Bohemian Rhapsody

**

recensie Bohemian Rhapsody

Is this the real life? Is this just fantasy?

door Alfred Bos

Overbodige biopic van de Engelse rockgroep Queen, die een potje maakt van de feiten en de moraliserende vinger heft naar het hedonisme van zanger Freddie Mercury.

Biopics, verfilmde levensverhalen, zijn een problematisch genre. Ze moeten zich – als het even kan – aan de feiten houden en het drama benadrukken. Bohemian Rhapsody, dat het verhaal van de Engelse rockband Queen als speelfilm vertelt, heeft een extra probleem. Op 24 november 1991 overleed zanger Freddie Mercury aan de gevolgen van aids. Maar dat blijft buiten beeld, want de film werkt toe naar de climax, de verbluffende bijdrage van de groep aan Live Aid. En stopt daar.

Bohemian Rhapsody

De feiten: Live Aid vond plaats op 13 juli 1985. In het najaar van 1985 consulteerde Mercury zijn huisarts met klachten die gerelateerd zouden blijken aan besmetting met het aidsvirus. De diagnose werd in het voorjaar van 1987 gesteld. Twee jaar later informeerde hij de andere bandleden. Het is naverteld in het dramadocu The Freddie Mercury Story: Who Wants to Live Forever (2016), met John Blunt in de rol van de Queen-zanger.

Het probleem, Bohemian Rhapsody moet dus schipperen. De feiten rond Mercury’s ziekte – zijn vermoeden, de diagnose en de boodschap aan de andere bandleden – worden geplaatst kort vóór Live Aid. In de jaren tachtig was aids een doodvonnis, er bestond nog geen remedie. Hoe Freddie Mercury daar op reageerde – trots en professioneel, tot de energie echt op was – blijft buiten de film. Bohemian Rhapsody gaat het werkelijke drama zorgvuldig uit de weg.

Valse nicht
Dus moet de film het drama ergens anders vandaan halen. En daarmee vouwt Bohemian Rhapsody zich in een nieuwe knoop, want door te sjoemelen met de feiten suggereert de film dat de zanger voor zijn uitbundige leefstijl werd gestraft met aids en zich daar vervolgens schuldig over voelde tegenover zijn collega’s. Het is puriteins moralisme van de koude grond en – kwalijker – dubieuze spin. Rommelen met de feiten en daar een fantasiebeeld uit koken—Bohemian Rhapsody past in de wereld van het nepnieuws en de alternatieve feiten. Zelfs de herkenningstune van distributeur 20th Century Fox is ‘verqueend’.

Daarmee doet de film, mede geproduceerd door de groepsleden Brian May en Roger Taylor, recht aan zijn problematische voorgeschiedenis. Reeds aangekondigd in 2010, stapte Sacha Baron Cohen uit het project als vertolker van Mercury en regisseur Bryan Singer (de X-Men films) maakte tijdens de productie plaats voor Dexter Fletcher (Eddie the Eagle). De tekst van Bohemian Rhapsody, het nummer, is Mercury’s reflectie over het groeiend besef bij hemzelf over zijn seksuele identiteit, en zijn keuze daarin. Het is altijd dubbel gebleven. Dat is het drama van Freddie Mercury, de film gaat eraan voorbij.

Bohemian Rhapsody focust op het verhaal van Queen tussen 1970 en 1985 dat wordt verteld aan de hand van twee belangrijke relaties in het leven van Freddie Mercury: zijn vriendin en grote liefde Mary Austin (Lucy Boynton) en Paul Pretner (Allen Leech), van 1975 tot 1985 zijn persoonlijke assistent. Die laatste, een controversiële figuur in Queen-kringen, is in de film de kwade genius die de exuberante zanger losweekt van de groep en hem naar zijn ondergang – homoclubs, orgastische feesten, laveloze seks en aids – brengt. Pretner wordt geportretteerd als de spreekwoordelijke valse nicht.

Bohemian Rhapsody

Live Aid
Tijdens de succesjaren van Queen was Mercury’s homoseksualiteit geen probleem, voor pers noch publiek. Het kwam domweg bij niemand op dat de zanger met de operateske stem en de ballerina-achtige podiumpassen de Griekse beginselen zou zijn aangedaan, zelfs niet toen hij zijn snor liet staan en oogde als een clone, het uniform van de New Yorkse gay scene. Het was een act, dacht men, passend bij zijn kleurrijke karakter. Ook de Aziatische afkomst van Freddie Mercury, op Zanzibar als Farrokh Bulsara geboren uit Perzisch-Indiase ouders, was nimmer een punt. Vroeg in de film wordt er gehint op racisme, het voelt onnodig.

We gaan niet zagen over blunders met de tijdlijn: op een feest uit 1980 kan Rick James’ Superfreak niet hebben geklonken want die is van najaar 1981 en tijdens de eerste Amerikaanse tournee van 1974 kan Queen nimmer Hammer to Fall hebben gespeeld want dat is een single uit 1984. Kan gebeuren, stoort niet. Rami Malek, bekend van de tv-serie Mr. Robot, is compleet met gebitsprothese een meer dan overtuigende Freddie Mercury; ook het stemgeluid en de dictie van acteur Gwilym Lee die Brian May vertolkt zijn griezelig natuurgetrouw. Dat is een ster waard.

Maar wat moeten we met een film die de tv-registratie van Queens triomf op Live Aid – vaak genoemd als het beste rockconcert ooit – seconde voor seconde tot in het kleinste detail naspeelt? Wat is het punt? Technisch gezien is het een knap staaltje. Maar waarom op breedbeeld en in Dolby Atmos namaken wat al jaren op YouTube is te zien? Is this the real life? Is this just fantasy? Open your eyes and see: deze escape from reality is volmaakt overbodig.
 

29 oktober 2018

 
MEER RECENSIES

First Man

***

recensie First Man

IJskonijn wint publiciteitsslag in Koude Oorlog

door Alfred Bos

First Man, de vierde speelfilm van Damien Chazelle (Whiplash, La La Land), wil twee dingen tegelijk. Een persoonlijk portret schetsen van Neil Armstrong, de eerste mens op de maan, en het drama achter het Amerikaanse ruimtevaartprogramma tonen.

De jaren zestig, dat is rock en ruimtevaart. Wat nu sociale media en kunstmatige intelligentie zijn, waren toen The Beatles en het Amerikaanse ruimtevaartprogramma. De Amerikanen hadden iets te bewijzen, want de Russen waren hen in de ruimte steeds een stap voor. De Koude Oorlog werd in de media uitgevochten en de hoofdprijs in die propagandaoorlog was de maan. Wie daar als eerste zijn vlag plantte, had zijn superioriteit bewezen.

First Man

Nieuws over successen en drama in de space-race was er maandelijks. Hoe krankzinnig de onderneming – in 1962 door president Kennedy afgekondigd – vanuit wetenschappelijk, werktuigbouwkundig en waaghalserig oogpunt was, bleef voor de tv-kijkers en krantenlezers van toen lang onbenoemd. Maar het was heroïsch en een kwart van de wereldbevolking zat aan de beeldbuis gekluisterd toen Neil Armstrong in de nacht van 21 juli 1969 (Nederlandse tijd) zijn schoen in het maanstof plaatste.

Publiciteitsschuwe sfinx
Regisseur Damien Chazelle is, geheel in lijn met zijn onderwerp, ambitieus van zin. Hij wil het drama achter het Amerikaanse ruimtevaartprogramma (Mercury, Gemini, Apollo) van de jaren zestig schetsen. En hij wil Neil Armstrong, de publiciteitsschuwe sfinx, een gezicht geven. De ironie is dat de hele krankzinnige, door blind zelfvertrouwen en pure bluf gestutte onderneming nooit tot een goed einde had kunnen worden gebracht met een diva als held. Armstrong was een koele kikker die ook onder extreme stress nuchter bleef, precies de juiste persoon om het stoerste potje blufpoker van de Koude Oorlog te winnen.

Hij redde tot driemaal toe NASA’s Gemini- en Apollo-programma en daarmee het gezicht van Amerika. Gemini 8, gelanceerd op 16 maart 1966, moest voor de eerste maal twee vehikels in de ruimte aan elkaar koppelen (in de film à la Kubrick begeleid door een walsje). Dat lukte, maar vervolgens begon de combinatie van Gemini-capsule en Agena-docking station vervaarlijk te tollen; Armstrong wist – buiten de kaders denkend – een noodlottige afloop te voorkomen. Op 6 mei 1968 redde hij ternauwernood zijn leven, en de maanmissie, toen ‘het vliegende bed’, een testtype van de maanlander, onbestuurbaar bleek en crashte.

En toen hij in de nacht van 21 juli 1969 in de maanlander, met Buzz Aldrin (Corey Stoll) aan zijn zijde, boven de Mare Tranquillitatis zweefde, op zoek naar een geschikte landingsplaats, had hij nauwelijks brandstof over. Neil Armstrong had ijs in zijn bloed, anders had hij nooit op de maan gestaan. Ryan Gosling, na La La Land opnieuw verenigd met Chazelle, speelt de unverfroren astronaut met de van hem bekende pokerface. Hij heeft van non-acteren zijn specialiteit gemaakt.

Sentimenteel op zijn Spielbergs
Maar Armstrong, de koele ruimtecowboy uit Ohio, is en blijft in First Man een sfinx. Het scenario, gebaseerd op de biografie van James Hansen, tracht warm mensenbloed in het personage van de introverte ingenieur te schrijven. Het gebruikt een incident dat lang uit de publiciteit is gebleven en ook niet wordt vermeld op Armstrongs uitgebreide Wikipedia-pagina. In 1962 overleed zijn driejarige dochter Karen aan kanker, net op het moment dat hij als eerste civiele testpiloot toetrad tot NASA’s groep van toekomstige astronauten, allen voormalige testpiloten van marine en luchtmacht.

De spanning tussen de macho’s, de militaire vliegers, en de – in hun ogen – mietjes van de universiteit had First Man volop drama kunnen geven. Chazelle kiest er evenwel voor om Armstrong in stilte te laten rouwen en Karens armbandje als eerbetoon op de maan achter te laten. Historisch correct of Hollywood fantasie—het smaakt als Steven Spielberg op zijn smalst (hij is co-producent van de film). In de slotscène herenigen Armstrong, in quarantaine na zijn buitenaardse reis, en diens vrouw Janet (de Engelse actrice Claire Foy) zich zonder woorden. Het voelt als vals sentiment, ijskonijn Armstrong is domweg niet het meest uitgelezen personage voor filmdrama.

First Man

Technische triomf
Méér drama was te filteren geweest uit de persoonlijke verhoudingen tussen de astronauten; de spanning tussen de macho’s en de mietjes; de onderlinge wedijver; de buitengesloten echtgenotes; de drank en de pillen; de dodelijke ongelukken. In dat opzicht blijft First Man achter bij The Right Stuff, Philip Kaufmans film uit 1983 over testpiloot Chuck Yeager en de eerste jaren van het Amerikaanse ruimtevaartprogramma. De race naar de maan wordt meer in detail en met meer diepgang verteld in From the Earth to the Moon, de door Tom Hanks geproduceerde tv-serie uit 1998.

Chazelle’s film ziet er prachtig uit. Als in Christopher Nolans Dunkirk plaatst hij de camera in de besloten ruimte van de cockpit en beleeft de kijker de druk en de claustrofobie van de piloot; overdadige close-ups, snelle montage en nerveuze cameravoering suggereren stress. De lanceringen zijn spectaculair, alles trilt en dreunt (met dank aan het sound design in Dolby Atmos). In technisch opzicht is First Man een triomf, qua psychologie echter een natte vuurpijl. Macho’s zijn in het #MeToo-tijdperk niet geliefd. Maar met metro’s waren we nooit op de maan gekomen.
 

14 oktober 2018

 
MEER RECENSIES

Living the Light

***

recensie Living the Light

Altijd onderweg uit liefde voor licht

door Rob Comans

De cinematografie van director of photography Robby Müller was van invloed op films, filmmakers en cameramensen. Regisseur Claire Pijman brengt in Living the Light – Robby Müller een ode aan de even gedreven als bescheiden vakman, en geeft een zeldzaam inkijkje in zijn persoonlijke leven.

De Nederlandse cameraman Robby Müller was letterlijk beeldbepalend voor een generatie van cineasten, collega-cameralieden en filmliefhebbers. De in juli van dit jaar overleden director of photography werkte in zijn ruim veertigjarige loopbaan (soms meermaals) samen met regisseurs zoals Wim Wenders, Jim Jarmusch, Lars von Trier, William Friedkin, Alex Cox en Steve McQueen. De films waar Müller zijn visuele stempel op drukte waren al niet minder indrukwekkend, zoals Der Amerikanische Freund (1977), Paris, Texas (1984), Repo Man (1984), Down by Law (1986), Bis ans Ende der Welt (1991), Dead Man (1995), Breaking the Waves (1996) en Ghost Dog: The Way of the Samurai (1999).

Living the Light

Regisseur Claire Pijman brengt in haar documentaire Living the Light – Robby Müller een ode aan Müller en zijn visuele nalatenschap, en schetst een intiem portret van de zoon, vader en partner die Robby Müller ook was. Voor het maken van haar film kreeg de regisseur toegang tot Müllers persoonlijke archief en kon beschikken over duizenden Hi8-videodagboeken, persoonlijke beelden, setopnamen, polaroidfoto’s en originele scenario’s die hij gedurende zijn carrière verzamelde. Daaruit ontstaat een beeld van een gedreven man die van zijn naasten hield, maar zijn camera zelden neerlegde en de nomadische levensstijl die bij filmen hoort, omarmde.

Nadruk op beelden
We leren Robby Müller kennen aan de hand van filmfragmenten, persoonlijke interviews, en verhalen en anekdotes van regisseurs, collega’s en familieleden. Eén daarvan is regisseur Jim Jarmusch, die samen met instrumentalist Carter Logan de film van een atmosferische soundtrack voorziet. Daarnaast maakt Pijmans filmisch essay veelvuldig gebruik van door Müller zelf geschoten beelden. Deze keuze ontstond deels uit noodzaak, omdat Müller later in zijn leven zijn spraakvermogen verloor. Door deze nadruk op beelden kent de film soms een hoge mate van abstractie die niet iedereen zal liggen, maar wel duidelijk maakt dat Müller altijd bezig was met zijn werk. In video-opnamen en foto’s legde hij voortdurend bewegingen, lijnen, patronen, en lichtschakeringen vast die zijn filmische visie, kadrering en gebruik van licht inspireerden.

Zijn liefde voor licht leverde Müller vergelijkingen op met schilders als Johannes Vermeer, zijn werk voor Im Lauf der Zeit (1976) werd geïnspireerd door de fotografie van Walker Evans. Het werk van schilder Edward Hopper vormde daarentegen een belangrijke inspiratie voor de visuele stijl van Der Amerikanische Freund (1977).

Living the Light

Bedrieglijke eenvoud
Naast een uitgesproken gevoel voor licht, waren eenvoud en het gevoel dat een beeld moest uitdrukken bepalend voor Müllers manier van werken. Maar deze eenvoud was slechts ogenschijnlijk: tijdens opnamen voor de film Barfly (1987) waren Müller en zijn belichtingsvoorman Frieder Hochheim maar liefst vier uur in de weer om een set uit te lichten. Dit werd zo geraffineerd gedaan dat regisseur Barbet Schroeder zich geërgerd afvroeg wat ze in hemelsnaam al die tijd hadden uitgevoerd.

DoP Agnès Godard roemt Müllers gebruik van een diopter, een lens die hem tijdens het filmen van Paris, Texas (1984) in staat stelde zowel voor- als achtergrond scherp in beeld te krijgen, hetgeen zijn beelden een schilderachtige helderheid gaf. Daarnaast besteedde Müller veel aandacht aan het kleurenpalet van de film dat in soms zonovergoten en uitgebleekte tinten, dan weer heldere, verzadigde kleuren het gevoel van ontworteldheid ving, wat essentieel voor de film is.

Regisseur Wim Wenders vertelt hoe de intensieve, langdurige opnameperiode van Bis ans Ende der Welt (1991) een tijd lang een zware wissel op zijn vriendschap met Müller trok. In de creatieve radiostilte die hiervan het gevolg was werkte Müller onder andere met regisseur Jim Jarmusch aan Dead Man (1995). In 1996 ging Müller met regisseur Lars von Trier in zee. Tijdens het werken aan diens films Breaking the Waves (1996) en het latere Dancer in the Dark (2000) experimenteert Müller met een lossere, 360° filmstijl en digitale technieken.

Naast de vakman eert Claire Pijmans documentaire de mens Robby Müller, en doet dat op een manier die de man zelf tekende: trefzeker, liefdevol en oprecht.
 

 16 september 2018

 
MEER RECENSIES

Chavela

***

recensie Chavela

De bittere stem van de tederheid

door Alfred Bos

In deze tijden van identiteitspolitiek en emancipatie van de LHBT-gemeenschap is het levensverhaal van Chavela Vargas (1919-2012) niet langer exotisch, maar exemplarisch. De lesbische zangeres uit Mexico werd via Spanje uiteindelijk ook in haar thuisland een icoon.

De zangeres is 88 jaren oud en schuifelt het toneel op. Halverwege coulissen en microfoon staat ze stil en spreidt haar armen. De zaal explodeert in een orkaan van aanbidding, fans zijn in extase. Ze is de zegenende engel. Haar omgeving weet wel beter: als ze niet even was blijven staan, had ze die microfoon nooit gehaald. Haar lijf wil niet meer, maar niemand zal haar in een rolstoel zien.

Chavela

De Mexicaanse zangeres Chavela Vargas (in 1919 op Costa Rica geboren als Isabel Vargas Lizano) overleed in 2012 in haar tweede thuisland Mexico, kort nadat ze in Madrid afscheid had genomen van haar Spaanse fans. In Spanje begon begin jaren negentig haar zegetocht, die haar op bejaarde leeftijd alsnog de erkenning bracht die haar als lesbische entertainer in de machocultuur van Mexico lange tijd was onthouden.

De documentaire Chavela vertelt het levensverhaal van een hartstochtelijke, zuipschuitende, homoseksuele, intens levende en in sommige opzichten onmogelijke vrouw. Een geboren buitenstaander, en dat letterlijk. Haar ouders schaamden zich voor hun dochter en hielden haar weg van de visite. Isabel Vargas Lizano had ongewoon mannelijke trekken voor een meisje. Ze groeide eenzaam op en eenzaamheid was haar leven lang haar trouwste gezel, zei ze later.

Vrouw zoekt vrouw
Chavela vertrok als 14-jarige naar Mexico en maakte naam als zangeres in het genre dat bekend staat als ranchera, het Mexicaanse levenslied dat de zielenpijn verklankt; denk de Mexicaanse variant van fado, blues of Jordaanse smartlap. Aanvankelijk kleedde ze zich elegant, met lang haar en sieraden, maar ‘ik zag er uit als een travestiet’. Na een gedaantewisseling – rode poncho, broek, kort haar, sigaar tussen de vingers – groeide ze uit tot een lokale ster. Haar drinkgelagen met ranchero-componist en zanger José Alfredo Jiménez zijn legendarisch. Ze dronken letterlijk de kroeg droog.

Als twintiger had Chavela een relatie met de tien jaar oudere kunstenares Frida Kahlo, maar haar onrustige hart dreef haar voort. Iedereen in haar omgeving besefte dat ze lesbisch was, maar daar werd in Mexico nooit openlijk over gesproken en wat je in het geniep doet is ieders eigen zaak. Geen vrouw was veilig voor haar, ze bracht de titel van Stephen Stills’ hit uit 1970, Love The One You’re With, in de jaren vijftig al in praktijk. Na het huwelijksfeest van Hollywood-ster Elizabeth Taylor werd ze wakker met Ava Gardner.

Chavela

Historisch beeldmateriaal
Chavela heeft veel betekend voor de emancipatie van lesbiennes in Mexico. Voor dat deel van haar publiek fungeerde ze als een sjamaan. Helemaal nadat de zangeres, na een periode van armoede en eenzaamheid, weer de weg omhoog vond en via een uitnodiging voor optredens in Madrid werd gewaardeerd om wie ze was, niet om wat ze projecteerde te zijn. De Spaanse cineast Pedro Almodóvar herkende in Chavela een muze en gebruikte haar muziek voor een aantal van zijn films. Haar ‘bittere stem van de tederheid’ is ook te horen in Frida en A Bigger Splash.

De documentaire vertelt Chavela’s verhaal aan de hand van haar muziek – met Engelse vertaling van de Spaanstalige teksten, verbeeld à la Amy – en getuigenissen van intimi; op de geluidsband horen we de zangeres praten over haar leven en liefdes. Het historische beeldmateriaal van Mexico in de jaren veertig en vijftig geeft context, zonder veel te verhelderen. De film oogt als een degelijke tv-documentaire, maar verschijnt, ook al is het onderwerp minder bekend bij het grote publiek, niettemin in de bioscoop. Dat alleen al voelt als een overwinning.
 

20 augustus 2018

 
MEER RECENSIES

Grace Jones: Bloodlight and Bami

**

recensie Grace Jones: Bloodlight and Bami

De waarheid achter Grace Jones blijft uit beeld

door Alfred Bos

Documentairemaker Sophie Fiennes volgde popicoon Grace Jones een aantal jaren tijdens en buiten haar werk. Het resultaat is een lukrake registratie zonder context. Met fraaie concertbeelden, dat wel.

De donkere diva is inmiddels zeventig, maar staat nog immer springlevend op het toneel. Oma of niet, ze slingert al zingend de hoepel rond haar heupen alsof ze een stoute tiener is. Grace Jones is een geboren rebel, dochter van een strenge Jamaicaanse dominee, icoon van ongetemde expressie, voormalig fotomodel en discodiva, de eerste zwarte androgyne popster. Wie is geen fan van Grace Jones?

Grace Jones: Bloodlight and Bami

Onafhankelijke vrouwen waren in de popmuziek van eind jaren zeventig met een lantaarntje te zoeken. En onafhankelijke popsterren van niet-westerse afkomst, bovendien androgyn en extravagant, stoer en openlijk spelend met hun seksualiteit, kwamen van een andere planeet. Toen Grace Jones na drie weinig opmerkelijke discoplaten in 1980 met het new wave-album Warm Leatherette op aarde landde, doorbrak ze muren tussen sekses, genres en disciplines. Muziek, mode, theater, nachtclub, rockpodium, mainstream, avant-garde—voor Grace Jones bestonden die categorieën simpelweg niet. Het was allemáál haar terrein. Leve de zelfexpressie.

Lukraak opgeknipt
Grace Jones kwam als eerste met het popconcert als modeshow en dansrevue, een spektakelstuk waarin de choreografie en verkleedpartijen net zo belangrijk waren en net zoveel indruk maakten als de muziek. Alle vrouwelijke popsterren die na haar uitgroeiden tot stadionact, van Madonna en Britney Spears en Christina Aguilera tot Beyoncé, Lady Gaga en Taylor Swift, zijn schatplichtig aan Grace Jones.

Over haar persoonlijke geschiedenis en impact op de populaire cultuur leren we in de documentaire Grace Jones: Bloodlight and Bami hoegenaamd niets. Het zijn in feite twee op zichzelf staande films: Grace Jones de performer in een reeks concertopnames en Grace Jones achter de schermen – ogenschijnlijk lukraak opgeknipt en zonder context of uitleg door elkaar geplakt.

Grace Jones: Bloodlight and Bami

Boos, maar waarom?
Daarmee lijkt regisseur Sophie Fiennes (zus van acteurs Ralph en Joseph), die eerder eigenzinnige documentaires maakte rond de Sloveense anti-filosoof Slavoj Zizek, te focussen op de mens achter de mythe en een meer naturel portret te schetsen van de vrouw die de provocatie tot kunstvorm heeft verheven. Maar wat zien we eigenlijk? Jones is ook maar een mens – zoals ze zelf in een telefonisch twistgesprek onomwonden toegeeft – die steunt op creatieve partners als muzikanten, kledingontwerpers en producers. Een uur en 55 minuten is wel heel veel tijd om die open deur uit zijn hengels te trappen.

Fiennes volgt haar onderwerp en stelt nergens vragen, ze registreert en de kijker is de omstander die meekijkt. De beelden van Grace in kleed- of hotelkamer – of onder douche – worden afgewisseld met een bezoek aan haar familie in Jamaica. En daar slaat het gebrek aan context geeuwverwekkend toe, want dat de familieverhoudingen nog immer niet vrij zijn van wrijvingen is duidelijk, maar naar het hoe en waarom is het gissen. Waarom is Grace Jones na al die jaren nog steeds zo boos? Daar blijft Bloodlight and Bami (Jamaicaans patois voor ‘rood studiolicht’ en ‘brood’) net zo raadselachtig over als de titel van de documentaire. Werk en familie? De definitieve film over Grace Jones moet nog gemaakt worden.
 

7 augustus 2018

 
MEER RECENSIES

Whitney

****

recensie Whitney

Misbruikte schoonheid

door Alfred Bos

Was sterzangeres Whitney Houston heimelijk biseksueel? Sloeg echtgenoot Bobby Brown haar? Werd ze als kind misbruikt? En waarom haatte dochter Krissi haar? Dat alles en nog veel meer in de documentaire Whitney. Niks sensatiezucht, maar eerherstel.

Hoe zou de popmuziek van het sociale media-tijdperk hebben geklonken zonder Whitney Houston? Anders, minder gemaniëreerd, meer naturel. Elke zangeres die de afgelopen vijftien jaar heeft meegedaan aan een tv-talentenjacht probeert Whitney’s vocale strapatsen te imiteren, inclusief trillers, uithalen en melisma. Maar niemand komt ook maar in de buurt van haar aangeboren en – door haar moeder, zangeres Cissy Houston – behoedzaam getrainde talent. Haar mezzosopraan buigt staal.

Op 11 februari 2012 werd Whitney Houston dood aangetroffen in haar kamer in het Beverly Hills Hotel in Los Angeles. Verdronken in bad. Ze had haar tante Mary eropuit gestuurd om cupcakes te scoren, daar had ze opeens zin in. De autopsie trof in haar bloed cocaïne en een reeks (legale) medicijnen aan. Ze was in het water weggedommeld. Een banaal einde voor de zangeres die de link vormt tussen Aretha Franklin en Rihanna, tussen gospel en ‘arrenbie’, tussen de kerk en de straat. De straat won, uiteindelijk.

Meest onderscheiden vrouwelijke artiest ooit
Het ging al een aantal jaren niet goed met het natuurtalent dat op 21-jarige leeftijd de muziekwereld en het publiek verblufte. Whitney Houston uit 1985 werd het meest succesvolle debuutalbum van een zangeres ooit (wereldwijd meer dan dertig miljoen exemplaren verkocht). Ze had zeven Amerikaanse nummer 1-hits op rij, meer dan The Beatles, Elvis Presley, Bee Gees of Michael Jackson. Ze wist The Star Sprangled Banner, het Amerikaanse volkslied, tot tweemaal toe de Amerikaanse hitparade in te zingen en haar vertolking van Dolly Partons I Will Always Love You (uit de hitfilm The Bodyguard, 1991) is de best verkochte single van een vrouw uit de historie van de hitparade. Het werd na haar dood opnieuw een hit.

Whitney Houston is volgens Guinness World Records de meest onderscheiden vrouwelijke artiest ooit, maar stierf diep ongelukkig. Hoe heeft het zover kunnen komen? Het korte antwoord, bondig genoeg voor een t-shirt: beauty meets abuse. Moeder Cissy voedde haar beschermd op en stuurde Whitney naar een katholieke privéschool voor meisjes; daar ontmoette ze haar hartsvriendin (en liefdespartner, wordt gesuggereerd) Robyn Crawford. Platenbaas Clive Davis adoreerde Nippy, zoals familie en intimi haar noemden, en waakte over haar als een kostbare schat. Wat ze was, in muzikaal én zakelijk opzicht.

In 1989 kwam de straat in haar leven, in de persoon van Bobby Brown, op dat moment een grote (en vernieuwende) ster aan het soulfirmament. Na haar huwelijk met de hitmaker werd Houstons muziek minder mainstream en meer avontuurlijk, met het album My Love Is Your Love uit 1998 als beste bewijs: het is de blauwdruk van Beyoncé’s solorepertoire. Maar met Brown kwamen ook de drugs. En de handtastelijkheden. En de sabotage. Whitney was een grotere ster dan Bobby en daar kon Mr. Houston niet mee omgaan. Ze gaf haar productiemaatschappij zijn naam. De na-ijver bleef, de coke vrat haar stem aan. Whitney werd langzaam een zombie.

Whitney

Parallellen met Amy
Toen ze in 2001 een rampzalig tv-interview gaf gonsden de geruchten al volop: het gaat niet goed met Whitney. In een aantal fragmenten uit de documentaire is ze nauwelijks herkenbaar. Die harde cokekop is niet de levenslustige hartendief van I Wanna Dance With Somebody of de smachtende sirene van I Will Always Love You. ‘Ze probeerde zichzelf te vinden’, aldus tante Mary, de laatste die haar levend zag. ‘Ik was altijd op de vlucht’, volgens Whitney zelf. Heeft ze zich ooit veilig gevoeld?

Ze zou op 9 augustus 55 jaar oud zijn geworden. Het is de dag waarop Whitney verschijnt, de film die is geregisseerd door Kevin Macdonald, de man van de Bob Marley-docu Marley uit 2012, en geproduceerd door de mensen achter de documentaire over Amy Winehouse, Amy. Er zijn opvallende parallellen met het tragische verhaal van de Britse soul- en jazzzangeres: een opportunistische vader en een dubieus vriendje c.q. echtgenoot. En dan is er de sensationele beschuldiging van halfbroer Gary: Whitney en hij zouden als kind zijn misbruikt door tante Dee Dee Warwick, zus van Dionne en een van de eersten in de muziekindustrie die openlijk lesbisch was.

Whitney is geen hagiografie en smeert de sensatie er niet dik op. Interviews met naaste familieleden en intimi worden afgewisseld met archiefbeelden en homevideo’s, op de wijze waarop Amy is samengesteld. Dat betekent dat er ook vlekkerige en schokkerige beelden langskomen die sommige kijkers schele hoofdpijn kunnen bezorgen. Whitney zet iets recht: de karikatuur uit de laatste fase van haar loopbaan maakt plaats voor een tragédienne. Eerherstel voor een uitzonderlijk talent.
 

6 augustus 2018

 
MEER RECENSIES

Betty: They Say I’m Different

****

recensie Betty: They Say I’m Different

De vrouw met het hete telefoonboekje

door Alfred Bos

In de jaren zeventig was er meer vrijheid dan ooit. Maar een zwarte vrouw die openlijk zong over seks was twee stappen te ver: vrouw en zwart. Deze documentaire is een ode aan en eerherstel voor vergeten funkicoon Betty Davis.

Betty: They Say I’m Different

Veel popmuziek gaat over seks en het genre dat funk genoemd wordt al helemaal; het scheelt maar één letter. Beyoncé en Rihanna maken er geen geheim van, Macy Gray en Erykah Badu doen er ook niet moeilijk over, maar de eerste zwarte vrouw die openlijk over seks zong was Betty Davis. In de jaren zeventig, ruim voor Prince zijn hitsigheid omzette in hits, zong Davis in bloemrijk straatjargon over jeukende geslachtsdelen en marathonparingen. Luister naar Shoo-B-Doop And Cop Him, het openingsnummer van haar tweede album They Say I’m Different uit 1974, en het is klaar: deze vrouw doet wat haar lust.

Tussen 1973 en 1975 maakte Betty Davis drie platen die de heilige graal zijn onder liefhebbers van lowdown dirty ass funk. Ze verkochten nauwelijks en de artieste verdween geruisloos van het toneel. De wereld was nog niet klaar voor een vrouw die niet bleu was over haar driften, en al helemaal geen zwarte vrouw. Ze pionierde de weg voor Grace Jones en Madonna, popsterren die in de jaren tachtig de braafheid afwierpen. Met #metoo als ruggesteun is de tijd rijp voor eerherstel van vrouwelijke kunstenaars die (te) lang onder het tapijt zijn geschoven. Deze korte documentaire (55 minuten) is perfect getimed.

Miles Davis
Betty Davis, geboren Mabry, van bouwjaar 1945, was een vlinder. Kleurrijk, fragiel, gevoelig, creatief; een gangmaker in het bohemienmilieu van New York midden jaren zestig. Twee mannen hebben haar leven getekend. Ze adoreerde haar vader, die haar onvoorwaardelijk steunde. En ze was, van 1968 tot 1969, een jaar lang getrouwd met Miles Davis. Het huwelijk van de jazztrompettist, toen 42 jaar oud, en zijn 23-jarige muze heeft beide partners wederzijds en blijvend beïnvloed. Zij stelde hem voor aan Jimi Hendrix en liet hem de muziek van Sly & The Family Stone horen. Hij stimuleerde haar om haar teksten en muziek zelf op te nemen.

Betty Davis siert de hoes van Filles de Kilimanjaro, het album uit 1968 waarop Miles Davis de eerste stappen zet op weg naar de fusie van jazz en rock die uitmondde in het legendarische dubbelalbum Bitches Brew (1970); de titel was een suggestie van Betty. Miles Davis geeft in zijn autobiografie grif toe dat het Betty was die hem de ogen opende en op nieuwe ideeën bracht. Het moet een speciale relatie zijn geweest, want zelfs jaren na de scheiding was er een band. Op haar derde album, Nasty Girl (1975), staat het nummer You And I, geschreven in samenwerking met Miles (en gearrangeerd door Gil Evans). Het gaat over Miles.

Kraai
Betty Davis was überhip, had een excellente smaak en een heet telefoonboekje met de nummers van gevierde en bevriende muzikanten. In 1973 nam ze met onder meer de ritmesectie van Sly & The Family Stone haar titelloze debuutalbum op. De openingstrack, If I’m In Luck I Might Get Picked Up, windt er geen doekjes om. En geen enkele vrouw had op dat moment zulke moddervette, van geiligheid schuimende funk op plaat gezet. Dat was schrikken, ook voor media en muziekindustrie.

Een vierde album kwam nooit uit (het verscheen pas in 2009 als Is It Love Or Desire?) en Betty Davis verdween, ook voor haar directe omgeving en vrienden. Ze werd een kluizenaar en groeide onder ingewijden – vergelijkbaar met voormalig tieneridool annex avant-garde muzikant Scott Walker – uit tot een mythe. De documentaire maakt duidelijk dat Davis de dood van haar vader emotioneel nooit te boven is gekomen. “Er heeft altijd een vogel in me gewoond”, zegt ze. Een kraai. Maar na de dood van haar vader “kon ik de kraai niet meer horen”.

Betty: They Say I’m Different is een met veel liefde gemaakt portret dat op esthetische wijze haar privacy respecteert. De film, die tijdens IDFA 2017 in première ging en deels met crowdfunding is gefinancierd, is betrokken van toon en afwijkend van vorm; animaties en beeldbewerking illustreren interviews. Aan het woord komen muzikanten, intimi en Davis zelf, 72 inmiddels. Maar niet zoals je verwacht. Ze is nog steeds net een tikje anders.
 

16 juni 2018

 
MEER RECENSIES

Only the Brave

**

recensie Only the Brave

Soms werkt een documentaire beter dan een speelfilm

door Cor Oliemeulen

Zoals koppen in kranten prikkelen om het verhaal te lezen, verzint Hollywood pakkende filmtitels die soms weinig aan de verbeelding overlaten. Only the Brave gaat inderdaad over op het oog onverwoestbare helden. ‘Gelukkig’ is er een pluspuntje: de film loopt niet goed af.

Deze biografie van brandweermannen die omkomen tijdens hun werk levert een dubbel gevoel op. Deze gepassioneerde vuurvreters verdienen zonder twijfel een eerbetoon, maar hun noeste arbeid in Only the Brave wordt te vaak gehinderd door romantisering en dramatisering. Zo redt de misfit in het vuurbestrijdingsteam het leven van een collega door hem nog net onder een vallende boom uit te trekken, waardoor hij direct geaccepteerd wordt. En als de teamleider op een dag tegen zijn vrouw zegt dat deze brand wel meevalt en dat hij rond de middag weer thuis zal zijn, weet iedereen dat dit het moment is waarop we al de hele tijd zaten te wachten.

Only the Brave

Hotshots
In het Arizona van 2007 houdt een groep rouwdouwers zich bezig met het bestrijden van bosbranden. Aangevuurd door de wens, kennis en ervaring van hun teamleider probeert de ploeg de status van hotshots te bemachtigen. Zonder dit certificaat moeten zij bij grote branden wachten totdat een elitegroep is gearriveerd. We leren al snel dat deze hotshots geen water, maar vuur, gebruiken om vuur te bestrijden. Door gecontroleerde branden achter een gegraven geul kan de aanstormende brand worden gestopt. Meestal dan.

Het is slechts een kwestie van tijd dat onze groep helden zich de Granite Mountain Hotshots mag noemen. In de film volgen we de privélevens van twee van hen: teamleider Eric (Josh Brolin) en misfit Brendan (Miles Teller). Eric verwaarloost zijn vrouw Amanda (Jennifer Connelly) die gewonde paarden verzorgt en er schoon genoeg van heeft dat Eric zo weinig thuis is. Maar niet getreurd: als Eric op een avond een gezellig kampvuur (!) maakt, slaan de romantische gevoelens toe en begrijpt ook hij dat zij een kind wil.

Tijdens onze eerste kennismaking met Brendan zien we een notoire drugsgebruiker die bij toeval ontdekt dat zijn ex-vriendin zwanger van hem is, maar zij zegt dat zij niets meer met hem te maken wil hebben en dat zij het kind straks alleen zal opvoeden. Nadat ook Brendans moeder hem de deur heeft gewezen, besluit de junk zich aan te melden bij het brandweerkorps van Eric, die hem na veel vallen en opstaan aanneemt. Als hij na de geboorte van zijn kind boodschappen bij de voordeur van zijn ex neerzet, weten we dat het wel goed komt met Brendan.

Only the Brave

Oudgedienden
Only the Brave is een typische Hollywoodfilm: een simpel verhaal en geen plaats voor karakterontwikkeling; mooie omgevingsplaatjes en een sentimentele finale. Het is geen verrassing dat regisseur Joseph Kosinski (die eerder nog maar twee speelfilms maakte: Tron en Oblivion) waarschijnlijk het ‘langverwachte’ vervolg van Top Gun (1986) zal maken. De soundtrack – met weliswaar voordehandliggende vuurvreetnummers als ‘Tush’ (ZZ Top), ‘Jump in the Fire’ (Metallica) en ‘It’s A Long Way To The Top’ (AC/DC) – houdt de vaart er aardig in.

Naast Josh Brolin, Jennifer Connelly en Miles Teller zien we twee oudgedienden wiens rollen redelijk onduidelijk blijven. Het optreden van Andie MacDowell is een niets toevoegende cameo, terwijl haar echtgenoot (?) in de film, Jeff Bridges, fungeert als een soort mentorfiguur die ook nog een countrynummertje mag zingen. Hoewel voor menig kijker op het eind een zakdoekje geen overbodige luxe zal zijn, is het Bridges die met slechts één korte snikkende kreet de meest pure emotie van heel Only the Brave produceert. Sommige gebeurtenissen lenen zich nu eenmaal beter voor een documentaire dan voor een speelfilm.
 

28 mei 2018

 
MEER RECENSIES

Nico, 1988

****

recensie Nico, 1988

Eerlijk portret van een 60’s icoon 

door Suzan Groothuis

In Nico, 1988 volgen we Christa Päffgen, beter bekend als Nico van The Velvet Underground of als muze van Andy Warhol, in haar laatste jaren. Een vrouw met een bewogen leven, waarover muzikant en bandlid James Young in zijn boek Nico, Songs They Never Play On The Radio schreef: From the start, Nico seemed destined for a life of strange tensions and weird scenes.

De van oorsprong Duitse was iemand om wie je niet heen kon. Een prachtige, indrukwekkende verschijning (Nico deed modellenwerk en had een rolletje in Fellini’s La Dolce Vita) die in de jaren ’60 naar Amerika kwam en daar Andy Warhol ontmoette. Hij bracht haar in contact met The Velvet Underground en produceerde hun debuutalbum. Nico werd toegevoegd als chanteuse en zong een paar nummers mee. Zij was echter nooit officieel lid van de band en ging solo verder.

Nico, 1988

Nico ontwikkelde een eigenzinnige, donkere muzikale stijl, begeleid door haar zware stem en harmonium. Met haar muzikale carrière begon ook een jarenlange heroïneverslaving. In 1988 kwam plots een einde aan Nico’s leven, nadat zij in Ibiza door een val van haar fiets aan een hersenbloeding bezweek. In 1995 verscheen de documentaire Nico Icon, waarin vrienden, muzikanten en familie terugblikken op haar leven. Ook Nico zelf, met haar diepe, karakteristieke stem: “Regrets? I’ve got no regrets… except that I was born a woman instead of a man.”

Het geluid van brandend Berlijn
Nico’s karakter was er een van uitersten: introvert maar aanwezig, met een obsessie voor verval en destructie. Nico, 1988 opent dan ook met zowel dreigende als schone beelden: een jonge Christa kijkt, terwijl de hemel donker kleurt, naar fel licht in de verte. Brandend Berlijn, het einde van de Tweede Wereldoorlog. Een plaatje dat zij nooit meer vergeten zou. Maar ook het geluid dat zij toen hoorde blijkt een grote rol te spelen in Nico’s latere muzikale carrière: gewapend met een opnamekoffer probeert ze het te vangen. Het geluid van het einde van de oorlog, nog nagloeiend in Nico’s zijn: “It was the sound of defeat”.

Nico wordt in Nico, 1988 vertolkt door de Deense actrice Trine Dyrholm (In a Better Word, A Royal Affair). Ondanks dat zij qua uiterlijk niet lijkt op Nico, weet Dyrholm een indrukwekkend portret neer te zetten en met haar stem en karakteristieken dichtbij te komen. Dyrholm zingt alle nummers zelf en doet dat met verve. Met name een illegaal concert in voormalig Tsjechoslowakije laat de haren op de armen rijzen: kippenvel. We zien een uitzinnige Nico die als een echte punkdiva het publiek met het nummer My Heart Is Empty mee krijgt en alles geeft wat ze in zich heeft.

Nico, 1988

Ook het persoonlijke portret van Nico in haar laatste twee jaren is geloofwaardig: regisseur Susanna Nicchiarelli toont haar ongegeneerd, maar altijd eerlijk en met respect. Er zijn beelden van internationale optredens, dan weer briljant, dan weer gênant. En de pogingen van Nico om een band op te bouwen met haar suïcidale zoon Ari, terwijl ze zelf als het even kan heroïne spuit. Maar er is ook gevatheid en humor, zoals een scène met een fles limoncello. Nico’s oog valt er op, maar de eigenaar twijfelt het haar te geven. Nico: “The bottle is too precious”.

Muziek als levensdoel
Ondanks – of misschien wel dankzij – Nico’s complexe persoonlijkheid is het onoverkomelijk dat je als kijker empathie voor haar voelt. Haar doorzettingsvermogen, afgezien van de tegenslagen – een hardnekkige drugsverslaving, een muzikale carrière die maar moeilijk van de grond komt en een suïcidale zoon – is bewonderenswaardig.

Dit is geen portret van de Nico van The Velvet Underground. Dit is een eerlijke weergave van de vrouw van na The Velvets die niet langer mooi gevonden wilde worden en zich richtte op haar levensdoel: “My life started after the experience with The Velvet Underground. I started making my own music.”
 

15 april 2018

 
MEER RECENSIES

LBJ

****

recensie LBJ

President tegen wil en zonder dank

door Alfred Bos

Lyndon B. Johnson werd na de moord op John F. Kennedy Amerika’s 36ste president. Hij voltooide een historische taak en doorbrak een traditie. Acteur Woody Harrelson toont de man achter het mediabeeld.

Lyndon B. (Baines) Johnson was de eerste ‘Zuidelijke’ Amerikaanse president. Hij was tevens de machtigste man van het land (en de wereld) tijdens de meest turbulente periode uit de recente geschiedenis van de Verenigde Staten. De strijd om de burgerrechten, de escalatie van oorlog in Vietnam die het land diep verdeelde en de culturele revolutie van de jaren zestig bereikten hun crescendo tijdens LBJ’s periode in het Witte Huis. In 1968 had hij er genoeg van. Het land was onherkenbaar veranderd. De politieke traditie in Amerika eveneens.

LBJ

Johnsons voorganger, John F. (Fitzgerald) Kennedy, was net als diens voorganger Eisenhower en alle Amerikaanse presidenten voor hem, afkomstig uit de elite van de Amerikaanse oostkust. Na 1968 heeft Amerika geen presidenten meer gekend die hun machtsbasis hadden in New England. Nixon en Reagan kwamen uit Californië; Carter, Bush Senior, Clinton en Bush Junior uit het Zuiden; Obama leerde het politieke vak in Chicago. De huidige president, Trump, is in meerdere opzichten een anomalie. In één aspect zet de vastgoedbaron uit New York het door LBJ geïntroduceerde patroon voort: hij is geen elite.

Bruggenbouwer
Johnson is derhalve een markante president, maar – al wordt zijn verblijf in het Witte Huis in- en uitgeleid door twee politieke moorden: op president Kennedy en Martin Luther King, voorman in de strijd voor burgerrechten en in die functie Johnson voornaamste politieke kompaan – minder mythisch dan zijn voorganger, Kennedy, of zijn opvolger, Nixon. De speelfilm van Rob Reiner corrigeert dat gebrek en concentreert zich op de aanloop naar en eerste maanden van Johnsons presidentschap.

Woody Harrelson speelt Johnson als boerse pragmaticus met mensenkennis en haarfijn politiek inzicht. Hij is ambitieus én bescheiden, een geboren bruggenbouwer. Wanneer de senator voor Texas het in 1960 tegen Kennedy opneemt als presidentskandidaat van de Democraten, verliest hij in de eerste stemronde. John F. Kennedy (Jeffrey Donovan, hij speelde Robert Kennedy in J. Edgar) kiest Johnson, in bijna ieder opzicht zijn tegendeel, als running mate. Zijn broer Robert (Michael Stahl-David) wantrouwt de Texaan vanaf dag één, maar Kennedy ziet in Johnson de man die hem de Zuidelijke stem zal geven.

De voormalige leraar uit West-Texas wil eigenlijk geen vicepresident worden. Zijn vrouw, Lady Bird (Jennifer Jason Leigh): “Hij is bang dat de mensen niet van hem houden.” John F. Kennedy: “Het is een gevoelige man met een enorm ego.” Hij is niet te beroerd om zijn mentor, de senator voor Georgia, Richard Russell (Richard Jenkins), in diens gezicht een racist te noemen. Johnson zit met Lady Bird in de derde auto van president Kennedy’s motorcade, wanneer die op 23 november 1963 in Dallas, Texas wordt vermoord. Om 15:39, drie uur na de aanslag, wordt Johnson ingezworen als de 36ste president van de Verenigde Staten.

LBJ

Kennedy’s erfenis
LBJ telt opvallende parallellen met Darkest Hour, de recente film over Winston Churchill. We zien een man die op een moment van crisis ongevraagd de macht in handen krijgt geschoven en vier dagen later, op 27 november, in een historische toespraak tegen het Congres (zijn eerste als president) het martelaarschap van Kennedy inzet om diens omstreden beleid door het politieke systeem te loodsen. Johnson is de geschiedenis ingegaan als een man van daden, maar Reiner toont hem als man van het woord, Shakespeare en Lincoln citerend.

Met de Civil Rights Act van 2 juli 1964 zette Johnson niet alleen Kennedy’s ideeën om in wettelijk vastgelegde praktijk, als eerste Zuidelijke president voltooide hij tevens de taak die zijn voorganger Lincoln zichzelf in 1861 had opgedragen en hielp Amerika daarmee af van een kwestie die het land sinds de Burgeroorlog had verdeeld. Een maand later begon de escalatie van Kennedy’s andere erfenis, de oorlog in Vietnam, die bepalend zou blijken voor Johnsons reputatie als president. Amerika raakte opnieuw tot op het bot verdeeld, maar daar gaat LBJ niet over.

Regisseur Rob Reiner werd bekend als de acteur die Meathead speelde in de befaamde jaren zeventig tv-serie All In The Family en als de regisseur van de rockparodie This Is Spinal Tap en de klassiek geworden romcom When Harry Met Sally. Zijn curriculum telt meerdere films over politieke onderwerpen en LBJ past daar naadloos tussen. Deze ode aan een miskende man is degelijk, bijna ‘ouderwets’ vakwerk zonder knaleffecten of fictieve feel good scènes. Zonder hype dus, net als LBJ zelf.
 

13 maart 2018

 
MEER RECENSIES