Van mij had het nog wel meer gemogen, ik hou daar wel van. Eigenlijk is dit mijn meest serieuze film tot nu toe. In al mijn films zit humor, het spelen met conventies.”

“Ik zat op mijn knieën naast de
camera en luisterde naar de acteurs”

Genrefilms
Arne Toonen (Boxmeer, 1975) studeerde in 2003 af aan de Amsterdamse Filmacademie. In 2000 stond hij als tweede camera-assistent op de set van Baantjer voor de opname van een aflevering waarin – zo wil het toeval – Waldemar Torenstra meespeelde, De Cock en de man die zijn gezicht verloor. “Ik zat daar zó dicht op het vuur”, zegt hij. “Ik zat op mijn knieën naast de camera en luisterde naar de acteurs. Ik keek om me heen. Ik wist wat voor lenzen er op de camera gingen, wat voor effecten die lenzen gaven … het licht, de regieaanwijzingen. Dat was voor mij een enorme leerschool.”

Heb jij regisseurs die voor jou inspiratiebron of voorbeeld zijn?

“Die had ik vroeger meer dan nu. Ik was vroeger een grote fan van Oliver Stone. David Fincher vind ik nog steeds geweldig. Vroeger heb ik veel gekeken naar een Robert Rodriguez, de Guy Ritchie’s en de Tarantino’s. Kathryn Bigelow vind ik ook een superinteressante regisseuze. Het is jammer dat je eigenlijk weinig vrouwelijke voorbeelden hebt. Bigelow is in dat opzicht een pionier, haar tijd vooruit.”

Je bent een liefhebber van genrefilms, je ziet jezelf ook als een genreregisseur. Je noemt Amerikaanse voorbeelden. Heeft de Europese genrefilm, met name de Italiaanse genrefilm van de jaren zeventig en tachtig, denk aan Enzo G. Castellari, iets voor jou betekend?

“Wat minder inderdaad, buiten de Sergio Leone’s en de Fellini’s. Mijn vader was journalist, die was freelancebuitenlandcorrespondent en we hebben een tijdje in Los Angeles gewoond. Daar ben ik opgegroeid met de Hollywoodfilms. Ik heb de persvoorstelling van The Goonies gezien. Ik was daar toen The Karate Kid uitkwam. Back to the Future, E.T., Star Wars—dat is waar ik mee ben opgegroeid. Misschien dat ik daar de liefde voor genrefilms heb ontwikkeld en dat waren in heel veel gevallen inderdaad Amerikanen. Tony Scott vind ik ook heel erg tof. En John Hughes [The Breakfast Club] vind ik geweldig qua humor. Tim Burton ook, hij is eigenlijk de grote inspiratiebron voor Dik Trom.”

Voor de ingang van de kelder staat een motor geparkeerd. Die blijkt van Toonen te zijn. De regisseur verzamelt originele filmposters van oude bikerfilms. “Superslechte films, allemaal. Ik heb nu een hele collectie Italiaanse shit waarvan ik de films niet kan vinden. In ieder geval niet op dvd. Die vreselijke Amerikaanse films – Hells Angels on Wheels, Hell’s Belles, Run, Angel, Run!, The Glory Stompers, al die dingen van vóór Easy Rider – vind ik fascinerend.”

Baantjer Het Begin

Sodom en gomorra
Op een bankje in de gang zit Ryanne van Dorst, ook bekend als de ruige rockmuzikant Elle Bandita. In Baantjer Het Begin maakt ze haar filmdebuut als Dr. Rusteloos, de patholoog- anatoom. Net als haar collega Jeremy Bishop uit de Tom Thorpe-misdaadromans van Mark Billingham heeft Dr. Rusteloos een morbide gevoel voor humor en kleedt zich als metalfan. Het Masters of Reality T-shirt van Black Sabbath is een raak detail.

“Daar had ik met Arne een mini-brainstorm over”, zegt Van Dorst. “Hoe moet dat karakter eruitzien? We hadden beiden hetzelfde idee: iemand die een beetje door de dood is geobsedeerd. Iemand die ook in die macabere, obscure muziek zit. Die vroege metal.”

“De setting was van meet af aan
de krakersrellen en de kroning”

Baantjer Het Begin is een Nederlandse actiefilm die zich kan meten met het internationale aanbod. “Het is een plot gedreven film, maar ik heb erg gepusht voor meer aandacht voor de karakters”, zegt Toonen. “We zien de eerste week van rechercheur De Cock en hoe gaat hij om met het sodom en gomorra van Amsterdam in 1980? Ik wilde dat het meer ging over buddy’s.”

“De setting was van meet af aan de krakersrellen en de kroning. De krakers dreigen een aanslag te plegen op de koningin, en politie en De Cock moeten dat zien te verijdelen. Het ging aanvankelijk van clou naar clou naar clou. Ik wilde meer aandacht voor de personages. Toen is (scenarist) Willem Bosch erbij gekomen en die heeft er karakters van vlees en bloed van weten te maken, waardoor je van ze gaat houden, waardoor je empathie krijgt.”

Wat was voor jou belangrijker: de achtergrond van de kroning en de krakersrellen of de personages?

“Ik probeer me te ontwikkelen als filmmaker en steeds beter te worden in character development. In de voorbereiding steek ik veel tijd in hoe het eruit moet zien, zodat ik tijdens de repetities en op de set alleen maar bezig ben met de personages. Voor mij staat emotie helemaal bovenaan. Daaronder karakter. Daaronder verhaal. En daaronder aankleding et cetera. Al die elementen, ook setting, of kleur van het licht, ondersteunen de emotie. Dat kan allemaal helpen, dat vind ik het mooie van filmmaken. Muziek ook.”

Baantjer Het Begin

Daar heb je ook inspraak in gehad?

“Jazeker. Onder de opening heeft heel lang The Clash gezeten. Maar Herman Brood is toch meer Amsterdam. Het werkt veel beter. Het voelt ook als Nederlands erfgoed.”

“Het geweld van de Mobiele
Eenheid was niet kinderachtig”

Al is de film gewelddadig, de werkelijkheid van toen was nog veel gewelddadiger. Het ergste is weggelaten, om de richtlijn ‘geschikt voor kijkers vanaf 12 jaar’ van de filmkeuring niet in gevaar te brengen. “Het geweld van de Mobiele Eenheid was niet kinderachtig”, zegt Toonen. “Je werd in een busje getrokken en met een helm werden de tanden uit je mond geslagen. Het was gewoon oorlog in de stad. Heel veel mensen zijn dat vergeten.”

Ik niet…

“De mensen die in Amsterdam woonden, zijn het niet vergeten. Maar als je het alleen maar veilig achter de geraniums op het tv-scherm hebt gezien, is dat heel anders. De man die voor de film de rekwisieten deed, heeft gezien dat een kraker een stoeptegel vol in het gezicht van een voorbijrijdende motoragent gooide. Zo hard ging het er aan toe. Er was intense haat vanuit de krakers naar alles wat met autoriteit had te maken. We laten het zo hard mogelijk zien als het past binnen de marges van de keuring.”

Heb je vanwege budgetbeperkingen bepaalde dingen moeten laten die je wel had willen doen?

“De krakersrellen, het liefst had ik de Vondelstraat gehad en alle tegels uit de Van Baerlestraat getrokken. En een tram in de fik gestoken. Maar hoe realistisch is dat? Ik ben al superblij met 150 figuranten op Rapenburg. En we hebben het zo weten te bedenken en te monteren … we hadden maar vier paarden. Maar het lijken er wel twintig.”

Zo zie je maar, beperkingen maken je creatief.

“Ik vind zelf thinking inside the box prettiger. Anders is het eindeloos. Maar de beperking zorgt ervoor dat je binnen de mogelijkheden een oplossing moet vinden en dus creatief moet zijn. Thinking inside the box dwingt je tot creativiteit.”

Baantjer Het Begin draait vanaf donderdag 18 april in de bioscoop. De tv-serie volgt in het najaar.

 

16 april 2019

 

MEER INTERVIEWS

Bloody Marie

***
recensie Bloody Marie

Fata morgana met pit

door Sjoerd van Wijk

Naarmate de vaart er in komt, transformeren de Amsterdamse Wallen van Bloody Marie steeds meer tot een buitenaardse plek waar geen toeristen zijn, maar wel getript wordt. De wereld van Marie is een levensechte fata morgana met pit.

Op papier lijkt Bloody Marie vooral een parade van schematische figuren. Marie Wankelmut (Susanne Wolff, Styx), van wiens fictieve striproman Bloody Marie dit een verfilming zou zijn, is een stripboekenschrijfster die al jaren teert op het succes van haar debuut. Uiteraard heeft ze geen inspiratie meer maar wel flessen wodka. Deze alcoholistische malle tante kan niet anders dan op de Amsterdamse grachten gevonden worden. Woonachtig op de Wallen, steelt ze op een van de vele dronken nachten geld van het naastgelegen bordeel. Dat zet het een en ander aan avontuur in gang, met de te verwachten ongure Oost-Europeaan, onderdrukte jongedames en een enge baas die ad infinitum hoest.

Bloody Marie

Gemoedelijke gemoedstoestanden
Toch weten regisseurs Guido van Driel (De wederopstanding van een klootzak) en Lennert Hillige, zijn vaste cameraman (Retrospekt) die nu zijn regiedebuut maakt, deze opeenstapeling van clichés meer te laten zijn dan de som der delen. Zorgvuldig krijgt de van oorsprong Duitse Marie steeds meer ontwikkeling. De arena van de Amsterdamse grachten vormt welhaast een extensie van haar personage. Het neon van de Wallen versterkt het stripachtige van de film, waarbij het cartooneske er welhaast uit lijkt getrokken. Niet voor niets is Guido van Driel van origine een striptekenaar.

Susanne Wolff komt dankzij haar Duitse karakter zowel naturel Amsterdams tegen het stereotype aan als licht buitenissig over. De altijd vervreemdende Jan Bijvoet (Borgman) geeft als grote fan van haar Oscar Doki hier extra cachet aan, evenals de innemende droombeelden van Marie’s overleden moeder. Zo deint Bloody Marie gemoedelijk verder de gemoedstoestand uitdiepend.

Maar zodra de sjeu er in komt, valt alles op zijn plaats in Marie’s ineenstortende leven. De gemakzucht om de prostitutie neer te zetten als een en al misère met dito cartooneske schurken daargelaten, is Marie’s confrontatie met haar misdaad een waarlijk psychedelisch avontuur. Het is tevens een confrontatie met haarzelf in een wereld die op elk punt haar belevingswereld van tegengas voorziet. Van Driel en Hillige werken kien van flikkerende dolheid naar de spannend uitheemse ontknopingen, met duistere tekeningen uit de fictieve striproman die de bonje verheffen.

Bloody Marie

Buitenaards Amsterdam
Aart Staartjes als behulpzame buurman is als rots in de branding een schot in de roos om het buitenaardse karakter van dit Amsterdam te benadrukken. Een normaliter zo door het toerisme verdorven plek als de Wallen lijkt daarom welhaast een andere wereld. En in Bloody Marie is ondanks het uitgangspunt geen sprake van verleidelijke verheerlijking van de hoofdstad.

De onbedoelde queeste in dit onbekende terrein is voor Marie niet de financiële zekerheid, noch het hervinden van inspiratie. De tedere momenten met haar hond wijzen ook op meer dan eenzaamheid in deze vreemde plek. In een honds loyaliteit zit ook de vergeving, wat pakkend aansluit bij Marie’s vele misstappen. En in vergeving zit verlossing. Zo komen alle elementen van Bloody Marie samen tot een gevatte fata morgana.

 

23 februari 2019

 

ALLE RECENSIES

Schapenheld

*****
recensie Schapenheld

Een eenzaam schreeuwende idealist

door Ries Jacobs

De opkomende zon schijnt haar stralen op de heide. Een herder struint met zijn kudde en zijn honden door de velden. Schapenheld opent met de heerlijke romantiek van het leven in de natuur, een traditioneel en rustiek buitenleven. Of toch niet?

Openheid, rust, ruimte, vrijheid. Schaapsherder Stijn Hilgers somt op waarom hij zo graag met zijn schapen op de heide is. Nabij Goirle, tegen de Belgische grens, leidt hij zijn kudde van de boerderij naar de heidevelden en van daar weer naar het grasland. Hij is een typische Brabander, grofgebekt en vaak klagend, maar tegelijkertijd zorgzaam voor zijn schapen en zijn gezin.

Schapenheld

Hilgers maakt het zichzelf niet gemakkelijk. Categorisch weigert hij zich aan te passen aan het marktdenken en de grootschalige, gemechaniseerde landbouw die het hedendaagse Nederland kenmerkt. Hij wil traditioneel en duurzaam met de natuur bezig zijn zonder haar te schaden.

Valerio Zeno
Regisseur Ton van Zantvoort vertelt in Schapenheld het verhaal van Hilgers op een observerende manier, zonder voice-over en met een minimum aan interviews. Hij wil zijn mening niet opdringen aan het publiek. Zo kom je er in de loop van de film zelf achter hoe het werkelijke leven van de schaapsherder eruitziet. Dat dit leven niet alleen uit romantiek bestaat, wordt snel duidelijk. Hilgers heeft moeite om de touwtjes aan elkaar te knopen en moet steeds weer met natuurbeheerders om de tafel om te onderhandelen over welke heidegronden zijn kudde mag begrazen.

Gaandeweg de documentaire krijgt Hilgers steeds meer moeite om zijn idealen in de praktijk te brengen. Hij is minder op de hei te vinden en houdt zich steeds vaker bezig met randzaken zoals televisieoptredens bij Valerio Zeno en Herman den Blijker, horeca-activiteiten en presentaties op braderieën. Zijn humeur wordt er dan ook niet beter op.

Vlaams dorpje
Van Zantvoort wilde onderzoeken of het nog mogelijk is om in onze neoliberale wereld niet met de kudde mee te lopen. Dit blijkt moeilijk. Iedereen vindt het prachtig wat Hilgers doet, zolang het maar binnen de bestuurlijke en financiële kaders past. De herder op zijn beurt is zo gesteld op zijn vrijheid dat hij zich moeilijk kan aanpassen aan onze geïnstitutionaliseerde maatschappij. Het schrijnende dieptepunt van de film is de scène waarin Hilgers, nadat hij zijn kudde dwars door het Vlaamse dorpje Poppel heeft geloodst, wordt gebeld dat er uitwerpselen op de stoep liggen. Nadat zijn vader naar België is gereden om de schapenkeutels op te ruimen, krijgt hij van de politie alsnog een boete.

Schapenheld

De kijker ziet het incident vanuit het gezichtspunt van Hilgers, zonder wederhoor van andere partijen. Dit perspectief houdt Van Zantvoort gedurende de hele documentaire vast en dat levert een ijzersterke film op. Samen met Hilgers zinkt de kijker steeds verder weg in het moeras van bestuurlijke regelgeving, overijverige ambtenaren en de moordende concurrentie van minder op duurzaamheid gerichte bedrijven.

Omdat de regisseur zich concentreert op de idealen en gevoelens van Hilgers, geeft hij de beelden een intensiteit die je weinig ziet in documentaires. De filmmaker brengt de frustrerende strijd van Hilgers rauw en zonder sentiment in beeld en maakt daarmee een film die meer is dan een portret van een herder.

In 2011 maakte Van Zantvoort de korte film Het verleden heeft de toekomst. Hierin is een optimistische en strijdvaardige Hilgers te zien, een herder die bewust afstand van de bio-industrie en de consumptiemaatschappij neemt. In Schapenheld zien we een herder die meer en meer verbitterd raakt wanneer het tot hem doordringt dat hij geen afstand van diezelfde maatschappij kan nemen. Wie niet wil meegaan in de neoliberale maalstroom verwordt al snel tot een eenzaam schreeuwende idealist in de jungle van marktdenken en institutionele regelgeving.

 

19 februari 2019

 

ALLE RECENSIES

Wonder van Le Petit Prince, Het

****
recensie Het wonder van Le Petit Prince

Vier vertalingen, vier verhalen

door Nanda Aris

Le Petit Prince, geschreven door Antoine de Saint-Exupéry in 1943, is een van de meest vertaalde boeken ter wereld. Wat betekent het verhaal voor de vertalers, voor hun cultuur en hoe gaan ze om met de vertaling? 

De avonturen van de kleine prins zijn zelfs vertaald naar vergeten en bijna uitgestorven talen als het Tamazight in Noord-Afrika, het Sami in het noorden van Finland, het Tibetaans en het Nawat in El Salvador. In Het wonder van Le Petit Prince volgen we deze vier vertalingen.

Deze documentaire van Marjoleine Boonstra die in première ging op het IDFA afgelopen jaar, ontstond door een opdracht een film over vertalen te maken – en hoe prachtig is deze uitkomst van de opdracht. De vier vertalingen die we volgen zijn in verschillende uithoeken opgenomen, als lijkt het een aflevering van Floortje naar het einde van de wereld. 

Het wonder van Le petit prince

Woestijn
De film start met de mooie warme voice over van Johan Leysen, die in het Frans een stukje uit Le Petit Prince vertelt: de kleine prins belandt op aarde en komt een slang tegen. De kleine prins vraagt zich af of er wel mensen leven op deze planeet, maar het gebrek aan mensen komt doordat ze zich in de woestijn bevinden, zo antwoordt de slang. De muziek begeleidt het verhaal sprookjesachtig.

In de woestijn start ook het eerste verhaal, bij vertaler Lahbib Fouad in Marokko. Toen Fouad zes was ging hij naar school, waar zijn leraar Arabisch sprak. Tot die tijd had hij alleen het Berberse Tamazight, officieel de tweede taal van Marokko, gekend. Fouad besloot om het verhaal van de kleine prins te vertalen naar het Tamazight, zodat kinderen tegenwoordig ook na schooltijd in die taal kunnen lezen. Er waren woorden die moeilijk te vertalen bleken, zoals waterkraan, wat waterput werd.

Elk van de vier vertalingen kent zijn eigen herkenning in het verhaal van de kleine prins. Fouad ziet herkenning in het feit dat de kleine prins met dieren praat, iets dat niet ongewoon is binnen zijn cultuur.

Sneeuw
Voor de tweede vertaling reizen we af naar het koude besneeuwde grensgebied van Noorwegen en Finland, waar Kerttu Vuolab samen met haar moeder leeft. Zij vond troost in het verhaal van de kleine prins, nadat haar zus tragisch overleed, en zij op school gepest werd. Ze sprak geen Fins, maar alleen het Sami, waardoor ze zich geïsoleerd voelde op school. Ze vond herkenning in het verhaal dat volwassenen ongevoelig konden zijn en kinderen geen mening mochten hebben. De pijn en het verdriet zijn voelbaar wanneer de tranen over haar wangen rollen en ze het boekje haar grote vriend noemt.

Het wonder van Le petit prince

Bedreigd
Het derde en vierde verhaal hebben gemeen dat de taal bedreigd raakte en er van hogerhand bepaald werd dat de taal niet gesproken mocht worden. Zoals in El Salvador, waar drie oudere dames en vertaler Jorge Lemus het verhaal van de kleine prins vertalen naar het Nawat, de taal die de oorspronkelijke bewoners van El Salvador spraken. Na de komst van de Spanjaarden was het gevaarlijk om deze taal te spreken, er stond de doodstraf op. Lemus herkent El Salvador als de roos in het verhaal de kleine prins; een veeleisende bloem die de nodige aandacht nodig heeft.

Vrij
Voor het vierde verhaal reizen we niet af naar het land van herkomst, maar naar Parijs, waar de Tibetaanse Tashi Kyi en Noyontsang Lhamokyab in ballingschap leven. Kyi zou graag zoals de kleine prins vrij kunnen zijn, vrij om doelen te bereiken, en vrij om te gaan en staan waar ze wil.

Vier uiteenlopende verhalen van vertalers die allen troost vonden door de vertaling van de kleine prins in hun eigen taal. Soms om persoonlijke redenen, soms om het grotere geheel, dat van een bevolking. Door de vertalingen wordt het culturele erfgoed gewaarborgd en een taal levend gehouden. Boonstra brengt de vertalers en hun motivaties prachtig in beeld en combineert dit met fantastische beelden van de omgeving, de natuur en de dieren, die ook zo belangrijk zijn voor het verhaal.

 

5 februari 2019

 

ALLE RECENSIES

Jij bent mijn vriend

***
recensie Jij bent mijn vriend

Hoe The New Kid in Town zijn plekje vindt

door Ries Jacobs

Na de succesvolle documentaire De kinderen van juf Kiet brengen documentairemakers Peter Lataster en Petra Lataster-Czisch opnieuw de klas van docente Kiet Engels in beeld. Ditmaal is de ster van de film de zesjarige Branche, die met zijn ouders vanuit Macedonië naar Nederland is verhuisd omdat zij hier een baan vonden.

Jij bent mijn vriend begint op de dag dat Branche voor het eerst naar school gaat. Hij zit in een klas in het Brabantse Hapert, speciaal voor migrantenkinderen die het Nederlands nog niet beheersen. De camera volgt de vorderingen van de jongen in dit klasje en in het reguliere basisonderwijs waar hij een half jaar later instroomt.

Jij bent mijn vriend

De jongen vindt aanvankelijk moeilijk zijn plekje in een klas vol kinderen die een andere taal spreken, maar na een tijdje vindt hij een vriend in zijn leeftijdsgenoot Ayham. Wanneer die plotseling van school gaat, begint de hele zoektocht naar een vriend opnieuw.

Sobere stijl
De kinderen van juf Kiet (2016) kreeg lovende kritieken vanwege de maatschappelijke relevantie, maar vooral vanwege de stijl. De makers schoten de beelden vanuit het gezichtspunt van een kind en voorzagen de film niet van een voice-over. Ook verschenen er geen deskundigen in beeld om de beelden te duiden. Deze niet vaak door documentairemakers gebruikte stijl werkte verfrissend omdat de kijkers nu de wereld door de ogen van de kinderen zagen en bovendien zelf conclusies konden trekken.

Ook in Jij bent mijn vriend hanteren de Latasters deze sobere stijl, maar hier werkt het minder. Omdat de camera nu maar één kind volgt, wordt de film snel eentonig. We zien Branche werkjes maken en spelen en nog meer werkjes maken en nog meer spelen. Het is teveel van hetzelfde om vijfenzeventig minuten film mee te vullen. Bovendien komen we op deze manier niets over Branche te weten. Heeft hij thuis vrienden? Wat is de achtergrond van zijn ouders?

Kenmerkend is de scène waarin Branche op de gang wordt gezet omdat hij een meisje pest. De kijker ziet de jongen minutenlang op een stoel zitten, waarbij de enige actie is dat de juf heel even met hem komt praten. Zonder voice-over of achtergrondmuziek duurt deze scène wel erg lang.

Jij bent mijn vriend

Jampotbril
De Latasters willen met de film laten zien dat iedereen behoefte heeft aan een vriend en dat het soms moeilijk is om vriendschap te sluiten. De film toon de kijker inderdaad een transformatie van een angstige jongen die niet naar school wil naar een vrolijke jongen die op het schoolplein speelt met zijn vriendjes. Overigens zien we dit proces bij bijna ieder kind dat voor het eerst naar school gaat.

De vraag is dan ook waarom de makers om dit in beeld te brengen juist Branche de hoofdrol in hun film hebben gegeven. Hadden ze deze niet beter aan een ander kind film kunnen geven, bijvoorbeeld een onzekere kleuter met een jampotbril en een overbeet? Het soort kind dat steeds buiten de groep dreigt te vallen. Dat had waarschijnlijk een interessantere film opgeleverd. Nu zien we Branche met zijn leuke koppie en goede sociale vaardigheden. Iedereen ziet vooraf al dat dit joch het, ondanks zijn taalachterstand, wel gaat redden in de wereld.

Het lijkt erop dat de Latasters nog wat materiaal overhadden van hun vorige project in het klasje in Hapert en dit, aangevuld met wat extra beelden, in een nieuwe film hebben gestopt. Zo bezien kun je Jij bent mijn vriend beschouwen als een spin-off van De kinderen van juf Kiet. Zoals zo vaak is ook in dit geval de spin-off minder geslaagd dan het origineel.

 

18 november 2018

 

ALLE RECENSIES

Ben Sombogaart over Rafaël

Ben Sombogaart over Rafaël en andere filmzaken:
“Verhalen over mensen die hun best doen om gehoord te worden”

door Alfred Bos

Ben Sombogaart ontbrak op de feestelijke opening van het Nederlands Film Festival, waar zijn nieuwe film later die week in première ging. Rafaël vertelt het waargebeurde verhaal van een Nederlandse vrouw die haar Tunesische man naar Nederland wil brengen.

“Ik heb het voorrecht dat ik kan kiezen uit wat er op me afkomt en die keuze laat ik afhangen of ik affiniteit heb met het verhaal.” Ben Sombogaart (Amsterdam, 1947) is een druk bezet man. Zijn vijftiende speelfilm Rafaël was nog niet helemaal af toen hij begon aan het volgende project; hij regisseert zes van de tien afleveringen van de tv-serie Keizersvrouwen, volgend jaar uit te zenden door AVRO/TROS.

Ben Sombogaart

Hij is gewend om aan meerdere dingen tegelijk te werken. Filmen in Nederland, dat is lang zoeken naar geld en vervolgens in no time een productie draaien. Zijn voorlaatste speelfilm, naar Jan Siebelinks roman Knielen op een bed van violen (2016), werd in 2009 aangekondigd. Ook Rafaël stond lang op het gaspitje van de fondsenwerving.

Ben Sombogaart: “Daar zijn we vijf, zes jaar mee bezig geweest. Het script is in 2012 geschreven op basis van wat een Nederlandse vrouw en een Tunesische man in 2011 hebben meegemaakt. Die reis is door de scenarist, samen met de betrokken personen, nogmaals gedaan en daar is het script uit voortgekomen. Het is nu 2018, dat is zes jaar later.”

“Ik wil graag een goed doordacht
scenario voordat ik ga filmen”

“Ik wil graag een goed doordacht scenario in handen hebben voordat ik ga filmen. En ik wil graag dat de financiering rond is. Bij bijna elke film wordt er begonnen terwijl de financiering nog niet helemaal rond is. Dan valt er een co-producent af en moet je het script aanpassen. Ik heb dat voortdurend meegemaakt.”

Ook bij Rafaël was dat het geval. “Op het laatste moment hebben we besloten om de film niet in Italië te draaien, al ligt dat wel voor de hand; het verhaal speelt zich voor een belangrijk deel af op Lampedusa en Sicilië. De financiële situatie in Italië was heel onduidelijk, dus na twee jaar onderhandelen besloten we om naar Kroatië te gaan. Dat betekent dat je ook weer op zoek moet naar geschikte nieuwe locaties. In september 2017 zijn we gaan draaien.”

Vluchteling versus bureaucratie
In Rafaël ontvluchten twee geliefden, een Tunesische man (Nazir, gespeeld door Nabil Mallat) en zijn zwangere Nederlandse vrouw (Kimmy, gespeeld door Melody Klaver), de politieke troebelen in de Maghreb. Tijdens de oversteek naar Italië raken ze van elkaar gescheiden. Kimmy bereikt Nederland, Nazir komt vast te zitten in een opvangkamp voor vluchtelingen. Maar ze laat hem niet in de steek.

In september 2015 werd Europa overspoeld door een enorme stroom vluchtelingen uit Syrië. Heeft dat geholpen om potentiële geldschieters over de streep te trekken?

Sombogaart: “Ja en nee. Instellingen die zich bekommeren om het lot van vluchtelingen vinden dat we daar aandacht aan moeten besteden. Maar bij filmfondsen, co-producers en omroepen is er ook de vrees dat je het publiek niet moet lastigvallen met zware kost die ze al de hele dag op de televisie zien. Willen ze dat wel zien in de bioscoop? We hebben geen documentaire over het leed van vluchtelingen willen maken, maar een persoonlijk verhaal van twee mensen. Er is geen klaagzang, het is niet supertreurig. Het is een verhaal dat voor een groot deel in werkelijkheid zo gebeurd is.”

“Een gevecht tegen windmolens, een gevecht
tegen instanties, een gevecht tegen Fort Europa”

Deze film voegt zich in het rijtje films over de vluchtelingenproblematiek die er de afgelopen jaren in de Nederlandse bioscoop te zien zijn geweest. Wat voegt Rafaël daar aan toe?

“Tienduizenden mensen wagen de oversteek en dit verhaal geeft twee daarvan een naam en een gezicht. Met hun verhaal kan de kijker zich identificeren. Je kunt met ze meevoelen, met die vrouw die gaat vechten om haar man terug te krijgen en de man die verdwaalt in de bureaucratie. Het Kafkaëske van het hele verhaal trok me aan. Een gevecht tegen windmolens, een gevecht tegen instanties, een gevecht tegen Fort Europa. Je wordt heel nietig, je kunt niks.”

De bureaucratie is stuitend, dat besef je als krantenlezer of tv-kijker nauwelijks.

“Die Italiaanse ambtenaar is geen nare man, maar hij ziet iedere dag honderden dossiers langskomen. Het is een niet aflatende stroom van mensen. We hebben daar bewust een wat oudere man voor gekozen; een oudere, ietwat vermoeide man. Hij staat voor de Italiaanse overheid. Wat moet die? Je kunt alleen maar zuchten en hopen dat andere landen jou een beetje gaan helpen.”

“Die man weet het ook niet meer. Die wordt helemaal gek. En dan komen er twee van die dames die ontzettend aanhouden. Die man wordt wanhopig. Italië is natuurlijk ook wanhopig, dat is de parallel. We hebben bewust juist niet gezegd: ‘deze man is een slechterik’. We hebben gezegd: ‘deze man is onmachtig’.”

Ben Sombogaart

Super 8-film
Sommige mensen weten op hun achtste al dat ze later regisseur worden en draaien, als Steven Spielberg, filmpjes in hun achtertuin. Wist Ben Sombogaart op de middelbare school: ik ga later films maken?

“Ik wist al heel vroeg dat ik verhalen wilde vertellen. Op de middelbare school was ik de hoofdredacteur van de schoolkrant en maakte ik hoorspelletjes, samen met anderen; op zolder hadden we een soort geluidsstudio ingericht. Geen hoorspelen à la Paul Vlaanderen, meer een soort literaire verhalen. Ik schreef verhalen, niet om films of hoorspelen van te maken. Ik was wel veel met geluid bezig; klankbeelden samenstellen, reportages. Ik kwam iets tegen wat ik mooi vond en dat wilde ik met anderen delen.”

“De buurman gaf me een super 8-filmcamera,
zodat ik filmpjes kon maken”

“Meneer Smit, de benedenbuurman in het souterrain van het huis waar wij woonden, verhuurde films. Dat souterrain stond vol met filmblikken. Hij draaide regelmatig films, om te controleren of ze nog goed waren. Dan schoof hij het gordijn op een kiertje, zodat ik en mijn vriendje konden meekijken. Meneer Smit gaf me een super 8-filmcamera, zodat ik filmpjes kon maken. Rond Sinterklaas en Kerst had hij heel veel projecties van films. Dan zette hij de film in de projector en ging naar de volgende school. Ik bleef bij de projector staan. Zo leerde ik de praktische kant van het film vertonen.”

“De Filmliga draaide op zaterdagavond, na afloop van de reguliere voorstelling in Kriterion, bijzondere films. Daar ging ik elke week naar toe. Ik groeide op in de tijd van de Nouvelle Vague en het Italiaanse neorealisme. De sfeer van die films raakte me heel erg, zonder dat ik me bewust was van de cinematografische waarde. Het soort verhalen en de manier waarop het verteld werd, dat raakte me enorm. Dat vond ik eigenlijk interessanter dan de Amerikaanse cinema.”

“In de Oude Hoogstraat zat toen nog de Filmacademie. Daar heb ik aangeklopt, want ik wilde films gaan maken. De reactie was: ‘dan moet je eerst je middelbare school afmaken’. Dat heb ik gedaan. Ondertussen had ik al regelmatig geluidsmensen geassisteerd. Zo kwam ik met redelijk wat bagage – filmpjes, hoorspelen – op de Filmacademie. Ik was me dus al vrij vroeg bewust dat ik in dat soort omgeving wilde functioneren. Ik wilde verhalen vertellen.”

Iemand zijn
De regisseur Sombogaart is van vele markten thuis. Aanvankelijk maakte hij documentaires over kinderen, regisseerde kinderprogramma’s op tv en maakte speelfilms voor kinderen. Het Zakmes (1992), naar het boek van Sjoerd Kuyper, won een Gouden Kalf. Voor zijn eerste niet-kinderfilm, een verfilming van Tessa de Loo’s roman De Tweeling (2002), ontving hij opnieuw een Gouden Kalf. En oogstte erkenning in het buitenland, de film werd genomineerd voor een Grammy.

Sindsdien draaide Sombogaart boekverfilmingen, tv-series, kinderfilms, originele scripts en internationale producties met on-Nederlandse budgetten. Kruistocht in spijkerbroek (2006) is een Nederlands-Belgische productie voor de internationale markt onder de titel Crusade: A March Through Time. Het historische (jaren vijftig) drama Bride Flight uit 2008, met Rutger Hauer, speelt voor een belangrijk deel in Nieuw Zeeland. Koning van Katoren (2012) is fantasy voor kinderen, geschoten in Italië. Daarnaast regisseerde Sombogaart afleveringen van de tv-series Zwarte Tulp en Moordvrouw.

“Kinderen worden vaak schattig gevonden,
maar er wordt niet naar ze geluisterde”

Wat trekt je aan in het verhaal? Wat boeit je?

“Dat hangt in eerste instantie samen met wie ik zelf ben en hoe ik ben opgegroeid. De eerste films die ik maakte, documentaires, gingen vaak over kinderen die opgroeien onder moeilijke omstandigheden; die moeten zien te overleven. Ik heb veel gereisd, over de hele wereld, om portretten van gezinnen en kinderen te maken. Pas later realiseer je je: ik maak verhalen over kinderen die hun best moeten doen om gehoord te worden. Kinderen worden vaak schattig gevonden, maar er wordt niet naar ze geluisterd. Ze worden niet serieus genomen. Die documentaires waren bedoeld om kinderen een stem te geven.”

Dat element zit ook in Rafaël.

“Precies. Of je het nu over De Tweeling hebt, of over Bride Flight, of over Rafaël, of over De Storm—het gaat altijd over personages die een gevecht leveren om te overleven, om serieus te worden genomen; mensen die willen meetellen en iemand zijn. Dat spreekt me aan. Mensen bestaan pas als ze gezien worden, als er naar ze geluisterd wordt. Ik heb vijftien speelfilms gemaakt en in de een zit het meer dan de ander, maar het komt altijd terug.”

Film, boek en tv
Tussen die vijftien films zitten een aantal boekverfilmingen en verschillende van Sombogaarts’ films – zoals De Storm, Bride Flight en ook Rafaël – zijn omgewerkt tot boek. “Het filmtraject duurt echter veel langer, dus is het boek er vaak eerder dan de film”, zegt de regisseur.

Abeltje en Pluk van de Petteflet (Annie M.G. Schmidt), De Tweeling en Isabelle (beide van Tessa de Loo), Kruistocht in spijkerbroek (Thea Beckman), Knielen op een bed van violen (Jan Siebelink) zijn echte boekverfilmingen. Voor producenten is het aanlokkelijk om een succesvol boek te verfilmen. Dan heb je een basispubliek, want er is een merk. Maar voor veel lezers wordt hun beeld van het boek, hun fantasie, door een boekverfilming kapot gemaakt. Dat merkte ik duidelijk bij Kruistocht in spijkerbroek. Bij voorgesprekken bleek dat volwassenen die als tiener het boek hadden gelezen, niet naar de film wilden kijken want ze koesterden het verhaal.”

Ben Sombogaart

“Waar je als maker op zoek naar moet gaan is: je moet de mensen die wel gaan kijken niet frustreren. Dus je moet op zoek naar de ziel van het verhaal, dat wat de lezers heeft geraakt. Waardoor ze het boek zo mooi vonden, wat ze koesteren. Daar moet je heel zorgvuldig mee omgaan.”

Ben Sombogaart is vertrouwd met speelfilm zowel als televisieserie. Tot zijn verdriet ziet hij tv-series uit België en Scandinavische landen wel doorbreken op de internationale markt, maar Nederlandse niet. Daar heeft hij een verklaring voor.

“Het is zo jammer dat in Nederland
de boot qua tv-series wordt gemist”

“Het is in Nederland sinds een jaar of tien, vijftien gewoonte om tv-series al in productie te nemen terwijl de scripts nog niet fatsoenlijk in elkaar zitten. Er is een enorme haast. Er is veel te weinig tijd om veelbelovende projecten voor te bereiden. De scripts zijn nog niet af, de financiering is vaak nog niet helemaal rond. Dat is zonde.”

“Kijk naar de Scandinavische landen die in feite een kleinere thuismarkt hebben dan wij. Die nemen de tijd om scripts door te ontwikkelen. Het script is de basis van je film. In Nederland begin je te draaien terwijl alleen de scripts van de eerste twee afleveringen op papier staan en de uitzenddatum al bekend is. Dat is een vicieuze cirkel, zo komen we nooit uit het dal waarin we zitten met de Nederlandse dramaseries. We hebben het talent en de vakmensen om het naar een hoger niveau te tillen, waardoor je internationaal kunt meedoen. Op deze manier lukt dat natuurlijk nooit niet.”

“Er is gebrek aan geld om scripts goed te ontwikkelen. Daar wordt te weinig tijd en aandacht aan besteed. Het begint met een goed verhaal. Het audiovisuele verhaal bloeit, er worden wereldwijd meer tv-series gemaakt dan ooit; dat is een waanzinnige markt. Daarom is het zo jammer dat in Nederland de boot qua tv-series wordt gemist.”

 

13 oktober 2018

 

MEER INTERVIEWS

Zie mij doen

****

recensie Zie mij doen

Gehandicapten en hun gevoelens

door Nanda Aris

In deze documentaire van Klara van Es volgen we mensen met een beperking, verstandelijk en vaak ook fysiek. Gehandicapten worden tegenwoordig nog steeds meewarig bekeken, maar de maakster toont dat zij een eigen leven hebben: met verlangens, gewoonten en gedachten. 

Door het volgen van Jessica, Mathias, Dominique, Nadine, Quan, Sam en Sofie, krijgen we als kijker een genuanceerde inkijk in het leven van deze mensen met een beperking. 

Zie mij doen

Met haar derde documentaire Zie mij doen won Van Es de juryprijs op het filmfestival Docville in Leuven. Haar eerste film, Verdwaald in het geheugenpaleis (2010), over drie vrouwen in een verzorgingstehuis met beginnende alzheimer, groeide uit tot de meest bekeken Vlaamse documentaire. Haar tweede documentaire, Carnotstraat 17: huis van aankomst (2015), vertelt het verhaal van een voormalig filmtheater dat nu in gebruik is als migrantenkerk. 

Vrijwilliger
Klara van Es werkte drie jaar als vrijwilliger in Monnikenheide, een zorgcentrum voor mensen met een verstandelijke en fysieke beperking. In haar laatste jaar als vrijwilliger begon ze met filmen, waardoor de hoofdrolspelers van de film bekend met haar waren, en andersom. Van Es had het idee een genuanceerd beeld te geven: geen zielig beeld van mensen met een beperking, geen onbegrijpende boze buitenwereld. Het gebruik van zwart-wit zette dit idee kracht bij, en zorgt voor een zachte en observerende blik.

Gevoelens
Nadine heeft het syndroom van Down, en krijgt last van dementie. Sofie kan niet zoveel, maar kan wel duidelijk laten merken of ze iets leuk vindt of niet. In de openingsscène wordt het haar van Sofie haar geknipt en kijkt Nadine aandachtig toe. “Nee Sofie, geen pijn”, zegt Nadine tegen Sophie, die het knippen niet erg leuk lijkt te vinden. De close-ups laten ons voelen wat zij voelen, en de rust in het filmen geeft rust in onze observatie.

De begeleider in het zorgcentrum praat met de bewoners over gevoelens: wat maakt hen boos of bedroefd. Quan, een jongen in een rolstoel met Chinese roots, zou graag met kerst teruggaan naar China en de feestdagen doorbrengen met zijn familie. Het maakt hem boos en bedroefd dat hij daar niet bij kan zijn.

Zie mij doen

Met Jessica praat een andere begeleidster over hoe mensen naar haar kijken. Even kijken of blijven staren, dat is een verschil. “Als ze blijven kijken, kijk ik meestal zo terug: ‘heb je mij gezien?’” 

Dansen
Er wordt ook gedanst in het zorgcentrum, op muziek van Sam. Sam heeft ook het syndroom van Down en de passie waarmee hij plaatjes draait is prachtig. Hij schakelt moeiteloos van een dansbare beat naar Clouseau, onze blik volgt zijn vingers die de knoppen bedienen. De muziek is zijn uitlaatklep, van André Rieu wordt hij kalm; in het nummer ‘Omdat ik van je hou’ zitten al zijn gevoelens, en door het nummer ‘Samen voor altijd’ van Marco Borsato kan hij een punt achter zich zetten, het verleden achter zich laten.

Door de nadruk op de verschillende gevoelens te leggen, zijn de bewoners van het zorgcentrum geen bekijks, maar mensen zoals jij en ik.
 

7 oktober 2018

 
MEER RECENSIES

Sprekend Nederland

***

recensie Sprekend Nederland

Zoektocht naar verbondenheid

door Ries Jacobs

Regisseur John Appel laat aan de hand van toespraken op verschillende bijeenkomsten een cultureel verdeeld Nederland zien. Ons land moet nog steeds wennen aan het multiculturalisme, wat meer dan eens leidt tot ferme taal. “Gebeurt er iets ergs, dan oprotten met die gasten.”

Gemakkelijk maakt Appel het zich niet. In Sprekend Nederland toont hij een allegaartje van toespraken. De camera registreert een uitvaart, de verjaardag van de koning en demonstraties van allerlei pluimage. In een documentaire die bestaat uit meerdere toespraken in een setting die steeds wijzigt, is het moeilijk om een duidelijke verhaallijn aan te brengen. Het publiek haakt dan gemakkelijk af. Wellicht heeft Appel daarom gekozen voor een korte film, opgebouwd uit snel gemonteerde scènes. Razendsnel verplaatst de camera zich van Amsterdam naar Zuid-Limburg en van een doopceremonie naar een feest van een beleggingsclub.

Sprekend Nederland

André Hazes
Appel maakt al sinds 1987 films. In dat jaar studeerde hij af aan de Filmacademie met de film Radio Daniëlle, een portret van een lokale radiopiraat. De documentaire werd uitgeroepen tot beste eindexamenfilm van dat jaar. Ook zijn bekendste film, André Hazes – Zij gelooft in mij (1999), ontving meerdere onderscheidingen.

In 2003 maakte Appel een soortgelijke documentaire met dezelfde titel. Toen verwerkte hij dronken corpsballen, een jonge prinses Máxima en de overwinningsspeech van Balkenende in zijn film. Appel was niet helemaal tevreden met het resultaat. Het geheel miste een duidelijke structuur, het had geen begin en geen eind.

In 2018 is dit hem wel gelukt. Een toespraak tijdens een naturalisatieceremonie vormt het door Appel bewust gekozen begin van Sprekend Nederland. De ambtenaar vraagt de aanstaande Nederlanders om de wet en alle mensen in ons land te respecteren. Vervolgens toont de film toespraken die lang niet altijd getuigen van respect voor anderen, maar ook mensen die de kloof tussen de verschillende Nederlanders juist willen dichten.

Sprekend Nederland

Hoger doel
Appel zegt tijdens de voorbereiding van zijn films vooral aan “emotionele research” te doen. Hiermee bedoelt hij dat mensen en hun kwetsbaarheid belangrijker zijn dan feiten. Een prachtig resultaat hiervan is een toespraak van het enkele dagen eerder afgetuigde homostel Jasper en Ronnie.

De deelnemers aan een demonstratie van de PVV zijn op hun manier net zo kwetsbaar. Een man die een pet van Roda JC draagt, spreekt Geert Wilders lovend toe. Deze man zal in dezelfde periode ongetwijfeld, in het stadion of voor de televisie, Mohamed El Makrini en Adil Auassar toegejuicht hebben. Beiden speelden toen bij Roda JC en beiden zijn Nederlands met een Marokkaanse achtergrond. Is deze man een racist of is hij eerder een gelegenheidsracist die opgaat in dit samenzijn van de PVV om een gevoel van saamhorigheid te ervaren?

In bijna iedere scène zie je deze hang naar verbondenheid terug. Mensen zoeken naar iets dat verder gaat dan gezellig bijeen zijn, iets dat ze vinden bij een religieuze bijeenkomst, in maatschappelijk idealisme of tijdens het vormgeven van een ander gezamenlijk doel. Sprekend Nederland is geen film over culturele verdeeldheid, het is een film over mensen die proberen hun leven zin te geven door zich samen in de zetten voor een hoger doel. Dit maakt de film een mooi en hoopvol portret van onze samenleving. We zijn het niet altijd met elkaar eens, we zijn soms niet respectvol naar de ander toe, maar we doen wel ons best om van ons land iets moois te maken.

 

30 september 2018

 
MEER RECENSIES

Regisseur Victor D. Ponten over Catacombe

Regisseur Victor D. Ponten over Catacombe:
“Het individu is vaak weerloos tegen het systeem”

door Alfred Bos

Vijf jaar heeft Victor D. Ponten (Arnhem, 1981) gewerkt aan Catacombe, zijn speelfilm over een profvoetballer die verstrikt raakt in het warnet van de matchfixing. “Nu de film in de bioscoop draait is hij niet meer van mij. Alsof ik mijn dochter voor de eerste dag naar school breng.”

Het zaadje voor Catacombe moet geplant zijn op 7 februari 2012. Victor D. Ponten: “Ik las in De Volkskrant een artikel over een voetballer die aan matchfixing had gedaan. Een klein artikeltje en dat raakte mij. Ik heb er een tijd mee rondgelopen en tegen het eind van dat jaar ben ik gaan nadenken: wat voor film moet dat worden?”

“Tot dat moment had ik het fenomeen matchfixing niet helder op mijn netvlies. Je hoort er weleens iets over, heel vaag; nadien is het meer in de belangstelling van de media gekomen. Het las als een interessante wereld, spannend ook. Er spelen daar machinaties die groter zijn dan de jongens op het veld.”

Victor D. Ponten (foto: Milan van Dril)

“Daar zat een film in. Het verhaal van een jongen die zijn hart en zijn talent volgt, en daardoor uiteindelijk zichzelf verliest. Dat sprak mij enorm aan, het is een klassieke tragedie. Daar kon ik iets mee en dat in een wereld die ik in visueel opzicht nog nooit goed in een film had gezien. Dat was een grote uitdaging.”

Habbekrats
Een paar maanden voor Victor D. Ponten (toen nog zonder D.) in de krant las over valsspelen in de voetballerij hadden hij en Jim Taihuttu voor hun gezamenlijke speelfilmregiedebuut Rabat de Zilveren Krulstaart ontvangen, de vakprijs voor scenarioschrijvers. De roadmovie, het verslag van een dolle taxirit van Nederland naar Marokko, haalde in 2012 prijzen op voor beste film, regie en acteur bij het Euro-Arabische filmfestival Amal in Santiago de Compostela, Spanje.

Rabat, gedraaid zonder subsidie, was een productie van Habbekrats, het reclamebureau dat Ponten en Taihuttu in 2004 waren begonnen. “Ik had ooit het idee om schrijvend journalist te worden. Ik ben geschiedenis gaan studeren in Rotterdam en na drie maanden gestopt. Ik heb vervolgens anderhalf jaar op een reclamebureau gewerkt.”

Daar ontmoette hij Jim Taihuttu, die na Rabat de speelfilm Wolf (2013, Gouden Kalf Regie, Acteur en Production Design) maakte en ook bekend is als Jim Aasgier, de deejay van de rave-rap groep Yellow Claw uit Rotterdam. Met Taihuttu maakte Ponten videoclips voor een reeks Nederlandse hiphopacts. In 2008 regisseerde hij de documentaire Buitenwesten, het verslag van de gelijknamige Nederlandse tournee van Opgezwolle, Duvelduvel, Jawat, Typhoon en Kubus.

Habbekrats is inmiddels opgedoekt. In 2016 begonnen Ponten, zijn broer Julius en Taihuttu met zes anderen New Amsterdam Film Company, een onafhankelijk mediabedrijf dat opereert als filmstudio. Het bedrijf maakt audiovisuele mediaproducties, commercials en documentaires. Catacombe is de eerste speelfilm.

“Mijn moeder nam me mee naar
Playtime van Jacques Tati”

Vrije oefening
Ponten: “Als kind was ik altijd al gefascineerd door film. Niet dat ik zelf op mijn achtste filmpjes gingen maken. Mijn moeder nam me mee naar Playtime van Jacques Tati. Ik kan niet ouder geweest zijn dan tien of twaalf. Ik herinner me dat ik anderhalf uur ademloos heb zitten kijken. Mijn vader had het soundtrackalbum van Once Upon a Time in the West, met die hoes waarop een man aan een klokkentoren hangt. Die beelden zijn in mijn hersens gegroefd.” Hij bekijkt Sergio Leone’s film nog ieder jaar.

Playtime (1967)

Playtime (1967)

Hij kwam er pas vrij laat achter, op zijn 22ste of 23ste, dat hij films wilde maken. Met zijn broer Julius, Jim Taihuttu en Bram Schouw, de regisseur van Broers, vormde Ponten een vriendengroepje. Hij vond zichzelf terug op de set van een studentenfilm, geregisseerd door Schouw, gedraaid door Taihuttu en geproduceerd door zijn broer. “Ik wilde onderdeel zijn van hun energie en ben gestopt met mijn werk.”

“Ik ben een verhalenverteller, van oorsprong eerder een schrijver dan een filmmaker. Ik heb als kind veel geschreven, voor de lol. Ik had een ‘vrije oefening’: achter de typemachine gaan zitten en tikken, en dan maar zien wat er ontstaat. De laatste jaren pak ik het meer aan met structuur. Het idee bij Habbekrats was jarenlang: bedenk een gek karakter of setting en daar kunnen we altijd iets mee. Die taxirit van Amsterdam naar Rabat, dat is de film.”

Beeld en populaire cultuur
Catacombe is geïnspireerd door een idee dat ik bij Coppola las. Hij vergeleek film met literatuur. Een schrijver heeft de zin als basis en met de zinnen bouwt hij het verhaal. Een filmmaker heeft het shot, meerdere shots maken een scène en meerdere scènes maken een film. Voor mij was dat een inzicht: dat kan ik toepassen op hoe ik een shot benader. Het geeft sturing aan over hoe je nadenkt over de voorbereiding van een film. Ik ben bewuster visueel gaan vertellen. Dit is het verhaal, welke beelden horen daarbij?”

“Ik wilde iets met film doen,
maar niet naar de Filmacademie”

Je hebt een opleiding televisie en populaire cultuur gevolgd, geen Filmacademie.

“Ik wilde iets met film doen, maar niet naar de Filmacademie. Ik had net anderhalf jaar in de praktijk gewerkt en daar geleerd hoe dingen ongeveer moeten. Ik wilde ook weer lezen en me theoretisch ontwikkelen. Ik ben naar de universiteit gegaan. Tegelijkertijd ben ik gaan assisteren op sets, als script-assistent in eerste instantie, vervolgens productie-assistent, productie designer-assistent—veel verschillende functies.”

“Het idee was: daar pik ik de praktijk op en op de universiteit kan ik me verdiepen in wat ik wil. Ik kon zelf de onderwerpen kiezen van mijn scripties. Ik heb videoclips onderzocht, ik schreef een paper over een videoclip van Raymzter. Of over een toendertijd baanbrekend project: BMW liet Hollywood-regisseurs als Iñárritu, Ang Lee en Guy Ritchie korte films maken met Clive Owen als chauffeur van een BMW. Het ging altijd over beeld.”

Je hebt dus geen Filmacademie gedaan. Is dat een voordeel of een nadeel voor een regisseur?

“Omdat we het over een voetbalfilm hebben, zou ik willen zeggen: elk nadeel heb ze voordeel. Het antwoord op je vraag weet ik niet, want ik heb geen Filmacademie gedaan. Ik heb er een periode wel veel rondgelopen, ik werk ook veel met mensen van de Filmacademie. Film bestaat uit veel vakgebieden en ik denk dat je als regisseur of als producent misschien nog wel het minst te zoeken hebt op de Filmacademie. Het is echt een vakopleiding.”

“Het gaat veel meer over techniek dan waar het voor mij bij filmmaken over zou moeten gaan. Welke verhalen wil ik vertellen? Hoe breng ik die tot leven? Het klinkt misschien een beetje badinerend, maar ik heb soms het gevoel dat op de Filmacademie de regisseurs dienend zijn aan technische kant van de opleiding. De production designers moeten leren producties te designen en daarvoor moeten films gemaakt worden. Er moeten lichtmensen en cameramannen worden opgeleid.”

Catacombe (2018)

Catacombe (2018)

Gelukkig op de set
Victor Ponten las onlangs een mooie uitspraak van Jim Jarmusch: originaliteit is hoe je je dingen die al bestaan eigen maakt. “Ik moest mezelf eerder analytisch en pychologisch dan technisch ontwikkelen om regisseur te kunnen zijn. Ga ik me verdiepen in hoe populaire cultuur werkt? Of ga ik me verdiepen in waarom een bepaalde regisseur altijd voor die shots kiest? Ik ben meer geïnteresseerd in wat iets teweegbrengt bij iemand of in een samenleving. Hoe verhalen plekken vinden binnen groepen. Als maker is dat relevanter. Godard zei: voor een film heb je niet meer nodig dan een jongen, een meisje en een geweer. Vandaar uit moet je jouw fantasie volgen. Lange tijd was dat mijn overtuiging. Maar dat is niet voor iedere regisseur zo.”

Voor jou staat de verbeelding centraal. Dat sluit goed aan op het citaat van Jim Jarmusch.

“Want jouw verbeelding van het bestaande materiaal is dan altijd uniek.”

Je bent betrokken bij productiemaatschappij New Amsterdam. Dat betekent dat een deel van je tijd gaat zitten in ander werk dan regisseren. Leidt dat af?

“Het heeft er wel toe geleid dat het langer heeft geduurd om tot deze film te komen. Met Jim en Julius waren we Habbekrats. Daar hebben we Rabat en Wolf mee gemaakt. Begin 2016 zijn we met Habbekrats gestopt en New Amsterdam Film Company begonnen. Dat leidt zeker af. Uiteindelijk gedij ik het allerbeste op de set. Daar ben ik het gelukkigst. Dat is voor mij ook de grote les geweest van deze film, de afgelopen jaren. Ik doe niets liever dan regisseren.”

“Ik heb de film in mijn hoofd,
tot in het kleinste detail”

Ben jij het type regisseur dat controlfreak is à la Hitchcock of ga je op zijn Godards al improviserend te werk?

“Beiden. Als je het mensen vraagt, zouden ze mij als een controlfreak kunnen omschrijven, maar niet op een vervelende manier. Ik heb de film in mijn hoofd, tot in het kleinste detail. Maar ik laat ook ruimte voor de vaklui op de set om het in te vullen en het zich eigen te maken.”

“Als je een heldere visie hebt, kun je de ideeën die je worden aangeboden snel en goed beoordelen: passen ze binnen de visie? En als ze dat niet doen, kun je uitleggen waarom het idee volgens jou niet zal werken. Dat is feedback waar mensen iets mee kunnen. Dan neem je mensen serieus en dat zorgt voor een set vol vertrouwen.”

Zie je de overeenkomsten tussen Catacombe en Wolf?

“Natuurlijk zijn er overeenkomsten met Wolf! Het gaat over bepaalde criminele factoren. Ik vind het zelf een hele andere film. Matchfixing is in het boksen meer een bekend gegeven dan in het voetballen. Wolf gaat over een jongen die zichzelf buitensluit, die in twee werelden kansrijk was, een karakter met potentie. Catacombe gaat over een jongen aan het eind van zijn carrière die bijna tegen beter weten in probeert te bewijzen dat hij er nog steeds toe doet. Een totaal ander personage dan de hoofdpersoon van Wolf.”

Catacombe (2018)

Catacombe (2018)

“Is het een sympathiek personage? Sympathiek is voor mij geen waardeoordeel of iemand goed of slecht is. Als je sympathie voor iemand hebt, kun je ook meegaan in zijn slechte beslissingen. In die zin heb ik hem vormgegeven als een sympathiek personage. Het is een personage you love to hate. Hij maakt de ene domme beslissing na de andere en toch blijf je geïnteresseerd in hoe hij er uitkomt. Althans, dat is mijn opzet geweest. De kijker beslist of dat gelukt is.”

Straatcultuur
Interessante filmpersonages zijn voor Victor Ponten onder meer Uxbal (Javier Bardem) in Biutiful (Alejandro Iñárritu, 2010). “Dat is een klootzak, maar ik laat tranen bij die film. Die scène waarin zijn dochtertje afscheid van hem neemt in de douche, daar houd ik het niet droog bij. Alle personages uit The Godfather (Francis Ford Coppola, 1972) zijn geen frisse jongens. The Soprano’s hetzelfde. Het personage van Brad Pitt in Moneyball (Bennett Miller, 2011) is iemand die zijn leven niet goed op orde heeft, maar ik ben wel geïnteresseerd in zijn reilen en zeilen. Idem dito Al Pacino in Any Given Sunday (Oliver Stone, 1999). The Ugly (Eli Wallach) in The Good, The Bad & The Ugly (Sergio Leone, 1966) is een van mijn favoriete filmpersonages.”

Jij houdt van gelaagde, ambivalente types.

“Ik geloof niet dat er veel mensen zijn die ’s ochtends wakker worden en denken: ah, ik ben een slecht mens.”

Ik begrijp: jij bent geïnteresseerd in mensen.

“Ja, absoluut. In mensen, constructies en systemen, en hoe die zich tot elkaar verhouden. Met constructies bedoel ik: de voetbalwereld werkt op een bepaalde manier en daarin hebben mensen bepaalde rollen. En er zijn systemen die daar weer invloed op uitoefenen. Het individu is daar vaak weerloos tegen, misschien een pessimistische constatering. Dat vind ik interessant, daar kijk ik graag naar. Een film als Sicario vind ik daarom interessant.”

“Ik sluit niet uit dat het volgende project
een film is over een ambassadeur”

Er is over jou, en de aanpak van Habbekrats, wel eens opgemerkt: rauw, crosscultureel en veel humor. Wat heb jij met het straatleven?

“Ik heb daar een bepaalde fascinatie voor, maar ik ben ook – en dat is tot op heden nog niet naar voren gekomen – geïnteresseerd in zoiets als de diplomatie. Of de VN. Of een ambassadeur. Dat zijn ook weer structuren, maar daar zitten interessante personages in. Ik sluit niet uit dat het volgende project een film is over een ambassadeur dan wel iemand die bij de VN werkt. Iemand als Richard Holbrooke bijvoorbeeld vind ik heel interessant. Wat drijft zo iemand?”

“Wat mij altijd heeft gefascineerd in de straatcultuur: het is een systeem. In 2002 of 2003 heb ik met Jim en Bram in Marokko een clip gedraaid voor THC, een rapgroep. Die jongens hadden het de hele tijd over een systeem buiten het systeem. Dat is de straatcultuur. De Mocro-maffia, Holleeder ook, wat er ’s nachts gebeurt in het centrum van Amsterdam—criminelen bouwen systemen waarin de staat machteloos is. Dat aspect van de straatcultuur trekt me aan. Het is iets waar de staat weinig grip op heeft.”

Catacombe (2018)

Catacombe (2018)

“Mijn afstudeerscriptie was een marxistische cultuur-theoretische analyse van de videoclips en marketing van G-Unit, de rapgroep van 50 Cent. Hoe het staatsapparaat de samenleving in toom houdt: geweld, onderwijs, wetenschap, belasting, taal. Met die begrippen heb ik de marketing-uitingen van G-Unit geanalyseerd. Via hun clips bouwden ze aan een eigen staatsapparaat, het was letterlijk straateducatie. Er waren veel parallel te leggen tussen hoe zij hun ideeën omzetten in beeld en de marxistische cultuurtheorie. Dat fascineert mij.”

“Taal is daar heel belangrijk in. Voor Catacombe is het een zoektocht geweest om de personages op de juiste manier te laten spreken. Moneyball was daarin een voorbeeld, het is fascinerend hoe de personages in die film praten. We hebben allemaal een beeld van hoe voetballers praten: ze gebruiken veel woorden en zeggen eigenlijk niks. Tot ik weer een keer keek naar Once Upon a Time in the West en me realiseerde: de personages zwijgen voornamelijk en als ze iets zeggen, is dat de pure essentie. Zonder opsmuk. Dat heb ik toegepast op de voetbalwereld.”

 

18 september 2018

 

MEER INTERVIEWS

Living the Light

***

recensie Living the Light

Altijd onderweg uit liefde voor licht

door Rob Comans

De cinematografie van director of photography Robby Müller was van invloed op films, filmmakers en cameramensen. Regisseur Claire Pijman brengt in Living the Light – Robby Müller een ode aan de even gedreven als bescheiden vakman, en geeft een zeldzaam inkijkje in zijn persoonlijke leven.

De Nederlandse cameraman Robby Müller was letterlijk beeldbepalend voor een generatie van cineasten, collega-cameralieden en filmliefhebbers. De in juli van dit jaar overleden director of photography werkte in zijn ruim veertigjarige loopbaan (soms meermaals) samen met regisseurs zoals Wim Wenders, Jim Jarmusch, Lars von Trier, William Friedkin, Alex Cox en Steve McQueen. De films waar Müller zijn visuele stempel op drukte waren al niet minder indrukwekkend, zoals Der Amerikanische Freund (1977), Paris, Texas (1984), Repo Man (1984), Down by Law (1986), Bis ans Ende der Welt (1991), Dead Man (1995), Breaking the Waves (1996) en Ghost Dog: The Way of the Samurai (1999).

Living the Light

Regisseur Claire Pijman brengt in haar documentaire Living the Light – Robby Müller een ode aan Müller en zijn visuele nalatenschap, en schetst een intiem portret van de zoon, vader en partner die Robby Müller ook was. Voor het maken van haar film kreeg de regisseur toegang tot Müllers persoonlijke archief en kon beschikken over duizenden Hi8-videodagboeken, persoonlijke beelden, setopnamen, polaroidfoto’s en originele scenario’s die hij gedurende zijn carrière verzamelde. Daaruit ontstaat een beeld van een gedreven man die van zijn naasten hield, maar zijn camera zelden neerlegde en de nomadische levensstijl die bij filmen hoort, omarmde.

Nadruk op beelden
We leren Robby Müller kennen aan de hand van filmfragmenten, persoonlijke interviews, en verhalen en anekdotes van regisseurs, collega’s en familieleden. Eén daarvan is regisseur Jim Jarmusch, die samen met instrumentalist Carter Logan de film van een atmosferische soundtrack voorziet. Daarnaast maakt Pijmans filmisch essay veelvuldig gebruik van door Müller zelf geschoten beelden. Deze keuze ontstond deels uit noodzaak, omdat Müller later in zijn leven zijn spraakvermogen verloor. Door deze nadruk op beelden kent de film soms een hoge mate van abstractie die niet iedereen zal liggen, maar wel duidelijk maakt dat Müller altijd bezig was met zijn werk. In video-opnamen en foto’s legde hij voortdurend bewegingen, lijnen, patronen, en lichtschakeringen vast die zijn filmische visie, kadrering en gebruik van licht inspireerden.

Zijn liefde voor licht leverde Müller vergelijkingen op met schilders als Johannes Vermeer, zijn werk voor Im Lauf der Zeit (1976) werd geïnspireerd door de fotografie van Walker Evans. Het werk van schilder Edward Hopper vormde daarentegen een belangrijke inspiratie voor de visuele stijl van Der Amerikanische Freund (1977).

Living the Light

Bedrieglijke eenvoud
Naast een uitgesproken gevoel voor licht, waren eenvoud en het gevoel dat een beeld moest uitdrukken bepalend voor Müllers manier van werken. Maar deze eenvoud was slechts ogenschijnlijk: tijdens opnamen voor de film Barfly (1987) waren Müller en zijn belichtingsvoorman Frieder Hochheim maar liefst vier uur in de weer om een set uit te lichten. Dit werd zo geraffineerd gedaan dat regisseur Barbet Schroeder zich geërgerd afvroeg wat ze in hemelsnaam al die tijd hadden uitgevoerd.

DoP Agnès Godard roemt Müllers gebruik van een diopter, een lens die hem tijdens het filmen van Paris, Texas (1984) in staat stelde zowel voor- als achtergrond scherp in beeld te krijgen, hetgeen zijn beelden een schilderachtige helderheid gaf. Daarnaast besteedde Müller veel aandacht aan het kleurenpalet van de film dat in soms zonovergoten en uitgebleekte tinten, dan weer heldere, verzadigde kleuren het gevoel van ontworteldheid ving, wat essentieel voor de film is.

Regisseur Wim Wenders vertelt hoe de intensieve, langdurige opnameperiode van Bis ans Ende der Welt (1991) een tijd lang een zware wissel op zijn vriendschap met Müller trok. In de creatieve radiostilte die hiervan het gevolg was werkte Müller onder andere met regisseur Jim Jarmusch aan Dead Man (1995). In 1996 ging Müller met regisseur Lars von Trier in zee. Tijdens het werken aan diens films Breaking the Waves (1996) en het latere Dancer in the Dark (2000) experimenteert Müller met een lossere, 360° filmstijl en digitale technieken.

Naast de vakman eert Claire Pijmans documentaire de mens Robby Müller, en doet dat op een manier die de man zelf tekende: trefzeker, liefdevol en oprecht.
 

 16 september 2018

 
MEER RECENSIES