C’mon C’mon

***
recensie C’mon C’mon
Kind en volwassene zijn volstrekt gelijkwaardig

door Cor Oliemeulen

Radiojournalist Johnny (Joaquin Phoenix) bezoekt kinderen in Amerikaanse steden en vraagt hen hoe zij over de toekomst en de wereld denken. “Ik had niet gedacht dat ik zo bang zou zijn voor de toekomst, maar nu ik erover begin na te denken, kan ik me niet voorstellen dat dieren uitsterven, vervuiling, dat de aarde in feite sterft.”

C’mon C’mon van Mike Mills is minder droefgeestig dan het soms lijkt, want de film is vooral een eerbetoon aan de relatie tussen volwassenen en kinderen. Voor zover er sprake is van een heus plot gaat die over een man van middelbare leeftijd die voor het eerst voor een kind moet zorgen tegen de achtergrond van de onbestemde uitdagingen van deze tijd.

C'mon C'mon

Inspiratie genoeg
Na zijn film Beginners (2010), waarin Mills zich liet inspireren door zijn terminale vader die uit de kast komt, en 20th Century Woman, waarin hij zich liet inspireren door zijn hippiemoeder die worstelt met de opvoeding van haar zoon, modelleerde de Amerikaanse filmmaker in C’mon C’mon de negenjarige jongen Jesse (Woody Norman) naar zijn eigen zoontje. Mills’ script maakt dankbaar gebruik van het filmdrama Alice in den Städten (1974) van Wim Wenders waarin een (Duitse) journalist zich voor een tijd ontfermt over een negenjarig meisje.

Net als die film is C’mon C’mon geschoten in stemming zwart-wit en gaat de reis van volwassene en kind door een aantal grote steden, in dit geval Detroit, Los Angeles, New York en New Orleans (om wat clichématig samen te belanden in een Mardi Gras-parade). Maar voor het zover is, dient Jesse’s moeder Viv (Gaby Hoffmann) wel in te stemmen met het feit dat de onervaren opvoeder, Johnny, zich over haar zoontje ontfermt en hem meeneemt op zijn reis door Amerika.

C'mon C'mon

Nieuwe werkelijkheid
Hun moeder is een jaar geleden overleden en uit flashbacks leren we dat de zorg en het contact de laatste tijd moeizaam waren. Momenteel kan Viv niet goed voor Jesse zorgen, omdat zijn vader kampt met ernstige psychische problemen en het de bedoeling is dat hij wordt opgenomen. Aanvankelijk zou Johnny slechts enkele dagen voor zijn neefje zorgen, maar vanwege de omstandigheden doet Viv voor langere tijd beroep op haar broer. Hun contacten gaan via telefoonsessies waarin Johnny opvoedkundige tips krijgt en broer en zus over hun gevoelens spreken.

Natuurlijk mist Jesse zijn moeder en moet hij, net als Johnny, erg wennen aan de nieuwe werkelijkheid, maar Jesse’s interesse voor Johnny’s opnameapparatuur brengt hun relatie in een stroomversnelling. Jesse is opstandig, verward, verveeld en soms brutaal. Hij maakt zich zorgen om zijn vader en moet wennen aan een nieuwe vaderfiguur. Johnny behandelt Jesse hetzelfde als de kinderen die hij interviewt: kind en volwassene zijn volstrekt gelijkwaardig. In het geval van Jesse is dat niet heel moeilijk, want het jochie is erg pienter en verbaal uitstekend onderlegd voor zijn leeftijd. Terwijl Johnny in een audiodagboek zijn avontuur met Jesse als een soort van zelfonderzoek bijhoudt, lijkt Jesse zijn hart steeds meer open te stellen voor zijn oom. Hun dialogen en omgangsvormen laveren tussen rauw en intiem.

C’mon C’mon is met veel liefde gemaakt en kent zijn sterkere en saaiere momenten. Het bijna documentaire-achtig drama gaat expliciet over relaties en impliciet over de verwachtingen over de toekomst. De keuze voor de filmtitel is een raadsel, of het moet de wens zijn om zo nu en dan het tempo wat op te schroeven.

 

30 maart 2022

 

ALLE RECENSIES

Card Counter, The

***
recensie The Card Counter
Boontje komt om zijn loontje

door Cor Oliemeulen

Een mysterieuze man slijt zijn dagen in het casino. Hij is bedreven in kaartspellen, maar wordt gekweld door nachtmerries waarin mensen worden gemarteld. Als hij kennismaakt met een jongeman wil hij deze behoeden voor fouten die hijzelf beging. Wie houdt van feelgood kan misschien beter geen films van Paul Schrader kijken.

Als vertegenwoordiger van de nieuwe generatie filmmakers die vanaf begin jaren zeventig symbool stonden voor New Hollywood (de zogenaamde movie brats) is de Amerikaanse regisseur en scenarist Paul Schrader veel minder bekend dan Steven Spielberg, Francis Ford Coppola en Martin Scorsese. Natuurlijk oogstte Paul Schrader veel lof en faam voor het schrijven van Scorsese’s Taxi Driver (1976), maar de gemiddelde filmliefhebber zal niet snel een aantal films kunnen noemen die hij regisseerde.

The Card Counter

Einzelgänger
Desalniettemin is vooral het begin van Schraders oeuvre – met films als Blue Collar (1978), Hardcore (1979), American Gigolo (1980) en Cat People (1982) – indrukwekkend. Maar de laatste decennia vallen er bar weinig hoogtepunten te ontdekken, uitgezonderd bijvoorbeeld First Reformed (2017), waarin een priester zijn geloof in God en de mensheid verliest (sterk geïnspireerd door Winter Light (1963) van Ingmar Bergman en Journal d’un curé de campagne (1951) van Robert Bresson) en zich in de finale uitrust met een bomgordel teneinde zichzelf en de hypocriete kerkgangers tijdens een dienst op te blazen.

Het zijn dus geen alledaagse verhalen die Paul Schrader zijn publiek vertelt. Je kunt het hem nauwelijks kwalijk nemen dat er bij zijn hoofdpersonages altijd wel een steekje loszit. Als jochie in Michigan opgevoed door streng-calvinistische ouders zag hij pas op zijn achttiende voor het eerst een film, The Nutty Professor (1963) met Jerry Lewis. Maar dat soort komedies vond hij flauw en hadden volgens Schrader niets te maken met de menselijke ziel. Liever ging hij zelf films schrijven met karakters die zich bewust of onbewust moederziel alleen bewegen in de schaduwzijde van de samenleving én een daad willen stellen, met als doel verlossing.

Martelpraktijken
The Card Counter
(2021) past naadloos in dat stramien. Ditmaal introduceert Paul Schrader een wat zwijgzame man die zich William Tell noemt. Oscar Isaac (Inside Llewyn Davis, 2013) is geloofwaardig als notoir casinobezoeker die zijn demonen op afstand probeert te houden. Na ruim acht jaar gevangenschap, waarin hij zich danig heeft bedreven in het tellen van speelkaarten en kansberekeningen, wordt hij nog steeds gekweld door nachtmerries. Niet vreemd als je getuige bent van misstanden in geheime kelders waarin van terreur verdachte islamieten worden vernederd en gefolterd (denk aan Abu Ghraib in Irak).

The Card Counter

Vanaf het moment dat duidelijk is dat ook onze William Tell meedeed aan deze mensonterende praktijken wordt het voor de kijker beduidend moeilijker zich met dit op het oog sympathieke hoofdpersonage te identificeren. Of moeten we Tell misschien ook beschouwen als slachtoffer? De man lijkt veel spijt en schaamte te hebben. Destijds was hij ‘slechts’ een jonge soldaat die zich had laten hersenspoelen door zijn omgeving, in het bijzonder majoor Gordo (Willem Dafoe), die de groentjes klaarblijkelijk geen andere keus liet.

Wraak
Op een dag wordt Tell in een casino benaderd door Cirk (Ready Player One, 2018) wiens vader ook moest deelnemen aan het vernederen en martelen van gevangenen, echter die pleegde zelfmoord. Cirk wil nu wraak nemen op Gordo, ook omdat die net als andere hooggeplaatste officieren niet werd veroordeeld. Hoewel Tell er alles aan doet om de zoon van zijn oud-collega te behoeden voor stommiteiten en hem een kansrijke toekomst zonder ellende wil aanbieden, ligt het voor schrijver/regisseur Paul Schrader ook ditmaal voor de hand om zijn verhaal te laten uitmonden in een bloedbad (weliswaar buiten beeld).

Het ongemak bij het kijken van The Card Counter heeft alles te maken met het mishandelen van mensen (wetende dat in de gemiddelde thriller mensen bij bosjes worden doodgemaakt), maar de flarden van vernedering en foltering zijn kennelijk nodig om je beter te kunnen inleven. Ook het eind vorig jaar verschenen The Mauritanian – over de ten onrechte langdurig opgesloten en gemartelde Mohamedou Ould Slahi (die zijn getuigenissen optekende in een bestseller) in Guantánamo Bay – is geen pretje om naar te kijken. We wachten op een film over de Oeigoeren…

 

5 februari 2022

 

ALLE RECENSIES

City Lights

City Lights (1931)
Ware kern van menselijkheid

door Yordan Coban

Tot mijn genoegen heb ik nog geen ziel getroffen die niet kon lachen om de openingsscène van City Lights (1931). Ik geloof heilig dat op het moment dat wij stoppen met lachen om Charlie Chaplin, we gedoemd zijn te vergaan in onze eigen cynisme. Chaplin belichaamt een onschuld die de mens bewapent tegen de verdorvenheid van de moderne ziel.

Chaplin wilde met zijn laatste stille film benadrukken dat film niet per se gebaat is bij sprekende acteurs. Zijn silent films kenden geen nationale grenzen of taalbarrières. In Chaplins beroemde speech uit The Great Dictator (1940) onderstreept hij dat technologie van nature goed is maar ons eerder afsluit dan samenbrengt. Hij had gelijk. Technologie heeft ons comfort gebracht, maar faalt uiteindelijk in het werkelijk bereiken van mensen. Het is slechts een middel, geen doel.

City Lights

Gepolijste onschuld
Chaplin waarschuwde ons hiervoor in Modern Times (1936) en The Great Dictator maar toont het ook werkelijk met City Lights. Deze film kwam uit in een tijd dat de talkies net om de hoek kwamen kijken. Toch koos Chaplin voor het maken van nog een stille film. Hij had geen nieuwe technologische ontwikkelingen nodig om mensen te raken. Spraak, kleur, 3D, Imax, allemaal formaliteiten die het niet winnen van Chaplins vakmanschap.

Het verhaal van City Lights is simpel maar heeft een gepolijste onschuld in zich. Uiteraard centraliseert de film zich rondom de ludieke situaties waarin The Tramp (de zwerver) terecht komt. Hij maakt kennis met twee personages: een rijke ongelukkige alcoholist en een blinde bloemenverkoopster. De rijke man gebruikt de zwerver om zijn eigen leegte te vullen, maar herkent hem alleen als hij dronken is. Hij moet niks van de sloeber hebben als hij de volgende ochtend nuchter wakker wordt. Het bloemenmeisje kan de zwerver niet zien en denkt dat hij een welgestelde heer is. De zwerver helpt het meisje en betaalt haar oogoperatie zodat zij weer kan zien. Beide personages zien hem in eerste instantie niet voor wie hij werkelijk is. Waar de rijke man hem verstoot als ze elkaar in onvervalste vorm ontmoeten, maakt de armoedige vertoning voor het bloemenmeisje geen verschil. Dit resulteert in een van de de meest volmaakte scène in filmgeschiedenis.

Oprecht
Er waren flink wat critici die vonden dat Chaplin zich niet moest wagen aan politieke thema’s. Een serieuze clown is niet waar men op te wachten zat. Maar net als collega-filmmaker Frank Capra (Mr. Smith Goes to Washington, 1939) vond Chaplin dat bij zijn statuur en publiek een grote verantwoordelijkheid hoorde.

City Lights

Chaplins latere films gaan over goedheid, menselijkheid en het kwaad in hebzucht en macht. Voor de jaren 30 was Chaplin de vermakelijke pantomimespeler en Buster Keaton de gevatte komiek. Maar net als de rijke dronkaard en de bloemenverkoopster zag men niet de humanistische intellectueel die Chaplin eigenlijk was. Van het belang van satire en vrijheid van meningsuiting in The Great Dictator tot het gevaar van een kapitaalgerichte machine gestuurde maatschappij in Modern Times, Chaplins oeuvre is groots en zo ook zijn visie.

Films als Citizen Kane, Vertigo, 2001: A Space Odyssey verlangen meerdere bezichtigingen en een intellectueel analyserend vermogen van de kijker. City Lights niet, want de film laat weinig open voor interpretatie. Hij stelt in zijn symboliek niet de vragen des levens en dient qua gelaagdheid niet als een puzzel die opgelost moet worden. De film is eerlijk en oprecht. Als je de vetrandjes met alle insignificante elementen in ons leven wegsnijdt, kom je tot een kern van menselijke sentimentaliteit, onze expressies in extremis: een traan en een lach. En deze ware kern van menselijkheid is nergens zo trouw belichaamd als in City Lights.

 

12 oktober 2021

 

THEMAMAAND CHARLIE CHAPLIN

Circus, The

The Circus (1928)
Ultieme kluns met hart van goud

door Sjoerd van Wijk

The Circus (1928) rijgt de grappen aaneen tot een aandoenlijk verhaal waar de verhoudingen tussen de circusleden oprekken. Dit werk vol verrassende wendingen doet maar weinig onder voor Charlie Chaplins meesterwerken Modern Times (1936) of City Lights (1931).

Chaplins welbekende typetje The Tramp probeert eten te scoren op de kermis maar ziet zich uiteindelijk gedwongen een mechanische pop bij het spookhuis na te doen om agenten af te schudden en een collega-dief voor pampus te slaan. Op de vlucht belandt hij pardoes in een circus in nood, waar het publiek nauwelijks lacht om de clowns en de gewelddadige directeur de wanhoop nabij is. De vagebond krijgt in allerijl een baantje en verstiert als een geluk bij een ongeluk alle optredens wat de onwetende toeschouwers onthalen als een meesterlijke act. Gaandeweg groeit hij uit tot de ster van het circus. Ondertussen begint hij een aan romance grenzende vriendschap met de bevallige dochter van de directeur die vaak klappen krijgt van haar vader.

Ontwapende spontaniteit
Ironisch genoeg krijgt The Tramp alleen de lachers op zijn hand als hij het zelf niet doorheeft. Zijn onhandigheid blijkt uit zijn gebrekkige bewustzijn van zijn omgeving tijdens de try-outs met de clowns van het circus. Subtiel getimed pakt hij de verkeerde stoel om op te zitten. De op zijn gat vallende directeur realiseert zich pas na een aantal komische mislukkingen dat The Tramp alleen tot zijn recht komt als een klunzige knecht. Als iedereen star zijn eigen act probeert uit te voeren, komt hij daar tussendoor banjeren met een stapel borden terwijl een paard hem op de hielen zit, waarbij regisseur Chaplin met goed oog voor de de fysieke schermutselingen de camera op een afstand heeft neergezet.

Tussen Charlie Chaplin als filmmaker en The Circus valt een vergelijking te trekken, omdat zijn typetje eigenlijk het tegenovergestelde van zijn werkwijze lijkt. In de film overkomt The Tramp het succes. Begonnen als een toevallige aaneenschakeling van ongelukjes in een klein hoekje regelt uiteindelijk het hele circus koortsachtig achter de schermen telkens weer dezelfde toevalligheden waar hij nietsvermoedend mee te maken krijgt.

Wat door willekeur is ontstaan gegoten in een pasvorm, net zoals Chaplin als regisseur er om bekend stond de teugels strak in de handen te houden. Wat voor spontaan doorgaat, is sterk geënsceneerd. In de film keert niet geheel verrassend de malaise terug zodra The Tramp door krijgt hoe de vork in de steel zit en hij zijn eigen handelen als geplande act gaat zien. Het was juist de spontaniteit die ontwapende.

Nieuwe soepelheid
Chaplin beheerst zijn fysiek zo tot in de puntjes dat het meer frank en vrij overkomt dan gespeeld. Als een natuurlijk fenomeen slaat The Tramp de ogen op of wimpelt zijn frêle mimiek iedereen om de vinger. Deze ultieme kluns met een hart van goud en de nodige sluwheid rekt zo alle verhoudingen in het circus op. Zelfs de totalitaire directeur bezwijkt voor zijn charmes.

Die nieuwe soepelheid spreidt zich uit als een vuurtje vanaf het knusse samenzijn met tegenspeelster Merna Kennedy tot The Tramp zichzelf wegcijfert ten faveure van de koorddanser Rex. Daar gaan gewaagde stunts op het touw aan vooraf, waar rondvliegende apen de strakke balans ontregelen. Als een bal stoot The Tramp speels alle kegels om en laat hij het circus achter met een hoopvolle toekomst. Die conclusie maakt The Circus zowel een plezant als bitterzoet blijspel.

 

10 oktober 2021

 

THEMAMAAND CHARLIE CHAPLIN

Chronik der Anna Magdalena Bach

*
IFFR Unleashed – 1989: Chronik der Anna Magdalena Bach
Oren open en ogen dicht

door Jochum de Graaf

Een scène ergens midden jaren tachtig voor de deur van Lantaren Venster Rotterdam: we staan in de rij voor de première van een nieuwe film van Jean-Marie Straub en Danielle Huillet, in die tijd vaste gasten op het IFFR.

Ik zeg tegen een vriend ‘benieuwd of we weer naar zo’n eindeloze reeks stilstaande beelden zonder drama of plot gaan kijken’. Terzijde staat een clubje Straubfans dat zich aangesproken voelt: ‘oh, daar heb je weer zo iemand, nou die discussie hebben we al lang gehad’. De scène is tekenend voor het sektarisme rond Straub, een kleine schare fanatieke fans die alles bejubelt wat door het Frans/Duitse duo wordt uitgebracht en aan de andere kant een grote groep filmfans die weinig op heeft met de extreem minimalistische filmstijl. Toch worden ze nog tamelijk geacht in zekere kring, getuige de retrospectieven die dit voorjaar in Tokio en Londen te zien zijn.

Chronik der Anna Magdalena Bach

Formalistische filmstijl
Na zoveel jaren was ik wel benieuwd of mijn aversie tegen Straub/Huillet nog steeds zo groot is, ben misschien wat milder geworden. Maar Chronik der Anna Magdalena Bach valt me zeker niet mee.

Natuurlijk, er zullen vast mensen die nog steeds de stramme stijve Straubstijl appreciëren, maar nog steeds ontgaat me de zin van het minutenlang een pagina bladmuziek in beeld tonen, een vogel in een kooitje, een deur met nis in een trapportaal, een bomenbos met overtrekkende wolken, een kust met aanspoelend water, een blad met gotische letters, een middeleeuwse stadsprent als illustraties bij een volstrekt onsamenhangend verhaal. En dat alles ook nog in zeer korrelig zwart-wit opgenomen, brrr.

Hoofdmoot van de film zijn muziekuitvoeringen uit het rijke oeuvre van Bach, uitgevoerd door ensembles, koren, orkestjes uitgedost met pruiken, in historisch verantwoorde kostuums, op authentieke locaties en met muziekinstrumenten uit de achttiende eeuw, de tijd dat ze gecomponeerd werden. Daar valt op zich wel wat voor te zeggen, Bach in de oorspronkelijke setting, maar ook hier wordt die straffe formalistische filmstijl op toegepast, tien minuten vanuit één onbewogen standpunt naar een koor moeten staren, waarbij alleen de dirigent beweegt.

Chronik der Anna Magdalena Bach

Monotoon geneuzel
Maar het meest ergerlijk is de Chronik zelf, het onverstaanbare commentaar waarin Anna Magdalena, Bachs tweede vrouw, verhaalt over zijn leven en werken. Uit flarden maak ik op dat het gaat over de diverse steden waar hij werkte, zijn relatie met beschermheren, allerlei rechtszaken, de dood van hun kinderen. Maar het genie van Bach wordt totaal geen recht gedaan met dat monotone geneuzel in het Engels met zwaar Duits accent. Het gaat het ene oog en oor in en het andere uit.

De muziek is op zich goed in orde, hoofdrolspeler landgenoot Gustav Leonhardt, is werelds beste klavecimbelspeler (je moet er van houden) maar zijn spel is virtuoos. Al met al zijn zo’n vijfentwintig hoogtepunten uit Bachs oeuvre, cantates en sonates, preludes, fragmenten uit de Brandenburgse Concerten, de Goldbergvariaties, te beluisteren.

Wanneer je van Bach houdt, kom je dus ruimschoots aan je trekken, maar ik raad je aan om de soundtrack op te zetten, je ogen dicht te doen en je eigen filmbeelden erbij te dromen.

Deze film is bij het jarige IFFR online te zien tot en met 21 april 2021.

23 maart 2021


ALLE RECENSIES 50 JAAR IFFR

Color of Pomegranates, The

***
IFFR Unleashed – 1980: The Color of Pomegranates
Armeense visuele poëzie

door Yordan Coban

The Color of Pomegranates is geen gesneden koek. Dit abstracte visuele portret zal niet bij iedereen in de smaak vallen maar beslist een indruk achterlaten.

De beelden in The Color of Pomegranates (1969) vertellen het verhaal van Sayat-Nova, een bekende Armeense dichter uit de achttiende eeuw. De regisseur, landgenoot Sergei Parajanov, doet dit zonder een conventioneel narratief. In deze biografie probeert hij een abstracte belevenis van zijn jeugd te creëren met enkel visuele indrukken. De enige spraak die je hoort, zijn de sporadisch voorgedragen gedichten van Sayat-Nova.

The Color of Pomegranates

Excentrieke stijl
Parajanovs excentrieke stijl doet denken aan het vroege werk van Luis Buñuel, in de begintijd dat hij nog samenwerkte met Salvador Dalí. Zijn kritische en non-conformistische aanpak druiste in tegen de gangbare opvatting van de Sovjets, het maken van socialistisch-realistische uitingen, waardoor de film verboden werd en ondergronds ging. Parajanov werd zelfs af en toe in de gevangenis gegooid.

Zijn beelden bevatten vaak dieren, religieuze figuren en exotische gewaden. De mensen bewegen sierlijk heen en weer en worden begeleid met plotseling montagewerk. De Armeense filmmaker en kunstenaar gebruikte verschillende technieken om een indruk achter te laten. De ziel van een abstracte film zit hem vaak in twee elementen: de visuele aantrekkingskracht van de beelden en het ritme waarop de beelden voorgedragen worden.

In een film als Fantasia (1941) dansen de beelden voort op de symfonieën van Tsjaikovski en Bach en treedt de muziek op de voorgrond. In The Color of Pomegranates is niet echt muziek aanwezig. Meditatiegeluiden ondersteund door een koor zorgen voor een vervreemding maar slaan geen eigenzinnige toon aan.

Voor het bewijs dat passende sfeermuziek niet cruciaal hoeft te zijn voor een abstracte filmervaring hoef je alleen maar te kijken naar Man with a Movie Camera (1929), het meesterwerk van Dziga Vertov, dat als een visuele symfonie van het stedelijke leven geldt. Visuele abstractie is nu eenmaal een stuk meeslepender zonder geluid.

The Color of Pomegranates

Herinneringen
De beelden in The Color of Pomegranates zijn herinneringen uit de jeugd van de regisseur die als dagdromen aan de kijker opdoemen. Goede filmmakers zijn misschien een beetje egoïstisch omdat ze hun films meer voor zichzelf maken dan voor een publiek. Echter films zijn vaak het beste als ze innig en persoonlijk zijn.

Toch kan de kijker ook een afstand voelen met dergelijke individuele uitingen. Dit zie je bijvoorbeeld in Fellini-films, die over de belevingen van zijn eigen jeugd gaan. Echter ook voor Fellini geldt dat genialiteit het machtigst naar voren treedt in de werken die strekken tot universaliteit. Deze ondoorgrondelijke universaliteit lijkt altijd te vergaan in betrekkelijkheid als je er direct een beroep op doet maar kan zich slechts doen gelden indien de kunstenaar het niet als uitgangspunt neemt en vanuit zijn eigen beleving ons de hand reikt.

Niet elk shot in The Color of Pomegranates werkt even goed, maar er zijn een aantal bijzonder memorabele fragmenten. Een voorbeeld is een onvergetelijk shot waarin een kind op een dak ligt vol opengeslagen boeken, bladerend in de wind. In die zin leent de film zich goed voor een bezichtiging in een museum. Kijkers kunnen rustig een blik werpen op de visuele spinsels, maar de gehele film van begin tot eind beleven is niet per se noodzakelijk.

Deze film is bij het jarige IFFR online te zien tot en met 21 april 2021.

7 maart 2021


ALLE RECENSIES 50 JAAR IFFR

Cow, The

****
IFFR Unleashed – 1972: The Cow
Liefde voor een koe is de grootste liefde

door Bob van der Sterre

Een dorp. Een man. Een koe. Liefde. The Cow (Gaav) begint met een portret van een Iraans dorpje. Mash Hassan heeft een koe en verzorgt die beter dan zijn eigen vrouw. Hij wast de koe, hij boent de koe, zegt lieve woordjes tegen de koe.

Op een dag gaat hij naar de stad. En dan sterft de koe. Zijn het de heidense Bolouris-bendeleden, die al eerder in het dorp waren? Is het een slang? Is het het ‘boze oog?’ Iedereen heeft zijn eigen theorie.

The Cow

Genadeloos blootleggen
Het hele dorp komt bijeen om te beslissen hoe ze kunnen voorkomen dat Hassan het nieuws krijgt. Ze gaan zelfs zo ver om de dorpsidioot vast te binden. Hassan keert terug en mist zijn koe. Hij begin hooi te eten. ‘Ik ben niet Hassan. Ik ben zijn koe.’ Zijn dorpsgenoten zijn supergeduldig en willen hem graag helpen met zijn verdriet maar Hassan teert langzaam weg. Ze moeten wat doen.

De film (cinematografie is van Fereydon Ghovanlou) is prachtig om te zien. De locatie, een klein Iraans dorpje in een woestijn, maakt hier de film. De zwart-witbeelden zijn hier vrij letterlijk, aangezien de mensen vaak in het zwart lopen en hun huizen wit zijn. De muziek is mysterieus, de karakters van het dorp worden mooi in beeld gebracht en de woestijn en de krappe huisjes geven alles een beklemmend gevoel. Dat is met cinematografisch instinct gezien door regisseur Darius Mehrjui en dan helpt de geweldige rol van Ezzatolah Entezami als Hassan ook veel.

Met interpretaties kun je veel kanten op, dat is het aardige van deze film. Er is gelukkig niet een simpele uitleg, zoals je ook met Ionesco’s Rhinoceros, of Kafka’s Die Verwandlung, waar deze film aan beide een beetje doet denken, veel kanten uit kunt. Heeft het met politiek, psychologie, sociologie, religie of met onze omgang met dieren te maken? Dat zou allemaal kunnen.

The Cow

Islamitische Revolutie
In niet-artistiek opzicht is de film ook bijzonder. De sjah-regering vond dat het Iraanse volk te simpel en boers oogde in deze film. De film kwam alleen bij buitenlandse festivals (in 1971 voor het eerst in Venetië in 1972 dus in Rotterdam) dankzij het betere smokkelwerk. Zo ging dat in die tijd.

Frappant genoeg vond ayatollah Khomeini de film vermakelijk. The Cow zou misschien zelfs de reden zijn dat na de Islamitische Revolutie van 1979 (tien jaar na deze film) er nog films gemaakt mochten worden.

Wat me elke keer zo verbaast, is dat dit soort relatief eenvoudige filmhuisfilms al zo lang gemaakt worden (deze is dus uit 1969). Een incident is de aanleiding voor het genadeloos blootleggen van culturele kenmerken van een maatschappij. Zoals de kleien huisjes, de hiërarchie bij mannen, de religie, de rol van vrouwen. De helft van de filmhuisfilms zit nog steeds zo in elkaar. Deze ‘ truc’ van The Cow – die vast daarvoor ook al eens was gedaan – is daarna immer en immer gerecycled in de filmhuiswereld, en minder goed, want zonder de zachte humor en ontroering die je hier treft.

Het begon allemaal met een Iraanse koe!

Deze film is bij het jarige IFFR online te zien tot en met 7 april 2021.

24 februari 2021


ALLE RECENSIES 50 JAAR IFFR

Corpus Christi

****
recensie Corpus Christi

Tussen spiritualiteit en zonde

door Cor Oliemeulen

Laat je niet afschrikken door de titel of door het verhaal over een priester. Het voor een Oscar genomineerde Poolse drama Corpus Christi is een rauwe spirituele film, die vragen stelt over het vermogen tot verandering van mensen die zijn gevormd door het verleden. Hebben we te maken met een criminele charlatan of een begenadigd geestelijk leider die troost brengt?

Je hebt mensen die zich uitgeven voor iemand anders maar door geheugenverlies niet meer weten hoe het zo ver kon komen, zoals Gregory Peck in Alfred Hitchcocks psychologische thriller Spellbound (1945). Je hebt ook mannen die zich als vrouw verkleden om zich te verstoppen voor de maffia, zoals Tony Curtis en Jack Lemmon in Billy Wilders weergaloze komedie Some Like It Hot (1959). Het gegeven van het aannemen van een andere identiteit is in beide filmklassiekers niet geheel authentiek, maar dat hoeft ook niet.

Corpus Christi

In het recente Poolse drama Corpus Christi, een filmklassieker in wording, valt of staat de fysieke identiteitsfraude wél met de geloofwaardigheid van het karakter en de situatie. Regisseur Jan Komasa inspireerde zijn film op het verhaal van een jongeman die zich voordeed als priester in een Pools stadje en slaagt erin de komst en het optreden van de misleider van begin tot einde uiterst aannemelijk te houden.

Spirituele transformatie
Daniel (Bartosz Bielenia) zit in een jeugdgevangenis. Het blijft lang onduidelijk wat hij op zijn kerfstok heeft. Wat we wel al snel zien, is het feit dat hij wordt beschouwd als buitenbeentje dat regelmatig door medegevangenen gemolesteerd wordt. Deze omgeving blijkt geen onlogische voedingsbodem voor iemand die zijn leven wil beteren en zich overgeeft aan het geloof, geïnspireerd door priester Tomasz die de diensten in het detentiecentrum leidt. Het is de vraag of Daniel als lid van de burgermaatschappij ook gevoelig voor een spirituele transformatie zou zijn geweest.

Op een dag mag Daniel op werkverlof. Het is de bedoeling dat hij zich meldt bij een zaagfabriek op het Poolse platteland, maar eenmaal in het stadje aangekomen, lopen de zaken anders. Allereerst bezoekt hij een kapel waar hij het meisje Lidia (Eliza Rycembel) ontmoet. Hij laat zich verleiden tot een leugentje, en voordat hij het zich realiseert, wordt Daniel gevraagd om de priester van de kleine geloofsgemeenschap te vervangen. Die is bezweken aan de gevolgen van een alcoholverslaving en vertrekt tijdelijk naar een afkickkliniek. Zijn eerste kerkdienst is nog wat onwennig, maar het duurt niet lang voordat Daniel zich geheel in zijn element voelt. Hij neemt biechten af en leidt processies. Zijn drugsgebruik en tatoeages blijven vooralsnog verborgen.

Corpus Christi

Fris pragmatisme
Hoewel we te maken hebben met een conservatieve parochie is Daniel in korte tijd vele malen populairder dan de oude priester. Niet alleen zijn expressieve ogen verschaffen hem een charismatische uitstraling, maar vooral zijn onorthodoxe visie en frisse pragmatisme leveren hem zowel bijval als nieuwe kerkgangers op. Het duurt niet lang voordat Daniel merkt dat een deel van de gemeenschap rouwt om een recente verkeerstragedie waarbij een aantal dorpsgenoten omkwam en die het dorp in tweeën splitste. Wonderwel vindt Daniel de juiste aanpak en woorden voor verzoening en troost.

Dat alles maakt van Corpus Christi een rauw drama met een vleugje humor, mooi gefilmd, gedecideerd geregisseerd en gezegend met een fantastische hoofdrolspeler. Deze sublieme film vertelt een universeel verhaal over het verdienen van een tweede kans en speelt met het gegeven van de voorbeeldige persoon die slechte dingen doet en met de slechte persoon die goede dingen doet. Daniel laveert tussen spiritualiteit en zonde. Het is een kwestie van tijd dat hij zal worden ontmaskerd, want hij neemt de nodige risico’s door zich op te offeren voor het herstel van een harmonieuze gemeenschap. Bovendien geeft hij niet toe aan de nukken en bedreigingen van de corrupte burgemeester die hij tijdens het zegenen van de zaagfabriek (!), samen met andere hoogwaardigheidsbekleders, pardoes in de modder laat knielen voor een gebed. Ook zijn ongemakkelijk broeiende relatie met Lidia komt tot een climax. De uiteindelijke boodschap van Corpus Christi is snoeihard: niemand kan ontsnappen aan het verleden.

 

5 oktober 2020

 

ALLE RECENSIES

Chili

***
recensie Chili

Veertig breedtegraden in vijftig minuten

door Paul Rübsaam

De duizenden kilometer lange sliert land die Chili heet, vormt wat betreft landschap, flora en fauna een dwarsdoorsnede van het zuidelijk halfrond. Kun je dat laten zien in een natuurdocumentaire van slechts vijftig minuten?

Na een afwezigheid van twintig jaar keerde de natuurdocumentarist Christian Muñoz-Donoso terug naar Chili om de ontzagwekkende en veelzijdige natuur van zijn geboorteland te vereeuwigen. Chile: A Wild Jouney werd een serie in acht delen. Het laatste deel vat de serie samen en fungeert nu als bioscoopfilm met dezelfde naam.

Chili

Die vijftig minuten durende documentaire begint en eindigt in het nationaal park Torres del Paine in het zuidelijke Patagonië. Tussendoor krijgen we onder andere de vijfduizend kilometer noordelijker gelegen Atacama-woestijn te zien. Er worden reuzensprongen gemaakt, maar wel met de nodige primeurs.

Walvisdialect
In het naar het Paine-bergmassief met zijn imposante torenspitsachtige bergen genoemde Torres del Paine bevolken grote kuddes guanaco’s (lama-achtigen) de lager gelegen heuvels en prairies. Zij vormen het voedsel voor de poema’s, die evenals de guanaco’s door de jacht lange tijd met uitsterven bedreigd zijn geweest. In het warme licht van de late middagzon zien we een moederpoema stoeien met haar welpen en deze later ook zogen. Nooit eerder werd dit laatste in het wild gefilmd.

Westwaarts, in de richting van de Grote Oceaan, verandert het Patagonische landschap. Tal van eilanden flankeren de grillige kustlijn. Nabij het Chiloë-eiland is de voedselrijke zee het domein van een ander mythisch dier: de blauwe vinvis. De Chileense variant van dit grootste dier op Aarde vormt een ondersoort en beschikt over een eigen ‘dialect’. Voor het eerst kunnen we dit geluid, dat doet denken aan het gepuf van een stoomschip, horen.

Niet ver van de wateren waar het grootste zeezoogdier op Aarde huist, bevindt zich de verblijfplaats van het kleinste: de zuidelijke zeeotter. Met aanstekelijk hedonisme nuttigt dit dier ruggelings op het water dobberend de schaaldieren die hij uit de zee heeft opgedoken. Evenals andere dieren die leven in dit deel van de oceaan wordt de otter in zijn voortbestaan bedreigd door de winning van zeewier en de toenemende huizenbouw aan de Chileense kust.

Chili

Bloemenzee
Veel noordelijker, op een eiland ter hoogte van de Atacama-woestijn, hangen vampiers met hun tenen aan de wanden van een grot. Deze vleermuissoort heeft een weinig aantrekkelijk snuitje, maar is ongevaarlijk voor mensen. Wél leeft de vampier van bloed, zoals Charles Darwin in de negentiende eeuw ontdekte. Maar dan alleen van dat van vogels en kleine zoogdieren.

In de open vlakte van de Atacama voltrekt zich nu en dan een merkwaardig verschijnsel. Onder invloed van het weerfenomeen El Niño valt er eens in de zoveel jaar een aanmerkelijke hoeveelheid regen. Die doet de woestijn geleidelijk aan groen kleuren, tot er uiteindelijk een veelkleurige bloemenzee ontluikt. Zelfs een hagedis, die zich normaal gesproken met insecten voedt, kunnen we dan naar bloemblaadjes zien happen. Ook dit werd volgens de makers nooit eerder met een camera vastgelegd.

Chili

Meer hoogtepunten
De kleinste katachtige van Amerika: de zogeheten Kodkod, de kleinste hertensoort: de Pudu en de rode Chileense klokbloem (de nationale bloem) passeren nog de revue. Alsmede de Degoe, een knaagdier dat veel weg heeft van een kruising tussen een rat en een konijn. In de hete zomers kan deze wekenlang rustig wachten tot de wind de peulen uit een meidoornboom blaast, waarna hij die buit vervolgens zo snel als hij kan naar zijn in de schaduw gelegen hol sleept.

Weer terug in Patagonië zien we dat niet alleen de poema zich te goed doet aan het vlees van de guanaco’s. De chilla, een grijze Zuid-Amerikaanse vos, doet dat eveneens, maar dan als aaseter. Evenals de condor, de koningsgier die met zijn voor het Guinness Book of Records in aanmerking komende spanwijdte in een Zuid-Amerikaanse natuurfilm niet mag ontbreken.

Chili is bijna voortdurend ademberovend. Er ontbreekt echter een narratieve structuur die de kijker het gevoel kan geven dat hij Chili in zijn eigen tempo mag ontsluieren. In plaats daarvan wordt hij meegesleept van het ene record naar het volgende extreem. Dat bevredigt niet helemaal, maar maakt wel benieuwd naar de gehele achtdelige serie.

 

21 september 2020

 

ALLE RECENSIES

Controversiële film Crash naar boek J.G. Ballard weer in bios

Controversiële film Crash naar boek J.G. Ballard gerestaureerd
De filmset als werkelijkheid

door Alfred Bos

De Britse auteur J.G. Ballard voorzag de spektakelmaatschappij. Wanneer de werkelijkheid een filmset is geworden, is waanzin het laatste toevluchtsoord van de verbeelding – zoals David Cronenbergs verfilming van Ballards roman Crash illustreert. Hoe mediaverzadiging mensen ongemerkt gek maakt.

Een groep jongeren feest na sluitingstijd in een luxe warenhuis. Op beeldschermen zien ze het resultaat van hun activiteiten overdag. Ze hebben op willekeurige plaatsen in de stad bommen geplaatst. De explosies vormen het sensatienieuws van die avond.

Crash (1996)

Crash (1996)

De publiciteit rond de Franse speelfilm Nocturama noemt nergens de naam van J.G. Ballard, maar het gegeven komt uit de verbeelding van de in 2009 overleden schrijver. Zielloos consumentisme, terrorisme uit verveling, sensatiezucht, media-overkill—het zijn thema’s van het post-millennium. Ballard schreef er vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw romans over.

De geestesgesteldheid van de mens die leeft in een technologisch hoog ontwikkelde samenleving, vormt het onderwerp van Ballards fictie. Het beschrijft, in zijn woorden, de “dubieuze geneugten van het leven in een geavanceerde technologie”. Het onbewuste en onbedoelde effect van die technologie is dat “ze perverse impulsen kanaliseren, temmen en acceptabel maken. Technologie geeft ons de middelen om onze psychopathologie uit te leven. Het versterkt de menselijke natuur.”

Wanneer hun primaire wensen zijn vervuld en het leven een staat van schijndood is geworden, gaan mensen zich gedragen als psychopaten. Het comateuze brein kan alleen nog worden gestimuleerd door sensatieprikkels. Wanneer de ziel en het geweten zijn verdoofd, is extreem gedrag het panacee tegen de leegte.

J.G. Ballard

J.G. Ballard

Omgeving zonder identiteit
Eigenlijk had de schrijver psychiater willen worden, maar hij brak zijn studie voortijdig af om zich volledig aan de literatuur te kunnen wijden. Ballard, in 1930 geboren in Sjanghai, kwam als tiener, in 1946, naar Engeland. Hij arriveerde als buitenstaander en trof een vermoeide samenleving aan, vastgeroest in een overleefd klassensysteem, nostalgisch zwijmelend in een mythisch verleden van een wereldmacht die in werkelijkheid door de geschiedenis was ingehaald. Hij blééf een buitenstaander, zijn leven lang.

In zijn romans betoont Ballard zich een psychiater die met geïnteresseerde en geamuseerde blik naar de geesteszieke patiënt kijkt. Als jongetje zag hij in Sjanghai de bruutheid van het bestaan; mondaine weelde versus tergende armoede, het dagelijkse geweld, lijken op straat. Zijn puberjaren bracht hij door in een Jappenkamp. Die jeugdherinneringen, opgeschreven in de roman Empire of the Sun, zijn in 1987 verfilmd door Steven Spielberg. Toen Ballard na de oorlog in Engeland arriveerde, had hij over de menselijke natuur geen illusies. Zijn persoonlijke geschiedenis maakt hem tot een unieke observator.

De jaren na de Tweede Wereldoorlog waren ook in Engeland een tijd van wederopbouw en optimisme. De verzorgingsstaat kreeg vorm, wetenschap en technologie beloofden vooruitgang: gemak en welvaart op een voorheen ongekende schaal. Die nieuwe wereld vormt het decor van Ballards romans: snelwegen, torenflats, winkelcentra, bedrijventerreinen en wetenschapsparken. De ontmenselijkte, identiteitsloze, volstrekt neutrale en ontzielde omgevingen die de modernistische architectuur van de naoorlogse jaren kenmerkt.

Empire of the Sun (1987)

Empire of the Sun (1987)

Dat ontzielde decor is gevuld met media: beeldschermen en reclameborden laten een niet aflatend bombardement van sensationele prikkels en commerciële boodschappen op het individu los. Die wordt door de zielloze omgeving zelf ontzield en gevuld met de gemanipuleerde mediaboodschappen. Het identiteitsloze individu is gereduceerd tot consument, prooi van spin en marketing. Over dat individu, die lege huls op zoek naar sensatie, gaan Ballards romans.

Spektakel regeert
De inwerking van betonjungle en mediaverzadiging op de menselijke psyche resulteert in een toestand van psychose. De buitenwereld wordt de binnenwereld, realiteit en fantasie zijn verwisseld. Dat is de psychopathologie van Ballards personages. Ze zijn vervreemd van de werkelijkheid en zichzelf. De mediarepresentatie, het simulacrum, heeft de plaats van de realiteit ingenomen. Ze leven in een virtuele wereld en beleven die als authentiek; het is echter een waan. Het echte leven, het authentieke, is verdwenen achter een scherm van marketing en technologie.

In zijn meest controversiële roman Crash (1973) ontmoet de verteller, net als de schrijver James Ballard geheten, de voormalige tv-wetenschapper Robert Vaughan. De doctor is de leider van een groep verkeersslachtoffers die verkeersongelukken van beroemdheden naspelen en daar seksuele opwinding aan ontlenen. De droom van Vaughan is om te verongelukken in een frontale botsing met filmster Elizabeth Taylor.

De roman begon als een kort verhaal, getiteld Crash!, onderdeel van de experimentele roman annex verhalenbundel (je kunt de teksten in willekeurige volgorde lezen) The Atrocity Exhibition. Het boek bevat tevens het verhaal Why I Want To Fuck Ronald Reagan, waarmee Ballard reeds in 1970 een politieke carrière voorzag voor beroemdheden en tv-persoonlijkheden. Spektakel regeert.

Lust opwekkende wrakken
Na de publicatie van The Atrocity Exhibition (het gruwelkabinet) organiseerde Ballard in het New Arts Laboratory in Londen een expositie van autowrakken. In 1978 vertelde hij in het undergroundmagazine Search & Destroy wat er vervolgens gebeurde. “Ik wilde mijn vermoedens testen en stelde drie wrakken ten toon. Ik heb nog nooit mensen zo agressief dronken zien worden als tijdens vernissage. Ik werd bijna aangevallen door een verslaggever.”

Het werd nog leuker. “Ik liet een jonge vrouw zonder topje de genodigden interviewen en er was closed circuit tv waarop de gasten konden zien hoe ze te midden van autowrakken werden aangesproken door een jongedame met blote borsten. Dat was teveel, iedereen raakte van de kook. De vrouw werd bijna verkracht op de achterbank van een wrak. Dat voorval bevestigde mijn vermoedens.”

De tentoonstelling liep een maand en de autowrakken werden doorlopend gemolesteerd. “Ze werden met verf bespoten, ramen kapot geslagen, spiegels afgebroken—de vijandigheid was verbazingwekkend.” In 1971 maakte Ballard voor de BBC een korte film naar het verhaal, met hemzelf en actrice Gabrielle Drake in de hoofdrollen. De roman Crash veroorzaakte na publicatie in 1973 veel controverse. Later verklaarde de schrijver: “Ik wilde de lezer provoceren om onder ogen te zien wat naar mijn idee een omkering van menselijke waarden was, de dood van de emotie. Crash was een wanhopige poging om de sensationalisering van geweld te begrijpen.”

Psychopathologie van de mediamens
Het heden is voor Ballard de sleutel tot de toekomst, niet het verleden. Zijn boeken zijn gesitueerd in een verhevigde variant van het heden, een toekomst die op het punt staat te gebeuren. Ballard: “Ik ben geïnteresseerd in de komende vijf minuten.” Diens favoriete sciencefictionfilm was Alphaville van Jean-Luc Godard, waarin de modernistische nieuwbouw van Parijs dient als decor voor dienst dystopische schets van de toekomst.

Ballards debuutroman, The Wind from Nowhere (1961), is de eerste van een reeks boeken waarin de beschaving ten onder gaat door natuurrampen. In zijn boeken vanaf The Atrocity Exhibition (1970) heeft de werkelijkheid van wind en water plaatsgemaakt voor een medialandschap. In de jaren zestig was de televisie uitgegroeid tot het venster op de wereld.

De mediaverzadiging heeft consequenties, meent Ballard. De virtuele wereld van de elektronische media – televisie, film, radio en, vanaf de late jaren zeventig, computer – is een kunstmatige, geregisseerde representatie van de werkelijkheid. Die simulatie neemt gaandeweg en ongemerkt de plaats in van de fysieke werkelijkheid. Met als resultaat dat verbeelding en realiteit van plaats wisselen. “Het medialandschap is een kaart op zoek naar een gebied”, aldus Ballard.

De consequenties voor de bewoner van die mediarealiteit zijn vergaand. Hij is vervreemd van zijn fysieke realiteit en identiteit, van zichzelf. Die vervreemding – je zou het ‘cognitieve dissociatie’ kunnen noemen – is een door media geïnduceerde psychose. Het lichaam verblijft in de fysieke wereld, het hoofd in de virtuele wereld van media en internet. Die verwarring is de default-stand van de eenentwintigste-eeuwse, posttruth samenleving geworden.

Smartphoneverslaving, nepnieuws, terroristische aanslagen, een eindeloze stroom van sensationele prikkels zonder samenhang of context, de mens als maakbaar object, obsessief groepsdenken, ultrageweld—het zijn symptomen van de psychopathologie die Ballards romans beschrijven. Wanneer de werkelijkheid een filmset is geworden, is gekte het laatste toevluchtsoord van de verbeelding.

De observaties van Ballard sporen met de ideeën van de Franse filosoof Guy Debord, de man die de term ‘spektakelmaatschappij’ muntte. Debords collega Jean Baudrillard roemde Crash als “de eerste roman over het universum van de simulatie”.

The Atrocity Exhibition (2000)

The Atrocity Exhibition (2000)

Ballard op het filmdoek
Het duurde tot 1996 eer Crash – met James Spader als Ballard en Elias Koteas als Vaughan – werd verfilmd door de Canadese regisseur David Cronenberg en opnieuw een controverse veroorzaakte. ‘De personages slaapwandelen door het verhaal in een staat van futuristische afstomping, op zoek naar extreme vormen van sensatie omdat ze geen normale emoties meer kunnen voelen’, schreef The New York Times. De Washington Post was vernietigend: ‘Crash reikt niet verder dan de meest directe sensatiezucht’.

De boeken van Ballard zijn zeer geschikt voor verfilming, ze zijn visueel rijk. De auteur ziet zichzelf als een gemankeerde schilder. “Ik schilder mijn boeken als het ware.”

In 2000 bewerkte de Amerikaan Jonathan Weiss het fragmentarische The Atrocity Exhibition voor het witte doek, het is zijn eerste en enige film. Weiss verwerkte archiefbeelden van nieuwsfeiten uit de jaren zestig in het verhaal rond Dr. Talbert. Die werkt aan een gruwelkabinet. Hij verzamelt foto’s van de handen van Lee Harvy Oswald, de moordenaar van president Kennedy; sjouwt rond met twee onthoofde Christusbeelden; en neemt een meisje van achteren terwijl ze naar een foto van Ronald Reagan kijkt.

Ballard was zeer te spreken over Weiss’ boekverfilming. Hij stuurde de regisseur een fax: “Toen ik naar de film keek had ik bijna het idee dat ik het boek las.”

High-Rise (2015)

High-Rise (2015)

Continue soap
De Britse cult-regisseur Ben Wheatley waagde zich in 2015 aan de verfilming van High-Rise (1975), nadat Nicolas Roeg in de jaren zeventig een poging had gewaagd maar het boek onverfilmbaar noemde. (Het probleem lag volgens Ballard bij de scenarist, Paul Mayersberg, niet het boek.) Tom Hiddleston speelt de rol van Robert Laing, de arts en universitair docent die verhuist naar een net opgeleverde luxe woontoren waar zich al snel een barbaarse klassenoorlog ontwikkelt.

Tijdens de promotietournee voor de film las Hiddleston voor uit een interview van Ballard uit 1978. Een paar citaten:

“Ik kan me een enorme uitbreiding van het beeldmateriaal voorstellen, beschikbaar door de druk op een knop, zoals je nu kunt bellen naar een nummer voor het weerbericht.”

“Ik denk dat de grootste ontwikkeling van de komende twintig, dertig jaar zal zijn de introductie van beeldsystemen: iedere kamer van ieder woning of flat heeft een camera die registreert wat er gebeurt. De transformatie van de huiskamer tot tv-studio schept een nieuw soort realiteit.”

“Als iedereen een camera heeft beginnen mensen eindeloos zichzelf te fotograferen; terwijl ze zich scheren, zitten te eten, ruzie maken; en de toepassingen voor de slaapkamer liggen voor de hand. Maar daarna zal ieder van ons de focus zijn van een continue soap.”

Ballard voorzag de sociale media, met hun obsessieve zucht naar aandacht, hun echokamers en hun agressie tegen afwijkende meningen; het zijn symptomen van de mediapsychose. Zijn favoriete plek was de anonieme lounge van de Londense luchthaven Gatwick. Daar voelde hij zich thuis.

Crash (1996)

Crash (1996)

Techno-surrealisme
Ballards latere boeken, gepubliceerd na het autobiografische Empire of the Sun, zijn (nog) niet verfilmd, maar dat lijkt een kwestie van tijd. Cocaine Nights (1996) gaat over een schaduwwereld van brandstichting, geweld en buitenechtelijke seks in een Spaanse woonenclave voor Britse welgestelden. Het businesspark Eden-Olympia uit Super-Cannes (2000) is het decor van perversie en deprivatie voor een kaste van geprivilegieerde professionals van artsen, architecten, producers en zakenmannen.

In Millennium People (2003), de eerste Ballard-roman na nine eleven, gaat de hoofdpersoon op zoek naar de waarheid achter de dood van zijn vrouw, die om het leven kwam bij een terroristische aanslag op de luchthaven Heathrow. De afgeschermde gemeenschap van het wooncomplex Chelsea Marina blijkt een broeinest van middleclass terroristen. Dit is het boek waarop Nocturama lijkt te zijn geïnspireerd.

Kingdom Come (2006), satireert de triomf van het consumentisme, dat in feite een vorm van fascisme is, met de shopping mall als focus. De consument wordt geïnformeerd via tv-commercials en de beschaafde middenklasse blijkt een kudde barbaren, voetbalhooligans in maatpak. Geweld is vermaak, een panacee tegen de leegte. Wat in Crash nog was voorbehouden aan insiders, is in Ballards laatste roman massavermaak geworden. Het consumentenparadijs is instabiel, want gebouwd op een waan.

De tijd is rijp voor een herwaardering van David Cronenbergs film naar Ballards meest geruchtmakende roman. Nu dankzij het Covid-virus de dagelijkse realiteit is verworden tot een draaiboek van protocollen en gedragsregels, en aldus is getransformeerd tot filmset, behoort Crash tot het nieuwe normaal.

De ongecensureerde 4K-restauratie van Crash is vanaf donderdag 6 augustus te zien in een aantal bioscopen.

 

31 juli 2020

 
ALLE ESSAYS