Hurricane, The

The Hurricane (1999) met Denzel Washington
Onschuldig achter tralies

door Ries Jacobs

Op 17 juni 1966 hield een politieagent bokslegende Rubin Carter aan tijdens een routinecontrole. Op zich niet onalledaags, in het racistische Amerika van die tijd waren Afro-Amerikanen veelvuldig het doelwit van discriminerende wetsdienders. Het voorval zou snel vergeten zijn als er die nacht niet in een bar vlakbij drie mensen waren vermoord en de schutters bovendien geïdentificeerd waren als gekleurd.

Door op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats te zijn, brachten Carter – bijnaam The Hurricane – en zijn chauffeur John Artis de twintig jaar die volgden in de gevangenis door. Dit was niet de eerste keer dat de bokser in het gevang belandde. The Hurricane (1999) verhaalt over hoe Carter zijn tienerjaren grotendeels achter tralies doorbrengt. Hij komt er binnen als straatschoffie en gaat eruit als een vechtmachine.

The Hurricane (1999)

Daarnaast concentreert regisseur Norman Jewison zich op de geschiedenis van Lesra Martin. De zwarte tiener uit Toronto is zo geïnspireerd door het verhaal van de bokser die onterecht vastzit dat hij er zijn levenswerk van maakt om hem vrij te krijgen. Beide verhalen lopen door elkaar en worden niet altijd chronologisch verteld, wat de film in het begin soms enigszins verwarrend maakt. Het wekt de nieuwsgierigheid van de kijker, die langzaam de puzzelstukjes in elkaar kan passen.

Racistische jury
Jewison kiest ervoor om er geen rechtbankdrama van te maken (in 1979 regisseerde hij de rechtbankfilm And Justice for All), maar zich te concentreren op het institutioneel racisme dat (zeker in de tijd) diep in de Amerikaanse samenleving geworteld is. De van oorsprong Canadese filmmaker reisde in de late jaren veertig door het zuiden van de Verenigde Staten en was geschokt door de openlijke segregatie. Het thema komt vaker terug in zijn films, onder andere in In the Heat of the Night (1967) en A Soldier’s Story (1984).

De regisseur bundelt honderden jaren van onrecht en leed in het karakter Rubin Carter, een rol die Denzel Washington natuurlijk op het lijf geschreven is. Hij moest de Oscar in 2000 aan Kevin Spacey laten, maar won wel de Golden Globe. De Carter die we zien in de film is emotioneel, doorleefd en compleet geloofwaardig.

Over de geloofwaardigheid van de film als geheel is al jaren discussie. Niet vreemd als je over een dermate controversieel onderwerp verhaalt, bijna een kwarteeuw eerder kreeg Bob Dylan ook kritiek nadat hij het nummer The Hurricane uitbracht. Het lied komt meerdere malen terug in de film. Bovendien laten Jewison en zijn scripschrijvers vooral de emotie spreken en houden ze zich minder bezig met de vraag of hun verhaal de realiteit wel weerspiegelt. Zo zou Carter in 1964 door toedoen van een racistische jury een wedstrijd om de wereldtitel tegen Joey Giardello op punten hebben verloren. In werkelijkheid was Giardello die dag de betere bokser.

Levenslange vete
Vooral wat betreft het handelen van rechercheur Vincent DeSimone nemen de filmmakers een loopje met de werkelijkheid. The Hurricane suggereert dat de politieagent een levenslange vete had met Carter en hem het gevang in wilde luizen. Dit idee is eenvoudigweg niet correct. Voor die beruchte nacht in juni 1966 hadden de twee elkaar nog nooit ontmoet. Wellicht is het daarom dat de naam DeSimone in de film gewijzigd is in Della Pesca.

The Hurricane (1999)

Wel correct (genoeg) weergegeven is de geschiedenis van Lesra Martin. De begeesterde tiener speelde samen met drie vrijwilligers een belangrijke rol in de vrijlating van Carter en Artis, al krijgt het personage een wel erg prominente rol in The Hurricane. Maar ach, het is Hollywood en het verhaal van vier sympathieke progressieve Canadezen doet het goed bij het publiek. Het draagt, gecombineerd met gedreven acteerwerk en een oerdegelijk (zij het niet helemaal realistisch) script, bij aan het voortreffelijk staaltje vakmanschap dat The Hurricane is.

Kijk hier wanneer The Hurricane draait.

 

10 juli 2022

 

Meer Sidney Poitier & Denzel Washington

Lilies of the Field

Sidney Poitier won enige Oscar in Lilies of the Field
They call me ‘Schmidt’!

door Paul Rübsaam

In de stichtelijke komedie Lilies of the Field (1963) moet de werkloze klusjesman Homer Smith (Sidney Poitier) een kapel bouwen op aandrang van een groep Oost-Europese nonnen. Het is op het eerste gezicht niet de meest memorabele rol uit Poitiers imposante oeuvre. Toch kreeg de gevierde Afro-Amerikaanse acteur uitgerekend voor zijn vertolking van het All American personage Smith zijn enige Oscar voor een hoofdrol. In retrospectief gezien is die onderscheiding niet eens onterecht.

O ja, die film waarvoor hij een Oscar kreeg. Bij velen voor wie de begin dit jaar op vierennegentigjarige leeftijd overleden Sidney Poitier een begrip, zo niet een symbool was, zal dat de eerste associatie zijn bij de titel Lilies of the Field. Voor zover men al gehoord heeft van deze komedie van regisseur Ralph Nelson.

Lilies of the Field

Het verhaal van die enige Academy Award die Poitier ontving, is vooral het verhaal van de prijzen die hij niet kreeg. Is niet zelfs de naam Virgil Tibbs, die van Poitiers personage in de politiefilm In The Heat of the Night (1967), al beroemder dan de hele Lilies? Om maar te zwijgen van de quote: ‘They call me Mister Tibbs!’

Ook Guess Who’s Coming to Dinner (1967), dat het destijds gewaagde onderwerp van het interraciale huwelijk aansneed, zal bij heel wat meer mensen op het netvlies gebrand staan dan de lotgevallen van Homer Smith en zijn nonnen. En zo kun je wel doorgaan. Titels als The Defiant Ones (1958), Porgy and Bess (1959) en A Patch of Blue (1965) vallen nog eerder op te tekenen uit de mond van een deelnemer aan een filmquiz dan Lilies of the Field.

Door God gezonden
Toch levert het herzien van die komedie in zwart-wit uit 1963 een boeiende ervaring op. Misschien wel het meest voor de niet uitgesproken Poitierfans, die met enige instemming zullen vernemen dat de zwarte toneelacteur Clifford Mason hem ooit typeerde als “showcase nigger”. Want waren Poitiers personages in films die dikwijls racisme aan de kaak stelden, zelf niet wat al te onberispelijk en onkreukbaar? Alsof je als zwarte man zonder fouten moest zijn om aanspraak te kunnen maken op een gelijkwaardige behandeling, wat toch niet helemaal strookt met de ware emancipatiegedachte.

Homer Smith is echter geen ideale, hoog opgeleide zwarte schoonzoon en ook geen scherpzinnige en rechtschapen politie-inspecteur. Hij is een doodgewone klusjesman, annex werkloze bouwvakker, die op een dag gehuld in een smetteloos wit spijkerpak met zijn Plymouth stationwagon rijdt over een verlaten snelweg door het woestijnachtige landschap van Arizona.

Omdat de motor van zijn auto droog is komen te staan, houdt hij halt bij de eerste halteplaats om daar om water te vragen. Het blijkt een nederzetting op een akker te zijn, waar een groep Duits sprekende nonnen onhandig het land bewerkt. Moeder-overste Maria (Lilia Skala) herkent in Smith (die de nonnen voortaan ‘Schmidt’ zullen noemen) de grote, sterke man waar zij om gebeden heeft, die bepaalde werkzaamheden moet gaan verrichten. De huidskleur van Smith lijkt hierbij geen rol te spelen.

Boy? Gringo!
Stukje bij beetje probeert de strenge en dominante moeder Maria de onwillige Homer ertoe te bewegen een kapel (‘shapel’, spreken de nonnen dat uit) te bouwen ten behoeve van de hoofdzakelijk Latijns-Amerikaanse geloofsgemeenschap van het nabije dorpje Piedras. Aanvankelijk is Smith slechts bereid tot het verrichten van wat kleinere diensten, waar hij afdoende voor betaald wil worden. Dat laatste blijkt echter niet in de planning te liggen.

Regisseur Ralph Nelson durfde het blijkbaar aan dat het er de schijn van zou kunnen hebben dat zijn Afro-Afrikaanse personage langzaam maar zeker in de rol van slaaf wordt gedwongen. De plotontwikkeling en niet in de laatste plaats de algehele rolbezetting neutraliseren die schijn overigens afdoende. Want eigenlijk maken de Duitssprekende nonnen een buitenissigere indruk dan de zwarte protagonist. Vooral tijdens het tot hilarische scènes leidende taalonderwijs dat ze van ‘Schmidt’ krijgen, zijn ze ronduit grotesk. Bovendien zijn ze een tikkeltje verdacht. Als de bevelen van de Oost-Duitse moeder Maria wat al te onverbiddelijk klinken, wijst Smith haar niet al te fijntjes op haar afkomst uit het land van Adolf Hitler.

Lilies of the Field is, per ongeluk of niet, zijn tijd vooruit door Amerika te laten zien als een smeltkroes van immigranten. Typische, al dan niet racistische Angelsaksen vervullen slechts een bijrol. Het enige personage dat in dit profiel past, is de bouwaannemer Mr. Ashton (een klein rolletje van regisseur Nelson zelf). Deze behandelt Homer laatdunkend en spreekt hem aan met ‘Hey, boy!’. De Mexicanen uit Piedras, met de zwaarlijvige kroegbaas Juan Aquilito als meest markante personage, bejegenen Smith daarentegen met milde ironie, maar niet onwelwillend. Voor hen is hij eenvoudigweg een ‘gringo’. Dat kan hij best als een compliment opvatten, want vreemdelingen zijn ze toch allemaal.

A-ha-ha-men
Uiteraard ligt in deze film die niemand pijn wil doen het hart van de protagonist stevig op de goede plaats verankerd. Wat niet wil zeggen dat Homer Smith zonder ‘hebbelijkheden’ is. Zo is hij trots, koppig, gulzig (zowel wat eten als drinken betreft), wispelturig en bij vlagen ongedisciplineerd. Maar juist de tekortkomingen van zijn personage bieden Sidney Poitier de kans zijn komische talenten te demonstreren.

Lilies of the Field

Kolderiek dienstvaardig treedt hij keurig in zwart pak en met een zwarte das als chauffeur op voor de nonnen, die een katholieke mis in Piedras bij willen gaan wonen. Wanneer hij een keer ergens de bloemetjes buiten heeft gezet, zien we hem terug in een vrolijk Hawaï-shirt, maar met een zwarte zonnebril op, aangezien hij door toedoen van een fikse kater het zonlicht niet verdragen kan. En bij de gospel Amen van Jester Hairston die Smith (gedubt door Hairston zelf) zingt in duet met de Duitse nonnen (als koor) brengt Poitier zijn rol van voorzanger aanstekelijk over het voetlicht.

Dat het geloof in de machten van boven de personages uiteindelijk verbindt, mag ook al geen verrassing heten. Toch gaat dat niet helemaal zonder slag of stoot. Homer denkt op een gegeven moment dat hij moeder Maria met behulp van een Bijbeltekst ervan kan overtuigen dat hij wel degelijk betaald moet worden voor zijn werk. In haar antwoord wijst ze hem echter op een fragment uit de Bergrede over de belangeloze bloei van bepaalde bloemen: “Consider the lilies of the field, how they grow; they toil not, neither do they spin…”

Maar al is Moeder Maria dan Bijbelvaster dan hijzelf, er blijft voor Homer iets wringen. Doe je mensen niet tekort als je hun oprechte inspanningen steeds maar afdoet als het werk van God? Alles bij elkaar genomen is de Oscar die Sidney Poitier kreeg voor zijn rol van het personage dat zich deze vraag stelt helemaal niet zo misplaatst. Al had hij er gedurende zijn lange filmcarrière nóg wel eentje voor een hoofdrol mogen krijgen.

Kijk hier wanneer Lilies of the Field draait.

 

7 juli 2022

 

Meer Sidney Poitier & Denzel Washington

Elvis

***
recensie Elvis
Wervelende muziekfilm neemt loopje met de werkelijkheid

door Jochum de Graaf

De roem is de film al aardig vooruit gesneld: 12 minuten applaus bij de wereldpremière in Cannes, uitgebreide loftuitingen door de Nederlandse Elvis-adepten Henkjan Smits en Lammert de Bruin in talkshow Op1. Zeker, Elvis, de her en der bewierookte nieuwe film van Baz Luhrmann (Romeo + Juliet, Moulin Rouge), is lang niet slecht, maar in de uitwerking van de leidende personages, Elvis en zijn manager Colonel Tom Parker, blijft de film te veel aan de oppervlakte.

IJzersterk wordt Elvis’ opvoeding getoond als arme blanke jongen die opgroeit tussen arme Afro-Amerikanen in Tupelo, Mississippi en hoe hij na de verhuizing naar Memphis, Tennessee als tiener in de ban raakt van gospelmuziek, veel tijd doorbrengt in Beale Street (“the Home of the Blues”) en dan vooral in de Handy Club, waar hij de talenten en artiesten tegenkomt die een doorslaggevende invloed op hem zouden hebben.

Grote verdienste van Elvis is dat nu voor het eerst in al die films en series over The King eindelijk recht wordt gedaan aan de rol die zwarte cultuur en muziek speelden in de persoonlijke en professionele ontwikkeling van Elvis Presley. We zien artiesten en muzikale pioniers: B.B. King, Little Richard, Fats Domino, Mahalia Jackson, Arthur “Big Boy” Crudup en Big Mama Thornton allemaal als zelfstandige personages, terwijl in de soundtrack moderne remixen en nieuwe muziek van artiesten als Doja Cat te horen zijn, wat nog eens benadrukt hoe door die koppeling van culturen en generaties de muziek van Elvis de rock-’n-rollrevolutie ontketende.

Elvis

The King
Mooi tijdsbeeld ook hoe gevaarlijk Elvis (gespeeld door Austin Butler) destijds werd beschouwd wegens het overschrijden van raciale grenzen en het uitdagen van de seksuele zeden in het Amerika van de jaren vijftig en de vroege jaren zestig waar de rassensegregatie nog volop leefde en er nog onbekommerd over ‘niggers’  en ‘nigga music’ werd gesproken. Luhrmann lijkt een soort correctie te maken op het beeld van Elvis als de wat bleue, onverschillige jongen die een ongelooflijk muzikaal talent bleek te hebben dat hem tot The King of Rock & Roll deed uitgroeien en zich niet of nauwelijks voor de wereld rondom hem interesseerde. In de film zien we hem met verbijstering naar het nieuws over eerst de aanslag op Martin Luther King en vervolgens kort daarna de moord op Robert Kennedy kijken, hij is totaal aangeslagen. Je zou bijna denken dat hij zomaar meegelopen zou kunnen hebben in  de legendarische marsen van de burgerrechtenbeweging.

De film gaat evenwel volledig voorbij aan het feit dat Elvis in werkelijkheid een nogal conservatief Republikeinse inslag had, een fikse hekel aan hippies had en als een van de hoogtepunten van zijn de leven de ontvangst door Richard Nixon op het Witte Huis in 1970 ervaarde, waar hij oh, ironie, een FBI-badge wegens zijn vermeende strijd tegen drugs in ontvangst nam, terwijl hij al een aardig eind op weg was met zijn verslaving aan uppers en downers waar hij uiteindelijk aan ten onder zou gaan.

Elvis

Colonel Parker
Een zelfde verhaal bezijden de werkelijkheid zien we in de rol van Elvis’ roemruchte manager Colonel Tom Parker, die – overigens niet al te consequent – als verteller optreedt. Tom Hanks speelt overtuigend en slim het type van de manipulatieve en hebzuchtige kolonel Parker, een gladde promotor uit de circuswereld die het geluk had de manager te worden van wat hij zag als de grootste carnavalsfreakshow ooit. Parker, pseudoniem voor onze landgenoot Dries van Kuijk uit Breda. Hij ontwikkelde de Elvismania, de merchandisingmachine met, truien, vesten, kalenders, wat dies meer zij en bracht heel tekenend naast een I Love Elvis-button ook een I Hate Elvis-button op de markt, op die manier ook nog een slaatje slaand uit de Elvis-haters.

Parker trachtte vanaf het begin van hun samenwerking zorgvuldig te waken voor het imago van de blanke all-American boy, de publiekslieveling met een grote moederliefde. De vervulling van de dienstplicht in Duitsland eind jaren vijftig, de tanende populariteit door de opkomst van de Britse Beatlemania deed hem Elvis’ filmcarrière stimuleren,  ook het huwelijk met Priscilla werd door Parker commercieel uitgebuit.

Elvis

Las Vegas
Er zijn een paar fijne scènes te zien rond de Comeback Special, het tv-optreden dat Elvis in 1968 weer terug aan de top moet brengen. Parker heeft een contract afgesloten dat het eigenlijk een kerstspecial zal worden waarbij Elvis een opzichtige trui zal dragen en zoetgevooisde kerstmelodieën zal zingen. Onder invloed van de regisseurs van de show trekt Elvis zich hier echter niets van aan en rockt als nooit tevoren. In later jaren weet Parker Elvis toch weer te bewegen een contract voor een jarenlang optreden in Las Vegas te ondertekenen, waarbij Parker ter delving van zijn gokschulden vijftig procent van de revenuen weet te bedingen.

Presley is dan al langzaam maar zeker op zijn retour, de tragische ondergang, dat pafferige zwetende gezicht, de optredens zittend op het podium, de medicijnverslaving – het is in andere films (zoals Elvis: That’s the Way It Is), documentaires en series menigmaal sterker in beeld gebracht. Elvis voegt daar weinig aan toe. Daarbij is de laatste jaren meer bekend geworden over de achtergrond van de vlucht van Dries van Kuijk naar de VS, de mogelijke betrokkenheid bij de moord op een Bredaas meisje, waardoor hij nooit een verblijfsstatus kreeg en optreden van Elvis buiten de VS tegenhield, het komt niet aan de orde.

Baz Luhrmanns Elvis lijkt al met al nog het meest op een wervelende musical waar omwille van de snelheid en vaart van de show zoals wel vaker een loopje genomen wordt met de dramatische werkelijkheid.

 

22 juni 2022

 

ALLE RECENSIES

Movies that Matter 2022 – Judas and the Black Messiah

Movies that Matter Festival 2022:
Judas and the Black Messiah

door Cor Oliemeulen

De laatste jaren verschijnen steeds meer films over de positie van Afro-Amerikanen die strijden tegen racisme en discriminatie. Het biografische drama Judas and the Black Messiah vertelt het verhaal van de infiltratie door een autodief in een afdeling van de Black Panthers die wordt geleid door een charismatische jongeman.

In de jaren zestig komen steeds meer zwarte mensen in opstand. Aan het begin van het op feiten gebaseerde filmdrama van Shaka King vertelt iemand waarom revolutie voor de Black Panthers de enige oplossing is. “De Black Panthers startten in Oakland een gewapende patrouille tegen intimidatie van zwarte mensen door de plaatselijke politie. Als de politie iemand arresteerde, volgden we hem naar het bureau en kochten hem vrij, Panther of niet. We willen geen kapitalisme, maar socialisme. Wereldwijd. We dienen het volk. Gratis zorg, gratis ontbijt voor kinderen, gratis rechtsbijstand, openbaar onderwijs.”

Als scherp contrast klinken de woorden van J. Edgar Hoover, hoofd van de FBI (gespeeld door een bijna onherkenbare Martin Sheen): “De Black Panthers zijn dé bedreiging voor de nationale veiligheid. Meer dan de Chinezen, zelfs meer dan de Russen. Contraspionage moet de opkomst van een Zwarte Messias uit hun midden voorkomen.”

Judas and the Black Messiah

Badge schrikt meer af dan pistool
Die contraspionage komt er namens de FBI in de persoon van de kruimelcrimineel Bill O’Neal, die na zijn arrestatie kan kiezen uit twee opties: minimaal zes jaar gevangenis of infiltratie in de Black Panthers. Om zijn eigen hachje te redden, kiest hij voor het laatste. Acteur Lakeits Stanfield speelde in Sorry to Bother You (2018) al een rol van oplichter: zijn personage Cash meldt zich daarin met een fake-diploma en verzonnen cv bij een telemarketingbedrijf. Ondanks dat hij wordt gesnapt, mag hij zich bewijzen en schopt hij het tot topverkoper, maar weigert hij mee te doen aan stakingen voor betere arbeidsomstandigheden. In Judas and the Black Messiah gebruikt O’Neal een fake-ID van de FBI om auto’s te stelen. Want, zo zegt hij na zijn arrestatie tegen FBI-agent Roy Mitchell (Jesse Plemons): “Een badge schrikt meer af dan een pistool.”

Mitchell is de contactpersoon van O’Neal als deze in 1968 infiltreert in de Chicago-afdeling van de Black Panthers. Bill O’Neal maakt kennis met de pas 20-jarige charismatische leider Fred Hampton, gespeeld door Daniel Kaluuya, bekend geworden door het horrormysterie Get Out (2017) waarin hij op een geheel andere wijze wordt geconfronteerd met de nukken van de witte medemens. Er ontstaat zowaar een vertrouwensband tussen Bill en Fred, hoewel Bills geweten gaandeweg steeds meer begint te knagen.

Judas and the Black Messiah

Onderbelicht
De onderbelichte relatie van O’Neal met Mitchell is logisch, want hun (belevings)werelden liggen onverminderd mijlen uit elkaar, terwijl je op je klompen kunt aanvoelen dat O’Neal zal worden gedumpt zodra hij zijn judaskus heeft gegeven. Minder logisch is dat Judas and the Black Messiah nauwelijks tijd neemt om de relatie tussen Judas en de Zwarte Messias uit te diepen. We leren weliswaar dat Bill O’Neal het al snel schopt tot ‘security captain’ van de Black Panthers-afdeling, maar regisseur Shaka King heeft meer aandacht voor Hamptons liefdesrelatie met de dichteres van de groep, de toekomstige moeder van zijn zoon.

Het biografische drama etaleert de vibe van beklemmende jaren zeventig-thrillers met een mooie cinematografie, lekkere muziek en geloofwaardig spel. Vergeleken met de zeer intense reconstructie van Kathryn Bigelows Detroit (2017) en de activistische gelaagdheid van Spike Lee’s BlacKkKlansman (2018) blijft Judas and the Black Messiah te veel aan de oppervlakte. Het is veelzeggend dat de authentieke beelden tijdens de aftiteling pas de werkelijke betekenis onthullen van de relatie judas-messias met zowel schokkende als inspirerende gevolgen.

Lees hier waar deze film nog is te zien.

 

10 april 2022

 


Movies that Matter Festival 2022 – Openingsfilm Navalny
Movies that Matter Festival 2022 – Activisten
Movies that Matter Festival 2022 – Les choses humaines is genuanceerde bijdrage #MeToo
Movies that Matter Festival 2022 – Sovjet- en post-Sovjetfilms
Movies that Matter Festival 2022 – Het Grote Verzwijgen

 

MEER FILMFESTIVAL

C’mon C’mon

***
recensie C’mon C’mon
Kind en volwassene zijn volstrekt gelijkwaardig

door Cor Oliemeulen

Radiojournalist Johnny (Joaquin Phoenix) bezoekt kinderen in Amerikaanse steden en vraagt hen hoe zij over de toekomst en de wereld denken. “Ik had niet gedacht dat ik zo bang zou zijn voor de toekomst, maar nu ik erover begin na te denken, kan ik me niet voorstellen dat dieren uitsterven, vervuiling, dat de aarde in feite sterft.”

C’mon C’mon van Mike Mills is minder droefgeestig dan het soms lijkt, want de film is vooral een eerbetoon aan de relatie tussen volwassenen en kinderen. Voor zover er sprake is van een heus plot gaat die over een man van middelbare leeftijd die voor het eerst voor een kind moet zorgen tegen de achtergrond van de onbestemde uitdagingen van deze tijd.

C'mon C'mon

Inspiratie genoeg
Na zijn film Beginners (2010), waarin Mills zich liet inspireren door zijn terminale vader die uit de kast komt, en 20th Century Woman, waarin hij zich liet inspireren door zijn hippiemoeder die worstelt met de opvoeding van haar zoon, modelleerde de Amerikaanse filmmaker in C’mon C’mon de negenjarige jongen Jesse (Woody Norman) naar zijn eigen zoontje. Mills’ script maakt dankbaar gebruik van het filmdrama Alice in den Städten (1974) van Wim Wenders waarin een (Duitse) journalist zich voor een tijd ontfermt over een negenjarig meisje.

Net als die film is C’mon C’mon geschoten in stemming zwart-wit en gaat de reis van volwassene en kind door een aantal grote steden, in dit geval Detroit, Los Angeles, New York en New Orleans (om wat clichématig samen te belanden in een Mardi Gras-parade). Maar voor het zover is, dient Jesse’s moeder Viv (Gaby Hoffmann) wel in te stemmen met het feit dat de onervaren opvoeder, Johnny, zich over haar zoontje ontfermt en hem meeneemt op zijn reis door Amerika.

C'mon C'mon

Nieuwe werkelijkheid
Hun moeder is een jaar geleden overleden en uit flashbacks leren we dat de zorg en het contact de laatste tijd moeizaam waren. Momenteel kan Viv niet goed voor Jesse zorgen, omdat zijn vader kampt met ernstige psychische problemen en het de bedoeling is dat hij wordt opgenomen. Aanvankelijk zou Johnny slechts enkele dagen voor zijn neefje zorgen, maar vanwege de omstandigheden doet Viv voor langere tijd beroep op haar broer. Hun contacten gaan via telefoonsessies waarin Johnny opvoedkundige tips krijgt en broer en zus over hun gevoelens spreken.

Natuurlijk mist Jesse zijn moeder en moet hij, net als Johnny, erg wennen aan de nieuwe werkelijkheid, maar Jesse’s interesse voor Johnny’s opnameapparatuur brengt hun relatie in een stroomversnelling. Jesse is opstandig, verward, verveeld en soms brutaal. Hij maakt zich zorgen om zijn vader en moet wennen aan een nieuwe vaderfiguur. Johnny behandelt Jesse hetzelfde als de kinderen die hij interviewt: kind en volwassene zijn volstrekt gelijkwaardig. In het geval van Jesse is dat niet heel moeilijk, want het jochie is erg pienter en verbaal uitstekend onderlegd voor zijn leeftijd. Terwijl Johnny in een audiodagboek zijn avontuur met Jesse als een soort van zelfonderzoek bijhoudt, lijkt Jesse zijn hart steeds meer open te stellen voor zijn oom. Hun dialogen en omgangsvormen laveren tussen rauw en intiem.

C’mon C’mon is met veel liefde gemaakt en kent zijn sterkere en saaiere momenten. Het bijna documentaire-achtig drama gaat expliciet over relaties en impliciet over de verwachtingen over de toekomst. De keuze voor de filmtitel is een raadsel, of het moet de wens zijn om zo nu en dan het tempo wat op te schroeven.

 

30 maart 2022

 

ALLE RECENSIES

Red Rocket

***
recensie Red Rocket
Ongekleurd glazuur

door Yordan Coban

Sean Baker’s nieuwe film vertelt het komische maar verontrustende verhaal van Mikey Sabor, een ex-pornoacteur wiens leven niet over rozen gaat, maar kennelijk wel over donuts. Donuts voor een hol bestaan.

Mikey (gespeeld door Simon Rex) is een energieke amicale man met tegenspoed. De eerste scène van de film illustreert direct de schaal van zijn ellende. Mikey klopt aan bij zijn verslaafde ex-vrouw Lexi (Bree Elrod) voor onderdak. Althans, eigenlijk zijn ze nog getrouwd maar Mikey heeft haar bij haar moeder (Brenda Deiss) in Texas achtergelaten voor de roem in Hollywood. Moeder en dochter doen niks anders dan zich de hele dag verdoven en televisie kijken. Mikey daarentegen is het type dat niet stil kan zitten en fietst door de buurt op zoek naar een nieuwe klus.

Red Rocket

Golden ticket
Op een dag loopt hij een donutshop in en wordt overvallen door de verschijning van een veel te jong meisje dat zichzelf Strawberry (Suzanna Son) noemt. Het leeftijdsverschil is ongemakkelijk maar dit houdt Mikey niet tegen. Hij mag dan wel in de veertig zijn, maar zijn gebazel doet hem soms tienerig voorkomen. In de films van Sean Baker is het niet ongewoon dat volwassenen dikwijls hetzelfde gedrag vertonen als kinderen. Uiteindelijk komt de kijker erachter dat Mikey’s aantrekkingskracht tot Strawberry vooral te maken heeft met de potentie als pornoactrice die Mikey haar toebedeelt. Hij ziet in haar een golden ticket, terug de business in, terug naar Los Angeles voor een herkansing op roem.

Mikey’s illusie doet denken aan de personages uit Boogie Nights (1997), waarin de waan van succes voor de ogen van haar personages instort als een kaartenhuis. In Red Rocket (2021) is dit kaartenhuis al ingestort, en probeert Mikey het weer op te bouwen. De kijker heeft echter allang door dat Mikey meer raaskalt dan klaarspeelt.

Red Rocket

Bekend terrein
Simon Rex was in de jaren negentig zelf ook een pornoacteur. Later ging hij in ‘serieuzere films’ spelen, voornamelijk komedies. Zo vertolkte hij een rol in de Scary Movie-reeks. Het is ook niet de eerste keer dat Sean Baker een film maakt over de seksindustrie. In Tangerine (2015), gefilmd met slechts een iPhone, werd dit onderwerp al op een confronterende manier getoond.

Naast dat Sean Baker ook weer samenwerkt met scriptschrijver Chris Bergoch, maakt hij in Red Rocket wederom gebruik van een stralend kleurenpalet om de duistere thema’s sprekend te verbeelden. Baker werkte in zijn drie laatste films wel telkens met een andere cinematograaf. Dit doet vermoeden dat het kleur geven aan kleurloze perspectieven, werkelijk tot zijn eigenzinnige visie behoort. De wijze waarop hij dat in The Florida Project (2017) deed, doet denken aan Spike Lee’s Do the Right Thing (1989). Baker doet daarmee alsof zijn verhalen charmante komedies zijn, maar dat zijn ze eigenlijk nooit. Red Rocket eist bij lange na niet dezelfde emotionele betrokkenheid van zijn publiek als The Florida Project. Wel laat de film ons eveneens ongemakkelijk lachen om een wrange sociaalmaatschappelijke toestand.

 

24 maart 2022

 

ALLE RECENSIES

Alpinist, The

****
recensie The Alpinist
Bergbeklimmen zonder schijnwerpers

door Nanda Aris

De 23-jarige alpinist (een bergbeklimmer op rotsen, sneeuw en ijs) Marc-André Leclerc verlegt de grenzen van wat mogelijk lijkt binnen het bergbeklimmen en levert onvoorstelbare prestaties. Collega-klimmers hebben ontzag voor Leclerc. Ook Alex Honnold, hoofdpersoon van Free Solo (2018), steekt zijn bewondering voor ’this kid’ niet onder stoelen of banken. Leclerc is een publiciteitsschuwe einzelgänger en weinig bekend bij het grote publiek. Deze aangrijpende documentaire maakt daar een einde aan. 

Filmmakers Peter Mortimer (The Dawn Wall, 2017) en Nick Rosen, zelf ook klimmers, zien in Leclerc een soort van hedendaagse volksheld, die ver weg blijft van de roem die hij zou kunnen krijgen. Ver weg van social media, sponsors, merken, en bekendheid. Niks van dat alles is belangrijk voor Leclerc, zijn doel is ‘to have adventure, cruise around’. Maar dit doet zijn gedrevenheid geen eer aan, want hij heeft kennis van zaken, visie en toewijding.

The Alpinist

Het volgen van de Canadees blijkt nog geen makkelijke opgave voor Mortimer en Rosen. Want soloklimmen betekent voor Leclerc ook echt alleen klimmen. Hij is ongrijpbaar, Mortimer en Rosen hebben moeite om in contact te blijven met Leclerc, ook omdat hij geen telefoon heeft. Met een camera erbij is de ervaring van het soloklimmen voor Leclerc anders.

Beklimmingen
Hij stemt ermee in om de legendarische en moeilijke Mount Robson’s Emperor Face in Canada – waarvan hij de Infinite Patience-route als eerste solo trotseert – nogmaals te beklimmen, nu met camera. Leclerc oefent de route niet, heeft geen voorkennis, klimt vaak zonder veiligheidstouw, en heeft ook geen communicatiemiddel mee voor als het misgaat. ‘Je moet leren wat de berg je vertelt’, zegt Leclerc. ‘Je kunt controleren wat je zelf doet, maar niet wat de berg doet’. Juist dat maakt klimmen zo interessant voor hem. En ook dat is wat hem drijft om solo te klimmen, en niet de gebruikelijke roem en glorie.

Al op jonge leeftijd is hij geïnteresseerd in bergbeklimmen en leest hij boeken over klimmers en expedities. Juist dit gegeven maakt dat hij instemt met het maken van de film over hemzelf, hij hoopt er anderen mee te inspireren om dromen te volgen. ‘Als die mensen hun verhaal niet hadden verteld, hoe zou ik dan ooit van deze activiteit afweten? Dus waarom zou je het niet delen als het sommige mensen misschien helpt om buiten dat kleine hokje geïnspireerd te raken en de droom levend te houden?’

Soms klimt hij met zijn vriendin Brette Harrington, maar vaak trekt hij ook zijn eigen plan, klimmen geeft de ADHD hebbende Leclerc ‘clarity, calmness and control’. En de prachtige beelden van betoverende besneeuwde bergen tonen dat ook; we zien Leclerc van bovenaf, en kijken de oneindige afgrond in. Het is stil, we horen alleen het geschraap van de pikhouwelen, en de adem van Leclerc. Rustig en kalm, zonder angst, bijzonder comfortabel ogend – niet als iemand die zijn leven waagt – klimt hij aan een dun stuk ijs omhoog. Zijn handen langzaam en precies bewegend, iets dat hij geleerd zou hebben vanuit zijn jeugd, vanwege onhandigheid in zijn handen, en een onduidelijk handschrift.

The Alpinist

Gewaagd
Leclercs beklimmingen worden steeds gewaagder, andere klimmers vragen zich af of hij voorzichtig genoeg is, en doorheeft wat ie doet. Hij besluit naar Patagonië af te reizen, om daar Torre Egger te beklimmen. Dat hij wel degelijk weet wat voor gevaren het klimmen met zich meebrengt – soloklimmen is het meest dodelijk – blijkt als hij de avond voor de beklimming van Torre Egger gevraagd wordt naar een speciaal dieet. Dat heeft hij niet, maar hij eet bewust, alsof het zijn laatste maal is.

Er zijn maar weinig alpinisten zo goed op zo’n jonge leeftijd. Rosen: ‘Vaak zijn de beste alpinisten in de veertig omdat het lang duurt om de vereiste kwaliteiten en kennis te beheersen.’ Echter Leclerc is een ijzersterke klimmer. Bovendien weet hij het weer en de sneeuwcondities te lezen, kent hij zijn materiaal en heeft hij de juiste mindset voor het beoefenen van deze sport. The Alpinist is luchtig en comfortabel in het begin, intrigeert vooral in het tweede deel en eindigt krachtig.

 

18 februari 2022

 

ALLE RECENSIES

Card Counter, The

***
recensie The Card Counter
Boontje komt om zijn loontje

door Cor Oliemeulen

Een mysterieuze man slijt zijn dagen in het casino. Hij is bedreven in kaartspellen, maar wordt gekweld door nachtmerries waarin mensen worden gemarteld. Als hij kennismaakt met een jongeman wil hij deze behoeden voor fouten die hijzelf beging. Wie houdt van feelgood kan misschien beter geen films van Paul Schrader kijken.

Als vertegenwoordiger van de nieuwe generatie filmmakers die vanaf begin jaren zeventig symbool stonden voor New Hollywood (de zogenaamde movie brats) is de Amerikaanse regisseur en scenarist Paul Schrader veel minder bekend dan Steven Spielberg, Francis Ford Coppola en Martin Scorsese. Natuurlijk oogstte Paul Schrader veel lof en faam voor het schrijven van Scorsese’s Taxi Driver (1976), maar de gemiddelde filmliefhebber zal niet snel een aantal films kunnen noemen die hij regisseerde.

The Card Counter

Einzelgänger
Desalniettemin is vooral het begin van Schraders oeuvre – met films als Blue Collar (1978), Hardcore (1979), American Gigolo (1980) en Cat People (1982) – indrukwekkend. Maar de laatste decennia vallen er bar weinig hoogtepunten te ontdekken, uitgezonderd bijvoorbeeld First Reformed (2017), waarin een priester zijn geloof in God en de mensheid verliest (sterk geïnspireerd door Winter Light (1963) van Ingmar Bergman en Journal d’un curé de campagne (1951) van Robert Bresson) en zich in de finale uitrust met een bomgordel teneinde zichzelf en de hypocriete kerkgangers tijdens een dienst op te blazen.

Het zijn dus geen alledaagse verhalen die Paul Schrader zijn publiek vertelt. Je kunt het hem nauwelijks kwalijk nemen dat er bij zijn hoofdpersonages altijd wel een steekje loszit. Als jochie in Michigan opgevoed door streng-calvinistische ouders zag hij pas op zijn achttiende voor het eerst een film, The Nutty Professor (1963) met Jerry Lewis. Maar dat soort komedies vond hij flauw en hadden volgens Schrader niets te maken met de menselijke ziel. Liever ging hij zelf films schrijven met karakters die zich bewust of onbewust moederziel alleen bewegen in de schaduwzijde van de samenleving én een daad willen stellen, met als doel verlossing.

Martelpraktijken
The Card Counter
(2021) past naadloos in dat stramien. Ditmaal introduceert Paul Schrader een wat zwijgzame man die zich William Tell noemt. Oscar Isaac (Inside Llewyn Davis, 2013) is geloofwaardig als notoir casinobezoeker die zijn demonen op afstand probeert te houden. Na ruim acht jaar gevangenschap, waarin hij zich danig heeft bedreven in het tellen van speelkaarten en kansberekeningen, wordt hij nog steeds gekweld door nachtmerries. Niet vreemd als je getuige bent van misstanden in geheime kelders waarin van terreur verdachte islamieten worden vernederd en gefolterd (denk aan Abu Ghraib in Irak).

The Card Counter

Vanaf het moment dat duidelijk is dat ook onze William Tell meedeed aan deze mensonterende praktijken wordt het voor de kijker beduidend moeilijker zich met dit op het oog sympathieke hoofdpersonage te identificeren. Of moeten we Tell misschien ook beschouwen als slachtoffer? De man lijkt veel spijt en schaamte te hebben. Destijds was hij ‘slechts’ een jonge soldaat die zich had laten hersenspoelen door zijn omgeving, in het bijzonder majoor Gordo (Willem Dafoe), die de groentjes klaarblijkelijk geen andere keus liet.

Wraak
Op een dag wordt Tell in een casino benaderd door Cirk (Ready Player One, 2018) wiens vader ook moest deelnemen aan het vernederen en martelen van gevangenen, echter die pleegde zelfmoord. Cirk wil nu wraak nemen op Gordo, ook omdat die net als andere hooggeplaatste officieren niet werd veroordeeld. Hoewel Tell er alles aan doet om de zoon van zijn oud-collega te behoeden voor stommiteiten en hem een kansrijke toekomst zonder ellende wil aanbieden, ligt het voor schrijver/regisseur Paul Schrader ook ditmaal voor de hand om zijn verhaal te laten uitmonden in een bloedbad (weliswaar buiten beeld).

Het ongemak bij het kijken van The Card Counter heeft alles te maken met het mishandelen van mensen (wetende dat in de gemiddelde thriller mensen bij bosjes worden doodgemaakt), maar de flarden van vernedering en foltering zijn kennelijk nodig om je beter te kunnen inleven. Ook het eind vorig jaar verschenen The Mauritanian – over de ten onrechte langdurig opgesloten en gemartelde Mohamedou Ould Slahi (die zijn getuigenissen optekende in een bestseller) in Guantánamo Bay – is geen pretje om naar te kijken. We wachten op een film over de Oeigoeren…

 

5 februari 2022

 

ALLE RECENSIES

Licorice Pizza

***
recensie Licorice Pizza

Hommage aan de jeugdigheid

door Yordan Coban

Licorice Pizza markeert een opvallende stijlverandering in het werk van Paul Thomas Anderson die tot uiting komt in een vermakelijke film, die niet per se het beste in de regisseur omhoog haalt.

De film opent met een charmeoffensief van Gary Valentine (Cooper Hoffman, zoon van Philip Seymour Hoffman) naar Alana (Alana Haim). Wat direct opvalt is dat beide acteurs geen exceptionele schoonheden zijn,  zoals dat vaak wel het geval is in de gemiddelde Netflix-romcom. Paul Thomas Anderson (PTA) kiest met zijn acteurs voor een sterke uiterlijke eigenzinnigheid zonder beroep te doen op een manipulatieve generieke schoonheid.

De jacht van Gary (zijn karakter is gebaseerd op filmproducer Gary Goetzman) op Alana in de openingsscène is daarentegen wel vrij clichématig vormgegeven op een bijna Bollywood-achtige manier. Het betreft een versierpoging waarbij de vrouw na negenendertig afwijzingen toch bij de veertigste poging dermate gevleid is dat ze de man een kans geeft.

Licorice Pizza

Na de recente onthullingen bij The Voice is er in ons land een maatschappelijk debat over de verhouding tussen man en vrouw met betrekking tot consent en machtsposities. Nu heeft PTA daar uiteraard geen boodschap aan en gaat het in Licorice Pizza niet over grensoverschrijdend gedrag, toch is deze stijlvorm anno 2022 niet echt passend in het licht van het maatschappelijke debat. De notie dat elke nee na genoeg assertiviteit in een ja veranderd kan worden, oogt als een vrij giftige culturele kronkel. Een manier van denken die bijvoorbeeld goed past bij het personage van Tom Cruise in PTA’s Magnolia (1999). De botte desinteresse van Alana krijgt een begrijpelijke context nadat duidelijk wordt dat Alana tien jaar ouder is. Doordat ze toch besluit om met hem uit eten te gaan, vangt het verhaal met een vrij onbevredigende premisse aan.

Jongvolwassenen
Gelukkig is het verhaal hier zelfbewust genoeg over om niet direct te vervallen in een ongeloofwaardige romance. De jeugdige impulsiviteit van Gary lijkt perfect te passen bij het scherpzinnige cynisme van Alana, maar Alana wil daar in het begin begrijpelijk genoeg niet aan toe geven. Gary en Alana zijn zoekende in een grote mensenwereld en ontwikkelen zich als individuen terwijl ze samen betrokken raken bij de raarste figuren in de meest uiteenlopende taferelen die in hoog tempo voorbijkomen.

Gary is ambitieus en heeft een honger naar succes die Alana wel aanstaat. Zijn bijdehante persoonlijkheid doet denken aan Max Fischer van Rushmore (1998). Alana bevindt zich in de existentiële schemerfase van een jongvolwassene die worstelt met haar levensbestemming. Te midden van het overweldigende oerwoud van Hollywood vol krankzinnige neppe volwassenen rennen Gary en Alana driftig rond. De twee hebben opvallend weinig tot geen ouderlijk gezag ter begeleiding, ze doen alles zelfstandig. Ze zijn juist zo krachtig omdat ze zich aan elkaar optrekken, elkaar complementeren. 

Licorice Pizza

Nostalgie
Naar eigen zeggen wilde PTA met het maken van Licorice Pizza een greep naar zijn jeugd doen. Dat kun je gemakkelijk aan deze filmmaker overlaten, omdat hij befaamd is voor zijn periodestukken. Zo maakte hij een film over de hippiecultuur in de jaren zeventig (Inherent Vice), de strijd om olie aan het begin van de vorige eeuw (There Will Be Blood), de modewereld in de jaren vijftig (Phantom Thread) en de porno-industrie rond 1977 (Boogie Nights).

De jaren zeventig is dus een veel bezocht tijdperk voor de regisseur terwijl hij er toch vrij weinig bewust van meegekregen zal hebben aangezien de beste man in 1970 geboren is. Toch lijkt Andersons werk ondubbelzinnig voort te vloeien uit het kenmerkende gedachtegoed en de veranderingen van die tijd.

Met Licorice Pizza keert de regisseur niet alleen terug naar zijn werkelijke jeugd, maar ook stilistisch naar het begin van zijn carrière. PTA begon met twee films die qua stijl erg doen denken aan het werk van Martin Scorsese. Zo vinden we in Boogie Nights (1997) het snelle montagewerk en het verval van de American Dream zoals je ziet in Goodfellas (1990). Bovendien lijkt de eindscène van Boogie Nights een expliciete verwijzing naar Raging Bull (1980).

Vanaf Magnolia en Punch-Drunk Love (2002) is de stijl van PTA minder flitsend en broeierig. Er is een abstracte sereniteit over zijn films gekomen die meer doet denken aan de films van Terrence Malick en David Lynch. Waar PTA eerst charmante popmuziek gebruikte om zijn dynamische camerawerk te begeleiden, zijn films als The Master (2012) en There Will Be Blood begeleid met onconventionele surrealistische tonen die tegen de achtergrond van sublieme landschappen een verheffende sfeer scheppen.

 

4 februari 2022

 

ALLE RECENSIES

Don’t Look Up

***
recensie Don’t Look Up
Geschenk uit de hemel

door Cor Oliemeulen

Dat Don’t Look Up een enorme hit op Netflix is, heeft waarschijnlijk meer te maken met de sterrencast dan met de boodschap die deze als rampenfilm vermomde satire uitdraagt.

Wat doe je als je bijna voor honderd procent zeker weet dat al het leven op aarde over zes maanden wordt vernietigd? De eerste reactie is waarschijnlijk flinke paniek. Dan ongeloof, en misschien je kop in het zand steken. De Amerikaanse regisseur Adam McKay (The Other Guys, The Big Short, Vice) trekt met Don’t Look Up veel registers open om zijn vrees voor een snel naderende klimaatcatastrofe kracht bij te zetten en veegt de vloer aan met zogenoemde klimaatontkenners. Zijn boodschap is pessimistisch, vooral als het gaat om een Hollywood-productie vol beroemde acteurs en actrices: als we niet snel actie ondernemen om de opwarming van de aarde te stoppen, is de mensheid ten dode opgeschreven. Behalve een clubje van rijken natuurlijk.

Don't Look Up

Het leven is een mediashow
De nerveuze wetenschapper Dr. Randall Mindy (Leonardo DiCaprio) en de ongedwongen doctor astronomie in wording Kate Dibiasky (Jennifer Lawrence) ontdekken dat een gigantische komeet linea recta op onze planeet afstevent. Aangekomen in het Witte Huis moeten ze lang wachten omdat president Orlean (Meryl Streep) middenin een schandaal zit en eerst haar imagoschade moet zien te beperken. Als de twee wetenschappers dan eindelijk hun verhaal kunnen doen, blijken de president en haar al even incapabele zoon en tevens stafchef Jason (Jonah Hill) niet geïnteresseerd. Wie zit er nou te wachten op zoiets heftigs?

Het lukt Randall en Kate vervolgens om te worden uitgenodigd in een grote live-nieuwsshow. Irritant genoeg moet het duo ook hier wachten om de wereld te vertellen welk onheil haar te wachten staat, want de tv-show heeft kennelijk nóg belangrijkere zaken te melden. Zoals de verbroken relatie van de grote social media-ster Riley Bina (Ariana Grande, die zelf ruim 250 miljoen volgers op Instagram heeft) die een hysterische uitvergroting van haar eigen persoon speelt en samen met Randall en Kate in de wachtruimte zit. Heel even lijkt het alsof de zangeres geïnteresseerd is in de boodschap van het duo tegenover haar. “You guys discovered a comet, that’s so dope”, kirt ze, maar direct daarna blijkt dat ze zo enthousiast is omdat ze een tattoo van een vallende ster op haar rug heeft.

Nadat Riley Bana zich tijdens de uitzending voor een kwijlend miljoenenpubliek heeft verzoend met haar al even populaire vriendje DJ Chello (Kid Cudi), is het tijd voor het onheilspellende nieuws van de astronomen. Maar al snel blijkt dat de twee door hun zenuwen en onbeholpen gedrag allerminst serieus worden genomen. Zelfs de echtgenote en de kinderen van Randall Mindy die opgewonden aan de buis gekluisterd zitten, hebben meer aandacht voor pa’s uiterlijk dan voor zijn boodschap. Nog voordat de tv-show is afgelopen, worden de wetenschappers geridiculiseerd en afgemaakt op de sociale media. In de dagen daarna zien we beelden van een ‘launch challenge’ waarin TikTokkers een vuurpijl in hun gezicht afschieten. Het mediacircus is in volle gang en ondertussen laat Randall zich versieren door talkshowsnol Brie Eventee (Cate Blanchett).

Don't Look Up

De macht van techbedrijven
Wanneer de wetenschappers van de president de verontrustende data van de naderende ‘planet killer’ bevestigen, realiseert zij zich dat actie is geboden. Het overgrote deel van mensheid zal weliswaar niet kunnen worden gered, maar volgens de geaffecteerde techno-gigant Peter Isherwell (Mark Rylance) biedt de komeet ongekende mogelijkheden vanwege de zeer waardevolle mineralen die het gevaarte bevat. Het is aan het team van rauwdouwer Benedict Drask (Ron Perlman) om de komeet in stukken te laten exploderen.

Don’t Look Up rekent niet alleen af met de zelfverrijking van machthebbers maar ook met de kwalijke invloed van techbedrijven. Tijdens een presentatie van Isherwell voor een zaal met uitzinnige fans zet hij kinderen in om zijn BASH-telefoon te promoten. Het kleinood heeft als functie om de aandacht van het echte, onoverzichtelijke leven af te leiden. Als je je slecht voelt, geeft je telefoon direct troost door het tonen van een grappig filmpje.

Ook de film zelf geeft bij tijd en wijle een somber gevoel, zeg maar gerust een verontrustend gevoel. Of zoals Randall Mindy het formuleert: ‘Kijken naar de hemel is vreselijk en prachtig tegelijk.’ Ondanks dat de meeste personages en situaties karikaturaal zijn neergezet, proef je de pré-dystopische atmosfeer. Soms voel je de angst voor het onafwendbare en zijn momenten eng realistisch, bijvoorbeeld door het kordate optreden van veiligheidsdiensten. Oproer onder het gepeupel wordt subtiel getoond in een kort shot vanuit de lucht waarin we zien hoe de rijken zich op een groot dakterras verpozen, terwijl helemaal onderaan op straat chaos heerst.

Don't Look Up

Klimaatcrisis en coronavirus
Don’t Look Up
is vlot (maar soms slordig) gemonteerd in de visuele stijl van The Big Short. Een scherpe satire zonder zoveel karikaturale grepen, maar met een meer grillig en serieus karakter was qua statement al snel beter geweest, maar al die overdrijvingen (soms flauw, soms slecht geacteerd) landen wellicht beter bij het grote publiek. Hoewel de boodschap urgent is, zal voor veel kijkers het klimaat het vast nog wel langer dan zes maanden volhouden.

De filmmakers volgen voor een groot deel de platgetreden formule van rampenfilms over zaken die de aarde dreigen te vernietigen. En natuurlijk moet Amerika de wereld redden! Of toch niet? Want de rijke en machtige elite blijkt bereid om de toekomst van de mensheid op het spel te zetten, met als doel zichzelf een nog uniekere machtspositie toe te eigenen.

De inslag lijkt onvermijdelijk, maar is veel luchtiger van toon dan het zwaar deprimerende Melancholia van Lars von Trier. Toch stemt ook Don’t Look Up zeker niet hoopvol, vandaar dat Adam McKay in de scène tijdens de aftiteling toch maar besluit met wat feelgood. Op hilarische wijze rekent hij binnen een paar seconden af met machthebbers die zichzelf hebben uitverkoren om een nieuwe wereldorde te scheppen.

Vooral om laatstgenoemde complottheorie laat deze film zich ook beschouwen als een satire op zaken die het coronavirus in gang heeft gezet. Zo zijn de klimaatontkenners nu de ‘wappies’, is er ook in dit geval polarisatie in de samenleving, lopen veel burgers als schapen achter de door de overheid gedicteerde media aan, en is het kiezen van zondebokken een beproefde methode om wanbeleid en een verborgen agenda te camoufleren.

 

2 januari 2022

 

ALLE RECENSIES