Twilight Samurai, The (2002)

REWIND: The Twilight Samurai (2002)
De man met het bamboezwaard

door Cor Oliemeulen

The Twilight Samurai (2002) begint als een historisch familiedrama over een samoerai tegen wil en dank en eindigt als een onvervalst melodrama.

In een land waarin de samoerai meer dan duizend jaar lang een wezenlijk onderdeel van de maatschappij uitmaakte, is het niet vreemd dat bijna elke zichzelf respecterende Japanse cineast de lotgevallen van deze archetypische krijger verfilmde. Meestal is de samoerai opgeleid in gevechtskunsten en militaire tactieken, stelt zich in dienst van een clan en zijn heer, en volgt hij de weg van het zwaard – ook als het moet om zijn eigen leven te beëindigen.

The Twilight Samurai (2002)

Liever feodaal onderdaan dan samoerai
In The Twilight Samurai (Tasogare Seibei, 2002) van Yoji Yamada lijkt het titelpersonage Seibei Iguchi aanvankelijk niets op een opofferingsgezinde strijder. Net als bijvoorbeeld zijn blinde collega in The Tale of Zatoichi (1962) leeft hij medio negentiende eeuw in de laatste jaren van het onrustige Edo-tijdperk, voordat de macht van de keizer in ere zal worden hersteld. Net als Zatoichi behoort Seibei tot de onderklasse en hanteert hij het zwaard slechts wanneer het echt niet anders kan. Seibei is lang geleden opgeleid als samoerai, maar schikt zich in zijn lot van feodaal onderdaan.

Sinds het recente overlijden van zijn vrouw aan tuberculose doet hij alles om voor zijn twee schattige jonge dochtertjes en zijn inwonende demente moeder te zorgen. Terwijl de meeste arme mensen hun overleden dierbaren aan de rivier toevertrouwen, koos Seibei voor een begrafenis boven zijn stand. Zijn inkomsten uit zijn baan als bediende in een graanpakhuis en het maken van insectenkooien zijn nauwelijks voldoende om van rond te komen. Terwijl zijn collega’s na het werk nog wat gaan drinken en geisha’s bezoeken, zorgt Seibei dat hij voor het donker thuis is om voor zijn dierbaren te zorgen. Dat levert hem zijn spottende bijnaam ‘Twilight Seibei’ op.

Duels
Zijn status stijgt nadat Seibei een geheim duel met officier Koda in zijn voordeel heeft beslecht. Koda is de alcoholische ex van Tomoe (Rie Miyazawa), met wie Seibei in zijn kinderjaren bevriend was, en die sinds kort in zijn gezin huishoudelijke taken verricht en bijzonder goed overweg kan met zijn twee dochters. Tomoe is van hogere stand en wil met Seibei trouwen, maar hij denkt dat zij vroeg of laat dit armoedige leven niet zal volhouden, dus wijst hij het aanzoek af.



In REWIND opnieuw aandacht voor opvallende films uit dit millennium.

 


Het feit dat Seibei zijn opponent met een houten stok versus een stalen samoeraizwaard heeft uitgeschakeld, leidt naast ontzag van zijn collega’s op een dag tot een uitnodiging van de leiding van zijn clan om de gevaarlijke Yogo te elimineren, omdat anderen dat niet is gelukt. Hoewel Seibei vriendelijk bedankt voor de eer heeft hij uiteindelijk geen keus om de confrontatie met de in diens huis verschanste Yogo aan te gaan.

Seibei ontdekt ter plekke dat Yogo niet het beest is waarvoor men hem houdt en dat beide mannen overeenkomstige achtergronden hebben. Maar Yogo weigert te vluchten en wil beslist het duel aangaan, zodat Seibei uiteindelijk genoodzaakt is zijn zwaard te heffen. Een bamboezwaard weliswaar dat normaliter alleen wordt gebruikt om de techniek te oefenen. Seibei moest zijn echte samoeraizwaard verkopen om de begrafenis van zijn vrouw te kunnen betalen.

Nadat Yogo zijn opponent met diens bamboezwaard heeft uitgelachen en vervolgens met zijn lange zwaard (een katana) het bamboezwaard als een lucifer heeft gebroken, moet Seibei de strijd aangaan met zijn korte zwaard (een wakizashi) dat samoerai slechts bij zich dragen om zich te kunnen verdedigen en om harakiri te plegen. Het mondt uit in een bloederig gevecht, waarvan de winnaar geen verrassing zal heten.

Bamboezwaard
The Twilight Samurai is geïnspireerd op het korte verhaal Het Bamboezwaard en won twaalf Japanse Oscars. Het zijn veroordeeld tot een bamboezwaard doet denken aan de samoeraiklassieker Hara-Kiri (Seppuku, 1962) van Masaki Kobayashi waarin een arme jonge samoerai aanklopt bij het huis van een clanleider en vraagt om op deze heilige grond harakiri te mogen plegen.

Die film speelt in het zeventiende-eeuwse Japan, waarin een tijd vrede was, samoerai geen werk hadden en waren veroordeeld tot de bedelstaf. Zo’n arme bezoekende samoerai werd dan weggestuurd met wat geld en eten. Maar ditmaal niet, want de chagrijnige heer des huizes heeft er genoeg van en vindt dat deze jonge samoerai maar de daad bij het woord moet voegen. Hoezeer de jongeman ook zijn best doet om eronderuit te komen, is hij genoodzaakt om harakiri te plegen. Met, naar wat dan blijkt, zijn bamboezwaard: een langzame pijnlijke dood – met hartverscheurende consequenties (in 2011 al even krachtig verfilmd door Takashi Miike in Hara-Kiri: Death of a Samurai).

The Twilight Samurai (2002)

Einde van de samoerai
The Twilight Samuari is gezegend met een charismatische held tegen wil en dank. De Japanse acteur Hiroyuki Sanada is de laatste jaren vooral te zien in grote, luidruchtige Hollywood-producties als The Wolverine (2013), Avengers: Endgame (2019) en Mortal Kombat (2021). Interessanter is Sanada’s optreden in The Railway Man (2013), waarin hij als voormalige Japans kampbeul decennia later wordt geconfronteerd met een getraumatiseerde Brit (Colin Firth) die terug op de plek des onheils heen en weer wordt geslingerd tussen wraak en vergeving.

Regisseur Yoji Yamada zou in zijn samoerai-trilogie nog twee films maken: The Hidden Blade (Kakushi ken oni no tsume, 2004) en Love and Honor (Bushi no Ichibun, 2006). Ook deze films observeren op fantastische wijze de Japanse cultuur en spelen in een tijd dat de samoerai zijn gedoemd uit te sterven. Want tijdens de hervormingen van de Meji Restauratie eind negentiende eeuw industrialiseerde Japan in hoog tempo en werd in 1876 de samoeraiklasse afgeschaft ten faveure van een leger naar westers model.

Niet alle samoerai waren hiervan trouwens gediend en een aantal ontketende gewapende opstanden tegen de nieuwe machthebbers. De legendarische Satsuma-opstand geldt als geromantiseerde basis voor The Last Samurai (2003) van Edward Zwick, met Tom Cruise als Amerikaanse legerkapitein en Ken Watanebe als leider van de rebellerende samoerai. Hoewel die film vakkundig is gemaakt, gaat er niets boven een authentieke Japanse samoeraifilm als The Twilight Samurai.

 

THE TWILIGHT SAMURAI KIJKEN: o.a. hier te koop.

 

Meer REWIND

Happy Together

****
recensie Happy Together

Eenzaam in Buenos Aires

door Sjoerd van Wijk

Wong Kar-Wai leverde met het drama over gebroken harten Happy Together (1997) zijn eerste goede film af. Doordat zijn stilistische elegantie ingetogen blijft, slaagt hij met een portret van eenzaamheid in de metropool.

Het was de wens van geliefden Lai Yiu-fai (Tony Leung) en Ho Po-wing (Leslie Cheung) om Argentinië vaarwel te zeggen met een bezoek aan de beroemde Iguazu-watervallen. Maar de plannen lopen anders. Ze raken de weg kwijt en ook elkaar. Terug in Buenos Aires zit financieel gezien een terugkeer naar Hong Kong er voor beide migranten niet in. Yiu-fai probeert met allerhande baantjes op te sparen en ondertussen niet in te gaan op Po-wings gebruikelijke voorstel na elke relatiebreuk om ‘opnieuw te beginnen’. Toch zit er nog een laatste opleving van hun stormachtige romance in nadat Po-wing in elkaar geslagen voor Yiu-fai’s voordeur staat.

Happy Together

Mijmering
Niet alleen de terugblikkende voice-over van Yiu-fai maakt van Happy Together (Chun gwong cha sit) een mijmering over het verleden. Zoals gebruikelijk bij Wong voelt de tijdsbeleving zo fragmentarisch en intuïtief als de herinnering zelve. Een spervuur aan stilistische vondsten met frappante camerastandpunten, zwart-wit en kleur die stuivertje wisselen en vlot opgebroken montage wisselen elkaar vlot af. Aan die elegantie zit iets modieus – zo strak, vluchtig en verleidelijk als een reclamespot.

Wongs werk hangt dan ook snel aan elkaar van tierlantijntjes in eerder werk. Zo blijft Fallen Angels (1995) gegrond binnen gangsterconventies en paradeert Chungking Express (1994) vooral een boel cinematische snuisterijen.

Ademruimte
In deze film daalt het tempo echter waardoor de leefwereld van Chinese expats de ruimte krijgt om te ademen. De zon straalt van de straatstenen als ze buiten de openingstijd van hun restaurant voetballen om een aantal biljetten, een van de flarden dagelijks leven die verteld door Yiu-fai langstrekken terwijl Po-wing door zijn hoofd spookt. Leung barst strak getimed in zijn worstelingen om de man van zijn leven vaarwel te zeggen. Zijn personage vormt een organisch geheel met Wongs stilisme in tegenstelling tot de eerdere films waar personages eerder een excuus daarvoor vormden. De romance culmineert toepasselijk met de tango zowel droevig als gepassioneerd in de kille keuken van Yiu-fai’s appartementencomplex.

Voor A Single Man (2009), ook over een man die er alleen voor staat om over de verloren gegane man van zijn leven te komen, filmde regisseur Tom Ford met eenzelfde reclametendens. Maar de speelsheid en warmte van Wong ontbreken in Fords strak in het gelid zittende leefwereld vol Hitchcock-achtige glans. In Happy Together leeft de herinnering pas echt.

Happy Together

Eenzaamheid
Daaruit blijkt de eenzaamheid van leven als vreemde in een wereldstad. Yiu-fai en Po-wing hebben alleen elkaar. Toch zit aan deze hermetisch afgesloten belevingswereld een kosmopolitische kant. De bars met ladingen toeristen, de in rook omgeven keukens en het krakkemikkige appartement – dat alles in een Buenos Aires als dynamische metropool geschoten met timelapse.

In het melancholische terugkijken van Yiu-fai blijft de wereld in fluxus vol levendige omgevingen waar mensen en locaties door elkaar lopen. De commerciële elegantie waarmee dat gebeurt, laat goederen en mensen samenstromen alsof eenzaamheid en extase twee zijdes van dezelfde medaille vormen in 24uursglobalisme. Het bij tijd en wijle zinderende melodrama van Happy Together loopt daardoor over van een ingetogen smachten.

 

Eye brengt in samenwerking met distributeur Cinéart vijf speelfilms van Wong Kar-Wai vanaf 10 juni landelijk uit. Naast Happy Together zijn dat In the Mood for Love, Chungking Express, Fallen Angels en 2046 (allen 4K gerestaureerd). 

 

7 juni 2021

 

ALLE RECENSIES

Widow of Silence

****
recensie Widow of Silence

Slechts een halve vrouw

door Ries Jacobs

Niet vaak opent een film met een beeld zo confronterend als de openingsscène van Widow of Silence. Een oude vrouw wordt vastgebonden in een stoel. Ze zegt geen woord, maar haar doorleefde gelaat verraadt een immense pijn.

Aasia woont samen met haar elfjarige dochter Inaya en schoonmoeder in een armoedige bovenwoning. Haar man verdween tijdens politieke schermutselingen in de al decennia door burgeroorlog geteisterde Indiase deelstaat Kahmir en sinds zijn verdwijning praat Aasia’s schoonmoeder niet meer. Voordat ze de deur uitgaat, bindt ze de oude zwakke vrouw vast in een stoel.

Widow of Silence

Als half-weduwe, getrouwd met een nooit uit de oorlog teruggekeerde en daardoor officieel nog levende man, kan Aasia geen juridische beslissingen maken of beschikken over de bezittingen van haar man. Al jaren probeert ze zijn overlijdensakte te bemachtigen. Alleen dit stukje papier kan haar status van half-weduwe veranderen in die van officiële weduwe, alleen dan kan ze weer beslissen over haar eigen lot. Om het document te bemachtigen, moet zij de bureaucratische mallemolen door. Een lokale ambtenaar wil het certificaat alleen afgeven in ruil voor een gunst en heeft daardoor Aasia’s toekomst in zijn handen.

Levend op de brandstapel
Widow of Silence is een drama over een, door loyaliteit aan haar al dan niet overleden man, verscheurde vrouw. Aasia kan de vloek die als half-weduwe op haar rust opheffen door met een nieuwe man te trouwen en heeft zelfs een aanbidder die haar haar status en menselijkheid kan teruggeven. Maar het voelt als verraad aan haar man om opnieuw te trouwen en ze blijft in de maalstroom van armoede en onrecht ronddraaien.

Tegelijk brengt regisseur Praveen Morchhale de positie van de vrouw in India realistisch in beeld. Volgens de heersende traditie is de taak – de enige échte taak – van de vrouw om haar man en gezin te dienen. Nog steeds komt voor dat een weduwe op de brandstapel van haar overleden echtgenoot klimt en zichzelf levend in de vlammenzee gooit. Een ongehuwde vrouw is hier slechts een halve vrouw. Omdat Aasia geen echtgenoot heeft, noch levend noch dood, ziet de samenleving haar niet als een volwaardige vrouw. Haar omgeving keert haar de rug toe waardoor ze in haar eentje de kost verdient, Inaya opvoedt en voor de oude vrouw zorgt.

Widow of Silence

Gargamel
De enige kritiek op de film is dat de karakters niet voldoende tot leven komen. De in- en inslechte naamloze ambtenaar die misbruik maakt van onschuldige en rechteloze vrouwen, het komt enigszins over als de kwaadaardige Gargamel, de eeuwige vijand van de smurfen. Dat Morchhale de personages opoffert voor het verhaal en het maatschappelijke punt dat hij wil maken, komt het acteerwerk niet ten goede.

Dit maakt de maatschappelijke urgentie van Widow of Silence niet minder, want armoede, ongelijkheid, vrouwenonderdrukking, oorlog en een corrumperende bureaucratie komen in het India van nu, vooral op het platteland, nog steeds voor. Het land dat zich in de afgelopen decennia ontwikkelde tot een grootmacht die vooroploopt op het gebied van informatietechnologie, blijft in maatschappelijke opzichten hopeloos ouderwets. Het is aan kunstenaars als Morchhale om dit in beeld te brengen.

Widow of Silence is sinds 20 mei te zien op Picl.

 

21 mei 2021

 

ALLE RECENSIES

Fugitive from the Past, A

****
IFFR Unleashed – 2005: A Fugitive from the Past 
Auteur zonder handtekening

door Alfred Bos

Tijdens een vliegende storm steken drie mannen in een roeiboot een zeestraat over en slechts één komt aan. Tien jaar later volgt de rekening. A Fugitive fom the Past (1965) van Tomu Uchida verhaalt over karma.

Ook Japan had in de jaren zestig zijn nouvelle vague, met Oshima, Imamura en Suzuki als de bekendste representanten. Een van de beste voorbeelden van nūberu bāgu, de Japanse new wave, is een drie uur durende politieprocedurefilm van een veteraan van de Japanse cinema. A Fugitive from the Past (Japanse titel: Kiga kaikyō) van Tomu Uchida is een toonbeeld van filmisch vakmanschap. Alleen een meester, sereen in zijn kunst, kan de regels zo moeiteloos naar zijn hand zetten. En breken.

A Fugitive from the Past

A Fugitive from the Past (1965) – naar de roman Straits of Hunger van Tsutomu Minakami – volgt de jacht op een misdadiger, het subgenre dat is geïnitieerd door Fritz Langs M. Evenals Akira Kurosawa in High and Low (1963) toont Uchida beide kanten van het verhaal, we volgen de dader en de autoriteiten. De schakel tussen de antagonisten is onderwerp van het middenstuk van de film. Het last heden aan verleden.

In The Third Murder (2017) van Hirokazu Koreeda staat het verhoor van de schurk centraal in de zoektocht naar de waarheid. Boeddhistische spiritualiteit vormt de kern van Kenji Mizoguchi’s Sansho the Bailiff (1954). A Fugitive from the Past doet beide, het is een door en door Japanse film.

Veelheid van stijlmiddelen
Voor de Tweede Wereldoorlog was Tomu Uchida (1898-1970) een in Japan veelgeprezen regisseur van films die vaak zijn gebaseerd op romans. De non-conformistische aanpak en de veelheid van stijlmiddelen – formeel én ad hoc, klassiek én modernistisch – die A Fugitive from the Past typeert, is eigen aan veel van zijn latere films.

Uchida behoort tot de pioniers van de Japanse cinema. Hij debuteert in 1922 met Aa, Konishi junsa (Police Officer Konishi); het is een coproductie met Teinosuke Kinugasa, de regisseur van het avant-gardistische Kurutta Ippēji (A Page of Madness, 1926) en het met een Gouden Palm bekroonde Jogokumon (Gate of Hell, 1953). Hij is een Japanse tegenhanger van Howard Hawks of John Ford.

Het overgrote deel van de meer dan veertig films die Uchida voor de oorlog regisseerde, in dienst van Japanse filmstudio’s, is tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan. Dat is mogelijk een reden waarom de regisseur buiten Japan – waar zijn werk veel publiek trok – minder bekend is dan zijn generatiegenoten Ozu, Mizoguchi en Kinugasa. De belangrijkste reden is wellicht dat hij, naast zijn imponerende vakmanschap, geen kenmerkende eigen stijl of thema heeft. Uchida is een auteur zonder handtekening.

Het expressionistische Keisatsukan (Policeman, 1933), over twee jeugdvrienden, een gangster en een agent, is zijn enige stomme film waarvan een complete kopie bestaat. Van het sociaal geëngageerde Tsuchi (Earth, 1939) ontbreekt de laatste filmrol. De film is gesitueerd in de regeringsperiode van keizer Meiji (1868-1912), waarin de feodale Japanse samenleving in ijltempo moderniseerde naar westers model. Het persoonlijke drama van de straatarme boeren resoneert met de politieke situatie. In A Fugitive from the Past gebeurt iets dergelijks.

Open voor experiment
Het gemak waarmee Uchida van genre en stijl wisselt, kenmerkt zijn naoorlogse films. Na een afwezigheid van vijftien jaar keert hij in 1955 terug met Chiyari Fuji (Bloody Spear of Fuji Mountain), geproduceerd door zijn filmvrienden Ozu, Mizoguchi en Daisuke Itō, pionier van de chambara (samoeraifilm) en de bewegende camera. De film over een samoerai en diens knechten is jidai-geki (historisch drama), komedie en roadmovie ineen; de speersjouwer is hondstrouw én slimmer dan zijn meester. Cameravoering en mise-en-scène zijn streng formeel en tonen de invloed van kabuki (gestileerd dansdrama) en bunraku (poppentheater).

Kabuki en bunraka staan centraal in de verfilming van het volksverhaal Koi Ya Koi Nasuna Koi (The Mad Fox, 1962), dat animatie mengt met live action; het resultaat is hallucinant. Iets dergelijks deed Uchida drie jaar daarvoor in Naniwa No Koi No Monogatari (Chikamatsu’s Love in Osaka). Met een postmoderne truc voert Uchida de zeventiende-eeuwse poppenspeler Chikamatsu, auteur van het verfilmde toneelstuk, op als verteller én personage. Werkelijkheid en nabootsing vloeien over in elkaar.

A Fugitive from the Past is de meest modernistische film die een regisseur van de eerste generatie Japanse cineasten heeft gemaakt. Het is een bij vlagen avant-gardistische mix van klassiek formalisme en bevlogen experiment. Grootste probleem voor de regisseur is hoe hij het innerlijke leven van zijn personages zichtbaar maakt. Die visualiseert hij door beelden te solariseren, de tonen van zwart en wit om te keren; het kunnen herinneringen zijn, gedachten of ideeën. Ook de moraliteit van slecht en goed keert hij om.

Traditie versus moderniteit
De geluidsband wordt eveneens ingezet voor experiment. Er zijn flarden van elektronische muziek, in 1965 een embleem van modernisme. We horen een sirene (in de film) die zich mengt met percussie (op de soundtrack, buiten de film), het klinkt als een werkstuk van de avontuurlijke componist Edgard Varèse. Uchida maakte eerder op originele wijze gebruik van geluid: in Jibun No Ana No Naka De (A Hole of My Own Making, 1955) vervlecht hij constructiewerk met overvliegende straaljagers. Daar staat het voor vernieuwing, de moderne tijd en de Amerikaanse bezetters. Hier voor chaos, rampspoed en verwarring.

A Fugitive from the Past

De tegenstelling tussen traditie en het moderne Japan, zo typerend voor de gouden eeuw van de Japanse cinema, domineert de structuur van A Fugitive from the Past. De film bestaat uit twee delen die elkaar spiegelen. Het eerste deel speelt in 1947, kort na de oorlog, waarin Japan is bezet door de Amerikanen en de bevolking moet overleven in een verwoeste maatschappij. Het tweede deel speelt tien jaar later, wanneer het land is herbouwd tot moderne, op het westen georiënteerde samenleving.

Er is nog een derde deel, het middenstuk dat zich in een onbepaalde tijd tussen 1947 en 1957 afspeelt, de jaren van de wederopbouw. De nieuwe vrijheid – zonder anker, zonder traditie – leidt tot zielloos hedonisme en nihilisme. Plaats van handeling is Tokio, waar een gastvrouw (voormalige prostituee, nu geisha) weinig hoffelijk wordt behandeld door dronken Japanse nozems en Amerikaanse soldaten.

De Amerikaanse bezetter heeft een corrumperende invloed, de moderne wereld genereert nieuwe misdaad. Als de vrouw zich door de nachtelijke uitgaansbuurt verplaatst , zien we een van boven gefilmd crane shot van tientallen seconden lang. Het verbluffende shot lijkt de overgang van verleden naar heden te suggereren. De camera hangt als een brug boven de werkelijkheid.

De schaduw van het verleden
De hoofdpersoon, Takichi Inukai (gespeeld door de steracteur Rentarô Mikuni), wordt in 1947 verdacht van roofmoord en brandstichting; ook zou hij twee handlangers om het leven hebben gebracht. De politie zoekt hem en hij schuilt bij een prostituee, Sugito Yae (Sachiko Hidari), die hij een deel van de buit schenkt. Tien jaar later is Inukai een succesvol zakenman; hij heet nu Kyôichirô Tarumi. De vrouw, Yae, is hem nooit vergeten; door zijn geschenk heeft zij haar leven op orde gekregen. Wanneer ze in een krantenartikel over de zakenman Tarumi haar redder Inukai herkent, besluit ze hem op te zoeken. Het resultaat is fataal, Inukai/Tarumi doodt opnieuw twee mensen en ditmaal vindt de politie hem.

Net als in High and Low (1963) van Akira Kurosawa zoekt de politie in A Fugitive from the Past een misdadiger. Bij Kurosawa staat de tegenstelling tussen rijke industrieel en arme student centraal. Voor Uchida speelt een andere vraag, hoe lang is de schaduw van het verleden? Het personage van Inukai/Tarumi staat voor Japan: van zwervende sloeber tot geslaagde zakenman, van slachtoffer tot succes. Maar tegen welke prijs? Wanneer Yae hem na tien jaar heeft gevonden en hij haar in eerste instantie niet meent te herkennen, verzucht hij: “Ik ben de zin van het leven kwijt.”

Het derde deel van de film, dat speelt in 1957, stapelt ironie op ironie. Het toeval heeft Inukai/Tarumi een nieuwe toekomst gegeven, maar een daad van medeleven wordt zijn ondergang. Wat hij vreesde, gebeurt tien jaar later – gemotiveerd door liefde – alsnog. Het is niet het sterkste deel van de film. Het lange verhoor mist de dynamiek van de eerste twee delen. De spanning komt uit de dialoog, niet uit de beelden. Ook hier is het probleem van Uchida: hoe verbeeld ik het innerlijk van de personages? De film suggereert een boeddhistische boodschap – karma wint altijd – maar weet de motivatie van Inukai/Tarumi niet zichtbaar te maken.

Afwijkend filmformaat
Inukai/Tarumi spreekt over de armoede van het ontredderde Japan waarin hij en zijn moeder in ontbering moesten leven. De naoorlogse schaarste maakt Uchida terloops maar treffend zichtbaar. De detective die op zoek is naar Inukai, heeft last van zijn longen en zijn gezin ruziet over het gebrek aan voedsel. Er is een florerende zwarte markt en jongemannen zien ‘hun’ vrouwen ingepalmd door Amerikaanse soldaten. Tien jaar laten ruziën de zoons van de detective, tieners inmiddels, nog steeds.

A Fugitive from the Past is laatste grote film van Tomu Uchida en hoog geprezen in Japan. In het westen is hij, met een handvol andere films van deze begaafde maar weinig bekende regisseur, slechts beperkt te zien geweest. De film toont Uchida’s volmaakte beheersing van het medium; hij is vloeiend in een veelheid van filmidiomen.

A Fugitive from the Past

Gedraaid in zwart-wit-breedbeeldformaat en geschoten met een draagbare 16-millimeter camera (opgeblazen tot grofkorrelig 35 millimeter), maakt de regisseur optimaal gebruik van het afwijkende formaat. In de slotscène zit een moment waarop de vluchteling uit het verleden en de detectives verspreid staan over het dek van de veerboot tussen het Japanse hoofdeiland Honshu en het noordelijke Hokkaido. Na slingerwegen door Japan – en de tijd – eindigt de film waar hij begon en de compositie van het beeld met de speurder en diens prooi is even uitgebalanceerd.

Japanse nouvelle vague
A Fugitive from the Past opent in pseudo-documentairestijl en is politiefilm, thriller en gendaigeki (eigentijds drama) ineen. Er zijn goed gedoseerde en perfect geregisseerde dolly shots en crane shots. De montage is opvallend modern en sneller dan in 1965 gebruikelijk. Was de film indertijd in het westen uitgebracht, de nouvelle vague-regisseurs en Franse filmcritici zouden hebben gejuicht.

Het verleden spiegelt zich in het heden, wil A Fugitive from the Past vertellen. De film telt diverse beeldecho’s, situaties en scènes uit 1947 die zich herhalen in 1957. De kortstondige ontmoetingen tussen Inukai/Tarumi en Sugito Yae; de storm en het woeste water na de moorden; de schouwing van de doodskisten; de lijken die aanspoelen op de kust.

Maar in drie uur film – en tien jaar filmtijd – is er wel degelijk ontwikkeling. A Fugitive from the Past opent met beelden van woeste golven en sluit af met een serene zee. Daartussen speelt zich het leven af, van geboorte naar dood. De tijd laat zich niet vermurwen.

Deze film is bij het jarige IFFR online te zien tot en met 26 mei 2021.

16 april 2021


ALLE RECENSIES 50 JAAR IFFR

Goodbye, Dragon Inn

***
IFFR Unleashed – 2004: Goodbye, Dragon Inn
Is de bioscoop vervloekt?

door Cor Oliemeulen

Het plotloze Goodbye, Dragon Inn toont de verstilde schoonheid van een bioscoop die door gebrek aan belangstelling de deuren moet sluiten. De meeste actie komt van het witte doek in de zaal, maar de schamele bezoekers hebben wel wat beters te doen.

Het Fu-Ho Grand Theater in Tapei zit bomvol toeschouwers die kijken naar de wuxia-film Dragon Inn. Het is 1967 en we zien boven vanuit de projectieruimte door een spleet van wapperende gordijnen flarden van de bezoekers en het filmdoek. Naadloos gaat dit beeld over in een bijna lege zaal waar diezelfde klassieker van King Hu nu zo’n vijftien jaar later wordt vertoond. Onze aandacht gaat uit naar een oudere man die de film kijkt terwijl wij het geluid van opgewonden sprekende en zwaardvechtende mensen horen. Er verschijnen emoties op het gezicht van de man en we zien nu dat hij zelf meespeelde in Dragon Inn.

Goodbye, Dragon Inn

Film kijken is bijzaak
Goodbye, Dragon Inn (Bu San, 2003) is een nostalgisch eerbetoon aan de bioscoop en de film (net als The Last Picture Show uit 1971 en Cinema Paradiso uit 1988), maar schetst tegelijkertijd het sombere beeld van een theater dat wegens teruglopende belangstelling de deuren zal moeten sluiten. Buiten regent het onophoudelijk pijpenstelen en binnen zoekt een Japanse toerist onderdak. Hij heeft geen vuur om zijn sigaret aan te steken. In een aantal droogkomische fragmenten in de zaal, bij de wc’s en in de gangen, waar her en der lekkend water in emmers wordt opgevangen, probeert hij niet alleen een vuurtje te krijgen, maar heeft het er ook alle schijn van dat hij hier niet de enige man is die (homoseksuele?) contacten probeert te leggen.

Je moet houden van de lange, vaak kleurrijke, statische shots van Ming-liang Tsai. De veel bejubelde Taiwanese cineast (hij won in 1994 voor zijn tweede speelfilm Vive l’Amour de Gouden Leeuw in Venetië) maakt de kijker volkomen afhankelijk van zijn beelden, die vooral betrekking hebben op de stuntelige communicatie tussen personages en hun moeizame pogingen om emoties te uiten. Pas na 44 minuten in Goodbye, Dragon Inn wordt de eerste dialoog uitgesproken. ‘Weet je wel dat deze bioscoop vervloekt is’, zegt de man van wie de Japanse toerist uiteindelijk een vuurtje krijgt. Uitleg volgt niet, de kijker moet het stellen met zijn eigen gedachten en associaties.

Goodbye, Dragon Inn

Elke stap die je zet
Het heimelijke verlangen naar communicatie komt eveneens tot uiting tussen het kassameisje en de operator. Het kassameisje heeft zo te zien een klompvoet en loopt als gevolg hiervan tergend langzaam door gangen en op trappen. De kijker is getuige van bijna elke stap die zij zet. Kennelijk heeft zij zich – op deze laatste avond voordat de bioscoop (tijdelijk?) zal sluiten – voorgenomen na zoveel tijd (nader) kennis te maken met de operator. Maar eenmaal aangekomen in de projectieruimte is hij daar niet. Dan maar weer naar beneden terwijl de camera op afstand het meisje in deze troosteloze omgeving observeert.

Als je op zoek bent naar een film met actie (en wat voor actie!) kun je veel beter Dragon Inn zélf kijken. Goodbye, Dragon Inn kabbelt een kleine anderhalf uur voort en is bijna ongekend minimalistisch. Maar juist daardoor word je als kijker uitgenodigd tot nieuwsgierigheid en een beschouwende houding. Een dergelijke weemoedige film over film en het destijds door Ming-liang Tsai gevreesde verdwijnen van de cinema krijgt in deze tijd van lockdowns met het daadwerkelijk sluiten van bioscopen een extra dimensie. De vraag is dan ook welke (Nederlandse?) regisseur – opnieuw zo’n vijftien jaar later – de gelegenheid neemt om een film over een gesloten bioscoop te maken. Met enkel een schoonmaakster, een beveiliger en een fijnzinnig gevoel voor kadrering komt die vast een heel eind.

Deze film is bij het jarige IFFR online te zien tot en met 26 mei 2021.

15 april 2021


ALLE RECENSIES 50 JAAR IFFR

Happiness of the Katakuris, The

***
IFFR Unleashed – 2002: The Happiness of the Katakuris
Het geluk van een verknipte familie

door Bob van der Sterre

De Katakuri’s hebben een guesthouse gebouwd. Alleen sterven de gasten allemaal een ongelukkige dood. Film van Takashi Miike overtreft zichzelf in bizarriteiten en extremiteiten.

We krijgen de Katakuri’s meteen geschetst. Dat is de vader die zijn ziel en zaligheid in het guesthouse heeft gestopt met zijn vrouw. Zijn dochter, een alleenstaande moeder die snel verliefd wordt. Haar zwijgende broer. En opa: ‘Hij leeft een makkelijk bestaan, met het vertellen van leugens en zelfzuchtigheid.’

The Happiness of the Katakuris

Het geluk uit de titel is vet ironisch want het guesthouse loopt totaal niet. De eerste bezoekers zijn spirituele wandelaars en als het dan net de eclips is, haasten ze zich weg. Zij komen er nog goed van af. Alle andere bezoekers sterven door een of andere reden. De een krijgt een hartaanval, de ander pleegt zelfmoord, en zo verder. ‘Heeft u soms een lang koord dat we kunnen gebruiken?’ De Kakaturi’s begraven ze maar, want slechte publiciteit kunnen ze niet gebruiken.

Een van de gasten is een piloot die de goedgelovige dochter Shizue wil veroveren. Hij vertelt dat hij familie is van Queen Elizabeth. ‘Ik herinner me geknuffeld te worden door tante Elizabeth. En Diane! Tegen Charles zei ik: je moet je vrouw koesteren.’ Ondertussen barst de familie voortdurend in gezang uit, inclusief dans.

Wat is dit??
Veel kijkers die The Happiness of the Katakuris voor het eerst zien, zeggen: dit is de vreemdste film die ik ooit heb gezien. Zelfs voor ervaren kijkers is het even slikken. Neem het legendarische begin. Een vrouw begint het met lepelen van de soep. Eruit komt een wezentje. En die trekt de huig los van de soepeetster. En vliegt dan met de huig door het hele land. Eet dan de huig op. Een kraai eet het wezentje op. En een pop pakt een oog en doodt de vogel. Een meisje: ‘En toen verwonderde ik mezelf: wat maakt een familie gelukkig.’

Want wat is deze film niet? Hij heeft drama, zang, komedie, fantasy, spanning, animatie en horror. Voor je weet waar je naar kijkt, ben je al bij de volgende scène. De film was weliswaar licht gebaseerd op de Zuid-Koreaanse film The Quiet Family (Ji Woon Kim) maar is in de handen van Takashi Miike een eigen leven gaan leiden.

Het is bijna ongelooflijk voor te stellen dat iemand die Audition vervaardigde, twee jaar later The Happiness of the Katakuris maakte. Miike probeert veel genres en daardoor heeft iedereen wel een film van hem gezien. Die snelheid nekt hem ook af en toe, want niet al zijn films zijn even goed, zoals bijvoorbeeld Yakuza Apocalypse en Zebraman 2 erg teleurstellen.

The Happiness of the Katakuris

Veel improvisatie
The Happiness of the Katakuris had eigenlijk niet moeten werken, maar werkt tóch. Dat is vermoedelijk sterk te danken aan Miike’s invloed en zijn gebrek aan angst voor het mislukken van zo’n project. Hoewel de film ook wat mindere stukken heeft (eigenlijk dat hele stuk met de moordenaar), het acteren niet echt geweldig is, er soms té maffe dingen zijn (zo draagt iedereen Kappakleding), en is de lengte nog vrij fors (toch 113 minuten).

De film is de kijker telkens een stap voor met het spontane, alles-is-mogelijk-karakter. “Het werd een keer laat”, zei Miike, “en de producer zei dat we de scène de volgende dag niet konden filmen, dus moesten we een eclips verzinnen om de plotselinge duisternis te verklaren.” De kleien poppen werden ingezet om dure scènes te vermijden.

Geen wonder dat deze film zo’n grote schare fans heeft. Deze film is zo consequent bizar dat je als kijker twee keuzes hebt: meegaan in de mafheid of je gezicht afwenden. Je moet toch wel respect hebben voor deze ode aan de fantasie.

Deze film is bij het jarige IFFR online te zien tot en met 26 mei 2021.

12 april 2021


ALLE RECENSIES 50 JAAR IFFR

Mysterious Object at Noon

****
IFFR Unleashed – 2000: Mysterious Object at Noon
Collectieve verbeelding

door Michel Rensen

Veel kenmerken uit zijn latere werk zijn al terug te vinden in de eerste lange film van Apichatpong Weerasethakul. In een roadmovie door Thailand verkent hij de grenzen tussen documentaire en fictie terwijl een verhaal door zijn personages wordt doorverteld en getransformeerd.

Tien jaar voor Apichatpong Weerasethakul met Uncle Boonmee Who Can Recall His Past Lives in 2010 de Gouden Palm op het filmfestival van Cannes won, maakte hij zijn speelfilmdebuut met Mysterious Object at Noon op het IFFR in 2000. Met ondersteuning van het Hubert Bals Fonds herkende IFFR al vroeg het talent van de nu gerenommeerde filmmaker. Herkenbare thematiek uit zijn films is ook in Mysterious Objects at Noon al te vinden: het vermengen van realiteit en fictie, het hervertellen van verhalen zoals ook in Syndromes and a Century gebeurt, en ook de meanderende narratieve structuur die zich niet gemakkelijk laat grijpen.

Mysterious Object at Noon

Kettingverhaal
Op het eerste gezicht lijkt Mysterious Object at Noon af te wijken van zijn latere werk. Geschoten op 16mm in zwart-wit voelt de film aan als een lowbudget-roadmovie. De speelse wijze waarop Weerasethakul in de film met zijn subjecten spreekt, draagt daar zeker aan bij. We maken kennis met een grote verscheidenheid aan personages, van Bangkok tot diep in de jungle, van straatverkopers tot schoolkinderen.

De film creëert zo een gevarieerd portret van een land, vol verschillen – door een kettingverhaal over een jongen in een rolstoel en zijn leraar samengebracht. Terwijl steeds iemand anders het volgende stuk van het verhaal vertelt, wordt de nieuwe inbreng steeds bizarder. Een klein, simpel drama transformeert in een verhaal met dubbelgangers, aliens en tijgers. De verbeelding kent geen grenzen.

Tussen feit en fictie
Weerasethakul springt zonder enige markering tussen documentaire en fictie. De grenzen tussen de persoonlijke verhalen van deze mensen en de hervertelling zijn niet altijd even duidelijk. De interviews worden vermengd met nagespeelde scènes uit het fictieve verhaal, maar sommige scènes zouden evengoed documentair van aard kunnen zijn.

Zelfs binnen scènes vindt een verschuiving plaats die de aard van de vertelling verwart. Zo wordt een schijnbaar persoonlijk verhaal nog in hetzelfde shot opgevolgd met de vraag van een van de kinderen of het filmen klaar is en hij nu eindelijk naar huis mag. Voor hij antwoord krijgt, haalt een crewlid een script tevoorschijn en loopt Weerasethakul zelf het beeld in. De filmische illusie is doorbroken.

Mysterious Object at Noon

Folkloristische verhalen
Nadat een vishandelaar emotioneel vertelt hoe haar vader haar als kind verkocht, vraagt Weerasethakul van achter de camera vrij abrupt of ze misschien ook een ander verhaal te vertellen heeft. “Het mag echt zijn of fictief”, voegt hij daar laconiek aan toe. Met deze simpele vraag brengt hij niet alleen de rest van de film op gang, waarin het verhaal van de gehandicapte jongen doorgegeven wordt, maar legt hij ook de nadruk dat documentaire, of de realiteit, net zo goed geconstrueerd is uit verhalen. Of die echt zijn of fictief, wie zal het weten?

Net als in Uncle Boonmee Who Can Recall His Past Lives en Cemetery of Splendour beïnvloeden de folkloristische verhalen de werkelijkheid. Tegelijkertijd vervormen de vertellers de verhalen terwijl ze opnieuw verteld worden. De realiteit krijgt vorm door de verhalen die we elkaar vertellen en die realiteit beweegt de verhalen weer in nieuwe richtingen. Hoewel Mysterious Object at Noon op het eerste gezicht als een roadmovie een portret van Thailand schetst, biedt de film vooral een reis door de collectieve verbeelding van zijn inwoners.

Deze film is bij het jarige IFFR online te zien tot en met 26 mei 2021.

7 april 2021


ALLE RECENSIES 50 JAAR IFFR

Touch of Zen, A

****
IFFR Unleashed – 1995: A Touch of Zen
Kungfu met een spiritueel randje

door Cor Oliemeulen

Zwaardvechten, politiek drama, feminisme, boeddhisme en een spookverhaal komen samen in deze wuxia-film van King Hu. Centraal in het plot staat de relatie tussen dertiger Ku, een portretschilder, en de vrijgevochten Yang. Zij is op de vlucht voor strijders van de imperialistische eunuch Wei die haar vader, een generaal, hebben vermoord. A Touch of Zen (1971) is kungfu met een spiritueel randje.

We schrijven de veertiende eeuw ten tijde van de Ming-dynastie. De jonge vrouw Yang (Hsu Feng) neemt haar toevlucht tot een verlaten fort. Volgens de inwoners van het stadje zijn daar geesten. Yang raakt bevriend met de moeder van Ku (Shih Chun). Zij wil dat haar zoon iets nuttigs met zijn leven doet en voor meer inkomsten zorgt. Op haar ziekbed spreekt moeder haar zorgen uit over het verbreken van de bloedlijn van haar familie. Yang offert zich op en duikt met Ku de koffer in. Steeds meer opgejaagd door Wei´s strijders vinden ze uiteindelijk bescherming bij enkele boeddhistische monniken. Die leggen een sterk staaltje geweldloze martial arts aan de dag.

A Touch of Zen

Martial arts
King Hu was een Taiwanese filmmaker. Hij volgde in Beijing een kunstacademie, verliet China voor Hong Kong en trad in 1958 in dienst van de beroemde broers Shaw. Aanvankelijk als acteur en schrijver, later als regisseur. De broers Shaw hadden destijds de grootste Chinese filmstudio en waren toonaangevend in het vervaardigen van martial artsfilms. In 1967 startte Hu een filmstudio in Taiwan. Hij keerde in de jaren 70 terug naar Hong Kong, maar bleef ook films maken in Taiwan en China.

Hu ontwikkelde zich al snel tot een auteur: een filmmaker die zoveel mogelijk onafhankelijk opereert en een zeer persoonlijke stempel op zijn producties drukt. Hij bleef de wuxia-film verfijnen met meer subtiliteit en expressiviteit. Te beginnen met Come Drink With Me (1966) en gevolgd door Dragon Inn (1967). In deze films waren de acrobatische bewegingen, zwaardgevechten en rondvliegende pijlen nog dynamischer en opwindender, want Hu maakte efficiënt gebruik van breedbeeld en bijna naadloze montages (let bijvoorbeeld op het beeld en geluid van rennende personages). Bovendien introduceerde hij principes en effecten uit de Peking Opera, bijvoorbeeld de minimalistische percussieklanken.

Onderhoudend en dynamisch
A Touch of Zen (1969) is een episch hoogtepunt in King Hu’s oeuvre. De film is gebaseerd op een klassiek Chinees verhaal en verscheen aanvankelijk in twee delen in de Taiwanese bioscoop. In 1971 werden die samengevoegd tot één film. De lengte van 400 minuten werd teruggebracht tot zo’n drie uur voordat hij zijn internationale première op het Filmfestival van Cannes beleefde. Al met al geen minuut teveel voor dit onderhoudende epos.

Zoals zijn vakgenoot Akira Kurosawa in Japan de samoeraifilm op de kaart had gezet, zo ontpopte King Hu zich als bepalende regisseur van de wuxia-film, zeg maar kungfu met de nadruk op zwaardvechten. Hu had goed gekeken naar Kurosawa, getuige zijn creaties van dynamische beeldkaders, in dit geval met veel nevel en regelmatig een spel met licht, donker, kleur en zon. De cinematografie is zeker voor die tijd opzienbarend, maar doordat een aantal actiescènes zich in het halfduister afspelen, zijn die niet altijd even gemakkelijk te volgen.

A Touch of Zen

De vrouwelijke zwaardvechter
Terwijl Kurosawa louter mannen laat vechten (heel vaak huisacteur Toshiro Mifune) introduceerde Hu de vrouwelijke zwaardvechter. In Come Drink With Me glorieert actrice Cheng Pei-pei. Na een klein rolletje in Dragon Inn doet de mooie Hsu Feng in A Touch of Zen menig mannenhart sneller slaan. Toen ze samen met King Hu te gast was tijdens de vertoning in Cannes ontmoette Feng zoveel ambitie en artistieke visies dat ze besloot om meer te gaan doen dan alleen acteren. Ze zou uitgroeien tot een succesvol filmproducer. Achttien jaar later tijdens datzelfde filmfestival mocht ze als producer van Farewell My Concubine van Chen Kaige de Gouden Palm ophalen.

Tal van filmmakers hebben de choreografie van de martial arts in King Hu’s films gekopieerd. Denk daarbij vooral aan acrobatisch springende zwaardvechters en andere soms komisch werkende bewegingen. Het grote publiek zou hiermee pas kennismaken in Crouching Tiger, Hidden Dragon (2000) van Ang Lee. Naast Hu’s aandacht voor kungfu, drama, spookverhaal, oorlogstactieken en spiritualiteit, biedt A Touch of Zen in bijna elke scène een korte contemplatie over de relatie van de mens met de natuur. De sleutelscène met de fantastische clash in het bamboebos, badend in brekend zonlicht, is van een ongekende schoonheid.

Deze film is bij het jarige IFFR online te zien tot en met 12 mei 2021.

2 april 2021


ALLE RECENSIES 50 JAAR IFFR

Tale of Zatoichi, The

****
IFFR Unleashed – 1991: The Tale of Zatoichi
Kaskraker over blinde samoerai

door Cor Oliemeulen

Goede Japanse samoeraifilms behelzen veel meer dan een potje zwaardvechten. Het personage Zatoichi verdient een bijzondere plaats in het genre, want hij behoort tot de absolute onderklasse, houdt van gokken én is blind. The Tale of Zatoichi (1962) is de eerste film in een lange, succesvolle reeks.

De verhalen spelen zich af in een van de laatste periodes van het Edo-tijdperk (1830-1850) waarin het regerende shogunaat in het vroegere Tokio was gevestigd voordat de keizer de macht kreeg. Zatoichi werd geïntroduceerd door novellist Kan Shimozawa. Het titelpersonage verloor zijn gezichtsvermogen als kind door een ziekte, ging trainen met een zwaard nadat zijn vader hem op vijfjarige leeftijd had verlaten, werd lid van de yakuza, doodde veel mensen, kwam tot inkeer, ging rondzwerven en verzette zich tegen corruptie en onrecht. Hij ontwikkelde een uitstekend hoor- en reukvermogen, zodat hij bliksemsnel kon reageren op dreigend gevaar.

The Tale of Zatoichi

Edelmoedig maar resoluut
Eigenlijk heet hij Ichi. Zato is de benaming voor iemand die behoort tot de laagste van de vier klassen binnen het todoza, het traditionele gilde voor blinde mannen die zich voornamelijk ten dienst stellen als masseur. Zatoichi verdient liever de kost met gokken, heeft geen afgetraind lichaam en is meer antiheld dan held. Als we in The Tale of Zatoichi (Zatôichi Monogatari) voor het eerst met hem kennismaken, laat hij zich door leden van een clan ogenschijnlijk een poot uitdraaien, maar wint hij vervolgens een klein fortuin door op fantastische wijze hun oneerlijkheid af te straffen.

Zatoichi (Shintaro Katsu, die als kind les van een blinde zwaardvechter zou hebben gehad) heeft zich laten inhuren door de clanleider van die valsspelers omdat diens grote concurrent eveneens een samoerai heeft ingehuurd. Maar als die strijder ziek blijkt, wil Zatoichi niet met hem zwaardvechten. Uiteindelijk heeft hij geen keus, beslecht de strijd en vertrekt naar zijn volgende tijdelijke verblijfplaats, een smachtende weduwe achterlatend. Iemand die niet van zichzelf houdt, kan immers ook moeilijk een geliefde gelukkig maken.

The Tale of Zatoichi

Langlopende reeks
The Tale of Zatoichi is geregisseerd door Kenji Misumi, die in 1954 had gedebuteerd met Tange Sazen: Kokezaru no tsubo (1954), het verhaal over een samoerai met één arm en één oog, en werd in eigen land een kaskraker. Hij ging voortvarend door met het maken van succesvolle zwaardvechtfilms, wat zou leiden tot maar liefst 26 speelfilms (1962-1989) over Zatoichi. De zeventiende film, Zatoichi Challenged, kreeg in 1989 een Amerikaanse remake met als titel Blind Fury en Rutger Hauer als blinde zwaardvechter annex Vietnamveteraan.

In de periode 1974-1979 draaide in Japan een televisiereeks van ruim honderd afleveringen, waaraan zowel vertolker Shintaro Katsu als regisseur Kenji Misumi enkele malen hun medewerking verleenden. Misumi was tevens verantwoordelijk voor vier van zes Lone Wolf-samoeraifilms, te beginnen met Lone Wolf and Cub: Sword of Vengeance in 1972, gebaseerd op de mateloos populaire gelijknamige stripserie.

Vredelievende oplossing
Zatoichi opteert altijd voor een vredelievende oplossing van een conflict en trekt zijn zwaard pas als het echt niet anders kan. Liefhebbers van actie moeten in The Tale of Zatoichi dus lang wachten, want net als bijvoorbeeld in Seven Samurai (Shichinin no samurai, 1954) van Akira Kurosawa worden in de eerste helft de belangrijkste karakters geïntroduceerd, leren we die aardig kennen en begrijpen we beter hun motivatie waarom zij uiteindelijk tot actie overgaan. Bovendien doet Misumi’s debuut denken aan Kurosawa’s ongeëvenaarde klassieker door de mooie zwart-witbeelden, de choreografie en het gebruik van water en wind om de frames meer dynamiek te geven.

Deze film is bij het jarige IFFR online te zien tot en met 12 mei 2021.

28 maart 2021


ALLE RECENSIES 50 JAAR IFFR

Tampopo

****
IFFR Unleashed – 1988: Tampopo
Smaakvolle hartstocht voor eten

door Cor Oliemeulen

De hilarische Japanse rolprent Tampopo was medio jaren 80 zijn tijd ver vooruit. Dé eetfilm der eetfilms verleidt de kijker nu nog steeds met onvergetelijke scènes die in sommige gevallen uitnodigen tot opvolging.

Eten in films is zo oud als de film zelf. De Franse broers Lumière toonden al in 1895 een kort filmpje over het voeden van een baby. Hun landgenoot Georges Méliès trok in 1904 met Sorcellerie Culinaire de trukendoos open wanneer een bedelaar wraak neemt op een kok en duiveltjes inzet om diens soep te laten mislukken.

Tampopo

Luchtig
In de beginjaren van de film was de rol van eten vooral luchtig, denk aan taarten gooien in slapstickfilmpjes. Met de toenemende industrialisatie kreeg voedsel een serieuzere betekenis en verschenen sociale misstanden op het witte doek. Van schrijnend drama over armoede en honger in A Corner in Wheat (1909) van D.W. Griffith tot en met de mistroostige humor in The Gold Rush (1925) waarin Charlie Chaplin als onfortuinlijke goudzoeker van pure ellende zijn schoenen opeet.

Als mensen eten in films is dat nooit toevallig. Vaak dient eten als katalysator van verzoening (Eat Drink Man Woman, 1994) of problemen (Festen, 1998). Sommige mensen bunkeren zoveel dat ze exploderen (The Meaning of Life, 1983), anderen vervelen zich te pletter en besluiten om zich dood te eten (La grande bouffe, 1973). Hoe dan ook heeft de rol van eten en voeding in elke tijd en elke cultuur een andere betekenis.

Van alle eetfilms is Tampopo (1985) na al die jaren nog steeds de meest bijzondere en grappige. Met het thema voedsel als verleiding, het jongleren met stijlvormen en het laveren tussen komedie en melodrama was de Japanse regisseur Jûzô Itami met zijn tweede film zijn tijd lichtjaren vooruit. Begonnen als acteur werd hij pas op zijn vijftigste actief als scenarioschrijver en regisseur. Itami heeft zich duidelijk laten inspireren door zijn Franse collega Jacques Tati, een meester in eenvoudige, rake observaties van het dagelijkse, vaak absurdistische, menselijke gedrag. De satire van Itami is beduidend scherper en gewaagder, zeker als het gaat om de relatie tussen eten, seks en de dood – soms zelfs in dezelfde scène.

Tampopo

Allerbeste noedelsoep
Tampopo (paardenbloem) is de naam van de alleenstaande eigenaresse van een beduimelde eetgelegenheid in Tokio (gespeeld door Itami’s vrouw Nobuko Miyamoto). Met de hulp van een vrachtwagenchauffeur streeft zij naar een goedlopend restaurant waar de allerbeste noedelsoep zal worden geserveerd. Maar voor het zover is, zien we in een reeks uiterst smaakvol gefilmde scènes hoe je het ingenieuze gerecht maakt, presenteert en eet. De compositie en hartstochtelijke benadering van de ingrediënten is tot ware kunst verheven.

Jûzô Itami noemde Tampopo een noedelwestern en leent qua sfeer, low budget en close-ups veel van de spaghettiwestern. In losstaande fragmenten zien we een etiquetteklasje met meisjes die leren hoe je spaghetti moet nuttigen, dat je soms beter geen chips in de bioscoop moet eten en ontdekken we de verleidingen van voedsel. Hilarisch zijn de scènes van de dandy-gangster die slagroom van de linkerborst van zijn vriendin opzuigt en hun techniek om tijdens het voorspel razendknap een rauwe eierdooier heel te houden. Opwindende, geestige en wellicht inspirerende situaties, die een jaar later zouden leiden tot de schaamteloze anticlimax van Kim Basinger en Mickey Rourke in Nine 1/2 Weeks van Adrian Lyne.

Deze film is bij het jarige IFFR online te zien tot en met 21 april 2021.

22 maart 2021


ALLE RECENSIES 50 JAAR IFFR