Peter Brosens over King of the Belgians

Peter Brosens, co-regisseur van King of the Belgians:

“Surrealisme en België, er is wel een link, hè”

door Alfred Bos

De Vlaamse regisseur Peter Brosens (Leuven, 1962) maakte met zijn Amerikaanse echtgenote Jessica Woodworth (1971) de komedie King of the Belgians. Het is een roadmovie over een ceremonieel personage dat door bizarre omstandigheden ontdooit tot mens. De film is internationaal lovend ontvangen en zal in meer dan dertig landen te zien zijn. Maar niet in België.

Geen enkele Belgische distributeur zag brood in de absurdistische komedie annex quasi-documentaire annex roadmovie annex meta-film (in de mockumentary draait een ingehuurde cineast een promotiefilm over de Belgische koning). Dus is Brosens naast scenarist, regisseur en producent tevens de internationale verkoper van zijn film.

“Het klinkt misschien arrogant,
maar de film is een beetje te origineel”

“Ik vergelijk het met dat plastieken speelgoed voor peuters”, zegt hij in filmmuseum EYE, voorafgaand aan een Q&A op de Nederlandse openingsavond van King of the Belgians. “Er zijn vormpjes en openingen waar je het rondje in het rondje moet steken, de driehoek in de driehoek, het vierkant in het vierkant. Maar als je een trapezium hebt, dat past nergens in. Het klinkt misschien arrogant, maar de film is een beetje te origineel.”

Peter Brosens en Jessica Woodworth

Peter Brosens en Jessica Woodworth

De inspiratie voor King of the Belgians kwam uit de krant. In april 2010 was het vliegverkeer in Europa enkele dagen ernstig verstoord door een uitbarsting van de IJslandse vulkaan Eyjafjalla. De president van Estland, Toomas Ilves, op staatsbezoek is Istanboel, kon niet terugvliegen naar Tallin en reed met een minibusje dwars door de Balkan en Oost-Europa naar huis. “Op foto’s zie je de president zijn eigen busje opvullen aan het benzinestation”, aldus Brosens.

“Toen dachten we: wat als we de koning van België zouden droppen in Istanboel. Belangrijke stad, snijpunt tussen oost en west, goede plek om van te vertrekken. We vervangen de vulkaan door iets wat in die periode ook in de krant stond, een zonnestorm die elektronische apparatuur plat legt en satellieten doet uitvallen. De motivatie om de koning holderdebolder door de Balkan naar huis te laten rijden is het uit elkaar vallen van zijn koninkrijk. Dat moet hij redden. En in het geval van België is dat geloofwaardig.”

Het is dus een variant op Richard III: mijn koninkrijk voor een vliegtuig.

“Voilà. Peter Van den Begin, die de Belgische koning speelt, leerden we kennen bij onze vorige film, Het vijfde seizoen. Daarin deed hij enkele korte scènes, hij is de man met de haan. We wisten meteen: dat is onze koning. Hij kan heel goed plat Antwerps klappen, maar zijn Frans is niet heel goed. Bij onze koning is het precies andersom, die is Franstalig en spreekt een beetje Nederlands. Daarom hebben we ook maar eens Wallonië de onafhankelijkheid laten uitroepen. Dan weet je meteen: we zitten in fictie.”

“Als je de Fransen vertelt dat de meerderheid van de Belgen
Nederlandstalig is, vallen ze van hun stoel”

Tamelijk absurde fictie, met universele trekjes, waarop internationaal heel uiteenlopend maar enthousiast wordt gereageerd. Tijdens de première op het filmfestival van Venetië begon de zaal te applaudisseren op het moment waarop het subtiele spiegelspel met fictie en werkelijkheid een koprol maakt. In Iran, vertelt Brosens, heeft men geen koning, maar brak het publiek van opwinding de zaal zowat af.

En in Frankrijk waren de kijkers al na tien minuten de kluts kwijt. Brosens: “Een Belgische koning die geen Frans spreekt? België is toch Franstalig? Als je de Fransen vertelt dat de meerderheid van de Belgen Nederlandstalig is, vallen ze van hun stoel.”

Het zou helemaal komisch geweest zijn als de koning Duitstalig was.

“Dat is ook nog zoiets, we hebber in de Ardennen ook nog eens 30.000 Duitstaligen zitten. Die vergeten we altijd. Ze hebben daar eens een bevraging gedaan. Moest België uit elkaar vallen, wat gaan jullie dan doen? Anschluss bij Duitsland? Nee, Luxemburg! Surrealisme en België, er is wel een link, hè.”

Interview King of the Belgians

King of the Belgians

Comfortzone
Ster van King of the Belgians is Peter Van den Begin, die de fictieve Belgische koning Nicolas III tot leven brengt. Het is een glansrol voor de karakteracteur die een veelheid aan registers beheerst. Zo speelde hij in 2004 Tante Sidionia in de live action verfilming van de Suske & Wiske-strip De Duistere Diamant. Vorig jaar was hij te zien in de misdaadthriller D’Ardennen.

King of the Belgians is een komedie die knap speelt met de wisselwerking tussen fictie en werkelijkheid. Er is propaganda, dat is de officiële fictie die als werkelijkheid wordt gepresenteerd. Er is fantasie, dat is de fictie die als gedroomde werkelijkheid wordt beleefd. En er is de werkelijkheid die zo absurd is dat hij als fictie wordt ervaren. Al die ficties en werkelijkheden zijn in de film verweven. De draad van Ariadne is de koning, wiens decorum langzaam afbrokkelt.

“We hebben gekozen voor een koning want die heeft er
(…) niet voor gekozen om koning te worden”

“We hebben gekozen voor een koning”, zegt Brosens, “want die heeft er, in tegenstelling tot meneer Ilvus, de president van Estland, niet voor gekozen om koning te worden. Die wordt geboren als kroonprinsje. Die groeit op in een parallelle werkelijkheid. Dat is voor ons het belangrijkste aan de film. Niet zozeer de reis door de Balkan, maar de innerlijke reis van die man. Hoe hij in een kleine week een heel ander iemand is geworden.”

Naast komedie is King of the Belgians een roadmovie over een regisseur die een documentaire, een promotiefilm, draait over de Belgische koning. Het zal niet verbazen dat de film zelf is gedraaid als documentaire, in chronologische volgorde en met geïmproviseerde scènes. Brosens en Woodworth zijn van huis uit documentairemakers, die voor een speelfilm atypische aanpak is hun comfortzone.

“De film is fictie, maar een aantal scènes zijn weer echt documentaire”, aldus Brosens. Het moment waarop het publiek in Venetië spontaan begon te applaudisseren was bij het interview met de burgemeester van het Bulgaarse dorpje. Die scène illustreert hoe gehaaid de film jongleert met fictie en feit. In het dorpje op het Bulgaarse platteland doen de koning en zijn gezelschap, inclusief de ingehuurde Engelse documentairemaker, zich voor als televisieploeg op reportage. Voor de schijn interviewt de koning de Bulgaarse burgemeester.

Brosens: “Acteur Peter Van den Begin, die de Belgische koning speelt, wist alleen dat die man de echte burgemeester van het dorp was en dat hij ooit iets met stuntcoördinatie te maken had. Meer wist hij niet. Dat interview is een echt interview, wat die burgemeester zegt is echt. We hebben nooit scenario’s op onze set. De opname van de maaltijd in dat dorp duurde maar liefst 45 minuten, één lange take, een improvisatie van drie kwartier. Alles wat er van die scène in de film zit, is geïmproviseerd.”

Khadak

Khadak

Speelfilm als documentaire
Brosens en Woodworth ontmoetten elkaar in 1998 in een café in Ulan Bator, de hoofdstad van Mongolië. Woodworth was daar voor haar eerste film, de documentaire Urga Song. Brosens werkte aan Poets of Mongolia, het slotstuk van een documentairedrieluik over Mongolië. Samen maakten ze vier speelfilms: Khadak (opnieuw gedraaid in Mongolië), Altiplano (dat in Peru speelt) en de apocalyptische sciencefictionfantasie La cinquième saison / Het vijfde seizoen, dat in België is gesitueerd.

“Die films zijn onbedoeld een oeuvre geworden”, zegt Brosens. “Khadak en Altiplano gaan over het geweld van de mens tegen de natuur en in de derde, Het vijfde seizoen, over klimaatsverandering, neemt de natuur wraak op de mens. Daarmee was dat onderwerp wel klaar. We zijn voor King of the Belgians in feite alleen van toon veranderd, van tragisch-absurd naar komisch-absurd. We grijpen terug op de beperktheden van de documentaire. Die liggen ons goed.”

Waarom bent u overgestapt naar speelfilm? Was u uitgekeken op documentaire?

“In fictie heb je geen verantwoordelijkheid naar je personages toe. Jessica noch ik zijn naar de filmschool geweest. We hadden geen ervaring met acteurs en scenario’s lezen. Als documentairemaker werk je zonder scenario.”

Dat moet wennen zijn geweest, want met een scenario zit je vast aan het verhaal.

“Een scenario is voor ons geen handleiding om een film te maken, maar een referentie. We draaien op locatie, dus niet in een studio waar je alle parameters kunt controleren. Voor ons is dat een uitdaging. In Het vijfde seizoen sneeuwt het in de zomer. Dat komt omdat de film in januari is gedraaid. We waren gewaarschuwd, er zou een sneeuwstorm komen. De productie wilde stoppen, maar wij zeiden: draaien. Zoiets krijg je cadeau: het weer is zo in de war dat het in de zomer sneeuwt.”

Het vijfde seizoen

Het vijfde seizoen

“Als de film een flop blijkt,
is dat natuurlijk ook onze fout”

Dat is dan weer het leuke van fictie, je zit niet vast aan de werkelijkheid.

“Maar we schrijven zelf de contracten, we produceren, we nemen de financiële verantwoordelijkheid, maar ook de artistieke verantwoordelijkheid. Als de film een flop blijkt, is dat natuurlijk ook onze fout. We luisteren naar distributeurs, maar uiteindelijk is het onze beslissing. Final cut.”

“Voor King of the Belgians was de financiering niet rond, maar we zijn toch gaan draaien. We hadden 28 draaidagen voorzien en hebben de film gedraaid in 19 dagen. Eigenlijk 20, maar één dag zit niet in de film. Waarom ging het zo snel? We hebben de film chronologisch gedraaid.”

Dus toch semi-documentair.

“Voor de hele ploeg was het een roadmovie. Het werd chronologisch gedraaid, dus de personages konden ook groeien. Het scenario is op dagelijkse basis herschreven.”

Majoritair versus minoritair
Het zal de geregelde bioscoopbezoeker niet zijn ontgaan dat de Belgische cinema, zowel de Vlaamse als de Waalse, van hoog niveau is. Hoe ervaart Brosens als regisseur en producent het filmklimaat in België? “Er zijn creatieve fondsen, maar ook economische regelingen”, zegt hij. “Die zijn er in Vlaanderen, maar ook aan Franstalige zijde. En ook in Brussel. Het voordeel van België is dat er eigenlijk heel veel fondsen zijn.”

Maar de Belgische filmsector is ook een labyrint in een mijnenveld. Brosens legt uit: “De films van Jessica en mij zijn majoritair Vlaams en minoritair Franstalig Belgisch. Dat moet je ook aangeven: waarom behoort uw film tot de Vlaamse gemeenschap? De films van de gebroeders Dardenne zijn majoritair Franstalig Belgisch en minoritair Vlaams. Nee, niet Nederlandstalig Belgisch, want Brussel is niet Wallonië. Vandaar Franstalig Belgisch in plaats van Waals. Brussel ligt geografisch in Vlaanderen, maar is overwegend Franstalig. Daarom is België niet zomaar te splitsen, zoals Tsjechië en Slowakije.”

Jessica Woodworth en Peter Brosens

Jessica Woodworth en Peter Brosens

Kun je als filmmaker die aan de Vlaamse loketten is afgewezen, aankloppen bij de Waalse loketten?

“Zeker.”

Dus je hebt in feite drie kansen?

“Alleen zijn er in Brussel enkel economische regelingen, daar is geen volwaardig filmfonds. Om in het buitenland co-producenten te vinden, moet je een van die twee – Vlaams of Waals filmfonds – mee hebben. Die hoeksteenfinanciering moet uit eigen land komen. Het is zo dat een Vlaming die in Bolivia woont voor het fonds in aanmerking komt, zoals ook een Boliviaan die zich in België als inwonende heeft ingeschreven. Jessica en ik hebben tien jaar in Wallonië gewoond en komen dus ook in aanmerking voor majoritair Vlaams. Het is wel ingewikkeld hoor.”

“Omdat je met gemeenschapsgeld werkt, heb je ook
een verantwoordelijkheid naar die gemeenschap toe”

Als de distributeurs in hokjes denken, zoals u aangaf, hoeveel vrijheid heb je dan als filmmaker?

“De film is het meest belangrijk. Maar omdat je met gemeenschapsgeld werkt, heb je ook een verantwoordelijkheid naar die gemeenschap toe. Dus voor ons is het belangrijk dat die film ook effectief het publiek bereikt. Dus het ‘dat intereseert me niet’ van de artiest, vind ik geen aanvaardbaar standpunt.”

Wat doen wij Nederlanders fout?

“Ik weet het niet. Jullie hebben fantastische filmfestivals. Jullie hebben fantastische filminstituten. Jullie hebben fantastische filmtheaters. Daar zijn wij stikjaloers op.”

Ik heb begrepen dat King of the Belgians een vervolg gaat krijgen.

“Inderdaad, want de koning is nog lang niet thuis. De Belgen sturen een militair detachement om de koning op te halen in Sarajevo. Ze zijn vergeten dat het 28 juni is, de commemoratie van de aanslag op Frans Ferdinand die die inleiding vormde van de Eerste Wereldoorlog. En dan loopt het allemaal grondig fout.”

“Dat is allemaal al gedraaid. Het paste niet in King of the Belgians, dus dat wordt het beginpunt van de volgende film. Maar dat wordt geen mockumentary en ook geen roadmovie. Hij speelt zich in zijn geheel af op een eiland voor Kroatië, Brioni, de zomerresidentie van de voormalige Joegoslavische leider Tito.”

Ik persoonlijk kan niet wachten. Mag ik u danken voor het gesprek.

“Maar er is éen vraag die altijd terugkomt, nog niet gesteld.”

Welke vraag is dat?

“Wat vindt koning Filip van de film?”

30 mei 2017



MEER INTERVIEWS

King of the Belgians

***

recensie King of the Belgians

Wat als België uiteen zou vallen?

door Cor Oliemeulen

Amusante mockumentary over de Belgische koning die door niet-alledaagse omstandigheden leert voelen wat het betekent om een alledaagse burger te zijn.

In de filmklassieker Roman Holiday (1953) weet Audrey Hepburn zich als Engelse prinses op bezoek in Rome voor een paar dagen te ontworstelen aan haar keurslijf en wordt verliefd op een Amerikaanse reporter, gespeeld door Gregory Peck. In King of the Belgians is het de (fictieve) Belgische koning Nicolas III die zich weet te onttrekken aan het protocol. Voor hem is het geen bewuste keuze, maar een gevolg van (krankzinnige) omstandigheden. Waar de Engelse prinses nog terugkeert in haar gearrangeerde leven, is het de vraag of de koning weer ooit zal kunnen – en willen – wennen aan zijn uitgestippelde leven.

King of the Belgians

Roadtrip door de Balkan
Tijdens zijn werkbezoek aan Turkije verneemt koning Nicolas dat Wallonië de onafhankelijkheid heeft uitgeroepen. Samen met zijn drie begeleiders probeert hij zo spoedig mogelijk Istanboel te verlaten, echter door een zonnestorm is er geen vliegverkeer mogelijk en zijn alle communicatiemiddelen tijdelijk uitgeschakeld. De Turkse veiligheidsdienst wil de koning niet laten vertrekken, maar Nicolas wil snel terug naar de monarchie die hem nu zo nodig heeft. De Britse cineast Duncan Lloyd, die een promotionele documentaire over de koning maakt, verzint de lumineuze list om incognito per bus mee te reizen met een gezelschap Bulgaarse volkszangeressen. Maar de Turken kunnen weinig begrip opbrengen voor deze onverantwoorde actie en zetten de achtervolging in.

Wat volgt is een chaotische roadtrip door de Balkan, verstoken van telefoons, geld en paspoorten, waar de koning kennismaakt met gewoontes en tradities, maar vooral met mensen (zoals een Servische sluipschutter) die hij anders nooit zou hebben ontmoet. Langzaam vallen de koning en zijn begeleiders uit hun rol en lijkt de aanvankelijke houterige en eenzame Nicolas (een perfect gecaste Peter Van den Begin) een stuk vitaler, spontaner en goedlachser te worden. Of zoals hij het zelf zegt: “Ik voel, proef, ruik en zie. Al mijn zintuigen zijn scherp. Ik voel me als herboren.”

King of the Belgians

Wie ben ik?
King of the Belgians is een mockumentary, die losjes omgaat met de feitelijke realiteit, maar wel een licht-satirisch beeld schetst van Europa dat worstelt met haar identiteit en nationalistische gevoelens. Veel belangrijker is natuurlijk de registratie van de geleidelijke metamorfose van de koning die de unieke kans krijgt om zichzelf te ontdekken als gewone burger. Bijvoorbeeld als chauffeur van een oud ambulancebusje, zijn rol als interviewer van een lokale meloenenboer tot en met de fysieke gevolgen van een avondje doorzakken met raki. Van het begin tot het einde geregistreerd door de camera van de Britse documentairemaker Lloyd (een al even geloofwaardige rol van Pieter van der Houwen), waarmee de originele aanpak van de filmmakers wordt onderstreept.

Het regisseursduo Peter Brosens en Jessica Woodworth ging al eerder de grenzen over met Khadak (Mongolië) en Altiplano (Irak). King of the Belgians is ook beduidend lichtvoetiger dan hun vorige speelfilm, La cinquième saison, en bewijst dat onze zuiderburen niet te klagen hebben over de voortdurende stroom van oorspronkelijke filmmakers. Het zou leuk zijn om te vernemen of Filip, de echte Belgische koning, na het kijken van King of the Belgians ook behoefte krijgt aan een persoonlijke zoektocht van de ziel. Spontaan en onvoorbereid, voorbereid op onzekere tijden.
 

20 mei 2017

 
MEER RECENSIES

Home

****

recensie Home

Ontheemd thuiskomen

door Ralph Evers

Met Home levert regisseur Fien Troch een beklemmend en aangrijpend document rondom de generatiekloof tussen jongeren en volwassenen af.

Home opent met de 17-jarige Lina, die bij de rector moet komen vanwege het verspreiden van een roddel dat een leraar kinderen in zijn kelder zou hebben. Terwijl zij niet inziet wat er zo schadelijk en kwetsend is aan haar roddel, zinspeelt de rector op straf. De verhoudingen worden vanuit een machtspositie neergezet en vanaf het eerste moment grijpt Home je bij je strot. Je voelt het ongemak, daar de scène de situatie in het ongewisse laat.

In een volgende scène zien we John, druk append en vermanend toegesproken door de conciërge van school. Het toespreken neigt naar kleineren en blijkbaar is het gesprek van John erg belangrijk. We ontdekken niet veel later dat hij met zijn moeder aan het appen is.

Home

Home cirkelt rondom hoofdpersonage Kevin, een jongen die wegens mishandeling in de gevangenis heeft gezeten en vanwege de slechte relatie met zijn vader terugkeert bij zijn tante Sonja. Zijn oom Willem biedt hem een baan als loodgieter binnen zijn bedrijf aan. Kevin lijkt hier goed te gedijen, maar zijn houding zegt gaandeweg iets anders.

Gebaseerd op waargebeurde feiten, construeert Troch een wrang, doch treffend beeld van de generatiekloof tussen tieners en volwassenen. Dat waargebeurde verhaal verwijst naar de toxische relatie tussen John en zijn moeder. We zien een tiener die bij zijn moeder onder de plak zit en nauwelijks in staat te rebelleren. Deze relatie gaat ver en de details worden de kijker niet bespaard.

Thuiskomen
Troch vertrekt vanuit de belevingswereld van de 17, 18-jarigen in haar verhaal. Een leeftijdsgroep die tussen puberteit en jongvolwassenheid in zit, zoekende naar identiteit. Een thematiek die in haar eerdere films ook aanwezig is. Gezien de complexe overgangsfase – ze voelen zich al volwassen, doch worden als kind behandelt – zoomt Troch juist ook in op de rol van de ouders. Wie neemt welke verantwoordelijkheid?

Het plaatst de titel van de film ook in een breder perspectief: waar voelt men zich thuis, geborgen, veilig? Deze vraag wordt pregnant in verband gebracht met de dramatische gebeurtenissen tussen John en zijn moeder en de rol die Johns vrienden, Kevin en Sammy (de neef van Kevin) hierin spelen.

Home

Machteloos
Eerder zijn we al getuige van tal van vernederingen die de jongens moeten ondergaan. Kevin die nog altijd worstelt met zijn impulsbeheersing en regelmatig uitgedaagd wordt, leidende tot enkele rake klappen. Johns situatie die ondraaglijk toxisch wordt en Sammy die zich weliswaar stoer voordoet, maar vooral zoekende is naar houvast.

Geïntegreerd in de film zijn smartphone-opnames waarin we de jongens in tal van extatische momenten zien. John zich te buiten gaand aan alcohol en Sammy de gangmaker uithangend. Sterk contrasterend met de momenten waarop de grip op hun leven hen ontglipt en ze erbij staan alsof ze een doffe dreun in hun buik hebben gekregen.

Bewonen
Home is geen gemakkelijke film. Dicht op de huid gefilmd, ingezoomd op de taal van de ogen en blikken die veelzeggend wegkijken of de ander juist leeg aankijken. In onvolledig bewoonde lichamen die luchtledig in een ruimte zoeken naar houvast en slechts onbegrip ontmoeten. Thuiskomen op ontheemde plekken.

Met oog voor alledaagse details en het naturelle acteerwerk doet de film aan als een rijkgeschakeerde studie naar de belevingswereld van jongeren in de huidige tijd. Daarbij aanschurkend tegen een documentaire.
 

17 maart 2017

 
MEER RECENSIES

Premier, De

*

recensie De Premier

Politicus als actieheld

door Alfred Bos

Terug uit Hollywood, waar hij zijn succesfilm Loft voor de Amerikaanse markt opnieuw verfilmde, vertilt Erik van Looy zich aan een eigen scenario. De Premier is om te lachen. Helaas is het geen komedie, maar een actiethriller.

Actiethrillers moeten stunten. In hun speelhoek van de cinema is het druk, het publiek verwend. Dus buitelen ze over elkaar, de grandioze premissen en de sensationele plotwendingen. Veel sensationeler dan het vertrekpunt van De Premier wordt het niet: de hoogste bestuurder van de staat België wordt door een duistere partij gedwongen om de Amerikaanse president om te leggen. Gelieve uw verstand bij de kassa achter te laten. Ontvangstbewijs goed bewaren.

De Premier

De Belgische regisseur Erik van Looy, in eigen land uitgegroeid tot Bekende Vlaming als presentator van de tv-quiz De Slimste Mens Ter Wereld, maakte in 2003 indruk met zijn verfilming van Jef Geeraerts’ roman over een dementerende huurmoordenaar, De zaak Alzheimer. Vijf jaar later verblufte hij vriend en vreemdeling met het razendknappe Loft, een puzzelthriller rond vijf vrienden en hun sekszolder. Het werd de best bezochte Belgische film aller tijden, tot twee maal toe herfilmd. Eerst in Nederland (slap), vervolgens door Van Looy zelf in Hollywood (geen verbetering).

Extreem esthetiserend
Uit Hollywood heeft Van Looy, weer terug op Vlaamse bodem, de conceptuele aanpak meegenomen. Een reeks bewezen succeselementen wordt als puzzelstukjes op de tekentafel uitgespreid en met wat schuiven en een enkel eigen idee tot een nieuw succesnummer samengevoegd. Voor Loft kon de regisseur terugvallen op het script van acteur Bart de Pauw; voor De zaak Alzheimer op het boek van Geeraerts, door hemzelf en coscenarist Carl Joos (die het toneelstuk The Broken Circle Breakdown omwerkte tot filmscript) bewerkt tot draaiboek.

Ditmaal komt de vertelling uit de koker van Van Looy en Joos, en de uitzinnige premisse – politicus als actieheld – moet het gebrek aan creatieve ideeën maskeren. Hoe onzinninger de film zich ontwikkelt, hoe meer meelijden je krijgt met acteur Koen De Bouw (die eerder hoofdrollen vertolkte in De zaak Alzheimer, Loft en Het Vonnis) als premier Michel Devreese. Hij heeft, net als de actrices Tine Reymer (zijn vrouw Christine) en Charlotte Vandermeersch (zijn spindoctor Eva, met wie hij – uiteraard – een geheime relatie heeft) nauwelijks fatsoenlijke tekst om mee te werken.

Zeeziek
Illustratief is de slotscène: de beproeving is achter de rug, de premier kijkt uit over de tuin van zijn villa waar zijn kinderen onder het oog van zwaarbewapende para’s spelen en zijn vrouw met de rozen bezig is, maar iedereen zwijgt. Hier had een eenvoudige dialoog, een simpel stukje tekst, wonderen kunnen doen. Nu blijft het een mooi maar volstrekt nietszeggend beeld. Je wordt als kijker aan je lot over gelaten, doe het zelf maar. Net zo nutteloos is de proloog: extreem esthetiserend gefilmd, maar irrelevant voor het verhaal. Oh, het is een droom.

Maar niet alleen het kolderieke uitgangspunt en de krukkige dialogen halen De Premier onderuit. Daar werkt de regisseur hard aan mee door te kiezen voor het soort cameravoering dat in generieke B-films standaard is geworden: nerveuze montage, onnodige camerabewegingen, veel drukte om de kijker – met de veronderstelde aandachtsspanne van een ADHD-patiënt – bij de les te houden.

De Premier

Typerende scène: de premier is door zijn invalchauffeur (Stijn van Opstal) naar een vervallen energiecentrale gereden en krijgt daar te horen dat zijn kinderen zijn ontvoerd: meewerken of hij ziet ze niet meer. De confrontatie zou een dramatisch moment moeten zijn, maar Van Looy maakt de kijker zeeziek door de camera eindeloos rondjes te laten tollen om de premier en de booswicht (Dirk Roofthooft). Alsof hij zijn eigen regiekunsten niet vertrouwt. Of zijn publiek voor debiel acht.

Stramme dialogen
Voor de Nederlands-Engelse actrice Saskia Reeves valt er nauwelijks eer te behalen aan haar rol van Amerikaanse president. Haar naturel smoort in het surrealisme van het verhaal en de stramme dialogen. Volstrekt ongeloofwaardig is de Engelse acteur Adam Godley als chef van de presidentsbeveiliging; je ziet in hem een listige accountant, geen alfa-aap. Urgentie kan de film niet worden ontzegd, want de plot propt een half etmaal in twee uur speelfilm, maar zelfs die ballon loopt leeg dankzij een overbodige en nogal flauwe laatste plotwending.

Is er dan echt niets aardigs aan De Premier te ontdekken? Helaas, nee. De film ging afgelopen november uit in België en werd daar gemengd ontvangen. Een Nederlandse remake, met Jeroen Spitzenberger als Rutte, hoeven we niet te verwachten en om een Kuifje redt de wereld zit men in Hollywood niet te springen. Geen nood, er ligt nog een stapel Geeraerts-thrillers te wachten op verfilming.
 

28 februari 2017

 
MEER RECENSIES

Ciel Flamand, Le

***

recensie Le Ciel Flamand

Schuld en boete op het Vlaamse platteland

door Cor Oliemeulen

Na zijn bejubelde drama Offline schetst de Belgische regisseur Peter Monsaert ook in zijn tweede speelfilm een portret van mensen die leven in de marge van de samenleving. In Le Ciel Flamand leidt een seksmisdrijf tot moord.

Donkere wolken pakken zich samen boven het bordeel van Monique en Sylvie dat is gelegen in West-Vlaanderen tegen de Franse grens. Terwijl haar oma Monique en moeder Sylvie binnen aan het werk zijn, vraagt Sylvie’s zesjarige dochtertje Eline zich buiten in de auto af wat het betekent als haar moeder zegt: “Als mensen een knuffel nodig hebben, komen ze naar mama.” Mensen helpen, dat wil Eline later ook.

Le Ciel Flamand

Tien keer poepen per dag
Het leven in het hoerenkot loopt niet altijd op rozen. Een jonge debutante moet erg wennen aan de (hardhandige) wensen van haar eerste klanten, terwijl haar oudere collega’s de nukken van een piepend bed relativeren: “Er is geen enkel bed bestand tegen tien keer poepen per dag.” Monique, die destijds het bordeel met haar man begon, vindt dat Sylvie onderhand de zaak zou moeten verkopen, zodat zij beter voor de kleine Eline kan zorgen, maar Sylvie zegt dat zij het geld nodig heeft. Ondertussen neemt oom Dirk, een bevriende buschauffeur, Eline onder zijn hoede.

En dan slaat het noodlot vreselijk toe. Sylvie (Sara Vertongen, vooral bekend van de Vlaamse tv-series Binnenstebuiten en Familie) neemt stiekem foto’s van haar klanten en probeert de dader van een seksmisdrijf op te sporen. Dirk (speelde ook een hoofdrol in Offline) begint zich wat geheimzinnig te gedragen, terwijl op school een vriendinnetje van Eline (Esra Vandenbussche) zegt dat haar moeder een stinkende hoer is. “Mama, wat is een hoer?”, vraagt Eline. “Hier, ruik maar. Vind je dat mama stinkt?”

Le Ciel Flamand

Onheilspellende atmosfeer
Veel van de film zien we door de ogen van de kleine Eline. Haar blik op de werkplek van haar moeder en oma is vervuld van mysterie en nieuwsgierigheid. De neonachtige kleuren rood, oranje en paars van het bordeel staan in sterk contrast met het serene blauwgroene schijnsel in Eline’s slaapkamer. Dit is de plek waar ze zich echt op haar gemak kan voelen in tegenstelling tot de auto op de parkeerplaats van het bordeel waar ze vaak met haar moeder tijdens lunchtijd boterhammen eet of nog even moet wachten totdat Sylvie is afgewerkt.

Net zoals in de meeste Belgische films van de laatste jaren wordt in Le Ciel Flamand sterk en geloofwaardig geacteerd. We zien een realistisch beeld van een van zon verstoken Vlaams platteland met het bezoek aan een markt, een danslokaal en de viering van Sinterklaas, die zowaar een rol in deze sombere geschiedenis zal vervullen. Maar tot die tijd is het drama – over de consequenties van schuld en boete – na een sterke eerste helft wat ingezakt. Het knappe is wel de voortdurende onderhuidse spanning, waarbij er op elk moment iets onverwachts kan gebeuren. Alleen al die onheilspellende atmosfeer maakt van Peter Monsaert de zoveelste veelbelovende Belgische cineast die we goed in de gaten moeten houden.
 

28 januari 2017

 
MEER RECENSIES

Fille inconnue, La

***

recensie La fille inconnue

De zaak van het onbekende meisje

door George Vermij

Net als alle gelukkige gezinnen lijken ook alle films van de gebroeders Dardenne op elkaar. Voor sommige filmliefhebbers is dat de kracht van de oprechte cinema die de Walen vanaf La Promesse prediken. Voor anderen is het vooral meer van hetzelfde.

Het is eigenlijk opmerkelijk dat Jean-Pierre & Luc Dardenne niet vaker in een adem genoemd worden met Luiks trots Georges Simenon. De schrijver die bekend zou worden met detective Jules Maigret was eerst een journalist in die vieze grijze mijnstad. Zo leerde hij op een feitelijke en precieze manier schrijven wat zijn detectiveromans alleen maar ten goede kwam. Het is die droge feitelijkheid die de cinema van de Dardennes evengoed typeert, er zijn echter meer overeenkomsten.

La fille inconnue

Misdrijf
Is het de kijker ooit opgevallen hoe vaak er sprake is van een misdrijf in hun films? In La Promesse wordt de dood van een illegale arbeider opgedoekt. In Rosetta ziet de schuchtere hoofdpersoon hoe een collega stiekem zijn eigen waren verkoopt op het werk. Verder wordt Rosetta nauwgezet gevolgd door de camera als een verdachte die op elk moment weer in de fout kan gaan. Die kille registratie zie je ook terug in Le fils over een timmerman die een jongen onder zijn hoede neemt en door hem is geobsedeerd. Een moord blijkt uiteindelijk de bindende factor te zijn.

Met La fille inconnue komen de broers nog het dichtst in de buurt van de morsige wereld van hun streekgenoot. Adèle Haenel speelt gedreven huisarts Jenny Davin die zich in haar praktijk fanatiek inzet voor haar patiënten. Als zij opeens een persoon aan de deur weigert omdat de praktijk al dicht is, ontwikkelt zich een typische Dardenne-plot over individuele verantwoordelijkheid en het maken van morele keuzes.

Jenny blijkt een jonge prostituee die om hulp vroeg te hebben genegeerd. Die wordt later dood aangetroffen, maar hoe zij precies om het leven is gekomen blijft schimmig. De door schuld achtervolgde Jenny kan het ongeïdentificeerde meisje niet loslaten. Ze begint een zoektocht en komt zo achter geheimen die haar patiënten en stadsgenoten voor haar verbergen.

Obsessie
Om de Dardennes genrefilmmakers te noemen gaat natuurlijk te ver. Het is een label waar zij zich waarschijnlijk niet achter willen scharen ook al heeft het plot wel de structuur van een whodunit. Toch gaat het bij La fille inconnue niet zozeer om de spanningsopbouw. De obsessie van Jenny staat centraal: een nobel persoon die ondanks tegenwerkingen invloed wil uitoefenen in een wereld die op materieel en moreel vlak verarmd is.

Wie het Dardenne-oeuvre kent zal niet verbaasd zijn dat de spiegeling van bepaalde gebeurtenis terugkomt in La fille inconnue. In Rosetta wordt de hoofdpersoon niet door haar moeder gered als zij in het water valt. In een scène die zich later in de film afspeelt moet zij juist iemand helpen die verdrinkt. In Deux jours, une nuit vecht Marion Cotillard om het behoud van haar baan door haar collega’s te overtuigen. Aan het einde van de film wordt zij echter gedwongen om te kiezen voor het ontslag van een ander zodat zij kan blijven werken.

La fille inconnue

La fille inconnue begint ook met een spiegeling van situaties die laat zien hoe netelig morele kwesties kunnen zijn. Als Jenny opeens een kind met een epileptische aanval moet helpen, blijft haar stagiair verstijfd staan. Hij kan niet ingrijpen terwijl het kind vecht voor zijn leven. Later wil hij de deur openen voor de prostituee, terwijl Jenny zegt dat het te laat is om nog iemand binnen te laten. Het is die beoordelingsfout die Jenny achtervolgt en haar zoektocht naar de identiteit van het meisje onderbewust voedt.

Waals realisme
La fille inconnue is standaard Dardenne wat op zich niet slecht hoeft te zijn. Voor ervaren kijkers voelt het als een expanded universe met de gebruikelijke bekende koppen: Fabrizio Rongione, Olivier Gourmet en ditmaal Yannick Renier die sprekend lijkt op zijn broer en vaste Dardenne-acteur Jérémie Renier. Dit Waals realisme wordt droog vastgelegd door de camera’s in medium shots met veel natuurlijk licht. En dat met een nuchter kleurenpalet dat doet denken aan de sfeer in een verzorgingshuis.

Een gedegen film dus die vooral wordt gedragen door aankomend talent Haenel (Les combattants, Les ogres). Toch verrast het weinig in stijl en boodschap. De morele keuzes die Jenny moet maken, worden misschien objectief en zonder franje geregistreerd; ze missen wel een bite. Er is daarnaast ruimte voor een vorm van sluiting wat het rauwe realisme niet echt ten goede komt. Het maakt van de objectieve stijl des temeer een trucje dat wij vaker hebben gezien, maar zonder de rafelrandjes. Misschien hadden de broers zich iets meer in de grimmige en naargeestige wereld van Simenon moeten verdiepen. De thematische links liggen al voor het oprapen, nu alleen die beklemmende film nog.
 

18 oktober 2016

 
MEER RECENSIES

Chevaliers blancs, Les

***

recensie Les chevaliers blancs

De grenzen van een humanitaire actie

door Cor Oliemeulen

Een Franse organisatie probeert kinderen in het arme en onveilige Tsjaad een betere toekomst te bieden, echter bewandelt hierbij niet de geijkte weg. Les chevaliers blancs volgt het kind van de rekening.

De Belgische regisseur Joachim Lafosse zoekt altijd de grenzen op met als doel het bespreekbaar maken van zaken en omstandigheden, waarbij kinderen een sleutelrol vervullen. Zo deed À perdre la raison drie jaar geleden in het door Dutroux getraumatiseerde België veel stof opwaaien. In deze film, gebaseerd op Geneviève Lhermitte, die in 2007 haar vijf kinderen vermoordde, probeert Lafosse uit te leggen hoe de Belgische mogelijk tot haar daad kwam en gebruikte hij het familiedrama zowaar als metafoor voor de incarnatie van het neokolonialisme: het hoofdpersonage wordt afhankelijk van de inwonende dokter, als het ware zoals België is omgegaan met Congo.

Les chevaliers blancs

Witte ridders
Niet alleen vanwege de titel krijgt Lafosse’s meest recente film een soortgelijke ambigue aanpak, zit Les chevaliers blancs (De witte ridders) ook vol subtiliteiten en is het scenario eveneens geschreven op basis van een geruchtmakende zaak uit 2007: L’Arche de Zoé. Een Franse liefdadigheidsorganisatie probeerde 103 kinderen in de door burgeroorlog geteisterde ex-kolonie Tsjaad per vliegtuig over te brengen naar Frankrijk, waar adoptieouders stonden te trappelen om hun nieuwe kroost in de armen te sluiten.

De verfilming toont uitstekend de hectiek en gecompliceerdheid van de bliksemactie, en het is saillant dat de kijker op een gegeven moment meer informatie heeft dan de Afrikaanse gemeenschap die de kinderen moet aandragen. Volgens deze organisatie, Move for Kids, is het de bedoeling om weeskinderen van hooguit vijf jaar (adoptiewetgeving Frankrijk) te verzamelen zodat de organisatie de kinderen jarenlang in het land zelf onder zijn hoede kan nemen: medische zorg en een schoolopleiding totdat het diploma is gehaald. Enkele autochtonen worden ingehuurd om te helpen, maar ook zij kennen de werkelijke reden van deze ‘humanitaire’ actie niet.

Les chevaliers blancs

Genuanceerd en tweeslachtig
Onder leiding van het hoofd van Move for Kids, Jacques Arnault (sterke rol Vincent Lindon: Journal d’une femme de chambre, La loi du marché), stapelen de problemen zich vanaf de eerste dag na aankomst op. Beschietingen, gedoe met het beoogde vliegtuig, stugge medewerking van de plaatselijke gemeenschap, het zoeken naar documenten waaruit blijkt dat de kinderen daadwerkelijk wees zijn en ouders die smeken of ook hun arme of zieke kinderen worden geholpen, leiden uiteindelijk tot irritaties en onderlinge conflicten tussen Arnault en de andere vrijwilligers: zijn vriendin, artsen, verpleegsters en een journaliste die de hele actie moet filmen. Ondertussen wordt het financierende Franse thuisfront op de hoogte gehouden van de perikelen.

Je mag blij zijn dat Hollywood zich (vooralsnog) niet aan deze geschiedenis heeft vergrepen, want de nuances en tweeslachtigheid in Les chevaliers blancs laten zich beslist niet vangen in stereotypen en begeleiding door strijkorkestjes. Samen met enkele personages tast de kijker de grenzen van humaniteit en ethiek af. Hoe nobel is het om weeskinderen weg te halen uit een oorlogsgebied en een veilige, hopelijk betere toekomst te bieden? Hoe anders wordt het als mensen met een kinderwens hiervoor betalen? En wat als kinderen toch nog ouders blijken te hebben? Kon je het de kinderen zelf maar vragen.
 

30 juli 2016

 
MEER RECENSIES

Belgisch Film Festival 2016

Belgisch Film Festival 2016:
Een sfeertekening

door Ralph Evers

De Belgen laten wederom zien dat ze indrukwekkend hoogstaande cinema maken. Dit jaar is daar Waals talent aan toegevoegd en wordt er met The Broken Circle Breakdown nog even teruggegaan naar een paar jaar geleden toen deze film in première ging.

In tegenstelling tot eerdere jaren ditmaal een korter verslag over het Belgisch Film Festival (BFF), vanwege ernstig tijdgebrek om goed verslag te doen. Toch zijn er een aantal films bekeken en is de sfeer geproefd (en oh la la, wat een genereus idee om bij de avondvoorstellingen de bezoekers een duveltje aan te bieden).

The Broken Circle Breakdown
Aanvankelijk lijkt het programma leger dan voorgaande jaren. Films kennen bijvoorbeeld slechts één vertoning. Een bewuste keuze van het festival: compacter worden. Zo kan er meer aanbod getoond worden en het vertaalt zich in een hogere kaartverkoop (gunstig voor een vervolg op dit erg leuke filmfestival). Het Ledig Erf, waar de bioscoop Louis Hartlooper Complex aan gelegen is, is vrijwel Belgisch gekleurd. Vlaggetjes, tafelkleden, frietpunten, stoof in het restaurant en rijkelijk vloeiend bier.

The Broken Circle Breakdown

Voorafgaand aan The Broken Circle Breakdown is er een bluegrass band die de soundtrack van die film ten gehore brengt. The Broken Circle Breakdown is misschien wel één van de sterkste films van onze zuiderburen. Een op papier dertien in een dozijn verhaal is uitgewerkt tot een meesterlijk melodrama, dat nergens over het randje gaat, maar voortdurend dicht bij het menselijke en reële blijft. Daarin is de film meedogenloos, hetgeen tegelijkertijd de kwaliteit is van de Belgische cinema. Het leed is zo echt, de scènes zijn zo alledaags, de personages zijn zo menselijk. Hun geheim? Men hoeft daar geen correct Vlaams of Waals te spreken, zoals ons obligate taalgebruik menig goeie film de nek omdraait.

Kwaliteit
Zijn er nog meer verschillen? Een gesprek tussen filmjournalist Kevin Toma en regisseur Robin Pront (D’ardennen) zou uitkomst moeten bieden. We krijgen een aantal fragmenten te zien van hedendaagse Waalse en Vlaamse films. Dat onderscheid wordt vaker benadrukt, het zijn twee verschillende werelden en filmtalen, doch beiden hoogstaand. Opvallend keer op keer is de eigenheid in die films. Eigen smoel, en vooral het lef om te experimenteren. Film is ook kunst en onze zuiderburen zijn in staat om kunst en kijkgenot samen te laten vloeien. Of het nou rauwe ellende is of maatschappijkritiek, in België heeft men de ruimte en creativiteit om dat bij elkaar te brengen. Wellicht met de kanttekening dat we hier alleen de geslaagde films zien. Echter, zelfs een lowbudgetfilm als De Maagd van Gent wist twee jaar geleden te overtuigen.

Het gesprek tussen Toma en Pront blijft echter iets teveel in de clichés hangen en gaat nauwelijks dieper in op culturele aspecten die een rol spelen. Pront noemt dat door het gunstige belastingklimaat voor cinema er veel mogelijkheid is om scripts te realiseren. Daarnaast noemt hij de geschiedenis waarin België een strijdtoneel is geweest van vele gruwelijke oorlogen. Ik zou daar aan toevoegen dat België ook het land van de strips (met grootse polariteiten tussen absurdisme en avontuur) en de surrealistische kunst is, het lijkt me dat dit een niet te onderschatten invloed kent. Ook weten Belgen lelijkheid en rauwheid esthetisch in te zetten.

Préjudice

Préjudice
Préjudice is een Franstalige Brusselse productie over een jongeman, Cédric, dertig jaar oud, dankzij een gedragsstoornis nog altijd bij zijn ouders wonend. Wanneer zijn zus zegt zwanger te zijn slaan bij Cédric langzaam de stoppen door en verwordt de blijde boodschap tot een beklemmend familiedrama. Een mix van Festen en El Ángel Exterminador (de hele film speelt zich in en rondom het ouderlijk huis af). De regisseur is echter vergeten de zo belangrijke spanningsboog in de film te brengen, waardoor de gebeurtenissen nogal afstandelijk worden. De vreemdheid die de film en de personages ademen houden de kijker mogelijk nog bij de les. Evenals de geniale soundtrack. Echter, de 105 minuten duren door de onrijpheid van de film vele malen langer. Vermoeiende zit.

D'Ardennen

D’ardennen
D’ardennen is de eerste lange speelfilm van regisseur Robin Pront. Geïnspireerd door de Amerikaanse, maar vooral de Engelse misdaadfilms is hij gebaseerd op een toneelstuk van hoofdrolspeler Jeroen Perceval (Dave). D’ardennen is typisch een voorbeeld van de eigenzinnigheid en creativiteit van onze zuiderburen. Iedereen spreekt in z’n eigen dialect, waardoor de personages een belangrijke mate van echtheid krijgen. Daarnaast een fijn oog voor details, waarmee bijvoorbeeld de gezinssituatie, zonder al te veel uitleg, heel invoelend wordt.

Hoewel de film qua geloofwaardigheid tegen het einde uit de bocht vliegt, houdt het sterke spel van de acteurs, het kundige camerawerk en de paar vreemde elementen, zoals de losgebroken struisvogels en de fucked-up-heid van Jan Bijvoet (wat een briljante kop heeft die vent!) en Sam Louwijck als travestiet, de film gemakkelijk overeind.

Wederom bewezen: de internationale cinema kan niet meer om België heen!

 

11 juni 2016

 
MEER FILMFESTIVALS

Belgica

***

recensie  Belgica

Favoriet oord van verderf

door Alfred Bos

Felix van Groeningen blijft voor zijn vijfde speelfilm dicht bij huis. Het nachtleven van Gent staat centraal in een flets uitgewerkt verhaal over twee broers die een kroeg annex fuifruimte exploiteren. Daar is het feest, net als op de soundtrack.

Feesten zit de Belgen in de ziel. Jong of oud – die laatsten voorop – staan vaker op de dansvloer dan in de rij voor de kassa van de supermarkt. Op een willekeurige zondagmiddag is het land van Hasselt tot Zeebrugge een mozaïek van dancings en dorpsfeesten. Voor er deejays bestonden, dansten Vlamingen op de kartonnen orgelboeken van het pierement. De dubbele draaitafel voor de jock-van-dienst is de vondst van een Brusselse, Régine Zylberberg. Toen house eind jaren tachtig in West-Europa explodeerde nachtbraakte jong België al enkele jaren op new beat.

Belgica

Belgica, de vijfde film van Felix van Groeningen, verbeeldt de Belgische ziel. Hij vertelt het verhaal van twee broers, Jo (Stef Aerts) en Frank (Tom Vermeir), die het café uit de filmtitel uitbreiden met een feestzaal en daar dolle nachten doorbrengen. In het ‘favoriete oord van verderf’ vult muziek iedere minuut, zijn de drugs overal (tot op de toog toe) en is aan seks geen gebrek. Dat alles uiteraard tegen een decor van zwart opererende uitbaters, wegkijkende dan wel enveloppen wegstekende autoriteiten en een immer dorstige clientèle.

Lastige zatteklappen
Van Groeningen, die zoals bij al zijn films meeschreef aan het scenario, put voor Belgica  uit jeugdervaringen: zijn vader exploiteerde de in Gent gekende uitspanning Charlatan. De film munt uit in sfeertekening van het milieu, neergezet met veel visuele flair. Zo is de openingsscène ijzersterk, de kijker wordt zonder pardon bij de lurven gepakt en het verhaal in geslingerd. Bovendien is de psychologie genuanceerd, de broers zijn complete karakters die in meerdere registers opereren. Maar jammer genoeg is Belgica, naast al die verdiensten, ook een film op zoek naar drama.

Dat drama, de karakterzwakte van de oudere broer Frank die niet kan kiezen tussen de rol van attente huisvader en feestende losbol, wordt vroeg geïntroduceerd, maar veel te laat ontwikkeld. Bijna twee uur lang zien we Frank voor, achter, op en onder de toog, of in de weer met lastige zatteklappen, gewillige dames en de hinderlijke buitenwereld (bewaking, brandweer), terwijl de kijker wacht op de knal. Van Groeningen steekt de lont pas ver in de slotact aan, zodat het werkelijke drama, Franks emotionele Werdegang, in de slotminuten wordt afgeraffeld.

Belgica

Soulwax
Wat ook bevreemdt zijn enkele merkwaardige anachronismen. De film opent in de jaren negentig, blijkt uit de posters in Jo’s woning en op een pontificaal in beeld gebracht affiche van Belgica’s feestelijke opening staat de inkom vermeld in franken, wat spoort met Jaydee’s Plastic Dreams (uit 1993) op de geluidsband, maar als we Jo de kas zien tellen laat hij euroflappen door zijn vingers glijden. Ook haaks op de tijdslijn van de film staat de elektrorock die een viertal geheel in het wit geklede dames op het podium van Belgica uit de synthesizers klopt; die muziekstijl is van na de eeuwwisseling. Diverse potentiële incidenten, rond Jo en vooral Frank, blijven onderontwikkeld, wat ertoe bijdraagt dat het verhaal stokt in sfeertekening.

Van Groeningen kreeg, ook internationaal, de handen op elkaar voor De helaasheid der dingen en het eveneens met veel muziek opgetuigde The Broken Circle Breakdown. Het beste van Belgica komt evenwel niet van het filmdoek, maar uit de luidsprekers. Verantwoordelijk voor de ijzersterke geluidsband zijn de gebroeders Stephen en David Dewaele alias Soulwax, ook wel bekend als 2ManyDJ’s en Nite Versions (de electroversie van Soulwax). Ze tekenen voor het complete scala aan acts dat in Belgica’s feestzaal voorbij trekt, van neorockabilly tot ultrascherpe new wave, allemaal rake pastiches. De soundtrack lijkt een compilatie van onbekende bands, maar het is gewoon het nieuwe Soulwax-album.

 

8 maart 2016

 

 

MEER RECENSIES

 

Le Tout Nouveau Testament: meesterwerk?

Ondertussen, op de redactie:

Le Tout Nouveau Testament: wel of geen meesterwerk?

RALPH:

Ik moet schoorvoetend toegeven dat Bob gelijk heeft wanneer hij zegt dat het laatste vehikel van Jaco van Dormael een ontsporend meesterwerk is. Toch wil ik van de gelegenheid gebruik maken om het te houden bij het meesterwerk en de ontsporing aan anderen te laten, want wat vind ik Van Dormael een genot in filmland.

Ergens doet zijn stijl denken aan Jean-Pierre Jeunet en ergens ook weer niet. En ja, de veelgehoorde kritiek over Van Dormael dat zijn films zich vertillen aan de veelheid en grootsheid van zijn ideeën en filosofieën is ook wel te begrijpen. De grootsheid van Mr. Nobody of de veelheid aan humor in Le Tout Nouveau Testament.

Bob heeft het in zijn recensie over style over substance. Vanuit een zeker kader is dat te begrijpen. Anders wordt het wanneer je je als kijker tot subject in de film (in dit geval dus Le Tout Nouveau Testament) laat versmelten. De afstand tussen de twee objecten, filmkijker en filmdoek, versmelt. Juist Van Dormael is in staat een wereld te scheppen die sterk lijkt op onze alledaagse wereld. Tevens lijkt ze ook sterk op de wonderlijke ervaringen die we als kind opdeden (toen we de wereld nog niet zo goed begrepen) en hoe we de wereld in onze dromen ervaren. Hij versmelt ze vakkundig tot één geheel. Hij nodigt je uit de film te ervaren als een onderdeel van dat geheel. Hij toont je als het ware één keuze binnen het eindeloze universum van keuzes en ideeën die mogelijk worden binnen zijn wereld. Soms irriteert dat als kijker, want je had liever links- dan rechtsaf gegaan, soms ben je verrast, want je had dát ene duveltje niet uit dat doosje verwacht.

Le Tout Nouveau Testament bespeelt die uitnodiging met een paar prachtige vondsten. Ten eerste het idee van God in Brussel (geniaal vertolkt door de meest gefrustreerde man in de filmwereld, Benoit van Poelvoorde), de poëtische, beeldende taal en de diversiteit van de humor. De film heeft iets zoetgevooisd, terwijl het tegelijkertijd speelt met het thema van onze sterfelijkheid. Een niet alledaagse combinatie.

Daarnaast is Van Dormael zelf ook een beetje een God, in dat hij een nieuwe wereld creëert, waar jij tijdelijk mag rondlopen. Hopelijk prikkelt hij je fantasie daarmee net voldoende om buiten de afgebakende, vierkante planeet (beter bekend als de bioscoopzaal) je kijk op de wereld te verrijken.

 

ALFRED:

Ben net terug van een wijntje met de vriendin van The Assassin en met Vaughan Williams’ negende op de koptelefoon wil ik graag mijn wisselgeld aangaande Le Tout Nouveau Testament bij je binnen wippen.

Allereerst, helemaal mee eens: Van Dormael is een genot in filmland, waar – net als in de rest van de wereld – onschuld met argwaan wordt bekeken, want zo cynisch zijn we inmiddels wel geworden. Met kritiek als dat ‘zijn films zich vertillen aan de veelheid en grootsheid van zijn ideeën en filosofieën’ maak ik op donkere winteravonden de kachel aan – op zonnige zomerdagen gooi ik ze in de Amsterdamse gracht – want dat is naijver van mensen die zelf geen ideeën hebben, laat staan grootse. Die weten dus niet waar ze over praten, storende achtergrondruis.

Le Tout Nouveau Testament

Van Dormael is een surrealist, put inspiratie uit het onderbewustzijn, vertrouwt niet blind op de ratio. Niet helemaal toevallig kiest hij kinderen of jongvolwassenen tot hoofdpersoon. Ook Le Tout Nouveau Testament toont de ‘kinderlijke’ verwondering over een magische wereld, maar dan omgekeerd. Dochterlief corrigeert haar vader. De volwassenen maken er een potje van en Van Dormael reageert, op zijn manier, met mededogen. Uit zijn films spreekt een katholiek wereldbeeld. Paul Verhoeven steekt heel anders in elkaar.

Nu dat uit de weg is, moet ik ook kwijt dat de Belgische inzending voor de Oscar, afdeling niet-Engelstalige film, een tikje onevenwichtig is, al is het wat mij betreft om andere redenen dan jullie aangeven.

Opening en slot zijn heel sterk. De vondst om van Onze Lieve Heer een morsige misantroop te maken is voor de hand liggend, maar schitterend gepersonifieerd door Van Poelvoorde. De trouvaille om Zijns Werken te saboteren door ieders sterfmoment te onthullen raakt aan diepe menselijke angsten en opent een filosofische doos van Pandora. Dat wordt weer geestig neergezet via de running gag van de nihilistische waaghals die zich van de torenflat stort in de wetenschap dat zijn tijd nog lang niet is gekomen. En het slot mag er ook zijn, dat bloemetjesbehang aan het firmament stoort mij allerminst.

Echter, wat jammer van dat middenstuk, de tweede acte waarin de discipelen worden gerekruteerd. Dat is nogal formulematig uitgewerkt en daar wreekt zich de conceptuele opzet van de film. Dat is wellicht het probleem met Van Dormaels werk: niet de filosofische inhoud, maar de conceptmatige uitwerking. Ware brille gebruikt het idee als platform, om vervolgens los te gaan—niet als spoorboekje. Painting, of in dit geval, filming by numbers laten we over aan de boekhouders die zich kunstenaar noemen.

Afijn, dit soort spiritueel angehäuchte films mag ik graag zien. Zie mijn enthousiasme voor Knight of Cups. En wat mij betreft een stuk geslaagder dan Cemetery of Splendour van die Thaise meneer met die onmogelijke naam. Maar dat zal wel komen omdat ik een kaaskop ben en geen om yam koeng.

BOB:

Allereerst bedankt voor de kritiek op de kritiek. Een hele eer.

Ralph, jouw stuk bewijst maar weer een ding: recenseren is een gevoelskwestie. En dat is altijd het leuke: iedere film werkt anders op iedereen.

Want ook ik was overtuigd een meesterwerk aan het kijken te zijn, toen ik Le Tout Nouveau Testament zag in Leiden. Ik zat intens te genieten tijden het eerste half uur: virtuoos, geestig, speels, mijn type film. De grap met de sterfelijkheid is fantastisch. Het eindigt voor mij op het moment als het meisje uit die wasmachine kruipt.

Het zoeken naar de apostelen was een leuk gegeven – akkoord – maar de echte vindingrijkheid is dan voorbij, wat mij betreft. Jij hebt het over het versmelten van kijker en beeld (die mag je me nog eens uitleggen, is dat niet bij elke film zo?) maar ik zie vooral ideeënarmoede. De verhalen van de apostelen zijn zo-zo – alleen de seksverslaafde apostel vond ik een sterk verhaal. Het Catherine Deneuve-verhaal doet me denken aan de reactie van de producer toen hij Che? van Polanski voor het eerst aanschouwde: ‘Che?’ dus. Het meisje heeft uiteraard niet de benodigde acteerkwaliteiten, en als hoofdpersoon is dat een probleem, ook een reden dat de film inzakt.

Le Tout Nouveau Testament

Voor mij is er maar een conclusie mogelijk: het script was nog niet rijp genoeg. Want zo gaat het verder. Jongetje wil jurkjes dragen: meh. De verhaallijn van God alias Benoit van Poelvoorde: zwak uitgewerkt. Bij het plot met de bloemetjeshemel zijn we pas echt ontspoord: ik moet denken aan een Zweedse kinderfilm uit 1968. Die niet bestaat. Maar had er zo een bestaan, dan had die dit plot gehad, ongetwijfeld.

Poëtisch dus. En dat verhaal over ‘de wonderlijke ervaringen die we als kind opdeden’ snap ik ook wel. Maar dan kan de filmervaring nog steeds teleurstellen. Binnen de eigen logica van de film heb je bepaalde verwachtingen die hier niet worden waargemaakt. Je krijgt het plot van een kinderfilm in plaats een plot van een volwassenenfilm die gaat over die wonderlijke kindervaringen.

Je moet een film krachtig beginnen en eigenlijk nog beter eindigen. Drie voorbeelden van films die mij wel overrompelden met een dergelijke eigen logica waren Eternal Sunshine of the Spotless Mind, Wrong en Appelkriget. Het verschil: ze werden beter naarmate de film vorderde.

En dan heb ik het nog niet eens over hoe de manier van editen, filmen en grapjes maken me tamelijk letterlijk doet denken aan het betere werk van Jean-Pierre Jeunet.

Deze film had de afslag Geniaal  had kunnen pakken, maar in plaats daarvan zijn we recht vooruit gereden, naar Goed en Vermakelijk. Goed of Vermakelijk, je mag kiezen, maar beide aan elkaar solderen om het woord ‘meesterwerk’ te creëren, is wat mij betreft te veel eer.

RALPH:

Het versmelten van kijker en beeld, Bob, is dat moment waarin je jezelf kan en mag overgeven aan hetgeen op het witte doek geprojecteerd wordt. Laat ik dit contrasteren met de vele momenten waarin ik toeschouwer ben en blijf. Vrijwel alle blockbusters, maar ook veel arthouse cinema. Arthouse is niet zelden een vaste routine. Links georiënteerd, focus op persoonlijk verval, plattelandsdrama, oh oh wat hebben we ’t slecht.

Dheepan

Dheepan bijvoorbeeld grossiert daarin. Hoewel kwalitatief een goede film, is de reële ellende in de sloppenwijken van Frankrijk en het bijpassende leed vervallen tot Audiards gimmick, die echter wel gemakkelijk scoort bij de filmjournalistiek. Misschien wel omdat we ons niet niets mogen aantrekken van al dat leed buiten onze achtertuin. Daarmee is Arthouse soms net iets teveel geëngageerd, te snoeverig, te salonfähig, te VARA, te DWDD. Bah! Daar ontstaat de afstand tussen mij als kijker en zij op het witte doek.

Maar volgens mij dwaal ik alweer af, al hoop ik dat het versmelten zo wat duidelijker is geworden. Ander voorbeeld van versmelten vorig jaar was The Dark Horse, waarin ik op momenten Genesis Potini een welgemeende knuffel had willen geven.

Genietend van de veelheid aan invalshoeken van waaruit we Le Tout Nouveau Testament hebben beschreven en nadenkend nogmaals over de film moet ik toegeven dat ik te graag wilde dat deze film een meesterwerk is. Een nieuwe La Grande Bellezza of The Congress. Het type film waar er liefst elk jaar ten minste één van verschijnt en dat was in 2015 uiteindelijk Realité.

Tijd om es naar Cemetery of Splendour te gaan, van Apichatpong Weerasethakul. Adios Alfred!

 

18 februari 2016

 

Meer ‘Ondertussen, op de redactie’