De western als zen-opera

Once Upon a Time in the West: de western als zen-opera

Wraak verdampt tot karma

door Alfred Bos

Ook digitaal opgelapt is de eerste rol van Henry Fonda als schurk, 48 jaar na de eerste vertoning van Sergio Leone’s monumentale spaghettiwestern, nog steeds gedenkwaardig. Betere westerns zijn er niet gemaakt. Betere filmmuziek ook niet.

Once Upon a Time in the West: de western als zen-opera

Is Once Upon a Time in the West de beste western ooit gemaakt? Het verhaal is simpel: geheimzinnige vreemdeling met mondharmonica en schurk met lokale reputatie beschermen weduwe tegen lafhartige moordenaar die werkt voor spoorbaron. De uitwerking is groots: een kleine drie uur durende breedbeeldcollage van westerntropen en nouvelle vague-technieken (lange tracking shots, techniek als stijl, speciale aandacht voor geluid, de regisseur als auteur) in tergend traag tempo, ondersteund door een majestueuze soundtrack. Sergio Leone’s vierde spaghettiwestern is een meesterwerk.

En niet zijn eerste. Toen Once Upon a Time in the West vlak voor kerst 1968 in de Italiaanse bioscoop verscheen, had de wereld er een chaotisch jaar op zitten. De politieke moorden van Martin Luther King en presidentskandidaat Robert Kennedy (broer van JFK) in Amerika, de escalatie van de oorlog in Vietnam, de studentenrellen in Parijs, Berlijn en andere westerse steden, de inval van de Russen in Praag—de wereld snakte naar een moment van bezinning en eenheid. Dat kwam op kerstavond, toen Apollo 8 rondjes om de maan vloog en het publiek thuis achter de buis trakteerde op de eerste ruimte-selfie: planeet aarde gezien van buitenaf. Wat ontbrak was de soundtrack van Ennio Morricone.

Die was te horen onder Sergio Leone’s vierde spaghettiwestern. De regisseur had een naam hoog te houden, want zijn vorige film, The Good, The Bad and The Ugly (1966), was een epos op een schaal waarbij de doorsnee western van dat moment – en zijn eigen A Fistful of Dollars (1964) en For A Few Dollars More (1965), gedrieën de Dollars Trilogie met Clint Eastwood als de man zonder naam – bleekjes afstaken. Alles aan Once Upon a Time in the West ademt ambitie.

Once Upon a Time in the West: de western als zen-opera

Moreel besef
Het verhaal komt uit de koker van collega-regisseurs Benardo Bertolucci en Dario Argento, plus Leone zelf. Het basisgegeven is dat van The Good, The Bad and The Ugly: drie mannen, geharde individuen, strijden met en tegen elkaar. De inzet is geen verborgen schat, zoals in het slotstuk van de Dollars Trilogie, maar een goede zaak. Een jonge weduwe, Jill McBain (Claudia Cardinale), wordt belaagd door de sterke man, Frank (Henry Fonda, in zijn eerste rol als schurk), van treinbaron Morton (Gabriele Ferzetti). Die aast op de boerderij van haar familie, door Frank vermoord. Er zit water onder de grond, daar moet het station komen te staan.

De motieven van de mannen die haar te hulp schieten, elk om zijn eigen redenen, maken dat Once Upon a Time in the West ondanks overeenkomsten in plot en beeldtaal een gans andere film is dan The Good, The Bad and The Ugly. Cheyenne (Jason Robards), de beruchtste outlaw van het stadje Flagstone en omgeving, krijgt de schuld voor de moord op de McBains in zijn laarzen geschoven. De man met de harmonica, domweg Harmonica geheten (Charles Bronson), heeft met Frank een rekening te vereffenen.

Eer en reputatie zijn de inzet, niet geldgewin; moraliteit is de prettige bijvangst. Dat moreel besef, plus de aanwezigheid van een vrouw in het kwartet hoofdrollen, maken Once Upon a Time in the West tot een rijkere film dan zijn directe voorganger, met een emotionele diepgang die de Dollars Trilogie mist.

Once Upon a Time in the West: de western als zen-opera

Gletsjer-tempo
Welke rekening er voor Frank openstaat ontvouwt zich langzaam. En langzaam is het sleutelwoord aangaande Once Upon a Time in the West. Waar veel regisseurs het verhaal er in anderhalf uur doorheen zouden jassen, neemt Leone bijna drie uur de tijd. De film heeft het tempo van een gletsjer en dat dient een doel.

De openingsscène op het station van Cattle Corner middenin de leegte van een winderige prairie – twee jaar terug nog gekopieerd in de Deense western The Salvation – zet de toon. Tien minuten lang gebeurt er hoegenaamd niets. Drie langjassen (na deze film een index van slechteriken) wachten op hun prooi. De tijd wordt gevuld met geluid en extreme close-ups; triviale voorvallen – een hinderlijke vlieg, druppelend water – uitvergroot tot epische proporties.

Leone rekt de tijd, die daardoor zijn normale betekenis verliest. Het geeft de regisseur tevens de gelegenheid om het medium film in te dikken tot zijn kern: beeld en geluid. De scène is nagenoeg woordloos, zoals de dialogen van deze 175 minuten lange film passen op tien A-viertjes. Ook het beeld wordt van zijn gangbare betekenis ontdaan, de close-ups abstraheren het getoonde tot textuur. Temidden van alle zwijgzaamheid krijgen de spaarzame dialogen extra lading. Verschillende zijn klassiek geworden, zoals deze: “Je ziet, we komen een paard te kort.” “Nee, jullie hebben er twee teveel.”

Once Upon a Time in the West: de western als zen-opera

Zen-cowboy
Al oogt Once Upon a Time in the West oppervlakkig gezien als een voorbeeld van naturalisme, alles aan de film is gestyleerd. Niet wat zich vóór de camera afspeelt, maar hoe de regisseur het op het filmdoek brengt is van a tot z geësthetiseerd. In dat opzicht loopt de film vooruit op het hyperrealisme dat in zwang kwam na de introductie van de digitale camera.

De visuele stijl is een voortzetting en verfijning van de beeldtaal die Leone gebruikt in The Good, The Bad and The Ugly: breedbeeldformaat, telelens, close-ups; de laatste vaak extreem. Al is zijn film hoogst gestileerd, de regisseur past een stijlmiddel toe dat het Italiaanse neorealisme regelmatig hanteert: de flashback die visualiseert wat zich in het hoofd van het personage afspeelt, een gedachte of een herinnering. Hij gebruikt het meesterlijk in de finale, wanneer voor Frank – en de kijker – met een schok duidelijk wordt wie Harmonica is en wat hem drijft.

Dan wordt ook duidelijk waarom de film zo’n tergend traag tempo heeft. Dat is de gemoedstoestand van Harmonica, de man die zo onthaast, zeg maar gerust onthecht is dat hij een zen-cowboy is geworden. Once Upon a Time in the West handelt niet om wraak, zoals talloze westerns—hij gaat over karma. Harmonica is geen wreker, hij is het noodlot dat Frank over zichzelf heeft afgeroepen.

Once Upon a Time in the West: de western als zen-opera

Operateske soundtrack
Filmcomponist Ennio Morricone heeft voor zijn soundtrack veel lof gekregen; die heeft de allure van een opera. Morricone geeft twee van de drie mannelijke hoofdrollen zijn eigen muzikale motief dat hun personage typeert en hun karakter schetst. De man met de harmonica gaat vergezeld van drie omineuze dissonanten uit, hoe kan het anders, de harmonica. Cheyenne wordt geïntroduceerd met een klossende deun, wat de blanke pit in de ruwe bolster verraadt. Frank is zielloos en moet het dus zonder muziek doen.

Het hoofdthema met de woordloze vrouwenzang is het motief van de weduwe. Die keuze van de regisseur benadrukt haar centrale rol in het verhaal: de voormalige hoer uit New Orleans fungeert als de beschavende factor in de vertelling. Leone en Morricone waren bevriend sinds hun schooltijd; de componist voorzag alle films van Leone van muziek, met uitzondering van diens debuut, de sword & sandal-film Il Colosso di Rodi (1961). Na de release van Once Upon a Time in the West belde Stanley Kubrick met Rome: hoe had zijn Italiaanse collega beeld en geluid zo perfect op elkaar weten te laten aansluiten? Eenvoudig, de muziek was al geschreven en de scènes waren gedraaid terwijl Morricone’s soundtrack speelde.

Maar meer nog dan de dramatische orchestraties blinkt Once Upon a Time in the West uit door zijn gebruik van omgevingsgeluid. Ook daarin was de film vernieuwend, het zet ambient geluid in als textuur. Zoals Leone flashbacks hanteert om de gedachten van Harmonica zichtbaar te maken, zo gebruikt hij sfeergeluid om te tonen wat er rondgaat in het hoofd van treinbaron Morton, voor hij zijn laatste adem uitblaast. Voor de filmsoundtrack is 1968 een sleuteljaar, Stanley Kubrick gebruikte bestaande opnamen op revolutionaire wijze als filmmuziek in 2001: A Space Odyssey.

Once Upon a Time in the West: de western als zen-opera

Ongenaakbare klassieker
Once Upon A Time In The West, de meest onthaaste, bijna ambient, anti-actiefilm die Leone maakte, werd net als de Dollars Trilogie gedraaid in het Zuid-Spaanse Almería. Voor een film die textuur centraal stelt is het landschap van beslissende betekenis en Leone schoot Jills reis van het stadje Flagstone per kar naar de McBain-boerderij Sweetwater in Amerika. De camera glijdt over de iconische Monument Valley, bekend van talloze westerns van John Ford. Die liet na het zien van Leone’s spaghettiwestern aan zijn collega weten dat hij in hem zijn meerdere erkende.

Once Upon a Time in the West is de diamant in het kleine, maar gave oeuvre van de Italiaanse regisseur. De film werd indertijd in Europa beter ontvangen dan in Amerika, waar distributeur Paramount complete scènes uit het verhaal sneed. Hij groeide – net als de Dollar Trilogie en The Good, The Bad and The Ugly in het bijzonder – in de loop der jaren uit tot ongenaakbare klassieker. De Engelse auteur Barry Stone beschouwt die twee Leone-films in zijn eerder dit jaar verschenen boek The 50 Greatest Westerns met Seven Samurai (Akira Kurosawa, 1954) en The Wild Bunch (Sam Peckinpah, 1969) als de beste westerns ooit gemaakt. Daar valt weinig tegen in te brengen.
 

30 oktober 2016

 
Alle essays

Confessioni, Le

**

recensie Le confessioni

Politicus probeert mens te zijn

door Cor Oliemeulen

Een mysterieuze monnik is uitgenodigd in een hotel waar de ministers van Financiën van de grootste economische mogendheden vergaderen over een geheim plan dat de wereld ingrijpend zal veranderen. Klinkt interessant, maar slaat uiteindelijk als een tang op een varken.

In de ondoorzichtige wereld van de mondiale machthebbers draait alles om geld en het maken van geld. Banken zijn geheime genootschappen, die geen verantwoording hoeven af te leggen en ongemoeid worden gelaten. Parlementen bestaan uit dode zielen die niets te vertellen hebben. Politici zijn zakenmensen geworden. Illusionisten. Suprematie van de staten bestaat niet meer. Honger en armoede zijn ingrediënten voor vooruitgang. De boodschap van Le confessioni is zonneklaar. Maar meer dan een veelbelovende premisse biedt deze als dramathriller aangekondigde film van de Italiaanse regisseur Roberto Andò niet – de grote acteernamen en mooie plaatjes ten spijt.

Le confessioni

Moord of zelfmoord?
Drones zijn prachtige uitvindingen, tenminste voor films. Voor het soepeltjes volgen van een auto naar de plaats van bestemming heb je geen tracking shot vanuit een helikopter meer nodig, noch opnames vanaf een hoger gelegen punt. We zien vanuit de lucht dat de auto stopt bij een zwaarbeveiligd gebouw aan het water. Een bebaarde man in een wit habijt stapt uit en laat zich naar binnen leiden in het Grand Hotel Heiligendamm aan de Duitse kust, waar een G8-top van economen op het punt staat te beginnen. De Italiaanse monnik Roberto Salus (Toni Servillo) is uitgenodigd door de voorzitter van het IMF, Daniel Roché (Daniel Auteuil).

Grotere tegenpolen bestaan niet. Voor Roché is het leven slechts draaglijk als hij in staat is het te vermijden. Door het werken met geld is het hem gelukt het leven te mijden zonder verveeld te raken. Roché heeft de monnik uitgenodigd omdat die in zijn boeken alles afkeurt waar hijzelf voor staat. Voldoende reden om de geestelijke hem de biecht af te laten nemen, juist omdat Roché nu op een keerpunt in zijn leven is beland. Roberto is antimaterialist, veel meer dan een habijt en sandalen bezit hij niet. Hij geniet van de rust en de vogelgeluiden die hij opneemt.

De ochtend na de biecht wordt Roché in zijn kamer dood aangetroffen met over zijn hoofd een plastic zak, die de monnik bij aankomst bij zich droeg. Moord of zelfmoord? Roberto laat niets los en kan bovendien zijn geluidsrecorder niet meer vinden.

Le confessioni

Wat is de clou?
In Le confessioni komt zowaar een soortgelijke situatie als in I Confess (1953) van Alfred Hitchcock ter sprake (van moord verdachte priester beroept zich op zwijgplicht), maar daar houdt elke vergelijking op, omdat er in het IMF-drama nauwelijks suspense valt te beleven. Of het moet zijn dat de hond van de Duitse (jawel) minister van Financiën op een gegeven moment de deelnemers aan de vergadering de stuipen op het lijf jaagt of in een tussenshot drie blote protesterende meisjes over het gazon van het hotel rennen om door veiligheidstroepen in de ‘kraag’ te worden gegrepen.

De pointe van het verhaal komt al even vergezocht uit de lucht, wanneer blijkt dat de monnik een opmerkelijk verleden heeft – waardoor de wereld aan een nieuwe financiële ramp ontsnapt? Wie de clou begrijpt, mag zich melden bij onze redactie. Dat de vertolking van ‘Walk on the Wild Side’ van Lou Reed – met backing vocals van de vrouwelijke Canadese minister – het hoogtepunt van de film is, zegt alles.

Roberto Andò schreef en regisseerde eerder het charmante Viva la libertà, een komisch politiek drama met Toni Servillo (beroemd sinds La grande bellezza) in een alleraardigste dubbelrol. Talentvol en ambitieus als hij is, zou Andò kunnen overwegen om eens een goede scenarist in te huren. Dat zal voorlopig niet gebeuren, omdat hij momenteel een Italiaanse variant op de politieke serie House of Cards aan het schrijven is: L’irresistible ascesa (De onweerstaanbare opkomst). Zijn bespiegelingen over de menselijke kant van politici verdienen een beter lot dan in Le confessioni.
 

8 oktober 2016

 
MEER RECENSIES

Fuocoammare

****

recensie Fuocoammare 

Het gewone leven en de immigranten 

door Nanda Aris

Gianfranco Rosi maakt met Fuocoammare een indringende documentaire over het Italiaanse eiland Lampedusa, zijn inwoners en hun dagelijks leven, en de duizenden immigranten die hier voet aan Europese wal zetten – mits ze de boottocht overleven. Het verhaal verbeeldt, naast het normale leven op Lampedusa, de migrantencrisis, zonder een oordeel of oplossing te geven, maar is daardoor des te krachtiger.

De film werd bekroond met een Gouden Beer op het filmfestival van Berlijn eerder dit jaar. Het is niet de eerste keer dat een film van Rosi onderscheiden werd, zijn film Sacro GRA (2013), over het leven op en om de ring van Rome, won op het filmfestival van Venetië een Gouden Leeuw. Rosi verdiept zich graag voor een langere tijd in een groep mensen, zoals hij eerder deed met de schippers van Varanasi in India, de minder gelukkigen in de woestijn van Californië, en nu heeft hij een jaar doorgebracht op Lampedusa.

Fuocoammare

Realistisch beeld
Het is ook daarom dat we voornamelijk het leven van de typisch Italiaanse tienjarige Samuele volgen, en minder te weten komen over de vluchtelingen. De vluchtelingen zijn allemaal op doortocht, en blijven niet lang op het eiland; niet lang genoeg voor Rosi om een realistische band mee op te bouwen. Aan interviewen doet hij niet, hij wil een realistisch beeld scheppen door het tonen van de beelden. Hij vergelijkt zijn werk met dat van beeldhouwer Giacometti, zijn beelden zijn uiterst dun, de informatie die Rosi verschaft is ook minimaal, zodat er des te meer ruimte overblijft voor eigen interpretatie.

Cinematografisch weet Rosi zeer te boeien, met bijvoorbeeld een mooie close up van een migrant die wordt gefotografeerd en daarbij recht in de camera kijkt, een big close up van een rode traan van een Syrische migrant, migranten die onder een zeil schuilen op de boot, waarbij het geluid gedempt is, de verschuiving van point of view van steentjes gooiende jongens naar de duiker die in wetsuit naar het water wandelt of de goudkleurige warmtedekens die de migranten dragen in het donker, een surrealistisch beeld.

Verhaallijnen
Er zijn twee verhaallijnen, die van de inwoners van Lampedusa, onder andere Samuele, zijn vader en oma, een ander ouder echtpaar, DJ Pippo, en de duiker. We zien en horen hen verhalen vertellen over het leven op zee, het bed opmaken, eten en drinken, plaatjes draaien en duiken naar zee-egels.

De andere verhaallijn is die van de migranten, ze smeken om hulp vanaf een zinkende boot, worden gefouilleerd en gefotografeerd in het opvangcentrum, spelen een potje voetbal, rouwen om omgekomen familie of vrienden, of zingen een hymne over de verschrikkelijke tochten die ze afgelegd hebben door vele landen, en waarbij zovelen al zijn omgekomen.

Geen gewenning
De enige die zowel in de ene verhaallijn als in de andere voorkomt is de dokter, die zowel Samuele behandelt als de migranten. Geëmotioneerd vertelt hij over zijn hulp aan de vele migranten, maar ook over de doden die hij heeft moeten onderzoeken. Het went niet, zegt hij.

De hulpverleners spelen in zekere zin ook in beide verhaallijnen, maar zien wij alleen in de verhaallijn van de migranten. We zien ze routinematig te werk gaan, wanneer ze de gewonden van de boot halen, wanneer ze de migranten fotograferen en fouilleren, wanneer ze de doden in lijkzakken aan boord van hun schip leggen.

Fuocoammare

Verslagenheid versus luchtigheid
Het beeld van de hulpverleners die verslagen met de arm in de zij, uitkijkend over zee, de doden terugvaren naar het vasteland is bedroevend. Er zijn meerdere dieptepunten, zoals de beelden van de Syrische vluchteling die op de boot in elkaar geslagen is, of een van de laatste beelden van de dode vluchtelingen aan boord van een boot.

Toch kent de film ook luchtigheid, door de combinatie met de verhaallijn van de inwoners van Lampedusa. De scène waarin Samuele met zijn vriend eerst de cactussen een gezicht geeft, ze vervolgens met katapult bewerkt en ze met tape weer aan elkaar wil zetten, is zonde van de cactussen, maar zorgt ondertussen ook voor een glimlach. Het is deze combinatie van bedroevende beelden naast luchtigere scènes, die de impact van de film vergroot.

Twee werelden
Als kijker verwacht je dat de twee werelden meer samenkomen, maar Rosi toont en het is aan de kijker zelf om invulling te geven aan het verhaal.

Dat de twee werelden niet samenkomen zorgt niet voor eenheid in de film, en vergt wat meer inleving van de kijker. Maar is misschien juist wel het meest krachtige onderdeel van de film, als metafoor naar de huidige samenleving, waarin zovelen doorleven, niet geheel bewust lijken van de migrantencrisis. Rosi brengt daar op eigen wijze, en op een vele malen sterkere manier dan hedendaagse media, verandering in.
 

1 oktober 2016

 
MEER RECENSIES

Pazza gioia, La

****

recensie La pazza gioia

Twee vrouwen om van te houden

door Cor Oliemeulen

Luxe eten zonder te betalen, joyriden, drank en valium stelen, stelselmatig een rechter bedreigen, je ex beroven en George Clooney in je bellijst. Zomaar wat gekke vreugde in het komische drama La pazza gioia.

Bijna net zo leuk als schrijven over films is het praten over films. Een Duitse vriendin die in Turkije woont mag ook graag veel kijken en regelmatig worden meningen en tips uitgewisseld. Maar met de filmtitels gaat het soms mis. Toen op een dag de klassieker der klassiekers Gone with the Wind (1939) voorbij kwam, duurde het even voordat duidelijk werd dat het ging om Vom Winde verweht. De onverwachte Franse succeskomedie Intouchables (2011) heet in Duitsland Ziemlich beste Freunde. En Turken noemen The Godfather (1972) simpelweg Baba.

La pazza gioia

Nasynchronisatie
Nasynchronisatie hoor je overal ter wereld. De originele stemmen van meer films dan je misschien denkt worden later in de studio opnieuw ingesproken. Aziatische films voor de globale markt verschijnen ook in de Engelse taal, oudere Italiaanse en Spaanse films met een internationale rolbezetting worden eentalig, terwijl in Rusland en Polen een voice-over commentaar geeft bij de oorspronkelijke stemmen. Dat in Nederland nauwelijks wordt nagesynchroniseerd – uitgezonderd jeugdfilms en tekenfilms (Spongebob Squarepants is hier zelfs leuker dan het origineel) – is niet enkel een kwestie van geld: wij houden kennelijk van het authentieke stemgeluid en vragen ons bovendien af wie dan wel een schmierende Al Pacino zou moeten nabootsen.

De Nederlandse distributeurs zijn consequenter dan ooit door veel oorspronkelijke filmtitels onberoerd te laten, terwijl gemakkelijke vertalingen misschien beter blijven hangen en dus voor meer bezoekers zorgen. Enkele gloedvolle recente voorbeelden: Kiki, el amor se hace en El botón de nácar (Spaans), La meglio gioventù en In Grazia di Dio (Italiaans), Les Ogres en Les chevaliers blancs (Frans). En aangezien ‘de Nederlander wel bestaat’ is het maar goed dat we middels het medium film kunnen blijven genieten van de internationale taalcultuur, al moeten we daarvoor soms de bek breken.

La pazza gioia

De uitbundige en de stille
Naast het feit dat vertaalde filmtitels dus tot spraakverwarring kunnen leiden, zijn ze soms moeilijk te vertalen. Dit geldt ook voor La pazza gioia, letterlijk vertaald als Gekke Vreugde en na de staande ovatie tijdens het Filmfestival van Cannes internationaal gelanceerd onder de titel Like Crazy. De oorspronkelijke titel van deze jongste film van Paolo Virzì (samen met Paolo Sorrentino: La grande bellezza en Nanni Moretti: Mia Madre behorend tot de huidige generatie toonaangevende Italiaanse regisseurs) strookt natuurlijk veel beter met het prachtige kleurrijke landschap van Toscane en het schilderachtige onderkomen waarin vrouwelijke psychiatrische patiënten op een zo humaan mogelijke manier worden voorbereid voor een eventuele terugkeer in de maatschappij.

Paolo Virzì centreert zijn komische drama rond twee actrices met wie hij eerder succesvol werkte: Valeria Bruni Tedeschi (Il capitale umano) en Micaela Ramazzotti (Virzì’s echtgenote die doorbrak in La prima cosa bella). Tedeschi speelt Beatrice, wiens bipolaire stoornis beduidend meer manisch dan depressief is, wat zich uit in een voortdurende spraakwaterval, onbeschaamde bemoeizucht en pathologisch liegen. Vanaf het moment dat de stille, uitbundig getatoeëerde Donatella (Ramazotti) de instelling betreedt, ontluikt zich een vriendschap tussen deze twee tegenpolen: het lekker gestoorde wijf versus de mistroostige automutilant die uit de ouderlijke macht is gezet. Beide vrouwen, met het hart op de goede plaats, gaan na een spontane ontsnapping op avontuurlijke wijze confrontaties met het verleden aan, waardoor er uiteindelijk veel begrip en genegenheid voor elkaar ontstaat.

La pazza gioia bereikt in het respectvol relativeren van psychische aandoeningen een uitstekende balans tussen drama en komedie, zonder te vervallen in karikaturen. Valeria Bruni Tedeschi is met haar tomeloze energie en onafscheidelijke parasol de ideale actrice om de film tot grote hoogte te laten stijgen en vormt samen met de meer ingetogen acterende Micaela Ramazzotti een ongekende Italiaanse womance. Twee aandoenlijke vrouwen om van te houden.
 

22 augustus 2016

 
MEER RECENSIES

Suburra

****

recensie Suburra

Riool aan het Romeinse strand

door Alfred Bos

Suburra is een eigentijdse thriller uit Italië, waarin politiek en misdaad in hetzelfde bed slapen. Regisseur Stefano Sollima (bekend van de tv-series Romanza Criminale en Gomorra) toont regen en neon, neo noir dus. Volgend jaar als tv-serie via Netflix, nu als film in de bioscoop.

Vroeger had je politieke thrillers en misdaadfilms waarin helden en schurken duidelijk van elkaar waren onderscheiden, net zoals beide genres van elkaar verschilden: politiek was politiek en misdaad was misdaad. Tegenwoordig is het verschil tussen gezag en geboefte vervaagd en heeft de misdaadthriller een politieke ondertoon, en vice versa.

Suburra

Een voorbeeld van de eigentijdse thriller waarin misdaad politiek is en politiek misdaad, is Suburra, de tweede speelfilm van de Italiaan Stefano Sollima. Hij is als regisseur van de internationaal gewaardeerde tv-series Romanzo Criminale en Gomorra gepokt en gemazeld in het genre en dat is aan Suburra af te zien. Net als La Isla Minima, de verrassende Spaanse zomerhit van vorig jaar, is het een met veel overmacht geregisseerde genrefilm die draait om de psychologie van het verderf. De filmtitel verwijst naar een wijk van het oude Rome waar senatoren en misdadigers elkaar troffen voor duistere zaken.

Las Vegas in Ostia
Suburra toont een röntgenfoto van het maatschappelijke systeem dat in het Italië van Berlusconi is ontstaan. De film verhaalt hoe in november 2011 in een week tijd de corrupte machinaties rond een groot bouwproject ontaarden in de dood van de voornaamste betrokken maffiosi en de val van de politicus die verantwoordelijk is voor het project, de constructie van een groot uitgaanscomplex aan de Romeinse kust. Dat moet van Ostia, het strand van Rome, het Las Vegas van Italië maken en de onderwereld is dronken van het vooruitzicht.

De verwevenheid van misdaad en politiek, en zelfs het Vaticaan, is niet nieuw voor het filmdoek, maar het aardige van Suburra is dat het laat zien hoe verdeeld de wereld in de schemerzone van de legaliteit is. Er zijn maar liefst vier partijen die een scheve schaats rijden.

Samurai (Claudio Amendola) is een schimmige figuur, een beroepscrimineel op leeftijd die achter de schermen het bouwproject controleert. Hij doet geheime zaken met Numero 8 (Alessandro Borghi), de criminele zoon van een van Samurais vroegere handlangers en eigenaar van een nachtclub in Ostia, die op hardhandige wijze grond en vastgoed opkoopt voor het bouwproject. Ze houden de lokale afperser, de zigeuner Anacleti (Adamo Dionisi), schielijk buiten de plannen. Die krijgt er echter lucht van wanneer zijn jongere broer wordt ingehuurd om een lijk te doen verdwijnen. Dat lijk is de partner van een luxehoer, haar pooier Sebastiano (Elio Germano) is de vierde criminele partij en de schakel tussen onder- en bovenwereld.

Suburra

Stortregens
Sollima liet in ACAB (All Cops Are Bastards), zijn debuutfilm over de mobiele eenheid van Milaan, al zien dat hij actie, misdaad en psychologie kan versnijden tot een krachtige cocktail en Suburra is nog een tandje ambitieuzer van opzet. Het complexe verhaal wordt klip en klaar verteld, de personages treffend neergezet zonder karikaturaal te worden – wat vooral in het geval van de zigeuner en diens huishouden geen sinecure is – en het geweld zonder enige opsmuk, bijna achteloos getoond.

Treffend is de positie van de politicus, Filippo Malgradi (Pierfrancesco Favino), die moeiteloos ambtenaren, bestuurders en zelfs de kerk kan corrumperen, maar moet vrezen voor een schandaal rond seks met een minderjarige. Tegenover die hypocrisie van de heersende klasse staat de oog-om-oog moraal van onderwereld én de wrekende engel. Op zijn Kurosawa’s stortregent het op de sleutelmomenten van dit fictieve drama en op de dag van de ondergang treedt de Tiber heel symbolisch uit zijn oever. In het echt viel op 12 november 2011 de regering van Berlusconi.

Al zijn er voornamelijk verliezers en geen duidelijke winnaars, de donkere moraal van Suburra biedt toch een sprankje hoop. Het zijn de krabbelaars, zij die overleven door te schipperen tussen wat goed en wat slecht is, die het slagveld, zij het geschonden, levend weten te verlaten. Toch nog gerechtigheid, van de bruut-poëtische soort. En goed om de uitstekende Franse wave-groep M83 op de soundtrack te horen.
 

16 juli 2016

 
MEER RECENSIES

Luca Guadagnino over A Bigger Splash

Luca Guadagnino, regisseur relatiethriller A Bigger Splash: 

“Pasolini is in Italië onder het tapijt geveegd”

door Alfred Bos

Luca Guadagnino (Palermo, 1971) is de maker van broeierige, intens Italiaanse films over seksualiteit en documentaires over zaken die hem aan het hart gaan, zoals Inconscio Italiano (2011), over de bezetting van Abessinië door Mussolini’s fascisten, en Bertolucci on Bertolucci (2013), de held van Guadagnino’s universum.

In dat persoonlijke universum is een prominente plek ingeruimd voor vrouwen, een trekje dat de regisseur gemeen heeft met Todd Haynes, de stylist van Far From Heaven en Carol. Voor Guadagnino houdt de stylering echter op bij de jurken van zijn filmdames. Raf Simons, voormalig hoofdontwerper van Dior, koos de jurken waarin Tilda Swinton door zijn meest recente werkstuk, A Bigger Splash, zwiert. Guadagnino bestiert buiten zijn regiewerk een productiebedrijf, Frenesy, dat de communicatie (films, video’s en advertenties) verzorgt voor een aantal luxe modemerken.

In Guadagnino’s tweede film, Melissa P. (2005), ontdekt een pubermeisje op weinig romantische wijze dat liefde en seks twee verschillende dingen kunnen zijn. Zijn doorbraakfilm, Io sono l’amore (2009), verbeeldt de zoektocht naar passie van een vrouw die in materieel opzicht geen gebrek kent. Tilda Swinton vertolkt de hoofdrol waarin zielenadel en hartstocht botsen. Guadagnino werkte eerder met haar voor zijn debuutspeelfilm, The Protagonists (1999).

In Italië is de speelfilmregisseur en documentairemaker een controversiële figuur. Zijn uitgesproken mening over de eigentijdse Italiaanse cinema, in zijn ogen een flets aftreksel van wat de generatie van Fellini, Antonioni et al heeft gebracht, zet kwaad bloed bij zowel de filmpers als collega-regisseurs. A Bigger Splash debuteerde vorig jaar op het Filmfestival van Venetië en werd door de Italiaanse vakpers op boegeroep getrakteerd.

“Wind, stof, hitte, kou — goede metaforen
voor het emotionele geweld van de filmpersonages

In levende lijve blijkt waarom Guadagnino als vanzelf controverse oproept. Felle blik in priemende ogen, klassiek Italiaans temperament maar dan nog een tandje heftiger en hartstochtelijk begaan met kunst en cultuur. Kortom, een genoegen om een stief half uurtje mee te converseren over film.

A Bigger Splash speelt op een eiland nabij Sicilië. Had de film elders gesitueerd kunnen zijn?

“Ik had A Bigger Splash nergens anders kunnen maken dan op Pantelleria. Deze film wilde ik al jaren draaien en mijn vaste producer en ik puzzelden over het budget en mogelijke locaties. De producer kwam telkens met suggesties, maar mijn reactie was: nee, alleen op Pantelleria. Als ik daar niet kan draaien doe ik de film niet. De scenarist, David Kajganich, pakte het goed op toen ik hem vertelde: Pantelleria is het uitgangspunt, daar beginnen we mee. Hij heeft veel research gedaan en zich in het eiland verdiept. Dat is in het script terecht gekomen, ook in de dialogen. De film had nergens anders gedraaid kunnen worden.”

A Bigger Splash

A Bigger Splash

Dus het eiland is in feite een personage?

“Helemaal. Ik val op het idee dat de locatie een karakter in zichzelf is. De plek heeft invloed op wie we zijn. De plek is even belangrijk als de mens. Er waren veel elementen die me naar Pantelleria trokken. Om te beginnen een autobiografisch element: ik ben als kleine jongen op het eiland geweest, het heeft een plek in mijn geheugen als deel van mijn jeugd. Een ander element is het geweld van Pantelleria, het heeft een natuurlijke, brute intensiteit. Het laat je nooit met rust. Wind, stof, hitte, kou—goede metaforen voor het emotionele geweld van de filmpersonages.

Daar komt bij dat Pantelleria de deur naar Europa is en door migranten, mensen die oorlog en honger ontvluchten, wordt gebruikt als bruggenhoofd naar een beter leven. Dat alles heeft het eiland te bieden en die elementen dagen de filmpersonages uit; dat zijn mensen die uitsluitend met zichzelf en elkaar bezig zijn. Die spanning roept ethische vragen op en biedt de kijker de kans zich te spiegelen: wat zou ik doen als ik in de schoenen van de personages stond?”

Waarom een remake van La Piscine (Jacques Deray, 1969)?

“Dat is bijna een universeel verhaal. Je bent op vakantie met je geliefde en dan duikt de voormalige minnaar van jouw geliefde op die hem of haar terug wil. Wat gebeurt er dan?”

Tilda Swinton speelt de hoofdrol in drie van de vier speelfilms die u heeft gemaakt, ook in deze, en is bovendien – net als de rest van de cast van A Bigger Splash – te zien in uw volgende speelfilm. Wat maakt haar als actrice zo aantrekkelijk?

“Wat me in haar aantrekt is niet de actrice, maar de persoon, de mens. Ik ben meer geïnteresseerd in de kunstenaar als creatieve persoon dan in de acteur als vakman of vakvrouw. Bij het concept acteur komt het idee van drama, van mise-en-scène, van techniek, terwijl de filmmaker investeert in begrip van de werkelijkheid en dialogen die leiden tot een beter begrip van de werkelijkheid. In die zin heeft Tilda veel power.”

“Tilda Swinton hoort bij een grote familie van
filmmakers die betekenisvolle films willen maken.”

“Ze is het soort actrice – of ik moet eigenlijk zeggen: filmmaker – dat je ertoe aanzet om dieper na te denken over de vraag: wat is de betekenis van een gebaar dat ik op het filmdoek laat zien? Voor mij is ze een magnifieke creatieve partner. Net als mijn editor, Walter Fasano, mijn cinematograaf, Yorick Le Saux, en nog vele anderen. Ze hoort bij een grote familie van filmmakers die betekenisvolle films willen maken.”

Luca Guadagnino met Tilda Swinton

Luca Guadagnino met Tilda Swinton

U hebt film gestudeerd in Rome…

“Als ik dat mag preciseren, ik heb niet geleerd hoe je films moet maken, ik heb filmgeschiedenis gestudeerd. Ik heb een graad in cultuurwetenschappen en ben afgestudeerd op een scriptie over Jonathan Demme. Het idee om naar een filmschool te gaan heeft me nooit aangetrokken, ik denk niet dat je daar kunt leren hoe je een film moet maken. De regisseurs waartoe ik me voel aangetrokken zijn regisseurs die film benaderen vanuit de filmgeschiedenis.

Hoe kun je anno nu een actiefilm maken zonder besef te hebben van de films van Fritz Lang? Hoe kun je een film maken zonder enig besef te hebben van wat men zestig of zeventig jaar geleden deed? Dan kopieer je het voorbeeld van vorig jaar. En dan maak je een mindere doordruk van wat Paul Greengrass deed in The Bourne Ultimatum.

Een andere optie is: je gaat de evolutie van cinema nader bekijken, of eigenlijk moet ik zeggen de devolutie van cinema, want als je Man Hunt en Fury en al die geweldige films van Fritz Lang in ogenschouw neemt, dan realiseer je je dat we niet vooruit maar achteruit zijn gegaan. Of neem Sam Fuller. Of John Huston. Of Kurosawa. Er is een geweldige Kurosawa-film over de ontvoering van een kind (High and Low, 1963) … Als je die film niet gezien hebt, hoe kun je dan…”

“Steeds minder jonge mensen zijn in de
geschiedenis van cinema geïnteresseerd”

“Tussen twee haakjes, ik zag High and Low met mijn huidige partner toen we nog niet samen waren en ik wilde die film zien met iemand die ik liefhad en het was een ongelooflijke ervaring om samen die film te ondergaan. Waarmee ik wil zeggen dat ik het leven altijd heb beleefd als een filmische ervaring. Cinema heeft me gevormd als jonge man en later als volwassene en filmmaker. Ik heb eerder vandaag een interview gegeven aan een student van 23, die wellicht iets in de filmindustrie wil gaan doen, maar hij wist niet wie Truman Capote was. Ik zie ook jonge mensen die wel in de geschiedenis van cinema zijn geïnteresseerd, maar het worden er iedere dag minder.”

High and Low

High and Low

Naast uw loopbaan als regisseur bent u actief in mode…

“Ik heb een bedrijf dat films maakt voor de mode-industrie. Ik ben geen modeontwerper, hoewel ik mezelf wel kan voorstellen als interieurdesigner. Valse critici zouden kunnen opmerken dat dat ook is wat ik doe met mijn films, haha.”

U heeft ook Verdi’s Falstaff geregisseerd, in 2011 in het operatheater van Verona. Waar kwam dat vandaan?

“Ik voel me tot opera aangetrokken sinds ik op mijn dertiende of veertiende ik Aïda zag. Ik ga vaak naar operavoorstellingen. Ik vind het prachtig hoe muziek en drama samenwerken om een werkelijkheid neer te zetten. Opera vraagt om een gerichte, economische aanpak in de zin van communicatie, de betekenis van een handgebaar.

Een van de indringendste artistieke ervaringen die ik heb gehad was tijdens Tristan und Isolde onder regie van Patrice Chéreau in het Scala (in Milaan) met Waltraud Meier als Isolde. Het was zo intens omdat het de distillatie was van een leven in kunst en opera. Chéreau wist ieder gebaar zo vol betekenis te stoppen en zo krachtig te maken—het was fantastisch.”

“Voor mij is opera een manier om regie te studeren.
Ik zou meer opera willen zien”

“Je kunt die uitvoering online zien. Kijk naar het slot, Liebestod, waarin Isolde sterft. Daar zie je hoe Chéreau de voordracht van Meier heeft gebeeldhouwd. Ieder klein gebaar zit vol drama. Je realiseert je als toeschouwer dat ze stervende is door de manier waarop haar hand over haar voorhoofd strijkt. Dat is waar ik me als regisseur op richt. En ik zou wensen dat ik dat niveau van eenvoud en diepgang kon reiken.

Voor mij is opera een manier om regie te studeren. Ik zou meer opera willen zien. Gisteren had ik het grote voorrecht om hier, in dit hotel, de Engelse dirigent Daniel Harding weer te ontmoeten. Ik had hem eerder gesproken op een van mijn filmsets, via een wederzijdse vriend. Ik ga hem een e-mail sturen: Daniel, laat me weten wanneer je me nodig hebt, ik ben er klaar voor en kom direct.”

Wat zijn de overeenkomsten tussen opera en film?

“Beide gaan over acteren, muziek, enscenering, licht. Maar zoals Patrice Chéneau tegen me zei: ze zijn totaal verschillend, want opera draait niet om montagekeuzes. Je werkt met het toneel als canvas. Chéneau ziet zijn opera’s ook liever niet gefilmd en op een doek vertoond. Zijn manier om opera te filmen is: laat een statische camera het complete toneelbeeld schieten. Geen zooms, geen close-ups, geen montage. Alleen registratie van het totaal. Opera vraagt je om te investeren in de fysieke plek waar je op dat moment bent. Cinema gaat over dromen.”

Het verschil tussen film en opera zit wellicht in de voordracht. In opera is de voordracht ononderbroken, waar de voordracht in film een montage is.

“Daarom vind ik het idee achter Birdman om een shot zo lang mogelijk vol te houden en zo weinig mogelijk te monteren eigenlijk een suf idee. Je probeert als het ware het moment te bezitten, maar wat doe je als de sneeuw smelt? Long-shots film is geen goed idee. Film draait om montage.”

Om het manipuleren van tijd, het vertragen of versnellen van tijd.

“Ik begrijp niet wat de makers van Victoria (Sebastian Schipper, 2015) heeft bezield. Wat willen ze bewijzen?”

Novecento

Novecento

Ik wil graag iets vragen over twee regisseurs, beiden Italiaan. De eerste is Bertolucci, over wie u een documentaire heeft gemaakt. Wat betekent Bertolucci voor u?

“Ik werd me bewust van Bernardo toen ik met mijn ouders Novecento zag op tv. Ik was nog jong en ik was geschokt. Door het geweld, door de seks; het heeft me gevormd als het vuur van een smidse. Ik was een eenzaam kind op zoek naar liefde en ik las veel boeken en kranten. Ik was een beetje voorlijk in de manier waarop ik met cultuur omging. Toen ik 13, 14 was wist ik wie Bernardo Bertolucci was. Toen hij negen Oscars won voor The Last Emperor wist ik alles van hem af.

“Voor mij belichaamt het oeuvre van Bertolucci wat film is, waar cinema voor staat. Of vooral: hoe je voor cinema leeft, hoe cinema centraal staat in je leven. Daarom besloot ik om samen met mijn editor Walter Fasano die documentaire te maken, Bertolucci on Bertolucci. We wilden geen nieuwe interviews draaien. We wilden uit alle interviews die hij door de jaren heen heeft gegeven zijn leven construeren omdat hij voor ons cinema personifieert. Dus de docu draait om Bertolucci die over film praat, niet zozeer over zijn films.

“Door de komst van Berlusconi werd
cultuur met diepgang weggevaagd”

“I dearly, dearly, dearly love Bernardo. Het enige wat me spijt is dat Bernardo de generatie filmmakers die na hem kwam geen stempel van goedkeuring heeft gegeven. Niet alleen hij, maar alle grote regisseurs van die zeer getalenteerde generatie uit de jaren zestig en zeventig hebben weinig gedaan om nieuwe spruiten aan hun stam te laten groeien. Ze meenden dat ze de beste bloem waren en in zekere zin hadden ze gelijk, maar ook weer niet. Dat heeft er mede toe geleid dat we nu een privécinema hebben.”

In de jaren tachtig werden zowel de Franse als de Italiaanse film minder van kwaliteit. Wat is uw verklaring daarvoor?

“Daar zijn twee verklaringen voor. De eerste is de opkomst van Berlusconi en de veramerikanisering van de Italiaanse televisie. Door de vercommercialisering van tv kwamen complexe films in de verdrukking. Vóór Berlusconi investeerde RAI, de Italiaanse staatstelevisie, geld in het maken van gelaagde films die de verbeelding van de kijker prikkelen. Door de komst van Berlusconi werd cultuur met diepgang weggevaagd.

De tweede verklaring is de Italiaanse volksaard. De generatie die kwam na de generatie van Fellini, Antonioni en al die grote regisseurs, meende dat, ook al waren ze in politiek opzicht links georiënteerd, film als belangrijk medium, als stem van een wereldbeeld, had afgedaan.

Wat je dan overhoudt is Nanni Moretti (regisseur van Mia Madre en Il Caimano, een scherpe satire van Berlusconi) als dé representant van de Italiaanse politieke cinema. Waar in wezen niets politieks aan valt te ontdekken, omdat al zijn films in de kern om hemzelf draaien. Er is geen standpunt, geen formele beeldtaal die je helpt om de werkelijkheid te begrijpen.

“Elk jaar zakten we dieper weg in de decadentie
van de heersende klasse van de Italiaanse cinema”

Elk jaar zakten we dieper weg in de decadentie van de heersende klasse van de Italiaanse cinema, tot het punt waarop we nu zijn opgescheept met een kliek van petit bourgeois die alleen maar geïnteresseerd is in films over het afwijzen van het milieu dat hen heeft voortgebracht, de petit bourgeois. Het is triest. Maar je had twee vragen over Italiaanse regisseurs. De ene was Bernardo. Wie is de andere?”

U had geen passender inleiding kunnen geven: Pasolini.

“Die vraag is goed getimed, want vorig jaar was het veertig jaar geleden dat Pasolini werd vermoord, wat voor veel mensen aanleiding was om zijn films af te kraken. En niet alleen aartsconservatieve types, ook de eigentijdse Italiaanse intellectueel van linkse snit huilde met de wolven in het bos. Zelfs Italiaanse regisseurs.

En ik dacht bij mezelf: wacht even, die gast was niet alleen een groot dichter en een groot schrijver, hij was ook een van de regisseurs van de generatie die de vorm van cinema blijvend heeft veranderd. In zijn geval: hoe we in film omgaan met werkelijkheid, mythologie en symboliek. Hoe kun je de regisseur van Medea en Theorema, van de levenstrilogie (Decamerone, Canterbury Tales, Duizend en een nacht) en die doodenge maar fantastische Salo, een prutser noemen?

Theorema

Theorema

“Pasolini’s nalatenschap is in Italië onder het tapijt geveegd. Het is verdoezeld als een schandaal. Dat is de kern van de zaak. De boodschap van Pasolini was te obsceen, is  te obsceen voor de hedendaagse Italiaanse filmscene van petit bourgeois idioten.”

Naar mijn idee is Pasolini relevanter dan ooit. In 1974 legde hij in een documentaire die de RAI over hem had gemaakt, voor de vuist weg improviserend, haarscherp de vinger op de zere plek. Zijn analyse: wat de fascisten niet is gelukt, gaat het kapitalisme wel lukken; het middel is de consumptiemaatschappij en het doel is de geestelijke onderwerping van het individu. Hij voorzag in 1974 de wereld waarin we nu leven.

“Absoluut! Ik moet zeggen dat Walter Fasano, de editor van Bertolucci on Bertolucci, werkt aan een documentaire over Pasolini die ik produceer. Dat heb ik nog niet eerder verteld, maar dit is een goed moment om het te verklappen. Walter doet Pasolini on Pasolini en ik doe Godard on Godard. In mijn optiek heb je hier Pasolini en daar Godard, met Bertolucci in het midden. Het is mijn droom om die drie films ooit te monteren tot één film. Voor mij draait film niet om het maken van aantrekkelijke mainstream films, maar om de vraag: wat kan ik doen met het naast elkaar plaatsen van twee beelden.”

Eisenstein…

“Precies. En dank voor het gesprek, ik heb er zeer van genoten.”

 

8 april 2016

 

Lees ook de RECENSIE van A Bigger Splash.

 

Alle interviews

Bigger Splash, A

****

recensie  A Bigger Splash

Opera met stomme zangeres

door Alfred Bos

De Italiaanse regisseur Luca Guadagnino is geschoold in de klassieke (niet alleen Italiaanse) cinema. Met de verteltechniek van toen maakt hij zinderende actualiteit. In zijn relatiethriller A Bigger Splash schittert een kwartet gekende acteurs.

Luca Guadagnino viel in 2009 internationaal op met zijn familiedrama Io sono l’amore (Ik ben liefde), met Tilda Swinton in de rol van verwaarloosde societydame. Broeierigheid is zijn signatuur, de hartstocht – met name van de vrouw – zijn onderwerp. Het is cinema zoals de klassieke regisseur die maakten, van Hitchcock tot Bertolucci, en het rolt zo makkelijk van het filmdoek je hersenpan binnen dat je het vakmanschap niet ziet. De maker verdwijnt achter zijn film en dat is tegenwoordig eerder uitzondering dan regel. Zo kunstzinnig als Guadagnino’s films zijn, gekunsteld zijn ze niet.

A Bigger Splash

A Bigger Splash, de vierde speelfilm van de documentairemaker, kortfilmer en operaregisseur, speelt op het eilandje Pantelleria, zo’n honderd kilometer ten zuidwesten van Guadagnino’s geboorteplek Sicilië. Een androgyne rockster, Marianne Lane (Tilda Swinton), komt in een afgelegen villa bij van een stembandoperatie. Haar jongere minnaar, de ex-alcoholist Paul de Smedt (Matthias Schoenaerts), is een filmmaker die ze kent via haar voormalige geliefde, muziekproducer Harry Hawkes (Ralph Fiennes). Die duikt plotseling in de villa op, vergezeld van zijn 22-jarige dochter Penelope Lanier (Dakota Johnson). Het is op slag gedaan met de rust.

Hormonenbom
Niet alleen is Harry een neurotische druktemaker van jewelste, hij heeft een verborgen agenda. Zijn dochter kent hij nauwelijks, want ze is niet door hem opgevoed. Penelope is een wandelende hormonenbom en lonkt naar Paul. Die ziet met enige argwaan hoe Harry steeds persoonlijker wordt met Marianne, diens ex die hij aan Paul heeft overgedaan toen de bruis was vervlogen. Marianne op haar beurt moet zwijgen en houdt Harry aanvankelijk op armlengte. Dat kan niet goed blijven gaan en dat doet het ook niet. Eén van de vier komt niet meer van het eiland af.

A Bigger Splash is een remake van Jacques Deray’s suggestieve maar fletse cultfilm La Piscine (Het Zwembad) uit 1969, met Alain Delon, Romy Schneider en een jonge Jane Birkin in haar tweede grote film. De personages, setting en intrige zijn identiek. Maar er is een belangrijk verschil, deze film knettert wél. Guadagnino heeft een paar subtiele aanpassingen die de verhoudingen van het origineel omkeren en het drama uitdiepen.

A Bigger Splash

Rolling Stones
Het belangrijkste verschil tussen 1969 en nu zijn de veranderde man-vrouwverhoudingen. De Penelope van Guadagnino is een quasi-naïeve vamp, geen passieve prooi. Paul is geen verveelde playboy, maar een betrokken minnaar. Ook de locatie, met zijn immigranten, is elegant in de plot geschreven: de lokale diender van dienst is een bewonderaar van de zangeres. En dat Marianne, met haar besneden stembanden, zich nauwelijks kan uitspreken is een gouden vondst. Het maakt de witte olifant in de villa alleen maar witter.

De Harry van Ralph Fiennes is een hartelijke, energieke maar diep getroebleerde man die ooit het album Voodoo Lounge van The Rolling Stones heeft geproduceerd (in werkelijkheid was dat Don Was). Hij doet een kostelijke Mick Jagger op Emotional Rescue – het thema van de film – maar blijkt, om in de groepsdynamiek van de Britse rockers te blijven, de Brian Jones van het stel. De bubbel van de luxe villa heeft nood aan een ventiel.

Aan A Bigger Splash valt veel te genieten. Gelaagde personages, afwendbaar noodlot met geraffineerd opgezette twist, schitterende locaties en, bovenal, sterke acteerprestaties. Schoenaerts weet tederheid in zijn stoere minnaar leggen; Fiennes pelt laag voor laag de tragiek van Harry bloot; Dakota Johnson is de heks in Assepoester-vermomming die moet opereren in de schaduw van diva Swinton, in haar derde film met Guadagnino. Die werkt nu aan een remake van Dario Argento’s giallo-klassieker Suspiria, opnieuw met Johnson en Swinton. En goed om Captain Beefheart op de soundtrack te horen.

5 april 2016

 

INTERVIEW MET REGISSEUR LUCA GUADAGNINO

 

MEER RECENSIES

 

I Vinti: Vervreemding en nihilisme

Ondertussen, op de redactie:

I Vinti: Vervreemding, nihilisme, misdaad en moord

ALFRED:

Gisteravond zag ik I Vinti, de film van Antonioni uit 1953. Je ziet er de latere filmauteur, die van L’Avventura, L’eclisse en Blowup, al in terug. Vervreemding, nihilisme, misdaad, moord.

Heeft een van jullie die film gezien? Wat zijn jullie ideeën?

Groet van Alfred

 

COR:

I Vinti vind ik zeker niet de beste, en meest representatieve, Antonioni.

Het zijn zijn eerste schreden over de Italiaanse grens, in een drieluik, waarvan ik de moord in Engeland het best vind – het verhaal althans. Mooi opzetje naar Blow Up overigens.

De andere twee delen passen meer in de sfeer van zijn eerdere films, gestoeld op zijn neorealistische traditie. Maar goed, dat hebben jullie natuurlijk allemaal al kunnen lezen in mijn essay ‘De dolende vrouwen van Michelangelo Antonioni’ :-) (anders nog doen, hè?).

I Vinti: Frankrijk

 

NANDA:

Ik heb de film ook helaas nog niet gezien Alfred.

Wel net even helemaal je stuk gelezen Cor, interessant! Wat misschien nog interessant op te merken is, is dat de kijk op vrouwen ook een reflectie was op de geschiedenis en tijdsgeest. Niet nieuw natuurlijk, maar door juist ook te kijken naar de rol van vrouwen in vroegere films van Italiaanse filmmakers en hoe er in die tijd met vrouwen omgegaan werd, begrijpen we de latere positionering wellicht beter. Veel neorealistische filmmakers, zoals Vittorio De Sica, Roberto Rossellini (voor wie Antonioni het script van Un pilota ritorna (1942) schreef, en die gemaakt werd in samenwerking met Vittorio Mussolini – zoon van) en Luchino Visconti zijn hun carrière namelijk begonnen tijdens het fascistische bewind.

Het neorealisme ontstond niet uit het niets, maar was een representatie van de veranderingen die Italië onderging. Na tweeëntwintig jaar kwam er in 1944 een eind aan het fascisme in Italië, en aan het regeren van Benito Mussolini. Omdat Mussolini een uitgesproken mening had over de rol van de vrouw in de fascistische maatschappij, wat blijkt uit onderstaand citaat, is het best interessant om de rol van de vrouw tijdens het fascisme en daarna te bekijken. De samenwerkingen met het fascistisch bewind zijn nooit zo erg belicht, maar tegenwoordig kijken we natuurlijk ook heel anders aan tegen het fascisme dan toen (Un pilota ritorna is ook tot 1978 ‘kwijt’ geweest). De Italiaanse filmmakers leefden al zo’n twintig jaar onder fascistisch regime toen ze hun eerste films maakten, voor hen was fascisme de realiteit.

‘Woman must obey… My idea of her role in the State is in opposition to all feminism. Naturally she shouldn’t be a slave, but if I conceded her to vote, I’d be laughed at. In our State, she must not count.’ (Benito Mussolini, geciteerd in Emil Ludwig, 1933 in Robin Pickering-Iazzi 1995).

Anyway, interessante periode in de Italiaanse filmgeschiedenis! Alhoewel het neorealisme natuurlijk veel bekender is, en die is ook heel interessant :-)

COR:

Gelukkig dat er nog iemand zo’n lang stuk leest…

Ja, ik begrijp wat je bedoelt, Nanda. Onder het fascisme waren de rollen voor man en vrouw natuurlijk gedicteerd, maar dat veranderde verdomd snel toen men begreep wat voor een malaise die twintig jaar onderdrukking hadden gebracht.

Het klopt dat het gros van de filmregisseurs verplicht of vrijwillig heulde met de fascisten. Neem nu Roberto Rossellini die in de oorlog propagandafilms maakte, maar tegelijkertijd stiekem een documentaire over het verzet schoot, wat direct na de oorlog leidde tot Roma Città Aperta. Maar vergeet niet dat diezelfde regisseurs zich snel ontpopten als marxisten die het armoedige leven van de arbeider gingen verfilmen.

En de vrouw? Tja, het zijn toch Italianen, hè? – De vrouw staat al snel op een voetstuk; ze mag pronken met haar lichaam en voor de rest mag ze haar muil houden.

En Antonioni? Die liet zijn vrouwen dolen, vervreemd in de zich snel industrialiserende maatschappij. Bij hem dolven juist de mannen het onderspit: bijna zonder uitzondering zijn het zwakkelingen: laf en communicatief impotent.

I Vinti: Engeland

 

ALFRED:

Die zwakke mannelijke hoofdpersonages van Antonio zitten al in I Vinti. Elk deel van het drieluik heeft een stoere sukkelaar als non-held. Dat is wat anders dan antiheld.

In het eerste deel, dat in Frankrijk speelt, biechten de boefjes braaf op zodra ze onder druk worden gezet; ze laten op slag alle branie varen en veranderen in huilerige vaatdoeken. In het tweede, Italiaanse deel verkiest de rijkeluiszoon die in nachtelijke uren aan sigarettensmokkel doet, onder druk zijn (kennelijk gespeelde) cool en pleegt een onnodige moord, wat hem de kop zal kosten. Hij heeft alles mee, maar is een zwakkeling, een moederskindje.

Het derde, in Londen gesitueerde deel is het beste en preludeert inderdaad op het latere Blowup. Hoofdpersoon is een would-be dichter met grootheidswaan die door zijn ijdelheid aan de galg eindigt. Sterk van Antonioni om al in 1953 met een (zij het schetsmatig, het deel duurt nog geen 40 minuten) portret van een narcist te komen.

Dat soort persoonlijkheid zien we tegenwoordig wekelijks op het filmdoek. Op dat opzicht liep Antonioni op de ontwikkelingen vooruit. Wat wel is verouderd is de prekerige voice-over aan het begin van het drieluik: Antonioni beweert dat de jeugd van dat moment naar criminaliteit neigt omdat ze tijdens de Tweede Wereldoorlog veel aan geweld is blootgesteld. (Het Amerikaanse equivalent van I Vinti is wellicht Stanley Kramers The Wild One, ook uit 1953, over een groep anti-sociale bikers.)

Hij zoekt het dus in de omstandigheden, in sociologische verklaringen. Il Grido van vier jaar later (1957) is een stuk moderner, daar is de drijfveer psychologisch. En Nanda, het fascistische idee van de vrouw als keukenslaaf wordt hard afgestraft, want de hoofdpersoon van Il Grido rammelt zijn concubine en plein public af en verliest daardoor uiteindelijk alles. Maar voor het fascisme, blijkt uit Antonioni’s beroemde drieluik L’Avventura, La Notte en L’eclisse, is geen nieuwe ideologie in de plaats gekomen. Resultaat: hedonisme en nihilisme, de non-ideologie van de 21ste eeuw.

I Vinti is zeker geen meesterwerk, maar nog altijd de moeite waard. Helemaal als je fan bent van Antonioni of Italiaanse cinema in het algemeen. Dan valt ’s man unieke plek in het neorealisme op. Hij maakt er deel van uit, maar op een atypische manier.

Dank voor jullie commentaar.

 

25 februari 2015

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’

De volgzame nacht

Hoe Pasolini de cinema veranderde

De volgzame nacht

door Alfred Bos

Zijn de frappante overeenkomsten tussen La Dolce Vita (Federico Fellini, 1960) en La Notte Brava (Mauro Bolognini, 1959) louter toeval?

Wat is het verschil tussen jatwerk en inspiratie? Wanneer gaat hulde over in diefstal? Wie – op zoek naar vergeten pareltjes van de Italiaanse cinema – kennismaakt met La Notte Brava is eerst geboeid en daarna verbaasd. Geboeid door de kwaliteit van de productie, het niveau van de acteurs, de actualiteit van het levensgevoel. Verbaasd over de ontwikkeling van het verhaal: heb ik deze film, onder een andere titel en van een andere regisseur, niet eerder gezien?

La Notte Brava is de achtste speelfilm van de Italiaanse regisseur Mauro Bolognini (1922-2001), die in 1953 debuteerde met de muzikale komedie Ci troviamo in galleria waarin een 19-jarige Sophia Loren in nauwsluitend badpak de heupen los schudt. Bolognini was in de jaren zestig een van de sterren van de Italiaanse cinema, die met regisseurs als Visconti, Antonioni, Fellini, Pasolini en Sergio Leone (om maar eens wat te noemen) een ongekende bloeiperiode doormaakte. Hun films werden klassiek, die van Bolognini niet. Waarom is niet duidelijk.

Rafelrand van Rome
In La Notte Brava volgen we een drietal straatboefjes een dag en een nacht op hun avonturen door Rome. De film opent en eindigt met een shot van geld op een vuilnisbelt en hoe het daar belandt, dat leert de film. Het decor is de rommelige rafelrand van de eeuwige stad, kale vlaktes met torenflats in aanbouw en verlaten ruigtes waarin sloebers een bestaan bijeen scharrelen. De boefjes hebben gezelschap van drie hoertjes en het zestal belichaamt het totale opportunisme. Ze zijn uit op bevrediging van primaire prikkels, zowel fysiek als financieel. Ze wisselen net zo makkelijk van alliantie als van zonnebril. Wanneer ze geld hebben, jagen ze het er in ijltempo doorheen in het Romeinse nachtleven. Ze leven zonder plan in het eeuwige nu.

Wat dik een halve eeuw later nog steeds opvalt is hoe modern het levensgevoel is dat La Notte Brava (in het buitenland uitgebracht onder verschillende titels: Bad girls don’t cry, Night Heat, On any street en The big night) verbeeldt. ‘The moral bankruptcy of desperate youth brought stunningly, shockingly to the screen’ was de leuze op een Engelse filmposter. Moreel failliet zijn de protagonisten zeker; materialisme, spirituele leegte en nihilisme zetten de toon. Aan La Notte Brava is niets romantisch te ontdekken. Het oogt heel – hoe is het mogelijk voor een film uit 1959? – eenentwintigste-eeuws.

La Dolce VitaDonker spiegelbeeld
Wie La Notte Brava ziet, bekruipt een gevoel van herkenning. De mores ogen opvallend modern en, nog opmerkelijker, de overeenkomsten met Fellini’s La Dolce Vita zijn frappant. Bolognini toont de schaduwversie van Fellini’s verbeelding van een vruchteloze expeditie naar zin en liefde door het Romeinse nachtleven. De boefjes zijn de achterbuurttegenhangers van La Dolce Vita’s roddeljournalist, hun zoektocht speelt zich af tegen dezelfde achtergrond. De locaties zijn identiek, sommige scènes (de fontein, de nachtclubs) komen bijna letterlijk overeen. De films zijn elkaars spiegelbeeld: La Notte Brava toont de onderklasse die geld en status zoekt, La Dolce Vita de gevestigde orde die affectie en zingeving najaagt. Zelfs de filmtitels spiegelen elkaar in donker en licht.

Zou het toeval zijn? Het oeuvre van Bolognini loopt vaker parallel aan dat van generatiegenoot Fellini (1920-1993). Hun beider debuutfilms spelen in het milieu van het volkse theatervertier en doen in karakters, plot en setting aan elkaar denken. Fellini’s Luci del varietà uit 1950 gaat – heel modern – over een minimaal getalenteerde wannabe-artieste die een variété-veteraan naar de afgrond leidt. Drie jaar later brengt in Bolognini’s Ci troviamo in galleria een toevallige debutante een voormalige theater-ster aan lager wal. Fellini’s film is nog steeds de moeite waard: zijn latere thematiek, personages en humor zijn al herkenbaar. Bolognini’s kwaliteiten zouden later blijken.

Stille krachten
La Notte Brava verscheen eerder in de Italiaanse bioscopen dan La Dolce Vita. Zou Fellini zich hebben laten inspireren door Bolognini’s film? Dat lijkt onwaarschijnlijk: La Notte Brava ging uit op 12 november 1959, La Dolce Vita volgde op 5 februari 1960. In nog geen drie maanden tijd schrijf, draai en monteer je geen speelfilm van een kleine drie uur lengte. Zijn de frappante overeenkomsten tussen beide films dan een uitdrukking van de tijdgeest, opgepikt door creatieve geesten van vergelijkbare sensibiliteit?

Dat zou mooi zijn, en misschien is het voor een deel ook waar (Antonioni schetste rond die tijd een vergelijkbare vervreemding) maar de werkelijkheid is prozaïscher. Hier is geen sprake van inspiratie, hulde of artistieke diefstal. Hier zijn stille krachten achter het scherm aan het werk. La Notte Brava is gebaseerd op de debuutroman, Ragazzi di vita van Pier Paolo Pasolini (1922-1975), die tevens het boek tot scenario bewerkte – en als brug tussen beide films fungeert. Fellini, die zijn filmloopbaan begon als scenarist, staat op de titelrol van La Dolce Vita vermeld als schrijver van het draaiboek. Iets daaronder prijkt de naam van Pasolini. Hij schreef mee aan de dialogen, zoals hij dat eerder had gedaan voor Fellini’s Le notti di Cabiria (1957).

AccattoneVerdorven realisme
Raadsel opgelost: we kijken naar de wereld van Pasolini, door de lens van Bolognini. Pasolini’s opvatting van de menselijke natuur, toen controversieel en schokkend, is in de eenentwintigste eeuw standaard geworden. La Notte Brava is de start van ander, nieuw, modern soort realisme; het verdorven realisme van Pier Paolo Pasolini, met zijn individuen zonder doel in het leven, zonder moreel kompas, zonder ideaal.

Daarin herkennen we de wereld van vandaag, met zijn materialisme, zijn egoïsme, zijn geweld en zijn nihilisme. Na een tweede roman te hebben gepubliceerd, Una vita violenta (1959), debuteerde Pasolini in 1961 als regisseur met Accattone. Dat portret van een pooier vertaalt de stof van zijn romans naar het filmdoek en cinema zou nooit meer hetzelfde zijn.

Hollywood volgde in 1967 met Bonny & Clyde, Terrence Malick deed er in 1973 met Badlands nog een schepje bovenop en na Tarantino’s Pulp Fiction gingen de sluizen wijd open. Het begon allemaal in die volgzame nacht.

 

19 december 2015

 
 
MEER ESSAYS

Youth

*****

recensie  Youth

Een symfonie van koekoeksklokken

door Alfred Bos

De Italiaanse regisseur Paolo Sorrentino groeit uit tot een Europees filmauteur van formaat, schepper van een eigen universum. In Youth staat dat universum in de Zwitserse Alpen, waar een gepensioneerde dirigent en een bejaarde regisseur zich druk maken over hun ochtendplas. Fellini’s voor de nieuwe generatie.

Paolo Sorrentino is een rebel. ‘Intellectuelen hebben geen smaak’, legt hij Fred Ballinger, een van de twee protagonisten van zijn zevende speelfilm Youth (La giovinezza), in de mond en dat is weer een citaat van Igor Stravinsky, maar Sorrentino zegt het eigenlijk zelf. Youth is, net als zijn voorlaatste film, de arthouse-hit La grande bellezza, een dikke vinger naar de bourgeois en hun verstikkende conformisme over wat goed dan wel fout is. Intellectuelen hebben hun kritisch vermogen geofferd voor een veilige plek in de maatschappelijke pikorde en Sorrentino schopt ze met sardonisch genoegen uit hun comfortzone.

Recensie Youth

Youth telt niet één (zoals La grande bellezza en Sorrentino’s voorvoorlaatste, This Must Be the Place, zijn eerste Engelstalige film) maar twee ontheemde kunstenaars als hoofdpersoon. Gepensioneerd componist en dirigent Fred Ballinger (Michael Caine) ondergaat zijn jaarlijkse medische keuring in een Zwitsers sanatorium. Daar verkeert hij met jeugdvriend Mick Boyle (Harvey Keitel), een regisseur die in gezelschap van een groepje creatieve baarden werkt aan het draaiboek van zijn afscheidsfilm. De Amerikaanse acteur Jimmy Tree (Paul Dano) bereidt zich tussen de bergen voor op zijn rol in een Duitse productie.

Vermoeide levenswijsheid
Ballingers dochter en persoonlijke assistent Lena (Rachel Weisz) houdt hem gezelschap in het geïsoleerde universum van het sanatorium. Dat is bevolkt met excentrieke karakters, waaronder een wereldberoemde ex-voetballer die moeiteloos een tennisbal hoog houdt en de kersverse Miss Universe die even intelligent als mooi blijkt te zijn. In zijn gedachten en dromen verkeert Ballinger echter in Venetië – symbool van schoonheid in verval – waar zijn vrouw, een operazangeres, verblijft in een rusthuis. Ballinger is het toonbeeld van vermoeide levenswijsheid. Hij is apathisch, waar jeugdvriend Mick nog bruist van creatieve energie.

Er zijn veel overeenkomsten, qua thematiek, toon en verbeelding, tussen Youth en La grande bellezza, maar belangrijker is het verschil. Youth is meer verstild van toon: een in zichzelf gekeerd rusthuis tegenover de exuberantie van Rome. Dat geldt ook voor de geluidsband, die naast omgevingsgeluid voornamelijk uit eigentijdse muziek van David Lang bestaat, al veroorlooft Sorrentino zich een grap – vergelijkbaar met de cameo van David Byrne in This Must Be the Place – met een videoclip van de Britse zangeres Paloma Faith, die zichzelf speelt als nieuwe vriendin van Boyle’s zoon. Grandioos is het geluidsspel met drie Zwitserse clichés: we horen symfonieën van koebellen, waldhoorns en koekoeksklokken.

Recensie Youth

Vileine humor
Youth is ook strakker van script dan Sorrentino’s voorgaande films. Er is een plot en een ontknoping, met tegengestelde afloop voor beide hoofdpersonages. Onthechting en je schikken in het onvermijdelijke leveren weliswaar evenveel verdriet, maar minder drama of brokken op dan energiek je dromen najagen. Het contrast tussen de dirigent en de regisseur blijkt ook uit de verbluffend gevisualiseerde droomscènes waarin beider angsten tot leven komen. Een andere bron van spanning is de tegenstelling tussen kunst (opera) en vermaak (het nachtclubvertier in het sanatorium, Paloma Faith). Een derde die tussen woorden en lichaamstaal. Een vierde, jeugd versus ouderdom. Die rijke melange is gezouten met droge, soms vileine humor.

Met Youth toont Sorrentino dat La grande bellezza geen toevalstreffer was. Hij heeft een eigen, unieke en vaak schitterende beeldtaal en een eigen, scherp ironische stem die hij steeds duidelijker laat doorklinken in de bijtende monologen van zijn personages (deze film telt er meer dan één). Hij plaatst de vluchtigheid van de populaire cultuur tegenover de blijvende schoonheid van de traditie – naast Stravinksy wordt de Duitse Romantische dichter Novalis aangehaald – en bouwt aan een eigen universum dat geregeld, à la Fellini, naar zichzelf verwijst. Ook Youth is een spel met verbeelding: ‘Tv is de toekomst’, zegt de fictieve filmregisseur Boyle. De echte regisseur werkt inmiddels aan een tv-serie.

 

26 oktober 2015

 

MEER RECENSIES