West Side Story

****
recensie West Side Story
Klassiek geknok in modern jasje

door Rik Claessen

Steven Spielberg slaagt om het verhaal van West Side Story moderner, intenser en gelikt te brengen naar een nieuwe generatie. ‘This ain’t casual’, zegt Tony wanneer hij gevraagd wordt wat zijn liefde voor María betekent, en zo kun je ook de ervaring voor de kijker beschrijven.

Van origine is West Side Story een musical uit 1957. Geschreven door Arthur Laurents met liedteksten van Stephen Sondheim en Leonard Bernstein als componist. De musical over de Amerikaanse Tony en Puerto Ricaanse María die verliefd op elkaar worden terwijl hun vriendengroepen rivaliserende bendes zijn, was een groot succes. De moderne vrije bewerking van Romeo en Julia werd in 1961 verfilmd door Jerome Robbins (choreograaf) en Robert Wise (regisseur). Ditmaal staat Steven Spielberg aan het roer om ‘dit meesterwerk door andere ogen en nieuwe ervaringen te vertellen’, aldus de regisseur zelf.

West Side Story

Jets en Sharks
In een afgetakelde wijk in Manhattan, klaar voor de sloop, strijden twee rivaliserende bendes om territorium. De Amerikaanse ‘Jets’ hebben regelmatig bonje met de Puerto Ricaanse ‘Sharks’. Leider van de Jets is Riff (Mike Faist), een straatrat die niet bang is om de confrontatie aan te gaan met Bernardo (David Alvarez), een Puerto Ricaanse macho die maar al te graag wil knokken om zichzelf en zijn mede-Sharks te bewijzen.

Ook Tony (Ansel Elgort) is niet bepaald een lieverdje in de nieuwe film. Deze ex-Jet wil niets meer te maken hebben met het geweld tussen de twee groepen. Nadat hij een jaar in de gevangenis heeft gezeten voor poging tot doodslag is de jongeman voorwaardelijk vrij en probeert hij nu wat eerlijke centen te verdienen in een apotheek gerund door Valentina (Rita Moreno, die in het origineel Anita speelde en daarvoor een Oscar voor beste vrouwelijke bijrol won). Zij biedt Tony onderdak en een baan aan, en stiekem waakt ze ook een beetje over hem. Problemen als racisme, armoede en onderdrukking die door heel de film aanwezig zijn, worden op melancholieke wijze door Valentina aangekaart. Moreno doet dit met zoveel overtuiging en pure toewijding dat een West Side Story zonder haar nagenoeg onmogelijk lijkt.

Nadat Riff Tony heeft overgehaald om mee te gaan naar een schoolfeest, ontmoet deze María (Rachel Zegler) en worden de twee op slag verliefd. Dit valt allesbehalve in de smaak bij Bernardo aangezien María zijn jongere zusje is. De toch al hoge spanning tussen de rivaliserende groepen loopt op en bedreigingen gepaard met geweld nemen al snel de overhand. De jonge tortelduifjes zullen uiterst voorzichtig moeten handelen en moeten kiezen tussen vrienden en familie.

Dreigender
Vanaf de eerste seconde is te merken dat we te maken hebben met een hernieuwde en verbeterde versie van de oude film. In plaats van een bijna 5 minuten durende ouverture waarmee het origineel opent, wordt de kijker direct met zijn neus op de feiten gedrukt. De vervallen straten, hopen puin en schimmige steegjes van Manhattan zijn het speelterrein van de Jets. De leden van deze bende zien er nu dreigender en weerbaarder uit. Waar Russ Tamblyn (speelde Riff in 1961) een duidelijke ‘tough guy attitude’ had, ziet Mike Faist er meedogenloos en ruig uit, op elk moment klaar om toe te slaan. Ook Bernardo komt beter uit de verf door David Alvarez. Spielberg maakte van hem een bokser. De nieuwe cast is sowieso een stuk representatiever, in het origineel werd het merendeel van de Puerto Ricanen nog gespeeld door blanke acteurs.

West Side Story

Een aantal nummers hoor je op andere momenten en soms is de locatie compleet anders. Neem als voorbeeld ‘America’, het lied tovert de straten van Manhattan om tot een exotisch straatfeest. ‘Gee, Officer Krupke’ wordt nu door een kleinere bezitting, maar nog net zo komisch, gezongen door de Jets op het politiebureau.

De remake benadrukt het geweld. Geen dansroutine waarin de rivaliserende bendes uitdagend om elkaar heen dansen, maar fikse klappen die in de overweldigende chaos rondvliegen. De bendeleden zien er over het algemeen rauwer en opgefokt uit, iets wat de hele film beïnvloedt. Natuurlijk wordt er in deze vechtscènes nog wel gedanst zoals we dat gewend zijn van West Side Story, maar de nadruk ligt aanzienlijk meer op het knokken.

Meeslepend
De stad fungeert niet alleen meer als decor. De West Side is bijna haar eigen personage. Ze ademt, huilt, lacht en leeft met het verhaal mee. Bepaalde tussenshots van de stad voegen een haast komisch realisme toe. De film aarzelt ook niet om bij alle musicalachtige elementen een compleet beredeneerbare verklaring te geven. Een personage staat opeens in het spotlicht tijdens zijn zangsolo? Dat komt omdat de conciërge tijdens het schoonmaken per ongeluk even de lampen aandeed.

Spielbergs langdurende shots voegen in bijna alle gevallen iets moois toe, maar zo nu en dan gaan die ongemakkelijk voelen. De camera verstoort soms het ritme van een bepaalde scène, maar Spielberg komt ermee weg. Hij weet de kijker mee te sleuren in de dans: je rent, springt, draait en beweegt letterlijk met de choreografie mee. Tijdens de nummers ‘America’ en ‘Dance at the Gym’ giert de adrenaline nog net niet door je lijf. Maar maak je geen zorgen: ‘Maria’ wordt door Ansel Elgort net zo aanstekelijk gebracht als het origineel.

Combineer de intensere personages, meer nadruk op de grimmigheid van sommige momenten en een realistisch decor en je hebt een gedurfde, gelikte en ruige vertelling van het verhaal. Zelfs voor kenners heeft Spielbergs West Side Story enkele verrassingselementen in petto.

 

6 december 2021

 

ALLE RECENSIES

Annette

***
recensie Annette
Wals met foute man

door Ries Jacobs

Een musical met in de hoofdrollen actrice, zangeres en componiste Marion Cotillard en de inmiddels gevestigde acteur Adam Driver zou weleens vuurwerk kunnen opleveren. Beiden hebben bewezen zowel in blockbusters als in serieuzere films uitstekend overeind te blijven. Bovendien liet Cotillard in La vie en rose (2007) horen een uitstekende zangeres te zijn. Toch weet Annette niet geheel te overtuigen.

Het verhaal in een zin: stand-up comedian en beroepsprovocateur Henry McHenry (Adam Driver) en klassiek zangeres Ann Defrasnoux (Marion Cotillard) krijgen een relatie waaruit een kind met een bijzondere gave wordt geboren, waarna hun relatie uitloopt in een ramp.

Annette

Dit verhaal schreven Ron en Russell Mael, de twee broers die al decennialang het experimentele muziekgezelschap Sparks vormen. De twee verzorgden natuurlijk ook de begeleidende muziek. Annette wijkt op essentiële punten af van wat we horen en zien in de traditionele musical: er wordt nauwelijks in gedanst en er zitten stukken opera in (Cotillard speelt immers een klassieke sopraan). Bovendien maakt regisseur Leos Carax (Les amants du Pont-Neuf, Holy Motors) er een surrealistisch werk van. Zo blijkt Annette, naar wie de film vernoemd is, een mysterieus wezen.

#MeToo
Ook de kleding van de hoofdrolspelers draagt bij aan het surrealistische karakter van de film. Cotillard zien we vaak in het geel en wit en Driver draagt groene kleding. Symboliseert dit de puurheid en zuiverheid van Ann en de natuurlijke woestheid van Henry? Nee, zegt Carax, hij vindt het gewoon mooie kleuren. Er is dus niets symbolisch aan, het is gewoon toeval.

Evengoed is het toeval dat er een link naar #Me Too in Annette zit wanneer McHenry’s voormalige partners hem beschuldigen van (seksueel) wangedrag. ‘Toen we aanvingen met het project was er nog geen #Me Too,’ aldus de Franse regisseur, ‘bovendien zijn er veel kunstenaars die slechte mensen waren, maar me toch erg geïnspireerd hebben.’

Ook de link naar #Me Too is een onderdeel van het vlakke verhaal waarin de vrouw valt op een foute man en hiervoor uiteindelijk de prijs betaalt, maar waarin het niet duidelijk wordt waarom operazangeres Defrasnoux valt voor een man waarvan afdruipt dat hij fout is. Ze is succesvol en haar pianist, gespeeld door Simon Helberg (Howard Wolowitz in The Big Bang Theorie) aanbidt haar, maar toch valt ze op McHenry. Waarom?

Annette

Surrealistisch
Het verhaal is in musicals minder bepalend voor de sfeer dan de muziek. In Annette is het niet anders en dat is waar de schoen wringt. Hoewel de surrealistische sfeer goed is neergezet en het acteerwerk is wat je mag verwachten van de hoofdrolspelers (vooral Driver is ijzersterk in zijn rol van Henry McHenry op het podium), kent de muziek teveel zwakke momenten.

De soundtrack laveert tussen het typische musicalgeluid en kunstige jaren zeventig pop en kent zeker goede nummers. Zo is het openingsnummer (naast de hoofdrolspelerszijn de broers Mael te horen) ijzersterk. Maar het geheel kent teveel liedjes die niet echt boeien. Het is als een plaat die enkele hits bevat en verder is opgevuld met wat nog op de plank lag. Bovendien is Driver als zanger weliswaar boven de maat, maar ontbeert zijn stem variatie en diepgang.

Alle ingrediënten bij elkaar kunnen de film niet gedurende de hele looptijd overeind houden. Neem daarbij in ogenschouw het flinterdunne verhaal en dat het karakter van Ann Defrasnoux niet goed uit de verf komt en je vraagt je af of Carax de 141 minuten die hij voor de film uittrekt niet beter had kunnen invullen.

 

21 november 2021

 

ALLE RECENSIES

Limelight

Limelight (1952)
Zwanenzang van de komiek Chaplin

door Ralph Evers

In Limelight (1952), de zwanenzang van de komiek Charlie Chaplin, speelt hij de rol die hem te goed paste, de clown. Hierdoor verzandt zijn film in het teveel en vergeet hij de climax van zijn carrière achter de coulissen.

Living in the limelight, the universal dream, for those who wish to see.” Oh nee, ik hoef geen Rush te citeren, het is de bedoeling een stuk te schrijven over Chaplins film met dezelfde titel als dat fantastische Rush-nummer.

Limelight

Limelight, Chaplins persoonlijke afscheidsfilm (en zijn laatste Amerikaanse film voordat hij het land ontvluchtte omdat hij daar onterecht als communist werd beschouwd), is een komisch drama met een licht autobiografische insteek (zijn zoon Sydney doet ook mee) waarin Chaplin, ditmaal vermeld als Charles – is hij volwassen geworden? – in de huid van de clown Calvero kruipt.

Timing
Het leven van Calvero lijkt als een kaars in de mist uit te doven. Voorbij zijn de roemrijke jaren waar variététheater en vaudeville volle zalen trokken. Met alcohol en een gespeeld optimisme, behouden uit de rollen van weleer, poogt Calvero zijn leven uit te zitten. Wanneer hij op een dag waggelend thuis komt, ruikt hij iets vreemds. Iets onder m’n zolen? Nee, het is iets anders. Hij ontdekt dat de danseres die op de begane grond woont een poging tot zelfmoord doet, door te slapen bij geopende gaskranen. De grond van dit onheil zit ‘m in financiële zorgen. Calvero treedt op als haar redder en het verhaal kan op gang komen.

De eerste dertig minuten verlopen echter stroef en houterig, de humor zit niet mee, het gebeuren komt veel te traag en oninteressant op gang. Het is als gekookte aardappels zonder zout. Daar komt verandering in wanneer Calvero en later danseres Terry hun levensgeschiedenissen uit de doeken doen. De film wordt hierdoor opgedeeld in eetbare brokken, maar verzandt evenwel in soms eindeloze dialogen die hun punt maar niet willen maken. Enigszins verrassend, omdat je zou verwachten dat aan het eind van zijn carrière Chaplin wel zou weten hoe een film de juiste ritmiek mee te geven. Aan het verhaal is weinig af te dingen, evenmin aan de kwaliteit van de lach en de traan. Een aantal geniale scènes – zoals de piano met een snarenoverschot en groeiende en krimpende benen – daargelaten, voelt het geheel als een onnodig langgerekt geheel, waarbij de encore te lang doorgaat.

Alledaags
Een andere subtiele opvallendheid is de afwezigheid van precies datgene wat voor het voetlicht had moeten treden. Waar eerdere films iconische momenten hebben, zoals de treffende kritiek op de moderne tijd in Modern Times of op tirannen in The Great Dictator met typetjes en een compactheid die veel van Chaplins roem hebben geleverd, verblijft Limelight in de alledaagsheid. Er wordt gesproken over tijden van weleer, van roem, maar het komt maar niet uit de verf in de anthologie die deze film wil zijn. Er wordt soms geraakt aan het contrast van het applaus, de verering door het publiek en een paar minuten later de kille stilte van een lege, geluidloze kleedkamer. Echter eerder als verplicht script dan als doorvoelde ellende.

Limelight

Wat dat betreft heeft de clown Calvero (Chaplin dus) nooit zijn schmink afgedaan. In dit voetlicht bezien klopt het dat het einde te lang doorgaat, omdat de clown geen afscheid wilde nemen, de schaduwkant schuwde. Liever nog een lolletje dan een werkelijk contrapunt aan te brengen. De grootvader die ondanks het familiaire tumult de gezelligheid wil behouden. Het heeft iets tragisch dat Limelight aldus aan de oppervlakte blijft en niet, zelfs niet met humor, wat bovenstaande andere titels wel zo goed lukte, een laagje dieper te komen. Na ruim twee uur dooft het voetlicht en verrast de plotsheid van het einde van een carrière die tot vandaag tot de verbeelding weet te spreken. Zijn we getrakteerd op enkele fijne, grappige, ontroerende maar bovenal gemakkelijke scènes, waar een teveel het afscheid van een grote man hinderde.

 

19 oktober 2021

 

THEMAMAAND CHARLIE CHAPLIN

Monsieur Verdoux

Monsieur Verdoux (1947)
De anti-Chaplin als seriemoordenaar

door Bob van der Sterre

Het karakter The Little Tramp (de kleine zwerver) maakte films als Modern Times en The Kid legendarisch. In 1947 brak het moment aan in de loopbaan van Chaplin om hiermee te breken. Na het meesterwerk The Great Dictator sloeg hij in Monsieur Verdoux een andere toon aan: Charlie Chaplin als seriemoordenaar.

We kijken naar het graf van Henri Verdoux. De voice-over, van de dode Henri, begint met een bekentenis: ‘Ik vermoordde vrouwen en deed dat voor geld.’

Hij werkte dertig jaar bij een bank en werd als eerste ontslagen in 1930, toen de crisis uitbrak. Kortom: het is toch niet raar dat hij een weg moest vinden om geld te blijven verdienen?

Monsieur Verdoux (1947)

Chaplins cynische terugblik begint als monsieur Verdoux rozen plukt – hij helpt een rupsje terug in de struiken – en tegelijkertijd zijn verbrandingsoven aan heeft staan, waar zijn laatste vrouw aan het verassen is. ‘Nu al drie dagen… Hoe lang laat hij die nog aan staan?’, vragen zijn buren aan elkaar.

Als een rijke weduwe langskomt voor zijn huis, geeft Verdoux een kijkje in de keuken. Van rozen tot diepe blikken, van astrologische kenmerken tot aantrekkingskracht. Dit keer lukt het niet.

Ondertussen begint het aantal vermiste vrouwen op te vallen. Ze waren allemaal in dezelfde leeftijdscategorie en sociale categorie. De Parijse politie gaat op zoek als een familie hun Thelma kwijt is.

Portret van een charmante seriemoordenaar
Het karakter Verdoux is gebaseerd op Henri Désiré Landru, een man die in 1922 onder de guillotine eindigde. Over hem zijn meer films gemaakt (Bluebeard, 1963, Claude Chabrol). Orson Welles wilde over hem een quasidocumentaire maken met Chaplin in de hoofdrol. Die bedacht zich en kocht het script van Welles als ‘idee’.

Net als Landru is Verdoux een meubelmaker en een oplichtende moordenaar. De film geeft inzicht in hoe Landru opereerde. Hij bezoekt zijn zogenaamde vrouw, laat haar geld opnemen bij de bank, mompelt iets over ‘een endymion maan, de mooiste van allemaal’, loopt de trap op. Schrille violen, klusje geklaard.

Maar, haastte Chaplin zelf te zeggen: ‘Het is niet het verhaal van Landru, het is een combinatie van verschillende mensen.’ Deze man is erg lief voor zijn vrouw en kind. Zijn vrouw: ‘Sinds je ontslag drie jaar geleden ben je veranderd, je oogt geprikkeld.’ Hij heeft ook een zoontje en probeert hen te helpen. ‘Het is een gemene wereld en je moet gemeen zijn om te overleven.’

Zelf ook slachtoffer
Dit is zeg maar gerust de anti-Chaplinfilm. Niets charmants als met wat iedereen met de kleine zwerver gewend was. Chaplin zag de uitdaging om zo’n cynisch levensverhaal als van Landru te vermenselijken. De zwarte humor zal hem hebben aangesproken, ongetwijfeld, en de duistere charme van Verdoux.

Wel zijn er zijn een paar slimme goedmakers: de film legt de schuld bij de crisis (en werd daarom ook gezien als de meest antikapitalistische film uit zijn oeuvre). De oplichtermoordenaar is zelf ook een slachtoffer: van de grillen van de aandelenmarkten.

Monsieur Verdoux (1947)

Bovendien is Henri Verdoux alleen maar gemeen tegen rijke, oudere vrouwen die zich graag laten foppen. Hij is wel lief tegen dieren, zijn eigen gezin, de zwakkeren in de maatschappij. Chaplin: ‘Ik wilde met de film medelijden tonen voor alle mensen. Elke keer als we een depressie hebben, of een andere nationale ramp, brengen die het ergste in de mensheid naar boven, net als Verdoux, een tragisch en meelijwekkend figuur. Mijn motivatie is om misdaad en de oorsprong van misdaad te leren begrijpen.’

Het is opvallend hoeveel verwantschap er is tussen Verdoux en Raskolnikov, het personage in Dostojevski’s Misdaad en straf. En ook met latere vriendelijke seriemoordenaars, zoals Dexter.

Wil je respect als artiest? Zet dan je imago overboord
Het is niet te onderschatten hoe Chaplin hier met zijn imago durfde te spelen. Hij zette alle zekerheden van zijn charmante kleine zwerver-persona overboord. Zijn film hiervoor, The Great Dictator, was ook daarom zo populair: dat was de stem van de kleine man.

Nu was hij ineens een ijskoude moordenaar. Dat moet voor tijdgenoten net zo’n schok zijn geweest als voor bijvoorbeeld fans die Gregory Peck in 1978 ineens dokter Mengele zagen spelen (in The Boys from Brazil). In 1947 was een antipathiek hoofdpersoon nog niet zo gewoon als bijvoorbeeld in de jaren zeventig zou worden. (Nu zien we het tegenovergestelde: wie is er nog sympathiek in films?)

Chaplin geloofde zelf in de film en deed er alles voor. Hij was acteur, scriptschrijver, regisseur, producer, castingbaas, ‘en supervisor van alle andere afdelingen’, volgens een betrokkene. ‘De film móest gemaakt worden’, zei hij zelf.

Waar Chaplin dacht aan een interessante, controversiële filosofische film met hier en daar een lachsalvo, misschien wel een nieuw cinematografisch meesterwerk, bleef het bij de première stil. Hij liep overal rond in de bioscoop. Nauwelijks een grinnik. De pennen voor recensies werden gretig in teleurgestelde inkt gedoopt (alhoewel The New York Times en The Washington Post wel positief reageerden). Sommige bioscopen weigerden zelfs de film te vertonen.

Deze tegenslag was een buitenkans voor de traditionele Chaplin-vijanden: de conservatieven en moraalridders. Hij was hen al heel lang een doorn in hun oog vanwege het anti-autoritaire karakter van zijn films, zijn in hun ogen gebrek aan Amerikaans nationalisme (hij werd er miljonair maar wilde geen Amerikaans staatsburger worden) en zijn vermeende voorkeur voor het communisme (vooral gebaseerd op wat onhandige uitspraken in interviews tijdens de oorlog).

Na deze film werd hij nog een scherper doelwit van de McCarthy-onderzoekers. Schandalen was hij wel gewend (ruzie met de Britse regering, speelde Hitler in The Great Dictator, rechtszaken, jonge vriendinnen, staatsgevaarlijk volgens de FBI). Zijn reactie: ‘Als je met je linkervoet de stoeprand oploopt, ben je al een communist.’

Ze weerhielden Chaplin gelukkig niet van het maken van Limelight in 1952. Daarna zou hij zich vestigen in Zwitserland. Hij was in feite persona non grata geworden in de VS. De hufters hadden gewonnen. Hij gaf ze een trap na met A King in New York.

Een gifexperimenteerder
Je moet toch ook wel een beetje medelijden hebben met zijn fans, die na barre oorlogsjaren ‘iets om te lachen’ wilden. Zeker de oudere fans, die verwend waren geraakt met schitterende komedies. Dat station was hij al gepasseerd. Met de jaren werd Chaplin steeds uitgesprokener. En nog meer wereldster (zijn faam van toen is vandaag de dag nauwelijks meer voor te stellen). Wie wilde in die jaren twintig en dertig niet Chaplin voor zijn of haar karretje spannen?

Ineens zagen ze Chaplin als Verdoux bij de apotheek ‘twee ons chloroform’ kopen, een gifexperiment uitvoeren, en tijdens een rechtszaak een verbijsterende vergelijking maken tussen moord en oorlog (‘As a mass killer, I am an amateur by comparison’), om tot slot de economische crisis de schuld van alles geven (hij had overigens talent voor economie). En happy end ho maar. ‘Ze moesten wennen aan het feit dat Verdoux op geen enkele manier onder the tramp-boom viel.’

Dat was niet de film waar de Chaplinianen op hoopten, en de pers ook niet. De persconferentie drie dagen na de première leek wel veel op de ondervraging voor het House Committee on Un-American Activities een jaar later. Doorlopend Chaplin-gezeur in kranten, zijn scheidingen, de vermeende sympathie voor de Sovjets, en daarna deze film: de gewone man had even genoeg van hem.

Monsieur Verdoux werd een superflop. Chaplin zou de film zelf altijd ‘the cleverest and most brilliant film of my career’ blijven vinden. André Bazin, de Franse criticus, en Jean Renoir, regisseur, waren het hartgrondig met hem eens.

Hoe is de film voor kijkers in de cynische 21ste eeuw?
Monsieur Verdoux blijft een boeiende film. Al met al meer echt Chaplin dan vrijwel al zijn andere werken (afgezien van Limelight misschien). Achter de spottende komiek zit een bezorgde en cynische humanist, die zich achter alle grappen van de kleine zwerver langzaam evolueerde, en misschien wel echt werd met de beroemde speech in The Great Dictator.

Monsieur Verdoux (1947)

De film is bijna een bloederig verlengstuk van Modern Times: iedereen kan door het vreselijke systeem tot moorden aangezet worden. Daarom geeft Verdoux zich over op de dag dat hij beseft dat de mensheid met zijn bommen een veel grotere moordenaar is dan hij. Chaplin mikte hier dus meer op filosofie dan op geschiedenis.

Het is veelzeggend dat de film zowel in de VS niet goed werd begrepen (kapitalisme maakt van mensen moordenaars), maar ook door de Sovjet-Unie werd verboden (te pessimistisch voor een gedachte aan een heilstaat).

Toch biedt de film bijzondere momenten. De grappige shots van de alsmaar terugkerende treinwielen, een ander soort komisch effect dan voorheen. De keuze voor actrice Martha Raye die de scènes meer domineerde dan welke andere actrice eerder in zijn films. Ook de rol van tijd en plaats (een Engelstalig Parijs): het gaat alle kanten uit. Of hoe plotseling Mussolini en Hitler ineens verschijnen in de film. Het zal als een opluchting gevoeld hebben voor Chaplin: eindelijk eens een film maken zonder altijd weer die slapstickkettingen.

En natuurlijk de gedurfde luchtige en empathische visie op een moordenaar. Nu hebben we wel vaker series en films gezien die moordenaars (vaak huurmoordenaars) luchtig, humoristisch en sympathiek proberen neer te zetten. Denk aan de serie Dexter, ook een sympathieke killer. Toen was dat nog niet zo bekend.

Monsieur Verdoux is een film die hierdoor merkwaardig heen en weer golft van fysieke komedie naar zacht, sentimenteel drama, en dan weer naar grimmige thriller. Je merkt het vooral aan de romantische muziek. Die kleeft lastig op het cynisme van de inhoud. Kun je een versie aanzetten zonder score, dan is de film ineens een stuk huiveringwekkender. Zoveel filmconventies wilde Chaplin nou ook niet overboord zetten.

Dat is de kracht en de zwakte van Monsieur Verdoux. Zonder risico’s vaart niemand wel.

 

17 oktober 2021

 

THEMAMAAND CHARLIE CHAPLIN

Great Dictator, The

The Great Dictator (1940)
Joodse kapper met geheugenverlies

door Jochum de Graaf

In aanmerking genomen dat The Great Dictator de eerste geluidsfilm van Chaplin is, dat hij het scenario in 1938/39 schreef en dat de film in mei 1940 in New York in première ging op een moment dat de ergste verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog nog moesten komen, is de genialiteit van Chaplin het beste te beschrijven aan de hand van een aantal iconische scènes uit de film.

Allereerst is er de taal, beter nog het gebruik van taal en het taalgebruik. Als dictator Adenoid Hynkel van het imaginaire land Tomania – gemodelleerd naar Adolf Hitler en nazi-Duitsland – steekt Chaplin een donderende speech voor een grote schare idolate aanhangers af: een combinatie van nagebootste Duits/Jiddisch/Katzenjammer-keelklanken, ‘frie sprekken sjtoonk’ , vrij vertaald ‘vrijheid van meningsuiting stinkt’. Na de speech wordt Hynkel per ongeluk door oorlogsminister Herring (Goering) omvergeduwd en belandt onderaan de trap. Herring moet dat natuurlijk beboeten en terwijl Hynkel de batterij aan medailles en andere eretekens van zijn uniform rukt, krijgt hij een enorme scheldkannonade over zich: ‘Straff! Straff da fluten flavin, da tjiezen krekken! Booben, banana!

The Great Dictator (1940)

Pantomime en slapstick
Maar ook in scènes zonder taal betoont Chaplin zich weer de grote meester van pantomime en slapstick. Op de tonen van Wagners Lohengrin, Hitlers favoriete opera, voert Hynkel een sierlijk, verleidelijk ballet met een wereldbol uit, symbool van zijn maniakale droom om de heerschappij over de wereld te krijgen. Net op het moment dat hij denkt die binnen bereik te hebben, zijgt de globe als een zeepbel ineen. Het is een scène die zich met de beste uit de tijd van de stomme film kan meten.

Het staatsbezoek van de dictator van het naburige Bacteria, Benzini Napaloni (Jack Oakie), overduidelijk naar Mussolini gemodelleerd, is een aaneenschakeling van hilariteit. De ontvangst op het station met het telkens moeten verplaatsen van de rode loper, de begroeting met de rechterarm gestrekt omhoog of overdwars waardoor ze elkaar bijna om de oren slaan, dat haantjesgedoe als ze met zijn tweeën naast elkaar in kappersstoelen zitten en om de beurt hun stoelen omhoog krikken om toch op de ander neer te kunnen kijken.

En er is de bijzondere scène in het getto waarin vijf mannen in een taartje moeten bijten nadat hen is verteld dat degene die een muntstuk vindt, is aangewezen om Hynkel te vermoorden. Geen van hen wil de munt vinden en er wordt vals gespeeld, het is te leuk om de uitkomst te verklappen.

Nazi-Duitsland
Het navertellen van de plot is weinig zinvol; van belang is dat Chaplin een dubbelrol vervult. Naast dictator Hynkel speelt hij een Joodse barbier, die met geheugenverlies uit de Eerste Wereldoorlog is teruggekeerd, een rustig leven in het getto probeert op te bouwen, maar door persoonsverwisseling in de positie komt om de dictator voor gek te zetten.

Dat spel met die twee totaal verschillende types die als twee druppels water op elkaar lijken, verschaft Chaplin de mogelijkheid om de opkomst van Hitler en de nazidictatuur zo geniaal te ontmaskeren.

De levens van een van de meest geliefde en van een van de meest gehate personen uit de wereldgeschiedenis vertonen een paar opmerkelijke overeenkomsten. Chaplin werd in april 1889 vier dagen voor Adolf Hitler geboren. Beiden kenden een moeilijke jeugd. Hitler was bekend met het werk van Chaplin, er gaat een hardnekkig gerucht dat hij zijn kenmerkende snorretje ontleende aan ‘The Tramp’. Hij had een aantal films van Chaplin gezien en uit onderzoek na de oorlog is komen vast te staan dat Hitler, terwijl de film in bezet Europa streng verboden was, waarschijnlijk twee keer The Great Dictator gezien heeft, zonder dat we weten wat hij ervan vond, helaas.

Chaplin heeft de opkomst van Hitler en nazi-Duitsland bijzonder goed bestudeerd en geanalyseerd. Behalve de briljante persiflage op Hitler in woord en gebaar, zijn maniertjes, zien we het leven in het getto, er is een aantal referenties aan de Kristallnacht, het bestaan van concentratiekampen wordt genoemd, en meest bijzonder is de wetenschapper die het kantoor van Hynkel binnenstormt en geëxalteerd uitroept dat er een ‘most wonderful, most marvellous’ gifgas ontdekt is ‘that will kill everybody’. Let wel, Chaplin schreef het script in 1938/39 toen de ergste verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog nog moesten komen en de omvang van de holocaust nog nauwelijks gestalte had gekregen.

The Great Dictator (1940)

Slottoespraak
En dan is er de apotheose, de bijna vijf minuten durende Final Speech. Volgens sommigen doet deze slottoespraak met zijn geëngageerd beroep op medemenselijkheid, de rede afbreuk op het voorgaande en toegegeven het is ook een stijlbreuk, geen tijd meer voor comedy, ironie of satire. Het lijkt ook wat knullig dat in eerste aanleg Hynkel de toespraak zal houden en bij nader inzien de Joodse barbier achter de microfoon plaatsneemt.

Maar langzaam wordt het beeld ontdaan van alle randverschijnselen, het publiek verdwijnt uit beeld, de entourage verdwijnt naar de achtergrond en de camera komt in close-up uit op zijn gezicht. Het is uiteindelijk Chaplin zelf die de gloedvolle woorden uitspreekt die vandaag net zo relevant zijn als in 1940, helaas.

Dictators free themselves but they enslave the people! Now let us fight to fulfill that promise! Let us fight to free the world – to do away with national barriers – to do away with greed, with hate and intolerance. Let us fight for a world of reason, a world where science and progress will lead to all men’s happiness. Soldiers! in the name of democracy, let us all unite!

Je zou Chaplin met terugwerkende kracht er de Nobelprijs voor de Vrede voor geven.

 

14 oktober 2021

 

THEMAMAAND CHARLIE CHAPLIN

City Lights

City Lights (1931)
Ware kern van menselijkheid

door Yordan Coban

Tot mijn genoegen heb ik nog geen ziel getroffen die niet kon lachen om de openingsscène van City Lights (1931). Ik geloof heilig dat op het moment dat wij stoppen met lachen om Charlie Chaplin, we gedoemd zijn te vergaan in onze eigen cynisme. Chaplin belichaamt een onschuld die de mens bewapent tegen de verdorvenheid van de moderne ziel.

Chaplin wilde met zijn laatste stille film benadrukken dat film niet per se gebaat is bij sprekende acteurs. Zijn silent films kenden geen nationale grenzen of taalbarrières. In Chaplins beroemde speech uit The Great Dictator (1940) onderstreept hij dat technologie van nature goed is maar ons eerder afsluit dan samenbrengt. Hij had gelijk. Technologie heeft ons comfort gebracht, maar faalt uiteindelijk in het werkelijk bereiken van mensen. Het is slechts een middel, geen doel.

City Lights

Gepolijste onschuld
Chaplin waarschuwde ons hiervoor in Modern Times (1936) en The Great Dictator maar toont het ook werkelijk met City Lights. Deze film kwam uit in een tijd dat de talkies net om de hoek kwamen kijken. Toch koos Chaplin voor het maken van nog een stille film. Hij had geen nieuwe technologische ontwikkelingen nodig om mensen te raken. Spraak, kleur, 3D, Imax, allemaal formaliteiten die het niet winnen van Chaplins vakmanschap.

Het verhaal van City Lights is simpel maar heeft een gepolijste onschuld in zich. Uiteraard centraliseert de film zich rondom de ludieke situaties waarin The Tramp (de zwerver) terecht komt. Hij maakt kennis met twee personages: een rijke ongelukkige alcoholist en een blinde bloemenverkoopster. De rijke man gebruikt de zwerver om zijn eigen leegte te vullen, maar herkent hem alleen als hij dronken is. Hij moet niks van de sloeber hebben als hij de volgende ochtend nuchter wakker wordt. Het bloemenmeisje kan de zwerver niet zien en denkt dat hij een welgestelde heer is. De zwerver helpt het meisje en betaalt haar oogoperatie zodat zij weer kan zien. Beide personages zien hem in eerste instantie niet voor wie hij werkelijk is. Waar de rijke man hem verstoot als ze elkaar in onvervalste vorm ontmoeten, maakt de armoedige vertoning voor het bloemenmeisje geen verschil. Dit resulteert in een van de de meest volmaakte scène in filmgeschiedenis.

Oprecht
Er waren flink wat critici die vonden dat Chaplin zich niet moest wagen aan politieke thema’s. Een serieuze clown is niet waar men op te wachten zat. Maar net als collega-filmmaker Frank Capra (Mr. Smith Goes to Washington, 1939) vond Chaplin dat bij zijn statuur en publiek een grote verantwoordelijkheid hoorde.

City Lights

Chaplins latere films gaan over goedheid, menselijkheid en het kwaad in hebzucht en macht. Voor de jaren 30 was Chaplin de vermakelijke pantomimespeler en Buster Keaton de gevatte komiek. Maar net als de rijke dronkaard en de bloemenverkoopster zag men niet de humanistische intellectueel die Chaplin eigenlijk was. Van het belang van satire en vrijheid van meningsuiting in The Great Dictator tot het gevaar van een kapitaalgerichte machine gestuurde maatschappij in Modern Times, Chaplins oeuvre is groots en zo ook zijn visie.

Films als Citizen Kane, Vertigo, 2001: A Space Odyssey verlangen meerdere bezichtigingen en een intellectueel analyserend vermogen van de kijker. City Lights niet, want de film laat weinig open voor interpretatie. Hij stelt in zijn symboliek niet de vragen des levens en dient qua gelaagdheid niet als een puzzel die opgelost moet worden. De film is eerlijk en oprecht. Als je de vetrandjes met alle insignificante elementen in ons leven wegsnijdt, kom je tot een kern van menselijke sentimentaliteit, onze expressies in extremis: een traan en een lach. En deze ware kern van menselijkheid is nergens zo trouw belichaamd als in City Lights.

 

12 oktober 2021

 

THEMAMAAND CHARLIE CHAPLIN

Circus, The

The Circus (1928)
Ultieme kluns met hart van goud

door Sjoerd van Wijk

The Circus (1928) rijgt de grappen aaneen tot een aandoenlijk verhaal waar de verhoudingen tussen de circusleden oprekken. Dit werk vol verrassende wendingen doet maar weinig onder voor Charlie Chaplins meesterwerken Modern Times (1936) of City Lights (1931).

Chaplins welbekende typetje The Tramp probeert eten te scoren op de kermis maar ziet zich uiteindelijk gedwongen een mechanische pop bij het spookhuis na te doen om agenten af te schudden en een collega-dief voor pampus te slaan. Op de vlucht belandt hij pardoes in een circus in nood, waar het publiek nauwelijks lacht om de clowns en de gewelddadige directeur de wanhoop nabij is. De vagebond krijgt in allerijl een baantje en verstiert als een geluk bij een ongeluk alle optredens wat de onwetende toeschouwers onthalen als een meesterlijke act. Gaandeweg groeit hij uit tot de ster van het circus. Ondertussen begint hij een aan romance grenzende vriendschap met de bevallige dochter van de directeur die vaak klappen krijgt van haar vader.

Ontwapende spontaniteit
Ironisch genoeg krijgt The Tramp alleen de lachers op zijn hand als hij het zelf niet doorheeft. Zijn onhandigheid blijkt uit zijn gebrekkige bewustzijn van zijn omgeving tijdens de try-outs met de clowns van het circus. Subtiel getimed pakt hij de verkeerde stoel om op te zitten. De op zijn gat vallende directeur realiseert zich pas na een aantal komische mislukkingen dat The Tramp alleen tot zijn recht komt als een klunzige knecht. Als iedereen star zijn eigen act probeert uit te voeren, komt hij daar tussendoor banjeren met een stapel borden terwijl een paard hem op de hielen zit, waarbij regisseur Chaplin met goed oog voor de de fysieke schermutselingen de camera op een afstand heeft neergezet.

Tussen Charlie Chaplin als filmmaker en The Circus valt een vergelijking te trekken, omdat zijn typetje eigenlijk het tegenovergestelde van zijn werkwijze lijkt. In de film overkomt The Tramp het succes. Begonnen als een toevallige aaneenschakeling van ongelukjes in een klein hoekje regelt uiteindelijk het hele circus koortsachtig achter de schermen telkens weer dezelfde toevalligheden waar hij nietsvermoedend mee te maken krijgt.

Wat door willekeur is ontstaan gegoten in een pasvorm, net zoals Chaplin als regisseur er om bekend stond de teugels strak in de handen te houden. Wat voor spontaan doorgaat, is sterk geënsceneerd. In de film keert niet geheel verrassend de malaise terug zodra The Tramp door krijgt hoe de vork in de steel zit en hij zijn eigen handelen als geplande act gaat zien. Het was juist de spontaniteit die ontwapende.

Nieuwe soepelheid
Chaplin beheerst zijn fysiek zo tot in de puntjes dat het meer frank en vrij overkomt dan gespeeld. Als een natuurlijk fenomeen slaat The Tramp de ogen op of wimpelt zijn frêle mimiek iedereen om de vinger. Deze ultieme kluns met een hart van goud en de nodige sluwheid rekt zo alle verhoudingen in het circus op. Zelfs de totalitaire directeur bezwijkt voor zijn charmes.

Die nieuwe soepelheid spreidt zich uit als een vuurtje vanaf het knusse samenzijn met tegenspeelster Merna Kennedy tot The Tramp zichzelf wegcijfert ten faveure van de koorddanser Rex. Daar gaan gewaagde stunts op het touw aan vooraf, waar rondvliegende apen de strakke balans ontregelen. Als een bal stoot The Tramp speels alle kegels om en laat hij het circus achter met een hoopvolle toekomst. Die conclusie maakt The Circus zowel een plezant als bitterzoet blijspel.

 

10 oktober 2021

 

THEMAMAAND CHARLIE CHAPLIN

Gold Rush, The

The Gold Rush (1925)
Een pinguïn in het barre noorden

door Paul Rübsaam

The Gold Rush (1925) van Charles Chaplin gaat over kou, honger, uitputting, eenzaamheid, vernedering en uitzichtloze verliefdheid, maar is toch om je gek te lachen. Dat laatste komt voor rekening van de unieke motoriek, flaters en tegendraadse vindingrijkheid van ‘The Lone Prospector’ alias ‘The Little Fellow’ (Chaplin zelf).

Vroeger kon ik, zoals zovelen, onbekommerd lachen om films van Charlie Chaplin. Later stond ik er wat gereserveerder tegenover. Naarmate ik een bredere kijk probeerde te ontwikkelen op zwijgende films begon ik me te realiseren dat komieken als Chaplin, maar ook Buster Keaton, Harold Lloyd en Stan Laurel en Oliver Hardy te nadrukkelijk mijn beeld hadden bepaald van the silent era. Alsof die oude films altijd zo grappig waren!

The Gold Rush

Nadat ik me vele uren had teruggetrokken met loodzware, ijzingwekkende drama’s als bijvoorbeeld Herr Arne’s pengar (Sir Arne’s Treasure) van Mauritz Stiller uit 1918, Körkarlen (The Phantom Carriage) van Victor Sjöström uit 1921 en Raskolnikov (Robert Wiene, 1923) ondervond ik dat het tegendeel waar is. Gedreven door een principiële humorloosheid vatte ik zelfs het plan op om een website te beginnen over wat ik noemen wilde: ‘all but funny silent movies‘. Het is er (nog) niet van gekomen.

Maar terug naar Chaplin. Want één van zijn films heeft mijn hernieuwde, doorborend kritische, al dan niet vermeend deskundige blik steeds kunnen weerstaan: The Gold Rush uit 1925. Omdat hij niet grappig is, zou ik bijna zeggen. Maar dat is hij wel degelijk. Bij uitstek zelfs. Chaplins kenmerkende humor is echter op virtuoze wijze ingepast in een ‘all but funny‘ kader.

Eenzame gelukzoeker
De ontberingen van de goudzoekers van The Klondike Gold Rush aan het einde van de negentiende eeuw en het tragische lot van de avonturiers van de zogeheten Donner Party, die halverwege de negentiende eeuw vast kwamen te zitten in de sneeuw van de Sierra Nevada (Californië) en zich gedwongen zagen hun eigen schoeisel en elkaar op te eten. Met die inspiratiebronnen begon Chaplin aan zijn project The Gold Rush.

Zijn reeds gekende personage ‘The Tramp’, in de tussentitels dit keer aangeduid als ‘The Lone Prospector’, dan wel ‘The Little Fellow’, is in de sneeuw van Noord-Alaska op zoek naar goud, of in ieder geval een beter leven. Met zijn bolhoed, afgedragen jacquet en eigenaardige motoriek met ietwat naar buiten klappende voeten oogt hij als een pinguïn.

Om te ontkomen aan een sneeuwstorm deelt hij tegen wil en dank een hut met de gezochte misdadiger Black Larsen (Tom Murray) en de goedaardige eigenaar van een goudmijn Big Jim McKay (Mack Swain). De uitkomst van een kaartspel bepaalt dat Larsen in de storm op zoek moet gaan naar voedsel gaat en dat Big Jim en The Little Fellow met steeds legere magen achterblijven in de hut.

Fijnproevers
Geen kijker zal zijn gezicht in gepaste plooi kunnen houden bij het aanschouwen van de erbarmelijke omstandigheden van het drietal. Hilarisch zijn al hun vergeefse pogingen (en vooral die van The Little Fellow) om tegen de sneeuwstorm in of juist met die storm in de rug op fatsoenlijke wijze de hut te betreden of te verlaten.

Bijna te beroemd om zijn lachwekkend gehalte is voorts de scène waarin The Lone Prospector ter gelegenheid van Thanksgiving Day zijn eigen, zorgvuldig gekookte schoen opdient als maaltijd voor Big Jim en hemzelf. Chaplins personage nuttigt de veters met de verfijnde gebaren van iemand die weet hoe je spaghetti moet eten. De spijkers waarmee de zool van de schoen was bevestigd, kluift hij af met het toegeknepen mondje van een fijnproever die zich aan een kippenboutje waagt.

Het schoeiseldieet biedt voor Big Jim echter geen soelaas. Gek van de honger begint de zwaarlijvige goudzoeker te hallucineren. The Little Fellow neemt voor zijn ogen de gedaante aan van een manshoge kip, die hem het water uit de mond doet lopen. Wrang natuurlijk, maar ook aanleiding voor dolkomische scènes.

Droevig dansje
Als ze tegen de verwachting in een beer kunnen schieten en hun honger weten te stillen, gaat het tweetal uiteen, zonder dat de verraderlijke Black Larson op is komen dagen. The Litte Fellow zoekt zijn heil in een ten behoeve van goudzoekers en hun gevolg uit de grond gestampt stadje. In een danszaal aldaar wordt hij op slag verliefd op de verleidelijke, door een rokkenjager achterna gezeten Georgia (Georgia Hale), die hem heel letterlijk niet ziet staan.

De romantische aanvechtingen van The Lone Prospector leiden uiteindelijk tot een andere scène die vanaf de eerste vertoningen van The Gold Rush zoveel lachlust bij het publiek opwekte dat hij zich in ons collectieve bewustzijn welhaast los heeft gemaakt van de film als geheel. De scène waarin Chaplins personage met twee op vorken geprikte broodjes als dunne beentjes met grote voeten een dansje opvoert.

The Gold Rush

De achtergrond van dit komische kunststukje is echter intens droevig. The Little Fellow droomt slechts dat hij het heerlijke gezelschap van Georgia en haar vriendinnen met het dansje aan het schateren krijgt. In werkelijkheid zijn de vier dames helemaal niet verschenen op zijn uitnodiging voor een Oudejaarsdiner in de geriefelijke hut van mijningenieur Hank Curtis (Henry Bergman), op wie The Lone Prospector tijdelijk mag passen en het heertje denkt uit te kunnen hangen.

Detonerend en organisch
The Gold Rush prijkt als titel op menig gezaghebbend lijstje van beste films aller tijden. Voor Charles Chaplin was het de film waar hij bij uitstek om herinnerd wenste te worden. Toch blijft het de moeite waard om op zoek te gaan naar een nog niet (volledig) gegeven antwoord op de vraag wat de film zo bijzonder maakt.

Het heeft iets te maken met de vervanging van de bij het verhaal en de omstandigheden eerder passende tragische (anti)held door een in zijn verschijningsvorm reeds gekende komiek. Die vervanging is in zijn reikwijdte schijnbaar groot, maar toch begrensd. Juist omdat The Little Fellow even detonerend als organisch is opgenomen in het geheel van desperate avonturiers, onherbergzame streken en ondragelijke ontberingen krijgt The Gold Rush de prikkelende ambiguïteit van een film die tot uitbundig lachen aanzet, maar het happy end ten spijt ook weemoedig en droefgeestig stemt.

Dat de zwijgende film uit 1925 in 1942 werd aangevuld met een door Charles Chaplin zelf ingesproken voice-over is eigenlijk overbodig. Gedreven door het ’talkie-virus’ heeft Chaplin de narratieve zeggingskracht van zijn eigen zwijgende personage (en de andere personages in de film) blijkbaar nog onderschat.

 

8 oktober 2021

 

THEMAMAAND CHARLIE CHAPLIN

Woman of Paris, A

A Woman of Paris (1923)
Zoekende Chaplin in drama met conservatieve filmstijl

door Ralph Evers

A Woman of Paris wordt aangekondigd als drama en zonder regisseur Charlie Chaplin zelf. Mocht je komedie verwachten, nee, hier wordt een serieuze poging tot drama betracht.

Blijkbaar was Chaplins naam als komediant al zodanig gevestigd dat een zekere waarschuwing op zijn plek is. Of zou het toch een als grappig bedoelde knipoog zijn? Er zit in deze film, hoewel bedoeld als drama, zeker wel de nodige subtiele humor. A Woman of Paris (1923) is volgens Chaplin de eerste film die ironie en psychologische effecten voor het voetlicht bracht. Iets wat met de technieken van destijds een hele klus zou zijn geweest.

A Woman of Paris

Grote en kleine emoties
De stomme film leende zich vooral voor uitvergrote emoties en grootse handelingen. Horror, slapstick, avontuur zijn genres waar dit gemakkelijk uitvergroot weergegeven kan worden. In A Woman of Paris bedient Chaplin zich weliswaar rijkelijk van grootse emoties, maar richt hij zich juist ook op details en opvolgingen van handelingen en daarmee dus op kleinere emoties om de toeschouwer van subtekst te voorzien. Dat vraagt een oplettendheid die Chaplin bij de intelligentere kijker verwacht en die al gauw daarna gemeengoed werd in de cinematografische taal. De ‘nieuwe’ aanpak van Chaplin leidt er ook toe dat de film voor hedendaagse ogen traag aanvoelt.

Het bevreemdt dan wel dat Chaplin geen gebruikmaakt van meer betekenisvolle decors, belichting en muzikale omlijsting. Over die muziek: hij schreef die zelf en ondanks zijn talenten had hij dit beter uitbesteed. De melodietjes hebben iets stompzinnigs en ontdoen de film van de zwaarte die ze had moeten uitdragen. Op de uitdossing van de hoofdrolspelers is geen cent bezuinigd en de liefhebber van art nouveau waant zich af en toe tussen de modellen van Mucha.

Het is alsof de nadruk op het drama de cinematografische mogelijkheden heeft beknot, hetgeen leidt tot een conservatieve, misschien zelfs saaie filmstijl. De tijdgenoten Häxan en Nosferatu pakken uit met grimmige belichting, sfeerbepalende steunkleuren en onheilspellende muziek. Das Cabinet des Doktor Caligari blinkt uit in maffe, expressionistische decors, maar Chaplin lijkt veel te vast te zijn komen te zitten in zijn poging een serieus drama te willen maken. Waarin hij verhaaltechnisch ook nog eens jammerlijk in faalt.

Prulverhaal
Cinema mocht dan een nog vrij recent kunstmedium zijn, liefdesdrama’s zijn dat bepaald niet. Tevens was Chaplin al geen beginnende filmmaker meer, wat de verwondering oproept waarom hij met een dergelijk prulverhaal op de proppen komt. De stiefvader zou een tiran zijn, maar gedraagt zich voor de tijd waarin de film zich afspeelt zoals verwacht mag worden. Dochters en vrouwen dienen beknot te worden, want kunnen niet voor zichzelf instaan en kunnen gemakkelijk de familie-eer te schande maken.

A Woman of Paris

Door een vooral hilarische samenloop van omstandigheden is haar dorpse liefje, die op zijn beurt weer een tirannieke moeder blijkt te hebben, door nogal heftige familie-omstandigheden niet op het afgesproken tijdstip op het treinstation. Ze zouden samen naar Parijs, waar ze zouden trouwen en oh romantiek, rozenblaadjes en maneschijn. Het loopt anders en het wereldse Parijs transformeert protagonist Marie St. Clair (Edna Purviance) in een wereldse vrouw, die vol afgunst en als temeier gezien wordt door de dorpelingen die ze achterliet, meest prominent in de moeder van haar vroegere liefje.

Een en ander kent een dramatische samenloop van gebeurtenissen en daar Chaplin bekendstond om zijn menselijke, hartverwarmende insteek, eindigt het geheel met een lach en een traan. Maar meest nog met een zucht van opluchting; laten we gauw weer iets van hem bekijken waarmee hij groot werd, slapstick en humor. Juist daarin komt zijn zeggingskracht (en maatschappijkritiek) beter naar voren.

 

6 oktober 2021

 

THEMAMAAND CHARLIE CHAPLIN

Kid, The

The Kid (1921)
Nog even actueel als een eeuw geleden

door Ries Jacobs

Charlie Chaplin is wellicht als enige ster uit het tijdperk van de stomme film nog in ons collectieve geheugen gebeiteld. Het mannetje met de bolhoed, het snorretje en de te wijde broek halen we ons zo voor de geest, maar vraag een willekeurige persoon een film van hem te noemen en je krijgt vaak geen antwoord.

De filmliefhebber noemt meestal Modern Times (1936) of The Great Dictator (1940), klassiekers die nog altijd geroemd worden vanwege hun combinatie van humor en maatschappijkritiek. In The Kid (1921) komt Chaplins kritiek op het Amerikaanse winner-takes-all kapitalisme al voorzichtig tot uiting. Zijn bekende zwerverstypetje The Tramp speelt de hoofdrol. Op platvoeten stommelt hij door de achterbuurten en beschrijft hij het leven aan de zelfkant van de Amerikaanse samenleving.

The Kid

In The Kid vindt The Tramp een door een alleenstaande moeder achtergelaten baby. Hij neemt het jongetje (gespeeld door Jackie Coogan, die decennia later in de The Addams Family de rol van de kale engerd Uncle Fester op zich zou nemen) mee naar zijn huis en voedt hem op als zijn eigen zoon. Natuurlijk vinden de autoriteiten dat het onnozele mannetje geen kind kan opvoeden. Samen belanden ze in enkele komische situaties waarin ze met het gezag (agent, huisarts en directeur kindertehuis) de strijd aangaan.

Miserabele jeugd
In retrospectief is The Kid een kantelpunt in het oeuvre van Chaplin. Het was de eerste lange film die hij zelf regisseerde. Daarvoor maakte hij hooguit twintig minuten durende een- of tweeakters. Om zijn eerste grote project te financieren, nam de komiek een enorm risico. Hij leende het in die tijd astronomische bedrag van een half miljoen dollar bij een Italiaanse bank.

Als gevolg van Chaplins perfectionisme liepen de opnames uit tot ruim vijf maanden, voor die tijd ongekend lang. Van het opgenomen materiaal belandde na de montage minder dan twee procent in de film. Maar het resultaat mag er zijn. De klik tussen Chaplin en Coogan spat van het scherm af (het gerucht gaat dat de speciale band die Chaplin met het kind had een poging van hem was om zijn miserabele jeugd te compenseren), wat de slapstickscènes uitermate geestig maakt.

Door de slapstick komt de maatschappijkritiek nu, honderd jaar later, wel wat lief en flauw over, maar we moeten dit in zijn tijd plaatsen. Dat Chaplin bijvoorbeeld het wereldlijk gezag op de korrel neemt, maar het kerkelijk gezag niet aanraakt, zegt genoeg.

Communistenjager
De maatschappijkritiek die Chaplin in The Kid uit, vindt haar oorsprong in zijn jeugd. De latere komiek werd in 1889 in Londen geboren als zoon van rondreizende toneelspelers. Zijn ouders gingen snel na zijn geboorte uit elkaar, waarna zijn vader aan de drank raakte en zijn moeder opgenomen werd in een psychiatrische kliniek. Armoede was de rode draad door Chaplins jeugd. Een groot deel van zijn kinderjaren bracht hij door in een armenhuis. Dit autobiografische gegeven komt terug in de film wanneer de autoriteiten besluiten om het kind naar een weeshuis te sturen.

Gedurende zijn periode in het armenhuis begon Chaplin met acteren, pantomime en tapdansen. Hij kreeg steeds meer succes en besloot in 1910 zijn geluk in Hollywood te beproeven. Toen hij tien jaar later The Kid regisseerde, was hij reeds een gerenommeerde ster. Omdat zijn stomme films niet vertaald of ondertiteld hoefden te worden en zijn humor universeel was, kreeg hij al snel wereldwijde bekendheid. Desondanks bleef Chaplin politiek altijd kritisch en links georiënteerd, waardoor hij uiteindelijk onder het vergrootglas van de beruchte communistenjager Joseph McCarthy terecht kwam. In 1952 verruilde Chaplin de Verenigde Staten voor Zwitserland, waar hij samen met zijn vierde vrouw Oona O’Neill tot zijn dood in 1977 een rustig leven leidde.

Duizendpoot
The Kid is de eerste film van Chaplin waarin de talenten van de duizendpoot goed tot hun recht komen. Timing en mimiek, in het tijdperk van de stomme film nog essentiëler dan nu, beheerste hij als geen ander en zijn regiedebuut sloeg in als een bom. Bedenk daarbij dat hij veel muziek voor zijn films zelf componeerde en je ziet het belang dat de Engelsman had voor de ontwikkeling van de vroege cinema.

Wat betreft thematiek is The Kid nog even actueel als tijdens zijn release. De wereld had zojuist tientallen miljoenen mensenlevens aan de Spaanse Griep verloren en de omstandigheden in fabrieken en achterbuurten waren abominabel. Een eeuw later hebben we corona, groeiende inkomensongelijkheid en een (zeker in Amerika) doorgeschoten neoliberalisme. Bovendien zijn de beelden zo snel gemonteerd dat zelfs de TikTok-generatie ermee overweg kan.

 

3 oktober 2021

 

THEMAMAAND CHARLIE CHAPLIN