Riefenstahl

****
recensie Riefenstahl
Bewonderd en verguisd

door Jochum de Graaf

Leni Riefenstahl is zo ongeveer de meest omstreden figuur uit de filmgeschiedenis. Bewonderd als esthetisch innovatieve cineaste, maar verguisd als onvervalste propagandist van het naziregime. Regisseur Andres Veiel velt met Riefenstahl het definitieve oordeel over haar in een even fascinerend als ontluisterend portret.

‘Als u uw leven over zou mogen doen, wat zou u dan doen?’ is de vraag aan Leni Riefenstahl. Na enig nadenken zegt ze: ’Ik heb een rijk leven gehad, ik zou het grotendeels hetzelfde doen.’ Heeft ze misschien fouten gemaakt, met haar vriendschap met Hitler? Nee hoor, geen fouten. Het komt er zonder blikken of blozen uit.

Intieme band met Hitler
Het was begin 1932 dat ze voor de eerste keer Adolf Hitler in levende lijve zag, hij gaf een toespraak in het Berliner Sportpalast. ‘Toen hij de eerste woorden sprak, begon ik helemaal te trillen, het zweet brak mij uit, het was alsof hij mij magnetiseerde.’ Ze schreef hem een brief met het verzoek om een persoonlijke ontmoeting. Volgens haar memoires sprak hij toen zijn bewondering uit voor haar eerste film Das Blaue Licht. ‘Zodra we aan de macht zijn, moet jij mijn films maken.’

Riefenstahl

In andere interviews ontkende ze glashard haar intieme band met Hitler en andere kopstukken van het naziregime. Joseph Goebbels met wie ze een kortstondige heftige relatie had, schildert ze nu af als een brute verkrachter om wie ze niets gaf en moeite had om hem van zich af te houden. Peter Jacob, de Gebirgsjäger-officier met wie ze in 1944 trouwde en van wie ze drie jaar later scheidde, was een fanatieke nazi.

Ze had het nooit geweten
Riefenstahl vertelt uitvoerig over haar bijzondere band met Albert Speer, Hitlers favoriete architect en minister van Bewapening die tot het eind van de oorlog het naziregime trouw bleef en er met 20 jaar gevangenisstraf genadig van af kwam. Net als Speer zou ze altijd blijven ontkennen dat ze weet had van de gruwelijkheden in de Tweede Wereldoorlog. De holocaust, de gaskamers, concentratiekampen en de vervolging van Joden – ze had er maar weinig van meegekregen.

Van Magnus Brechtken verscheen onlangs Albert Speer. Een Duitse carrière, waarin de auteur overtuigend afrekent met het beeld van de ‘goede nazi’ dat Speer van zichzelf vormde. Regisseur Andres Veiel komt tot eenzelfde oordeel over Leni Riefenstahl. Als een detective doorzocht hij de ruim 700 dozen met filmspoelen, foto’s, cassettes van telefoongesprekken, dagboeken, interviews, manuscripten, zorgvuldig door Riefenstahl gerubriceerd in zeven categorieën, variërend van steunbetuigingen (enorm veel) tot felle kritiek (beperkt) en alles daar tussenin. Zo achterhaalt hij dat Riefenstahl de passage in een interview met de Britse krant Dailey Express uit 1934, waarin ze zonder gêne vertelt dat ze Mein Kampf heeft gelezen en sindsdien een overtuigd nationaalsocialist is, buiten het archief heeft gelaten.

In het in 1943 opgenomen Tiefland liet Riefenstahl 50 Roma en Sinti uit de concentratiekampen overkomen als figuranten, waarover ze beweert dat die na de opnamen vrijgelaten zouden zijn. Geconfronteerd met het overtuigende bewijs dat ze in plaats daarvan naar Auschwitz afgevoerd werden, reageert ze unverfroren: ‘Ik zeg niet dat zigeuners altijd liegen, maar wie zou er sneller meineed plegen: ik of een zigeuner?’

Vernieuwende cineast
Nee, aan al die ‘politiek’, zoals ze dat noemt, wil ze na de oorlog niet herinnerd worden, iedereen begint er met haar steeds maar weer over. Haar ging het zuiver en alleen om de ‘kunst’. Voor haar lag het hoogtepunt eind jaren dertig toen ze roemruchte films als Triumph des Willens en Olympia al gemaakt gehad en haar reputatie als vernieuwend cineast gevestigd was. Wat daarna gebeurde, heeft ze zo veel mogelijk proberen te bagatelliseren en in eerste aanleg succesvol verdonkeremaand. Na de oorlog werd ze gezuiverd; er zijn wel dertig rechtszaken tegen haar gevoerd, meesmuilt ze. Ze komt er af met het oordeel ‘Mitläuferin’ en verbleef uiteindelijk een aantal maanden in een psychiatrische inrichting. En dat beschrijft ze ook nog veel erger dan het in werkelijkheid was.

In die eerste naoorlogse jaren kreeg ze gehinderd door het imago van nazipropagandist maar weinig opdrachten. Riefenstahl werd vooral gekend om esthetische manier van filmen. De indringende, uiterst suggestieve manier waarop ze nazisymbolen in beeld bracht – een adelaar, de swastika’s, een zee van gestrekte rechterarmen, Hitler consequent in kikvorsperspectief van onder gefilmd, speciale lichtval op zijn gezicht – het was wel baanbrekend. Ze demonstreert haar dynamische montagetechniek: een peloton soldaten die ze eerst linksom langs de massa op de Neurenbergse Parteitag laat marcheren en dan rechtsom zodat het allemaal veel massaler en indrukwekkender lijkt.

Riefenstahl

Olympia: atleten zonder enige emotie
Vol trots vertelt ze dat ze voor haar film Olympia maar liefst dertig cameramannen rond had lopen op de Olympische Spelen van Berlijn 1936 (In Race kroop Carice van Houten in de huid van Leni Riefenstahl, red.). Bijzonder om zien dat ze toen al gebruik maakte van een camera die over een rails loopt naast de atletiekbaan en de atleten van dichtbij in beeld brengt.

Nog veel meer tot de verbeelding sprekend is haar sublimatie van de Körperkultur, de verheerlijking van de schoonheid van het menselijk lichaam. De atleten in Olympia zijn ontdaan van iedere emotie, geen lach of traan op het gezicht, geen spoor van vermoeidheid. De camera zoomt in op de machtige handen van een basketballer, de welgevormde dijen van een – ook zeer bijzonder voor die tijd – naakte speerwerper, de turnster die geen spier vertrekt bij de inspannende oefening op de balk. Het is kil, afstandelijk, haarscherp zwart-wit gefilmd, maar tegelijk soms van een huiveringwekkende schoonheid.

Comeback
Dat laatste komt sterk terug in Riefenstahls reizen naar donker Afrika, haar films en fotografie van de Nuba-stam, waarmee ze in de revolutionaire jaren zeventig en tachtig opnieuw furore maakt en door de kunstelite omarmd wordt. Andy Warhol die een tentoonstelling van haar opent.

Susan Sontag kenschetste het treffend als ‘fascinerend fascisme’. De blanke vrouw die tussen de woeste ritueel dansende zwarten beweegt. Het inzoomen op de gespierde lijven, de witte kalk waarmee ze zijn ingesmeerd. Kijk eens naar de beelden dat ze vanuit haar witte Landrover snoepjes naar de grijpgrage handen van jonge zwarten gooit. Het is verbijsterend en intrigerend tegelijk, het levende bewijs dat ze nooit wezenlijk veranderd is.

 

23 april 2025

 

ALLE RECENSIES

Black Dog

****
recensie Black Dog
Blaffend het verval ontvluchten

door Bert Potvliege

Black Dog, de nieuwe film van de succesvolle Chinese cineast Guan Hu, staat al een tijdlang op de radar van filmfans wereldwijd. Hu won met dit portret over de vriendschap tussen mens en dier de hoofdprijs in de Cannes-nevensectie Un Certain Regard. 

Guan Hu is niet de meest klinkende naam in onze contreien – Black Dog was zijn eerste film in Cannes – maar in zijn thuisland oogst de man al 15 jaar succes. Hij kwam op de proppen met onder meer het indrukwekkende oorlogsepos The Eight Hundred en zijn films deden de kassa’s rinkelen. Hu’s nieuwe film lijkt wat gas terug te nemen en brengt in alle sereniteit en met een knappe visuele stijl een sterk verteld relaas over een naar elkaar toegroeiende ex-bajesklant en een zwerfhond. 

Black Dog

Hondsdol China
De film speelt zich af aan de rand van de Gobiwoestijn, aan de vooravond van de Olympische Spelen van 2008 in Peking. De introverte Lang (een sterke Eddie Peng heeft nauwelijks dialoog in de hoofdrol) keert na zijn gevangenschap terug naar zijn wegdeemsterende heimat, Chixia. Het is een stad in verval, terwijl het moderne China volop in ontwikkeling is – wat ook prominent aan bod kwam in het recent verschenen Caught by the Tides.

Lang sluit zich aan bij de hondenpatrouille, die met het nakende sportevenement de zwerfhonden uit de stad wil verdrijven. Hij heeft een dikke kluif aan een zwarte hond die hij probeert te vangen. De hele stad is op zoek naar het dier, dat aan hondsdolheid zou lijden. Maar Lang haalt in het geniep de hond in huis. Het duurt niet lang eer een bijzondere band ontstaat tussen beide. De vriendschap die zich vormt, vertedert.

Maar de zondes uit het verleden komen bovendrijven. Lang moet zijn vroeger gemaakte fouten met zich meezeulen in dit nieuwe bestaan. Enkele louche figuren duiken op met een openstaande rekening. Hij wenst ook de relatie met zijn vervreemde vader – nu een dronkaard die in de vervallen dierentuin verblijft – te herstellen. In het leren vrede nemen met wat hij op zijn kerfstok heeft, vindt de solitaire Lang verlossing in het zorgdragen voor zijn nieuwe huisdier. Zoals het een symbolisch verhaal als dit betaamt, zal niet enkel hij de hond redden maar de hond ook hem.

De Grote Narratieve Verlossing
Hu presenteert met Black Dog een solide portret. Vooral in de eerste helft van de film komt de verhaaltechniek best uit de hoek, met sterke scènes en een doorwrocht ritme dat de nodige ademruimte toelaat. Een eind verderop verliest het geheel wat van zijn pluimen met een te nadrukkelijke symbolische afwikkeling, onvoldoende zin voor risico en een hapklare catharsis. Dat mens en hond – twee verloren gelopen dieren – elkaar zouden verlossen, stond in de narratieve sterren geschreven.

Een verhaal aanvangen met een door het verleden getroebleerd personage dat naar zijn thuis terugkeert, is een beproefde aanzet voor een plot – het vorige jaar verschenen La Chimera deed hetzelfde (ook met een ex-gevangene als hoofdpersonage). De insteek van het scenario zal geen potten breken, maar Hu slaagt erin om het deugdelijk te vertalen naar het scherm. De openingsscène is een binnenkopper. De setting krijgt ruimschoots welverdiende aandacht. De plot wordt op heerlijk eenvoudige manier op gang getrokken met dialogen als “als we hier fabrieken willen, moeten we die honden afmaken”. De vele zwerfhonden in beeld hebben een mooie thematische lading en doen vaagweg denken aan die in Jacques Tati’s Mon Oncle, maar dan in overdrive.

Black Dog

Visuele zuurstof
De ware rijkdom van de film schuilt echter niet in het scenario, maar in de vormelijke kwaliteit van het geheel. Black Dog is een indrukwekkende breedbeeldfilm, met knappe beeldkaders die spreken over een desolaatheid en verpaupering – alsof de setting, net als de protagonist, verlossing verdient. Wat een verademing om een film te zien die het aandurft op voldoende afstand van de personages te blijven (er zit geen enkele close-up in de film) zodat de locaties alle zuurstof krijgen en alle figuren in beeld deelachtig voelen aan die achtergrond. Anders gezegd: de achtergrond is een personage op zich en wordt deel van de voorgrond.

De audiovisuele klasse van Black Dog bedekt met een kleine mantel der liefde de terechte muggenzifterij over de afwikkeling van de plot, dat iets te laag mikt. De film is inhoudelijk en thematisch zonder meer in orde, maar het is de cinematografische presentatie die Hu’s film naar een hoger niveau tilt.

Tot slot wijzen we erop dat Black Dog een zoveelste recente film is die toont dat het verbeelden van de band tussen mens en dier een geliefd filmonderwerp is. Eerder verscheen hierover een artikel bij InDeBioscoop, dat je hier kunt lezen.

 

23 april 2025

 

ALLE RECENSIES

The Last Showgirl

***
recensie The Last Showgirl
“We waren net als filmsterren”

door Zoë van Leeuwen

Wat doe je als je droomcarrière na 38 jaar aan diggelen valt? Gia Coppola toont in een compacte 85 minuten het Las Vegas achter het gordijn van glitter en glamour en vertelt een aangrijpend en vooral sentimenteel verhaal over een danseres die er alles aan doet om haar dromen na te jagen. Pamela Anderson pakt in The Last Showgirl voor het eerst sinds 1996 de hoofdrol en geeft een verfrissend emotioneel optreden.

The Last Showgirl ging vorig jaar in première op het Toronto International Film Festival, waar vooral hoofdrolspeelster Pamela Anderson werd geprezen voor haar terugkeer naar het grote doek. Na haar regiedebuut Palo Alto uit 2013 en de geflopte Mainstream uit 2020, komt regisseur Gia Coppola nu met nog een indiefilm. Deze keer een portret, waarin ze het leven van een doorgewinterde Vegas-showgirl onderzoekt. Voor de film, die in 18 dagen is gefilmd, werd Coppola geïnspireerd door het Las Vegas achter luxe casino’s en de neonverlichte Strip.

The Last Showgirl

Als lid van de Coppola-familie heeft Gia veel te bewijzen in Hollywood. En hoewel ze misschien (nog) niet de legendarische status van haar opa, Francis Ford Coppola, kan evenaren, of zich kan meten aan haar tante Sofia Coppola, de eerste vrouwelijke regisseur die genomineerd werd voor een Oscar, doet Gia met haar emotionele en rauwe verhaal over de ‘echte Amerikaanse Showgirls’ de familienaam zeker eer aan. Hoewel ze nog veel van haar familieleden kan leren.

Sentimenteel
Shelly Gardner is een 57-jarige showgirl die al meer dan dertig jaar dagelijks optreedt in Le Razzle Dazzle, een show in Franse stijl in een casinoresort op de Las Vegas Strip. Als Shelly en de andere dansers van producent Eddie (Dave Bautista) te horen krijgen dat de show over twee weken stopt en wordt vervangen door een moderner circus, stort haar hele wereld in. Want voor haar is Le Razzle Dazzle haar leven. Terwijl de andere vrouwen zoals Jodie (Kiernan Shipka) en Mary-Anne (Brenda Song) auditie doen voor andere shows, houdt Shelly vast aan het verleden en vindt ze de nieuwe shows op de Strip te seksueel. “Vroeger behandelden ze ons als filmsterren. We waren ambassadeurs voor stijl en elegantie, de iconische Amerikaanse showgirl”, vertelt Shelly trots wanneer haar wordt gevraagd waarom ze de nieuwe shows niet ziet zitten.

Haar leven als danseres is zo belangrijk voor haar dat haar carrière haar relatie met haar dochter Hannah (Billie Lourd) heeft verwaterd. Ook al is ze niet veel in haar dochters leven, toch probeert ze haar dochter te steunen. Als Hannah haar vertelt dat ze niet weet of ze de juiste studiekeuze heeft gemaakt, omdat het moeilijk is om werk te vinden als fotograaf, antwoordt Shelly met: “Een baan hebben waar je niet echt van houdt, dat is pas moeilijk.” Ook verwijzend naar haar eigen baan, waar ze meer van lijkt te houden dan van haar eigen kind. 

De film verkent thema’s die we de afgelopen tijd vaker zien in Hollywood. Met films als The Substance, die hoewel in een ander genre, ook thema’s verkent van de maatschappelijke houding tegenover vrouwen in de entertainmentindustrie en hoe ze eruit gegooid kunnen worden als men vindt dat ze over hun topjaren heen zijn. Shelly wordt hier keer op keer mee geconfronteerd, ook als ze ziet dat haar beste vriendin en voormalig showgirl Anette (Jamie Lee Curtis) nu gedegradeerd is tot cocktailserveerster in een casino. Hoewel Shelly veel liefde heeft voor haar vriendin, wil ze absoluut niet in hetzelfde schuitje terechtkomen.

Moeder-dochterrelatie
Hoofdrolspeelster Pamela Anderson vindt zichzelf opnieuw uit als Vegas Showgirl Shelly en kreeg daarvoor een welverdiende Golden Globe-nominatie. Vooral in de emotionele momenten tussen Shelly en haar dochter komt het talent van de acteurs naar boven. Want wanneer Hannah, op verzoek van haar moeder, eindelijk naar een van de shows komt kijken, voelt het als een stomp in de maag voor Hannah. Waar Shelly de show ziet als stijlvol, noemt Hannah het ‘maar een nudieshow’ en vraagt of het de moeite waard was om haar als kind iedere avond achter te laten op de parkeerplaats van het casino.

Shelly kan het niet laten om haar keuzes te verdedigen en hamert op de kunst en traditie van de showgirls, zonder zich bewust te zijn van de pijn die ze bij haar dochter heeft veroorzaakt. Aan de keerzijde daarvan staan Jodie en Mary-Anne, die als jonge danseressen Shelly als mentor en moederfiguur beschouwen en regelmatig bij haar over de vloer komen als een soort bij elkaar geraapt gezin. Maar haar vermogen om alleen om zichzelf te geven komt ook naar voren in haar relatie met de dansers. Als Jodie op een avond huilend voor haar deur staat, doet Shelly de deur dicht, omdat ze een dans aan het oefenen is voor een aankomende repetitie.

The Last Showgirl

Maar terwijl het prachtig is om Pamela Anderson terug te zien op het witte doek in de rol van haar leven, lijkt ze niet op te kunnen boksen tegen het acteerwerk van Bautista en Hollywoodveteraan Curtis. Vooral Bautista, die toch bekend is als grote sterke actieheld, laat in The Last Showgirl echt zien dat hij meer in zijn mars heeft. Ook Shipka lijkt eindelijk haar rollen in tienerfilms achter zich te laten en is overtuigend als jonge danseres wiens familie haar carrière niet goedkeurt.

Gevoel over verhaal
The Last Showgirl werd met een 16mm-camera gefilmd om een ​​ruwe, korrelige kwaliteit vast te leggen. Dit zorgt voor mooie beelden die echt dat indiefilm-gevoel geven. Maar wanneer het einde van de film nadert, verdwijnt het verhaal naar de achtergrond en verandert de film meer in een verzameling van gevoel en b-roll. De film begint leeg aan te voelen, alsof ze alleen aan het oppervlak blijven van wat had kunnen zijn. Als Shelly uiteindelijk naar een auditie voor een andere show gaat, krijgt ze te horen dat haar techniek niet geweldig is en dat als ze jonger was geweest, dat niet uitgemaakt zou hebben. Maar op dit thema van ouder worden in de showbizz gaat de film nooit echt in.

In een van de laatste scenes zien we voor het eerst een optreden van Le Razzle Dazzle. De show waar al de hele film met veel lof over wordt gesproken, voelt wat teleurstellend aan voor de kijker, wat wellicht ook de bedoeling was. Want na een laatste keer stralen op het podium is het misschien ook wel tijd dat de dansers worden vervangen door iets eigentijds.

 

10 april 2025

 

ALLE RECENSIES

Vingt dieux

***
recensie Vingt dieux
Op zoek naar een bestaansreden

door Bert Potvliege

Films die slagen in hun opzet zitten dwars wanneer die opzet een matige ambitie vertoont. Een boeiende visie of frisse kijk is waar het om zou moeten draaien. Met Vingt dieux brengt debutante Louise Courvoisier een geslaagde en publieksvriendelijke coming of age-film, maar de afwezigheid van originaliteit en enig zin voor risico is een verarming.

Met de Youth Prize op het filmfestival van Cannes op zak mag filmmaakster Courvoisier met geheven hoofd haar langspeeldebuut presenteren. Nauwelijks 31 jaar oud en met slechts twee kortfilms onder de arm is ze erin geslaagd zichzelf te lanceren als een naam om in de gaten te houden. Met Vingt dieux neemt ze de kijker mee naar haar heimat, waar ze inzoomt op enkele sombere figuren zoals ze er ongetwijfeld vele kende in haar jeugdjaren.

Vingt dieux

Met gemak naar een eindmeet
Clément Faveau speelt de 18-jarige Totone, zoon van een kaasboer in het Franse Bourgogne. De jongeman slijt zijn dagen met optrekken met de vrienden, meisjes versieren, sigaretten roken en te veel bier drinken – een iets te evidente karakterschets van adolescentie. Na het overlijden van zijn vader, dat uit het niets komt en de plot in gang moet steken, moet Totone zorg dragen voor kleine zus en de zaak van vader overnemen. Hij ziet zijn kans schoon om wat broodnodig geld te verdienen met een kaaswedstrijd maar hiervoor steelt hij goede melk bij een jonge boerin. Op een vermakelijke negentig minuten onderzoekt Courvoisier hoe dit verloren jong schaap een goede vriend, partner, voogd en zaakvoerder wordt. Kortom: Totone wordt stap per stap een man.

Vingt dieux is een geslaagd portret waarbij de cineaste een op zich geloofwaardige karakterschets verbeeldt en een fraai beeld schetst van haar milieu. De cast bestaat uit niet-professionele acteurs, wat de waarachtigheid van de schets verhoogt en nergens valt iemand door de mand. Faveau zet een degelijke hoofdrol neer. De jongeman heeft een engelachtige uitstraling die doet denken aan Eden Dambrine (Close), maar toont tegelijkertijd een jeugdige furie zoals die van Anthony Bajon in La prière. Maïwene Barthelemy levert een charmante bijrol als boerin Marie-Lise en ook de vrienden van Totone doen onvervalst aan. Dit leidt tot een oprechte empathie van de kijker voor de lotgevallen van onze weifelende protagonist en zijn leeftijdsgenoten.

Goedkoop succes
Op stilistisch vlak perst Courvoisier er een breedbeeldfilm uit die een aantrekkelijke, zomerse ontspanning ademt. Het lijkt alsof de keuze voor deze sfeer een gevolg is van haar geromantiseerde kijk op haar opgroeien. De sociaal-realistische dimensie van haar vertelling vertaalt zich – gelukkig – niet in een sombere grauwheid. De film is aangenaam om te zien en getuigt van een professionele enscenering, wat soms kan sputteren in een debuut waarbij de beginneling op zoek is naar een eigen stem. De regisseuse levert een debuut af dat werkt.

Maar wat ze etaleert in professionalisme, ontbreekt haar in creativiteit. Courvoisier brengt het verhaal van een egoïstische losbol die door barre omstandigheden verantwoordelijk leert zijn. Dit is een karakterschets en een kentering met weinig om het lijf. Je kan gerust zeggen dat er een waarheid schuilt in dergelijke typering – het zijn platgetreden paden voor een reden – maar het is geen verhaalconstructie die de aandacht verdient. Die plot werd reeds kapot verteld in duizend gelijkaardige films. Dat deze hier met succes herkauwd wordt, leidt nauwelijks tot een meerwaarde.

Vingt dieux

Clichés in het DNA
Het Bourgondië dat in de film aan bod komt, spookt duidelijk in het DNA van de cineaste. Je voelt haar haat-liefdeverhouding met het Frankrijk waarin ze opgroeide. De nostalgische kijk toont hoe haar thuis haar na aan het hart ligt, maar ze grijpt evenzeer kansen om de mistroostigheid ervan onder de aandacht te brengen: de dronken figuren, de stoerdoenerij, de mannenwereld die het is. Allemaal best, maar de frisse ideeën ontbreken. De verbeelding van dit milieu toont torenhoge clichés want elke creatieveling die een kleingeestig plattelandsbestaan ontvlucht, kijkt erop terug met minachting en koestering door elkaar. Dat is bij Courvoisier niet anders.

Een ander voorbeeld om de gebrekkige originaliteit te schetsen: er zit zowaar een montagescène in de film – een snedige song lijmt een aantal losse beelden bijeen tot een scène waarin de tijd snel vooruitgaat en we de personages vooruitgang zien boeken (in elke Rocky-film zit een montagescène waarin Stallone zich klaarstoomt voor het finale gevecht). In de montagescène van Vingt dieux zien we Totone beter worden in het maken van kaas, we zien hem een meelevende surrogaatvader worden voor kleine zus en we zien hem zijn nieuwe liefje graag zien. Een kijker met enige feeling voor deze bij de haren getrokken filmtechnische ingreep kan het hier gerust op een schaterlachen zetten. Het is functioneel maar bespottelijk.

Vingt dieux is een film voor mensen die weinig cinema kijken. Dat publiek zal zich heus wel vermaken. Wij voelden ons enkel in tune met het beeld van de jonge snaak die op de brommer snort, met een kaasbol op de rug gegespt, langs de zonovergoten weilanden vol koeien. Dat is nostalgische romantiek.

 

1 april 2025

 

ALLE RECENSIES

The Seed of the Sacred Fig

****
recensie The Seed of the Sacred Fig

Opnieuw vernietigende aanklacht tegen Iraanse ayatollah-regime

door Jochum de Graaf

Met There is No Evil, een caleidoscopische verkenning van de doodstrafpraktijk in Iran, won Mohammad Rasoulof in 2020 de Gouden Beer. Het kostte hem een jaar gevangenisstraf. The Seed of the Sacred Fig, juryprijs Cannes, werd voor een Oscar genomineerd. Vlak voor de première in Cannes 2024 kon Rasoulof ontsnappen aan een veroordeling tot acht jaar gevangenis, plus lijfstraf en een hoge boete; hij leeft tegenwoordig in Duitsland. The Seed of the Sacred Fig, misschien wel Rasoulofs belangrijkste film, is opnieuw een vernietigende aanklacht tegen het Iraanse ayatollah-regime.

Vader Iman is een ambitieuze advocaat die net is gepromoveerd tot onderzoeksrechter. Dat is nog maar één stap verwijderd van rechter in het revolutionaire hof, een zeer vooraanstaande positie in de Islamitische Republiek Iran. Daar hoort een aardige salarisverhoging en betere huisvesting, misschien wel een huis met voor de dochters een eigen kamer, bij. Maar de promotie heeft ook een keerzijde: Iman wordt nu nog meer een radertje in het gewelddadige rechtssysteem van de Islamitische Republiek. Tot zijn verontrusting ontdekt hij dat hij nu doodstraffen zonder vorm van proces moet gaan afstempelen.

The Seed of the Sacred Fig

Protesten worden hard neergeslagen
Tienerdochters, studente Rezvan en schoolgaande Sana, zitten urenlang met stijgende verbijstering op hun telefoons te kijken naar de gruwelijke beelden, het niets ontziende geweld waarmee het ayatollah-regime probeert de ‘Woman Life Freedom’-beweging die vanaf september 2022 door Iran raast, neer te slaan. Het is een voor Iran ongekende felle, omvangrijke  protestbeweging, ontstaan vanwege de dood van de 22-jarige Mahsa Amini, die was opgepakt omdat ze haar hijab verkeerd droeg.

Moeder Najimeh krijgt daar ook het een en ander van mee, maar volgt het nieuws via de staatstelevisie, die een zeer negatief beeld van de demonstranten schetst. Ze leeft met een loyaliteitsconflict, schipperend tussen haar plicht en liefde voor haar man en haar instinct om haar dochters te beschermen. Het gezin kan in deze rolverdeling gezien worden als een microkosmos van het huidige Iran.

Het nieuws van Mahsa Amini’s dood komt als een schok. Iman houdt stevig vast aan de officiële lezing en zegt dat het meisje duidelijk een beroerte heeft gehad. Maar Rezvan en Sana geloven het geen seconde. Op een avond, als het gezin aan het eten is en de tv het officiële nieuws uitzendt, gromt Rezvan: ‘Leugens, allemaal leugens.’ Iman barst tegen haar uit, beschuldigt hen ervan dat ze in de propaganda van vijanden en buitenlandse elementen trappen. ‘Welke buitenlandse elementen?’, vragen zijn dochters – maar Iman weigert nors nadere uitleg. Voortaan blijft de tv uit tijdens het eten.

De verhoudingen worden ernstig beproefd wanneer Sadaf, vriendin van Rezvan, het appartement wordt binnengebracht. Ze is bij de rellen fiks mishandeld, haar gezicht is aan een kant nogal bloederig, ze zal mogelijk een oog moeten missen. Moeder Najmeh weet zich in eerste instantie niet goed raad met de situatie. Onder geen beding mag Iman hier iets van te weten komen, de mogelijke betrokkenheid van Rezvan bij de rellen kan zijn reputatie ernstig schaden. Maar ze besluit toch achter de schermen hulp te zoeken en Sadaf te verzorgen. In een breed uitgesponnen scène verwijdert ze minutieus met een pincet de hagelkogeltjes uit Sadafs gezicht. Stuk voor stuk belanden ze in de gootsteen, er komt nogal wat bloed aan te pas.

The Seed of the Sacred Fig

Van drama naar thriller
En dan is er de plot rond een pistool, dat Iman bij zijn promotie kreeg uitgereikt. Het is voor zijn bescherming, zo wordt hem verteld. Hem wordt aangeraden niet al te openlijk over zijn werk te zijn. Er zijn talloze dissidenten in de straten van Teheran die een van de belangrijkste functionarissen van de theocratie willen uitschakelen. Als hij het wapen verliest of het gestolen wordt, riskeert hij een gevangenisstraf van minimaal drie jaar en is zijn carrière over.

Wanneer het pistool op zekere dag zoekraakt, wordt de film een thriller. Het tempo gaat omhoog, de gebeurtenissen volgen elkaar sneller op, de muziek zwelt aan, er volgt een spannend spel met telkens wisselende perspectieven.

Voor Iman begint en eindigt de lijst met verdachten met zijn directe verwanten, eventjes een collega, een broer die thuis op bezoek komt, maar vooral zijn vrouw, zijn dochters. Hij denkt de zaken beter onder controle te krijgen met een vlucht naar zijn geboortedorp, honderd kilometer buiten Teheran. Hij zet zijn gezin in de auto. Rezvan en Sana kijken naar familiefilmpjes uit hun jeugd, de vakanties waar ze met hun vader nog konden lachen en spelen, gezellig praten en discussiëren, maar nu zijn de verhoudingen stevig verstoord.

Vader Iman wordt steeds meer paranoïde, zeker wanneer hij door een stel reizigers gefilmd wordt die hem menen te herkennen en bedreigen. Achtervolging, opsluiting, gijzeling, verhoren in de beste c.q. slechtste traditie van de staatsveiligheidsdienst, de dreiging van een shoot out in een adembenemend decor van rotsen en spelonken leiden tot een opera-achtige apotheose.

De filmtitel verwijst naar een soort vijg waarvan de jonge scheuten zich om een andere boom wikkelen en deze uiteindelijk wurgen, een metafoor voor het theocratische regime, die je zou kunnen opvatten als wens of hoop op een einde van de Islamitische Republiek. Maar The Seed of the Sacred Fig is vooral zo sterk als toonbeeld van hoe de tentakels van een autoritair regime woekeren en wroeten in alle geledingen van de Iraanse samenleving. Masoulof maakte er opnieuw een vernietigende aanklacht van.

 

19 maart 2025

 

ALLE RECENSIES

I’m Still Here

****
recensie I’m Still Here
Persoonlijke strijd tegen dictatuur 

door Jochum de Graaf

Hoofdrolspeelster Fernanda Torres won al een Golden Globe en was Oscar genomineerd. I’m Still Here won de publieksprijs in Rotterdam en kreeg de meer dan verdiende Oscar voor de beste buitenlandse film. Een monumentale film over de persoonlijke strijd tegen de dictatuur en de vergetelheid.

De arrestatie verloopt vrij rustig. Agenten in burger bellen aan, laten het arrestatiebevel zien, trekken lades open, kijken in de kledingkasten, op en onder de tafel en het bureau, maar leggen alles netjes weer terug. De pistolen blijven achter de broekband. Heer des huizes Rubens Paiva wordt gevraagd mee te komen ‘om een verklaring af te leggen’. Hij mag nog even naar boven om een net pak aan te trekken. De mannen zeggen dat hij gauw weer terug zal zijn, nog voor het avondeten, de heerlijke soufflé van moeder Eunice. Rubens rijdt onder gewapende begeleiding in zijn eigen auto weg. Het is een onheilszwanger beeld op een zonovergoten zomerdag in Rio de Janeiro, januari 1970. De familie zou hem nooit weer terug zien.

I'm Still Here

Het linkse levensgevoel van de jaren zeventig
Het is een typerende scène in I’m Still Here, de monumentale film die je als een manifest tegen de vergetelheid van de militaire dictatuur in Brazilië (1964-1985) kunt opvatten.

Rubens Paiva, voormalig congreslid voor de arbeiderspartij PT was net na zes jaar vrijwillige ballingschap teruggekeerd bij zijn gezin. De familie met vijf kinderen in de leeftijd van basisschool tot oudere tieners woont dichtbij de Copacabana. Het huis is een bruisend middelpunt van het ook in Brazilië opkomende linkse levensgevoel van de jaren zeventig met vrienden- en familiebijeenkomsten en feestjes, veel dans en muziek.

Rubens Paiva is naast zijn werk al ingenieur met allerlei activiteiten bezig, stuurt brieven, pleegt telefoontjes, belegt bijeenkomsten. Het waarom hij precies wordt opgepakt, worden we niet gewaar. Belangrijker is dat de film de impact laat zien die de arrestatie op het gezin heeft en hoe de dictatuur ingrijpt in hun leven.   

I’m Still Here is het verhaal van Eunice, in de fenomenale rol van Fernanda Torres, de sterke, moedige vrouw en moeder wier leven volkomen op de kop wordt gezet, maar die besluit daaraan niet ten onder te willen gaan.

Eunice probeert bij de autoriteiten te achterhalen waarom Rubens gearresteerd is en waar hij verblijft. Ze wordt van het kastje naar de muur gestuurd en op zeker moment zelf ook gearresteerd, samen met dochter Vera. Ze worden vernederd, geschopt en geslagen. Gesuggereerd wordt dat ze binnen gehoorsafstand van Ruben zijn om hem tot een bekentenis te dwingen. Na twee weken worden ze weer vrijgelaten zonder enige verklaring of verontschuldiging.

Thuis probeert Eunice zoveel mogelijk het gewone leven op te pakken en haar jongere kinderen niet al te bang laten worden, de hoop dat papa Rubens binnenkort vrij komt levend te houden. Ze gaat rechten studeren en wordt advocaat voor onder andere inheemse volkeren.

Huisvrouw wordt activist
Ainda estou aqui
(Ik ben er nog), de originele titel van de film, is gebaseerd op het gelijknamige boek van zoon Marcelo Rubens Paiva. Marcelo volgt daarin zijn moeder over een periode van dertig jaar, waarin hij laat zien hoe ze verandert van huisvrouw in de toen nog patriarchale wereld van de jaren zestig en zeventig, naar activist en advocaat in de jaren negentig.

Regisseur Walter Salles (Oscarnominatie en Gouden Beer voor Central do Brasil, 1998 en producent van de beroemdste Braziliaanse film Cidade de Deus, 2004) was eind jaren zestig tot de verdwijning van Rubens kind aan huis bij de Paiva’s, bevriend met dochter Nulla.

Hoofdrolspeelster in Central do Brasil was Fernanda Montenegro, in I’m Still Here de moeder van Fernanda Torres, die we aan het eind van de film zien als de oude dementerende  Eunice die beelden van haar verdwenen man ziet, maar hem niet meer herkent.

De film is opgenomen in het huis van de Paiva’s dat nog grotendeels intact bleek en er wordt ook gebruikgemaakt van foto’s en Super 8-films uit het familiearchief. Daarmee ontstaat ook een sterk cultureel beeld van links-revolutionair Brazilië in de jaren ’70 met die kenmerkende  Tropicália-muziek, wat een mooie soundtrack oplevert. 

I'm Still Here

Strijd tegen vergetelheid
I’m Still Here legt vooral bloot hoe meedogenloos autoritaire regimes te werk gaan, hoe ze gewone burgers aan zich onderwerpen, totalitaire tactieken hanteren door hen te laten twijfelen aan wat ze gezien hebben, en – om het in Trumpiaanse termen te zeggen – hoe tot in het oneindige wordt vastgehouden aan keiharde leugens en ontkenningen. En vervolgens nog het verspreiden van aantoonbaar onjuiste verzinsels als dat Paiva in een vuurgevecht met linkse guerrillastrijders ontsnapt zou zijn. Het zou nog jaren duren voor de familie de gruwelijke waarheid van zijn lot bevestigd krijgt en nog vele jaren langer voor er van zoiets als excuses en genoegdoening sprake is.

Eunice voert decennialang haar dappere strijd voor recht en rechtvaardigheid en eerherstel, dat ze tragisch genoeg niet bewust meemaakt. Op zeker moment vraagt een verslaggever Eunice ​​of ze niet beter aandacht zou kunnen besteden aan urgentere kwesties als ‘het verleden herstellen’. Ze reageert getergd. Families van slachtoffers moeten worden gecompenseerd voor de misdaden van de militaire dictatuur, zegt ze, maar belangrijker nog, het land moet ‘alle misdaden die tijdens de dictatuur zijn begaan, aan de kaak stellen en berechten’. ‘Als dat niet gebeurt, zullen ze straffeloos doorgaan.’

En dat is precies wat de film met een record aan bezoekers in het huidige Brazilië teweeg heeft gebracht en ook voor ons een belangrijke les in deze woelige politieke tijden kan zijn. Een monument van een film in de strijd tegen de vergetelheid.

 

12 maart 2025

 

ALLE RECENSIES

Sujo

****
recensie Sujo
Vechten tegen je lotsbestemming

door Zoë van Leeuwen

De Mexicaanse inzending voor de 97ste Oscars kan misschien niet opboksen tegen de theatraliteit van Emilia Pérez, maar geeft wel het verhaal achter de misdaad en de drugskartels op een manier die we nog niet eerder hebben gezien. Sujo is een tedere coming of age-film over een jongen die worstelt om zijn eigen weg te vinden, weg van het geweld en de criminaliteit waarmee hij is opgegroeid.

Sujo is zowel geschreven, geproduceerd als geregisseerd door twee Mexicaanse filmmakers, Astrid Rondero en Fernanda Valadez. Beide vrouwen zijn niet onbekend met films over de problematiek in Mexico. In 2020 werkten ze samen aan Sin señas particulares, een film over een moeder die door Mexico reist op zoek naar haar zoon, die volgens de autoriteiten stierf toen ze probeerde de grens met de Verenigde Staten over te steken. Hoewel de Mexicaanse inzending de Oscars uiteindelijk niet haalde, ging Sujo er tijdens het Sundance Filmfestival in 2024 wel met de grote juryprijs, in de categorie Beste Wereldcinema, vandoor.

Sujo

De aanzet van deze film is de alsmaar groeiende humanitaire crisis in Mexico als gevolg van het kartelgeweld. Het verhaal van drugsbazen en kogels kennen we inmiddels wel. Rondero en Valadez wilden juist met Sujo hun blik werpen op de mensen die zijn getroffen door alle criminaliteit en als gevolg daarvan op jonge leeftijd moeten leren om op eigen benen te staan. “We wilden de vraag stellen of iemand meer is dan zijn verleden. Verdient iemand die is opgegroeid omringd door geweld een beter leven? En wie neemt dat besluit?”

In het duister tasten
Zoals de titel al suggereert, draait de film om Sujo (Juan Jesús Varela), een Mexicaanse jongen die als wees opgroeit en zich zijn hele leven afvraagt of hij het geweld van zijn vader heeft geërfd. Sujo, dat letterlijk vertaalt naar ‘Wild Paard’, wordt na de dood van zijn vader, die door het kartel als verrader werd bestempeld en werd vermoord, opgevoed door zijn tante Rosalia (Karla Garrido). Ergens op het platteland in de staat Michoacán doet ze haar uiterste best om Sujo te beschermen tegen de wereld waarin zijn vader hem heeft achtergelaten.

Het acteerwerk van de jonge acteurs is verbluffend, waardoor je als kijker soms heel even vergeet dat je naar een fictief verhaal aan het kijken bent. Ook de volwassenen voelen als echte mensen, die vaker handelen dan hardop spreken. Ondanks het gebrek aan dialoog, is de film veelzeggend. Visueel is Soju op meerdere momenten erg donker, waardoor het vaak lastig is om te zien wat er precies gebeurt. Toch is dit niet alleen maar negatief, want in veel gevallen geeft het een gevoel van onzekerheid en duisternis dat goed bij het verhaal past. Het tekort aan dialoog zorgt wel, vooral in het begin van de film, voor een gebrek aan context. Hierdoor is de film, gepaard met de donkere scènes, niet altijd even goed te volgen.

Hoopvolle toekomst
Sujo is bij lange na geen typische coming of age-film, maar laat evengoed thema’s als jeugd, opgroeien en uiteindelijk volwassen worden, naar voren komen. Wanneer Sujo ouder wordt, worden hij en zijn twee neven waarmee hij opgroeide, steeds rebelser. Ze beginnen kleine klusjes te doen voor het kartel, zonder te beseffen wat voor gevolgen dit kan hebben. Pas wanneer het geweld van het kartel te dichtbij komt, wordt Sujo door zijn tante op een bus naar Mexico-Stad gezet.

Het verhaal vindt zijn houvast weer nadat Sujo in de grote stad probeert zijn leven op te pakken. Hij zoekt een baan en vindt zelfs een mentor in onderwijzeres Susan (Sandra Lorenzano), die zijn potentieel ziet en hem hulp biedt en een kans om zichzelf te bewijzen. De film bereikt zijn hoogtepunt wanneer zijn verleden hem inhaalt en Sujo zijn roots niet helemaal lijkt los te kunnen laten.

Sujo

Diepgaand en emotioneel
Sujo vergelijken met het Oscar-genomineerde Emilia Pérez lijkt misschien wat vergezocht. En hoewel beide projecten een heel ander verhaal vertellen, zijn ze allebei vernieuwend in het genre van films over drugskartels. Maar waar Emilia Pérez een theatraal verhaal laat zien over kartelgeweld in Mexico met gebrek aan diepgang, zoekt Sujo juist naar die diepere laag om de mensen die de dupe zijn van de drugs, bendes en geweld een podium te geven.

Ze schrappen de glitter en glamour uit de typische thriller vol actie over een stoere kartelbaas, en vertellen in plaats daarvan het, voor veel mensen in Mexico, realistische verhaal van de mensen die achterblijven als gevolg van deze drugsbaronnen en het geweld. Sujo geeft een iets wat optimistische kijk op deze wereld aan de hand van een emotioneel portret. De film laat zien dat je, hoe moeilijk het ook is, zelf verantwoordelijk bent voor je keuzes en je uiteindelijk zelf bepaalt hoe je je leven leeft, maar dat er geen schaamte is in het zoeken van hulp.

 

11 maart 2025

 

ALLE RECENSIES

Fiore Mio

***
recensie Fiore Mio
Cognetti voor ingewijden

door Paul Rübsaam

In Fiore Mio gaat de beroemde Italiaanse schrijver Paolo Cognetti op zoek naar de bronnen van het water op de flanken van het bergmassief Monte Rosa. Onderweg praat hij met in het hooggebergte verblijvende personen over hun levensgevoel.

De naam Paolo Cognetti is inmiddels zowat een merk. Een documentaire van zijn hand klinkt nauwelijks als iets nieuws. Toch is het dat wel. In Sogni di Grande North (Big North, 2021) trad Cognetti in de voetsporen van literaire voorgangers als Jack London en Chris McCandless. Dario Acocella was echter de regisseur van die documentaire. Ook De Acht Bergen (Le Otto Montagne, 2022), naar het gelijknamige boek van Cognetti, verbond de naam van de schrijver aan de cinema. Maar die speelfilm werd geregisseerd door het Vlaamse regisseursduo Felix van Groeningen en Charlotte Vandermeersch.

Fiore Mio

Berggevoel
Evenals voor De Acht Bergen verzorgt Ruben Impens het camerawerk voor Fiore Mio (Flower of Mine). Opnieuw weet de Belg het ‘berggevoel’ dat Cognetti’s boeken kenmerkt met adembenemende panorama’s en sprekende details over het voetlicht te brengen. In de proloog van de film zien we bijvoorbeeld met coniferen begroeide, lieflijke groene hellingen, horen we het geluid van tsjilpende vogels en nemen we een groepje herten waar, alvorens we op een beeld getrakteerd worden van verder gelegen, hoog opdoemende besneeuwde bergtoppen.

We zijn in Valle d’Aosta, in de Italiaanse Alpen nabij de grens met Zwitserland. Dit dal vormde tevens het decor van Cognetti’s romans ‘Le Otto Montagne’ (2016) en ‘La felicità del lupo’ (‘Het geluk van de wolf’, 2021). Naar boeddhistisch gebruik is Paolo bezig een veelkleurige reeks vlaggetjes aan het dak van zijn zomerverblijf aldaar te bevestigen. Even later schept hij met de hand wat water op dat loopt langs een door hemzelf gefabriceerd watermolentje. Handelingen die de kenners van het werk van Cognetti niet onbekend voor zullen komen.

Vervolgens maakt de schrijver ons deelgenoot van een wandeling samen met zijn hond Laki. Ze volgen een besneeuwd pad en steken een sneeuwvlakte over. Het ijs begint te smelten, neemt Cognetti waar. Van grote afstand zien we een steenbok op een uitstekende rotspunt staan. Man en hond waden door de sneeuw en klauteren door lager gelegen rotsen. Het bovenlijfje van een in de rondte spiedende bergmarmot steekt boven een grasheuvel uit.

Kopje gletsjerwater
De idylle kent echter haar grenzen. We schrijven de vroege lente van 2022, toen Valle d’Aosta geteisterd werd door een periode van zeldzame droogte. Voor Paolo een reden om zich thuis over een kaart te buigen en met zijn goede vriend Remigio Vicqueri van gedachten te wisselen over de oorzaak van die droogte. Het vormt het startschot voor zijn zoektocht naar de hoog gelegen bronnen van het water waar de bewoners van het dal in alle opzichten afhankelijk van zijn. Een onderweg te vullen veldfles gaat mee. Ook Laki is uiteraard van de partij.

Ietwat abrupt worden vervolgens de eerste personages die Cognetti onderweg zal ontmoeten aan ons voorgesteld. Yogalerares Marta Squinobal runt een veganistisch restaurant in Orestes Hütte (2625 m), haar vader Arturo is berggids en timmerman. Arturo en diens overleden broer Oreste hebben de eerste winterbeklimming van de Zuidwand van de Matterhorn in 1971 op hun naam staan. Naar Marta’s oom is de door diens broer gebouwde hut vernoemd.

Paolo en Marta praten over de invloed van de klimaatverandering. Volgens Marta zal de natuur zelf zich wel herstellen. Maar de mens, wiens schadelijke gedrag ten koste van hemzelf dreigt te gaan, zou meer aan introspectie moeten doen, vindt de yogalerares. Met haar vader, wiens knoestige handen langs veel rots én hout zijn gegaan, spreekt Cognetti over het bouwplan van de uit larikshout opgetrokken hut en op een weidse gletsjer over de verantwoordelijkheden van een berggids. Zijn veldfles vult de schrijver daar met het water uit een klein stromend gletsjerriviertje. Thuis zal hij als eerbetoon aan het heilbrengende vocht een voor het raam van zijn woning geplaatste beker er tot de rand toe mee vol schenken.

Fiore Mio

Toekomstverwachtingen
Als Paolo en Laki opnieuw op pad gaan, voert na een flinke stijging een gezekerde passage naar de hoog gelegen Capana Quintino Sella (3585 m). Wie daar langere tijd wil verblijven, moet normaal gesproken wennen aan de ijle lucht. Maar dat geldt niet voor de Nepalese kok Sete Tamang, die nog als voorganger optreedt bij een nabij de hut te verrichten boeddhistisch offerritueel. Hij is wel grotere hoogtes gewend.

Een volgende pleisterplaats is de Rifugio Mezzolama (3036 m), in 1937 bezocht door de door zelfmoord om het leven gekomen Italiaanse dichteres Antonia Pozzi, aan wie Cognetti de biografie ‘Antonia’ (2023) wijdde. De hut met zijn in donker hout geplaatste rode luiken is schilderachtig gelegen onder de daar hoog bovenuit torenende bergen Castor (4226 m) en Pollux (4092 m). Nog voor Paolo en zijn hond in de Rifugio arriveren, zien we de jonge huttenwaardin Mia Tessarollo de was doen met behulp van bronwater en een handwasmachine. Met Mia, die naar eigen zeggen eerder rust dan avontuur in de bergen zoekt, maakt Paolo de volgende dag een tocht naar een recent uit gletsjerwater ontstaan diepblauw meer.

Het water zal nog zijn loop hebben en alle personages, die zichtbaar goede bekenden van Cognetti zijn, zullen we hun persoonlijke toekomstverwachtingen horen uitspreken. Van een al te nadrukkelijke plot is echter geen sprake in Fiore Mio, dat zich al met al laat typeren als een documentaire voor vrienden en trouwe lezers van de schrijver. Een film als De Acht Bergen is voor minder ingewijden misschien aanbevelenswaardiger.

 

5 maart 2025

 

ALLE RECENSIES

Becoming Led Zeppelin

***
recensie Becoming Led Zeppelin
Documentaire schreeuwt om vervolg

door Cor Oliemeulen

De documentaire Becoming Led Zeppelin over de beste rockband ooit is vooral voer voor fans. Zoals de filmtitel aangeeft beperkt regisseur Bernard MacMahon zich tot de ontstaansgeschiedenis. Dat is leuk als het gaat om de vele anekdotes, maar jammer omdat er juist ook na die eerste jaren zoveel interessants te vertellen, te horen en te zien valt.

De vier leden van Led Zeppelin worden geïntroduceerd als oorlogskinderen in Engeland, geboren in of net na de Tweede Wereldoorlog. Ze groeien op in de jaren ’50 en ’60 als er een nieuwe jeugdcultuur ontstaat, beïnvloed door de rock-‘n-roll en de blues uit Amerika.

Becoming Led Zeppelin

Jimmy, John Paul, Robert en John
Becoming Led Zeppelin wisselt anekdotische interviews af met archiefbeelden, foto’s en geluidsfragmenten. Zo speelde gitarist Jimmy Page al in een bandje op de middelbare school en luisterde veel naar Amerikaanse rock-‘n-roll. Hij ging werken als studiomuzikant in Londen. Page heeft zijn agenda van 1964 goed bewaard. De camera zoomt in op de data waar hij zijn afspraken heeft genoteerd. Sessies met The Rolling Stones, David Bowie, Petula Clark, en voor de eerste plaat van The Who.

In de studio’s liep hij bassist/toetsenist John Paul Jones tegen het lijf. Jones vertelt dat hij stamt uit een muzikale familie en op zijn veertiende speelde op het kerkorgel bij een ‘coole priester’. Jones deed naar eigen zeggen vooral ‘brave’ studiosessies, zoals voor zangeres Lulu. Hij speelde samen met Page in het orkest dat het Bond-nummer Goldfinger van Shirley Bassey in de Abbey Road Studios opnam.

Net als Jimmy Page en John Paul Jones was zanger Robert Plant actief in allerlei bandjes. Hij vertelt over de ‘shock’ die hij voelde toen hij Little Richard hoorde zingen. Dat wilde hij ook, maar dan het liefst blues en R&B. Dat schoot bij zijn ouders in het verkeerde keelgat, want die zagen liever dat hij ging werken als accountant.

En dan is er nog drummer John Bonham, bekend van zijn krachtige, ritmische stijl. We zien hem niet in interviews, maar horen zijn stem, want hij overleed in 1980. Eén ontroerende blik van Robert Plant is eigenlijk alles wat de documentaire te melden heeft over deze tragische gebeurtenis en het einde van de legendarische band. Plant zat samen met Bonham in The Band of Joy, dat voornamelijk blues- en rockcovers speelde. We horen hoe Bonham praat over zijn grote voorbeeld Gene Krupa en hoe hij al op jonge leeftijd een gezinnetje sticht.

The New Yardbirds
In Becoming Led Zeppelin wordt Jimmy Page neergezet als de oprichter en leider van de band. Hij speelde als bassist samen met gitarist Jeff Beck in The Yardbirds. Toen deze band in 1968 uiteenviel, bleef Jimmy Page als enige over met de rechten op de bandnaam. Hij had nog een contract om een paar shows te spelen, dus moest hij snel een nieuwe band samenstellen. John Paul Jones vroeg Page om auditie te doen, Robert Plant werd vanwege zijn stem en energie uit zijn toenmalige band Hobbstweedle geplukt. En Plant maakte Page opmerkzaam op de kwaliteiten van Bonham. Het kwartet speelde voor het eerst samen op 12 augustus 1968 in een kelder van een platenwinkel aan de Gerrard Street in Londen.

Het zijn mooie beelden van hun eerste optredens tijdens hun tournee in Denemarken later dat jaar, toen nog als The New Yardbirds. Hier konden muziekliefhebbers voor het eerst live genieten van hun mix van blues, hard rock en psychedelica, ondersteund door complexe ritmes, de iconische stem van Plant en de epische gitaarpartijen van Page. Tijdens zijn solo in Dazed and Confused introduceert de gitarist het gebruik van een vioolstrijkstok op zijn elektrische gitaar. Het experimentele, mystieke geluidseffect, versterkt door een wah-wah pedaal en echomachine, illustreert hoe vernieuwend het Led Zeppelin-in-wording was.

En dan het zelfverzekerde statement van Jimmy Page: ‘We willen geen singles uitbrengen, maar een albumband worden.’ De eerste elpee – Led Zeppelin – verscheen begin 1969 en werd uitgebracht door Atlantic Records en geproduceerd door Page.

Becoming Led Zeppelin

Populairder in Amerika
Dat Amerikaanse platenlabel van Led Zeppelin was geen toeval. De documentaire vertelt overzichtelijk hoe de band aanvankelijk moeite had om door te breken in eigen land, terwijl ze in de Verenigde Staten juist snel populair werden. Dit kwam omdat de Britse muziekscene eind jaren ’60 en begin jaren ’70 al verzadigd was met grote namen als The Beatles, The Rolling Stones en The Who, waardoor het moeilijk was om op te vallen. Daarnaast was hun muziek niet direct mainstream, waardoor ze als cultband werden gezien.

In de VS daarentegen sloeg hun debuutalbum direct aan en kregen ze veel radio-aandacht. De vele concerten aldaar versterkten hun populariteit. Pas met de release van Led Zeppelin II eind 1969 brak de band echt door in Engeland. En daarmee stopt de film.

De creatieve reis en de persoonlijke verhalen van de bandleden en de weergave van de populaire muziek eind jaren ’60 maken van Becoming Led Zeppelin het boeiende deel van de documentaire. Maar het is jammer dat het portret van de opkomst van de legendarische band eindigt voordat Led Zeppelin de wereld zou veroveren en de liefhebber zou trakteren op legendarische optredens, zoals in 1973 in Madison Square Garden in New York, voor het nageslacht vastgelegd in dubbelalbum en muziekfilm The Song Remains the Same (1976). Kijkende fans van de documentaire komen er bekaaid vanaf met slechts een paar live-registraties. Voor de rest hoor je Led Zeppelin-nummers, maar zie je (regelmatig dezelfde) beelden van andere optredens.

 

26 februari 2025

 

ALLE RECENSIES

A Complete Unknown

****
recensie A Complete Unknown
Bob Dylan veranderde de muziek voorgoed

door Jochum de Graaf

Met acht Oscarnominaties is A Complete Unknown rijkelijk bedeeld. Een ouderwets goed gemaakte Hollywoodfilm over de ontwikkeling van het fenomeen Dylan in de jaren zestig van zijn aankomst in New York 1961 tot het baanbrekende optreden op Newport Folk Festival 1965.

Het is januari 1961 als de 20-jarige Robert Zimmerman, artiestennaam Bob Dylan, met zijn gitaar in de hand uit de bus stapt in Greenwich Village, waar ‘het’ allemaal gebeurt op muzikaal gebied. Hij wil op bezoek bij zijn grote held, folkzanger Woody Guthrie, maar die ligt in een ziekenhuis in New Yersey, heeft de ziekte van Huntington, kan niet praten, laat staan zingen. Pete Seeger, die andere grote folklegende van begin jaren zestig, is op bezoek. Ze zijn diep onder de indruk als de jonge Bob zijn speciaal geschreven Song for Woody speelt.

A Complete Unknown

Folkscene
Seeger ontfermt zich over Dylan en introduceert hem in de levendige folkscene van New York. Het is de enerverende tijd van de opkomende burgerrechtenbeweging, waarin Seeger actief is: van de Cuba-crisis, de moord op Kennedy, de jeugdrevolutie. In het kielzog van Seeger groeit Dylan uit tot een icoon van de jaren zestig, de wereldberoemde protestzanger met zijn nog steeds relevante songs als Blowin’ in the Wind en The Times They Are a-Changin’.

Aan het eind van de film is er het generatieconflict wanneer Dylan op het Newport Folk Festival 20 juli 1965 aangeeft een aantal nummers met elektrisch versterkte gitaren te gaan spelen. Voor puristen als de oude Pete is er op het belangrijkste folkfestival van Amerika geen plaats voor moderne gitaarherrie. Het conflict loopt zo hoog op dat Seeger gewapend met een bijl de mengtafel bestormt en dreigt de kabels door te snijden. 

Artistieke sfinx
De filmtitel, A Complete Unknown, komt uit Like a Rolling Stone, de song waarmee Dylan op Newport zijn luidruchtige breuk met de dogmatische wereld van folkmuziek en overjarige wereldverbeteraars aangaf. Maar het geeft ook voeding aan de mythologisering van Dylan zelf, de sfinx die zich graag in nevelen hult.

Naast een schitterend tijdsbeeld over een van de meest belangrijke veranderingen in de moderne popgeschiedenis biedt de film een goed inzicht in Dylans artistieke brille, zijn worsteling met de wereldroem en vooral ook zijn moeizame omgang met vrouwen, en hoe hij überhaupt in het leven staat.

Hij heeft een aan-uit-verhouding met de liefdevolle Sylvie Russo (gebaseerd op Dylans eerste grote liefde Suze Rotolo) met wie hij een goede intellectuele klik heeft, maar zijn wispelturigheid, rusteloosheid, continue experimenteerdrift biedt weinig zicht op een standvastige relatie. Op tournee onderhoudt hij een vrijage met de veel oudere Joan Baez, net als hij jarenzestigicoon. Maar eigenlijk zou hij het liefst een ongebonden artistiek vrijgezellenbestaan leven.

Wanneer Sylvie alleen op vakantie gaat en het onzeker is wanneer ze elkaar weer zullen zien, zegt ze: ‘Ik besef dat ik je eigenlijk niet ken.’ Veelbetekenend is de scène wanneer Dylan met Sylvie naar de film Now Voyager (1942) zit te kijken. Bette Davis kreeg een Oscar voor haar vertolking van de oude vrijster die zich ontworstelt aan haar strenge dominante moeder en zich ontwikkelt tot een extroverte, aimabele vrouw. ‘Kijk’, zegt hij over haar, ‘Ze maakte iets anders van zichzelf, een persoon die ze op dat moment wilde zijn.’

Motorongeluk
Todd Haynes’ I’m Not There (2007) probeerde grip op het fenomeen te krijgen en toonde Dylan in liefst zes verschillende fictieve variaties met even zovele acteurs. De Coen-broers creëerden in Inside Llewyn Davis (2013) een muzikant die op Dylan leek. Martin Scorsese maakte in 2019 een fantasievolle documentaire Rolling Thunder Revue: A Bob Dylan Story over de gelijknamige legendarische tournee in 1975, nadat hij in 2005 met No Direction Home al een vingeroefening had gemaakt. Het zijn films die reflecteren op de raadselachtige, sfinxachtige persoon die Dylan is.

Het sterke van A Complete Unknown is dat we juist in een conventionele Hollywood-opzet de ontwikkeling van het enigma Dylan te zien krijgen. Dylan die zich om god weet wat voor reden tegen zijn eigen fans afzet en weigert om een ​​aantal van zijn grootste hits te spelen als hij met Baez op tournee is. Waarom hield hij zo hardnekkig vast aan het plan om elektrisch te gaan in Newport, was dat recalcitrantie of voelde hij juist de veranderende tijdgeest zo goed aan?

A Complete Unknown

En dan is er de motor. Dylan die bij emotionele gebeurtenissen op zijn motor stapt en zonder helm of motorpak met wapperende haren door de stad rijdt of over een lange door bomen omzoomde landweg. Waar denkt hij aan, wat gaat er door zijn hoofd? Het is een motief dat doet denken aan de Wet van Tsjechov: als je een revolver in een stuk te zien krijgt, is dat een aankondiging dat er op zeker moment een schot mee gelost zal worden. In het geval van Dylan verwacht je het motorongeluk in juli ’66 te zien. Het was een jaar na Newport en zou de tweede cesuur in zijn carrière inleiden. Pas acht jaar later ging hij weer op tournee.

Geloofwaardige interpretaties
A Complete Unknown kent een sterk scenario en een uitstekende cast. Dylan gaf zijn zegen aan tieneridool Timothée Chalamet, die een zeer geloofwaardige interpretatie van hem neerzet. Monica Barbaro lijkt ook fysiek erg op Joan Baez. Edward Norton zet een zeer solide Pete Seeger (inclusief banjo) neer. Boyd Holbrook speelt overtuigend Johnny Cash, die al vroeg het genie in Dylan zag.

Regisseur James Mangold – die ook tekende voor Walk the Line, de biopic van Johnny Cash en vrouw June Carter – had veel overleg over de historische juistheid met Dylan, die tegelijkertijd bedong dat er ook fictieve elementen zouden worden toegevoegd. Natuurlijk is niet bekendgemaakt welke dat zijn.

Maar waarheidsgetrouwheid is helemaal niet zo interessant. Veel boeiender is die kennismaking met het ongelooflijk creatieve genie van Dylan, de man die de popmuziek voorgoed zou veranderen en nog steeds actief is. Dat toont zich in de indrukwekkende soundtrack en de enerverende optredens in de film waarbij je ook in de bioscoop uit je stoel opveert. A Hard Rain’s A‐Gonna Fall, Highway 61 Revisited, Mr. Tambourine Man, Maggie‘s Farm, Like a Rolling Stone en It‘s All Over Now, Baby Blue.

Let vooral eens op het publiek in Newport wanneer Bob voor het eerst The Times They Are a-Changin’ speelt, het nummer dat we ook nu nog vrijwel geheel uit het hoofd kennen. Die blikken die het onmiddellijk lijken te herkennen als meesterwerk. Geweldige scène.

 

20 februari 2025

 

ALLE RECENSIES