The Room Next Door (2024)

The Room Next Door (2024)
“Ik denk dat ik een goede dood verdien”

door Cor Oliemeulen

Het oeuvre van Pedro Almodóvar is grofweg in twee periodes in te delen. Van campy en absurdistisch in de beginjaren tot dramatisch en reflecterend in de laatste decennia. Al die tijd vormen kwetsbare maar sterke vrouwen en het eeuwige gevoel van verlangen een rode draad. Dat geldt ook voor The Room Next Door (2024), Almodóvars eerste Engelstalige film en winnaar van de Gouden Leeuw in Venetië. Een aangrijpend verhaal over vriendschap op de weg naar euthanasie.

Ingrid (Julianne Moore) hoort bij een signeersessie van haar boek dat haar oude vriendin Martha (Tilda Swinton) ongeneeslijk ziek is. Tijdens hun rendez-vous in een New Yorks ziekenhuis leren we Martha kennen als een sympathieke, maar emotioneel geremde vrouw. Haar beheersing van gevoelens komt voort uit ervaringen als oorlogsverslaggever en het gemis van het contact met haar dochter Michelle. Maar er is meer aan de hand.

The Room Next Door

Omgaan met afscheid
Martha neemt Ingrid in vertrouwen en vraagt haar om een opmerkelijke gunst. Ze vertelt dat ze euthanasie gaat plegen en dat ze zelf het juiste moment zal kiezen. Ze heeft voor een maand een huis in de natuur gehuurd en wil dat Ingrid haar daar gezelschap houdt. Martha heeft een pil gekocht in het illegale circuit en zal op de bewuste dag de deur van haar kamer dichtdoen zodat Ingrid weet dat ze is overleden. Met haar kalmte en vastberadenheid overtuigt ze Ingrid toe te stemmen. Martha heeft alles zorgvuldig voorbereid, dus Ingrid kan later nooit als medeplichtige worden beschouwd. Aangekomen in het modernistische huis in de bossen van Woodstock is Martha één ding vergeten: haar pil.

Foto: Brigitte LacombeEenmaal gesetteld herhalen ze herinneringen op en ontstaat er een diepe verbondenheid. Het besef van nabije sterfelijkheid slingert heen en weer tussen intense emoties en bewuste terughoudendheid, versterkt door stiltes en blikken. Martha beschermt Ingrid tegen te veel emotionele belasting door zo veel mogelijk afstand te houden, en toont tegelijk haar vastberadenheid. Martha’s overheersende ingetogenheid vertraagt het drama, maar wie goed kijkt en probeert mee te voelen, ziet de subtiliteit in Swintons spel, alles in dienst van een waardig afscheid.

Stijl en kleuren
Naast die verbondenheid en kracht van zijn vrouwelijke personages staat Pedro Almodóvar bekend om uitbundig kleurgebruik in meubels, stoffen, vazen en kunstobjecten. Felle tinten zoals rood, blauw en geel symboliseren vaak passie, identiteit en verlangen. Ze versterken een intense, theatrale sfeer en vormen een visuele taal die gevoelens uitdrukt waar woorden tekortschieten.

In The Room Next Door draagt de kleding bij aan de visuele identiteit van de film. Ingrid verschijnt vaak in ingetogen tinten als grijs en groen, wat haar kalme aard weerspiegelt. Martha daarentegen is gehuld in opvallende kleuren als roze en felgeel, die haar ultieme levenskracht benadrukken. Het contrast tussen beiden is treffend, maar niet verrassend: Tilda Swinton hult zich vaak in uitgesproken kleuren die haar expressieve uitstraling versterken.

The Room Next Door

Symboliek van de architectuur
Het huis speelt een cruciale rol, als een stille getuige van afscheid. De immense architectonische villa met zijn ongewone hoeken en schuine vlakken – in de bossen van Woodstock, maar in werkelijkheid Casa Szoke nabij Madrid – ligt op een helling en versmelt met de natuurlijke omgeving. Almodóvar gebruikt het als een derde hoofdpersoon. Door de grote ramen lopen binnen en buiten in elkaar over; ’s avonds creëren de reflecties van bomen en de lichtval een spel van zowel intimiteit als afstand.

Langzaam vervaagt de grens tussen binnen en buiten, tussen leven en dood. Binnen heerst de besloten wereld van sterfelijkheid; buiten bloeit de natuur en beweegt de tijd onverstoorbaar voort, weerspiegeld in de ramen en het zachte avondlicht. Toch gaat ook een mensenleven door. Nadat Ingrid de levenloze Martha op een ligstoel op het terras aantrof, verschijnt op precies dezelfde plek op een dag haar dochter Michelle (eveneens gespeeld door Swinton).

The Room Next Door is te zien in Eye.

 

25 oktober 2025

 

THEMAMAAND TILDA SWINTON

Andrea Bocelli: Because I Believe

**
recensie Andrea Bocelli: Because I Believe
Mooie beelden en geluiden, maar oppervlakkig portret

door Jochum de Graaf

Andrea Bocelli bereidt zich voor op een optreden in de Thermen van Caracalla, Rome. Het is voor hem een extra speciale locatie omdat hier in 1990 het legendarische concert van de Drie Tenoren – Luciano Pavarotti, Plácido Domingo en José Carreras – plaatsvond, een event dat een tv-publiek van 800 miljoen trok. Voor Bocelli was het een enorme inspiratie voor zijn carrière als operazanger. Op zekere dag wilde hij daar zelf staan en nu, juni 2023, is het zover.    

‘Realiseer je je’, zegt Bocelli tegen zijn collega Massimo Cavaletti ‘dat morgenavond, als ik hier sta te zingen, mijn team Inter in de finale van de Champions League staat? Dat gebeurt maar eens in de zoveel tijd. Ik denk er over om de wedstrijd te volgen via een oortje terwijl ik sta te zingen.’

Natuurlijk komt hij niet met een oortje in het podium op, maar tussen de bedrijven door volgt hij de wedstrijd op de voet, die voor Inter op een deceptie uit zal lopen, Manchester City wint met 1-0. Dat Bocelli absoluut niet tegen zijn verlies kan, laat hij het publiek niet merken. Uiterst professioneel volbrengt hij het concert.

Andrea Bocelli: Because I Believe

Levensverhaal
Because I Believe
vertelt Andrea Bocelli’s levensverhaal, zijn jeugd op het geliefde platteland van Toscane, de jaren op een kostschool. Hij werd geboren met glaucoom, een oogaandoening waardoor hij steeds minder ging zien. Toen hij 12 was, verloor hij definitief het zicht door een ongelukkige voetbal op zijn oog. Bocelli stortte zich op de muziek, leerde zichzelf pianospelen, ontwikkelde zijn geweldige stem en trad jarenlang op in pianobars waar hij zichzelf begeleidde met een repertoire van populaire rocksongs met af en toe een uitstapje naar opera.

De ontdekking door Luciano Pavarotti, die diep onder de indruk was van een demotape, leverde hem zijn eerste platencontract op. Zijn absolute doorbraak kwam met het nummer  Time to Say Goodbye (Con Te Partiro), het geweldige duet dat hij met Sarah Brightman zong. De beelden van de huilende Duitse profbokser Henry Maske bij zijn afscheid en dan Time to Say Goodbye gingen de hele wereld over en maakten van Bocelli in een klap een superster.

Van duetten naar opera
Bocelli maakt de sprong naar de meest gerenommeerde concertzalen en podia: van Madison Square Garden tot Pompeï, en treedt toe tot de jetset van de allegrootsten. Later in de film zien we even zo succesvolle duetten met zangeressen als Céline Dion, Jennifer Lopez en Dua Lipa. En de enige grote Italiaanse rockster Zucchero komt uitgebreid aan het woord over hun samenwerking in de jaren voor Bocelli naar zijn grote liefde opera overstapt.

Zoals bij veel blinden ontwikkelde Bocelli door zijn visuele handicap andere zintuigen – tast, reukzin, gehoor – en oefent zich in echolocatie: een techniek waarbij je net als vleermuizen door middel van klikgeluiden je positie kunt bepalen en je vrij van obstakels kunt bewegen. Het stelt Bocelli in staat bijna als een niet-gehandicapt mens te leven. Hij kan zijn grote passie voor paardrijden uitoefenen en we zien hem naast zijn vrouw op een kaarsrechte weg een heel eind fietsen. En hij kan behalve blindschaken ook heel goed de stukken over het bord bewegen.

Andrea Bocelli ziet er altijd goed gestileerd uit, nu en dan getrimd baardje, dan weer gladgeschoren, altijd volgens de laatste mode gekleed, steevast een zonnebril op, in alle opzichten een Italiaans stijlicoon.

Andrea Bocelli: Because I Believe

Geen diepgang of hogere betekenis
Van een film die door de hoofdpersoon zelf en zijn naasten geproduceerd is, valt geen kritische, dramatisch doorwrochte documentaire te verwachten. Pas op twee derde van de film komt er iets van spanning als de crisis in zijn leven ter sprake komt: de scheiding van zijn eerste vrouw. Zijn twee volwassen zonen verschijnen kort in een scène waarin Bocelli schitterend duetteert met Ed Sheeran. Maar het feit dat Bocelli zijn gezin in de steek heeft gelaten, wordt niet meer dan aangestipt.

Bocelli heeft zijn leven dankzij tweede vrouw Veronica, in alles zijn rechterhand en co-producer van de film, meer dan goed op de rails. Met hun vroeg oude en tamelijk over het paard getilde dochter Virginia van dertien zingt hij een fraai duet: Leonard Cohens Hallelujah.

De film is technisch knap gemaakt door regisseur Cosima Spender. Mooie beelden, mooie geluiden. Wanneer je van Bocelli’s geweldige stem houdt, kom je goed aan je trekken. Maar enige diepgang of hogere betekenis zit er verder niet achter.

 

21 september 2025

 

ALLE RECENSIES

Ran (4K re-release)

*****
recensie Ran
Kurosawa’s duistere meesterwerk

door Cor Oliemeulen

Als iemand Akira Kurosawa vroeg wat zijn beste film was, antwoordde hij steevast: “de volgende”. Totdat hij op 75-jarige leeftijd Ran (1985) voltooide: een episch oorlogsdrama over een oude krijgsheer die zijn rijk verdeelt onder zijn drie zoons en ten onder gaat aan verraad en geweld. Gebaseerd op Shakespeare’s King Lear en Japanse samoeraiverhalen, toont dit meesterwerk een wereld in fysiek en moreel verval. Vier decennia later keert Ran terug op het witte doek in een oogstrelende 4K-restauratie.

Akira Kurosawa, een van Japans grootste filmmakers, werd in het buitenland vaker geprezen dan in eigen land. Hij bekritiseerde de Japanse filmindustrie om haar rigide studiosysteem, dat regisseurs beperkte in hun vrijheid en vasthield aan veilige, traditionele verhalen in plaats van films met risicovolle, meer menselijke thema’s.

Tegelijk kreeg Kurosawa in Japan ook zelf kritiek: zijn films zouden te westers zijn en te veel nadruk leggen op individuele helden, in tegenstelling tot de collectieve waarden van de Japanse cultuur, zoals groepsharmonie, loyaliteit en plichtsbesef. Zijn collega Yasujirō Ozu voldeed juist wél aan deze normen, met verstilde familiedrama’s die de traditionele Japanse levensvisie weerspiegelden. Door Kurosawa’s kritische en onafhankelijke houding werd Ran niet door Japan voorgedragen voor de Oscars, maar uiteindelijk wel door een onafhankelijke groep en alsnog genomineerd voor Beste Buitenlandse Film.

Ran

Van Shakespeare tot Leone
Ruim 25 jaar voor Ran gebruikte de regisseur Shakespeare’s Macbeth als basis voor een herinterpretatie in Throne of Blood (1957). Ook in die film spelen de schermutselingen zich af in het feodale Japan van de zestiende eeuw en ligt de nadruk meer op vorm dan op dialoog. Kurosawa liet zich in zijn films ook inspireren door andere Westerse literatuur, zoals de morele en psychologische diepgang van Dostojewski die je terugziet in Rashomon (1950) met existentiële vragen over waarheid en perspectief, en Ikiru (1952) over een man die worstelt met de zin van het leven.

Tegelijk lieten Westerse filmmakers zich inspireren door het werk van Kurosawa, zoals John Sturges die met The Magnificent Seven (1960) een remake maakte van Seven Samurai (1954) en Sergio Leone die met A Fistful of Dollars (1964) een remake maakte van Yojimbo (1961).

Wind, regen en vuur
Wat vooral opvalt in die remakes is het gebruik van de dynamische cameravoering die Kurosawa hanteerde. Denk aan lange takes waarbij de camera meebeweegt met de actie, bijvoorbeeld lopende, rennende en vechtende personages. Of het gebruik van meerdere camera’s om verschillende hoeken vast te leggen, een spel tussen voorgrond en achtergrond, en het afwisselen van rustige en chaotische shots.

Maar het meest karakteristieke van Kurosawa’s cameravoering is wel het gebruik van de natuur en de weersomstandigheden. Zo opent Rashomon (1950) met beelden van een bos na een zware regenbui en de glinstering van de zon door de bomen, en in Seven Samurai (1954) trotseren de boeren, bandieten en samoerai wind, opstuivend zand, regen en modder. In Ran leeft het landschap: wind, rook en vuur brengen de scènes in beweging, terwijl de lucht langzaam steeds donkerder wordt naarmate het drama zich ontwikkelt.

In de huidige tijd worden de meeste actiescènes met computers gemaakt en kopieer je de poppetjes om een indrukwekkend legertje strijders te krijgen. In Ran zie je zo’n 1400 figuranten die werden gehuld in even zoveel vechtkostuums die allemaal met de hand werden gemaakt.

Kleuren als symboliek
Maar liefst tien jaar werkte de regisseur aan zijn storyboard: van elk shot maakte hij een schilderij in kleur. En toen hij de film uiteindelijk kon draaien, bleken die prenten onmisbaar voor zijn assistenten omdat hij zelf bijna blind was geworden.

De kleuren in Ran zijn symbolisch en essentieel. In King Lear verdeelt de koning zijn erfenis onder drie dochters, in Kurosawa’s herinterpretatie verdeelt krijgsheer Hidetora Ichimonji (Tatsuya Nakadai) de erfenis onder zijn zonen. Die zonen worden vanaf de openingsscène opgevoerd in het dragen van een eigen kleur. De oudste, Taro, draagt gele kleren (waarin keizers in Oost-Azië zich vaak hulden), de middelste zoon, Jiro, is gestoken in rood (dat staat voor ambitie en geweld), terwijl de jongste, Saburo, gehuld is in blauw (dat staat voor helderheid en eerlijkheid).

Deze kleuren versterken niet alleen het gevoel dat de kijker bij de verschillende personages heeft, ze dienen ook als herkenbaarheid (in harnassen en vlaggen) van de legers op het slagveld. Immers, het verdelen van de erfenis leidt tot oorlog tussen de broers. Taro en Jiro smeren hun vader honing om de mond, maar Saburo is kritisch op Hidetora’s besluit en voorspelt dat de erfenis tot een hoop ellende gaat leiden. Hidetora is woedend en verbant Saburo. Maar zodra de oorlog tussen de twee oudste broers uitbreekt, zwerft Hidetora als een waanzinnige over de vlaktes.

Ran

De schoonheid van de tragedie
Net als in King Lear gebruikt Kurosawa in Ran een hofnar, in dit geval in de persoon van de androgyne Kyōami, die niet alleen dient als trouwe dienaar van Hidetora, maar met diens scherpzinnige en ironische commentaar op de gebeurtenissen bijdraagt aan de tragikomische toon van de film. Want tragisch is Ran zeker. Bijna alle hoofdpersonages sterven, een handje geholpen door Taro’s vrouw Kaede (Mieko Harada). Nadat Taro het kasteel van zijn vader heeft overgenomen, wordt zij koningin van het domein dat ooit was van haar eigen familie, die eerder door Hidetora was uitgemoord. Langzaam ontvouwt zich haar uitgekiende, dodelijke wraakplan. De kijker is opgelucht als haar eigen bloed tegen de muren spat.

Waar Shakespeare’s King Lear nog momenten van liefde, vergeving en verzoening kent (zoals de hereniging met de jongste dochter Cordelia), ontbreekt dat in Kurosawa’s Ran vrijwel volledig. King Lear is tragisch, maar eindigt met een sprankje hoop en menselijkheid. Ran is tragisch in de zuiverste zin: een wereld zonder troost. De schoonheid van de tragedie zit in de poëtische vormgeving van verval en vergankelijkheid, de filosofische diepgang en de morele reflectie. Geen goddelijke gerechtigheid, geen redding. Alleen de leegte die mensen zelf veroorzaken.

 

30 juli 2025

 

ALLE RECENSIES

Riefenstahl

****
recensie Riefenstahl
Bewonderd en verguisd

door Jochum de Graaf

Leni Riefenstahl is zo ongeveer de meest omstreden figuur uit de filmgeschiedenis. Bewonderd als esthetisch innovatieve cineaste, maar verguisd als onvervalste propagandist van het naziregime. Regisseur Andres Veiel velt met Riefenstahl het definitieve oordeel over haar in een even fascinerend als ontluisterend portret.

‘Als u uw leven over zou mogen doen, wat zou u dan doen?’ is de vraag aan Leni Riefenstahl. Na enig nadenken zegt ze: ’Ik heb een rijk leven gehad, ik zou het grotendeels hetzelfde doen.’ Heeft ze misschien fouten gemaakt, met haar vriendschap met Hitler? Nee hoor, geen fouten. Het komt er zonder blikken of blozen uit.

Intieme band met Hitler
Het was begin 1932 dat ze voor de eerste keer Adolf Hitler in levende lijve zag, hij gaf een toespraak in het Berliner Sportpalast. ‘Toen hij de eerste woorden sprak, begon ik helemaal te trillen, het zweet brak mij uit, het was alsof hij mij magnetiseerde.’ Ze schreef hem een brief met het verzoek om een persoonlijke ontmoeting. Volgens haar memoires sprak hij toen zijn bewondering uit voor haar eerste film Das Blaue Licht. ‘Zodra we aan de macht zijn, moet jij mijn films maken.’

Riefenstahl

In andere interviews ontkende ze glashard haar intieme band met Hitler en andere kopstukken van het naziregime. Joseph Goebbels met wie ze een kortstondige heftige relatie had, schildert ze nu af als een brute verkrachter om wie ze niets gaf en moeite had om hem van zich af te houden. Peter Jacob, de Gebirgsjäger-officier met wie ze in 1944 trouwde en van wie ze drie jaar later scheidde, was een fanatieke nazi.

Ze had het nooit geweten
Riefenstahl vertelt uitvoerig over haar bijzondere band met Albert Speer, Hitlers favoriete architect en minister van Bewapening die tot het eind van de oorlog het naziregime trouw bleef en er met 20 jaar gevangenisstraf genadig van af kwam. Net als Speer zou ze altijd blijven ontkennen dat ze weet had van de gruwelijkheden in de Tweede Wereldoorlog. De holocaust, de gaskamers, concentratiekampen en de vervolging van Joden – ze had er maar weinig van meegekregen.

Van Magnus Brechtken verscheen onlangs Albert Speer. Een Duitse carrière, waarin de auteur overtuigend afrekent met het beeld van de ‘goede nazi’ dat Speer van zichzelf vormde. Regisseur Andres Veiel komt tot eenzelfde oordeel over Leni Riefenstahl. Als een detective doorzocht hij de ruim 700 dozen met filmspoelen, foto’s, cassettes van telefoongesprekken, dagboeken, interviews, manuscripten, zorgvuldig door Riefenstahl gerubriceerd in zeven categorieën, variërend van steunbetuigingen (enorm veel) tot felle kritiek (beperkt) en alles daar tussenin. Zo achterhaalt hij dat Riefenstahl de passage in een interview met de Britse krant Dailey Express uit 1934, waarin ze zonder gêne vertelt dat ze Mein Kampf heeft gelezen en sindsdien een overtuigd nationaalsocialist is, buiten het archief heeft gelaten.

In het in 1943 opgenomen Tiefland liet Riefenstahl 50 Roma en Sinti uit de concentratiekampen overkomen als figuranten, waarover ze beweert dat die na de opnamen vrijgelaten zouden zijn. Geconfronteerd met het overtuigende bewijs dat ze in plaats daarvan naar Auschwitz afgevoerd werden, reageert ze unverfroren: ‘Ik zeg niet dat zigeuners altijd liegen, maar wie zou er sneller meineed plegen: ik of een zigeuner?’

Vernieuwende cineast
Nee, aan al die ‘politiek’, zoals ze dat noemt, wil ze na de oorlog niet herinnerd worden, iedereen begint er met haar steeds maar weer over. Haar ging het zuiver en alleen om de ‘kunst’. Voor haar lag het hoogtepunt eind jaren dertig toen ze roemruchte films als Triumph des Willens en Olympia al gemaakt gehad en haar reputatie als vernieuwend cineast gevestigd was. Wat daarna gebeurde, heeft ze zo veel mogelijk proberen te bagatelliseren en in eerste aanleg succesvol verdonkeremaand. Na de oorlog werd ze gezuiverd; er zijn wel dertig rechtszaken tegen haar gevoerd, meesmuilt ze. Ze komt er af met het oordeel ‘Mitläuferin’ en verbleef uiteindelijk een aantal maanden in een psychiatrische inrichting. En dat beschrijft ze ook nog veel erger dan het in werkelijkheid was.

In die eerste naoorlogse jaren kreeg ze gehinderd door het imago van nazipropagandist maar weinig opdrachten. Riefenstahl werd vooral gekend om esthetische manier van filmen. De indringende, uiterst suggestieve manier waarop ze nazisymbolen in beeld bracht – een adelaar, de swastika’s, een zee van gestrekte rechterarmen, Hitler consequent in kikvorsperspectief van onder gefilmd, speciale lichtval op zijn gezicht – het was wel baanbrekend. Ze demonstreert haar dynamische montagetechniek: een peloton soldaten die ze eerst linksom langs de massa op de Neurenbergse Parteitag laat marcheren en dan rechtsom zodat het allemaal veel massaler en indrukwekkender lijkt.

Riefenstahl

Olympia: atleten zonder enige emotie
Vol trots vertelt ze dat ze voor haar film Olympia maar liefst dertig cameramannen rond had lopen op de Olympische Spelen van Berlijn 1936 (In Race kroop Carice van Houten in de huid van Leni Riefenstahl, red.). Bijzonder om zien dat ze toen al gebruik maakte van een camera die over een rails loopt naast de atletiekbaan en de atleten van dichtbij in beeld brengt.

Nog veel meer tot de verbeelding sprekend is haar sublimatie van de Körperkultur, de verheerlijking van de schoonheid van het menselijk lichaam. De atleten in Olympia zijn ontdaan van iedere emotie, geen lach of traan op het gezicht, geen spoor van vermoeidheid. De camera zoomt in op de machtige handen van een basketballer, de welgevormde dijen van een – ook zeer bijzonder voor die tijd – naakte speerwerper, de turnster die geen spier vertrekt bij de inspannende oefening op de balk. Het is kil, afstandelijk, haarscherp zwart-wit gefilmd, maar tegelijk soms van een huiveringwekkende schoonheid.

Comeback
Dat laatste komt sterk terug in Riefenstahls reizen naar donker Afrika, haar films en fotografie van de Nuba-stam, waarmee ze in de revolutionaire jaren zeventig en tachtig opnieuw furore maakt en door de kunstelite omarmd wordt. Andy Warhol die een tentoonstelling van haar opent.

Susan Sontag kenschetste het treffend als ‘fascinerend fascisme’. De blanke vrouw die tussen de woeste ritueel dansende zwarten beweegt. Het inzoomen op de gespierde lijven, de witte kalk waarmee ze zijn ingesmeerd. Kijk eens naar de beelden dat ze vanuit haar witte Landrover snoepjes naar de grijpgrage handen van jonge zwarten gooit. Het is verbijsterend en intrigerend tegelijk, het levende bewijs dat ze nooit wezenlijk veranderd is.

 

23 april 2025

 

ALLE RECENSIES

Robot Dreams

****
recensie Robot Dreams
Robotvriend tegen eenzaamheid

door Cor Oliemeulen

Tien jaar geleden bewees Spike Jonze met Her, waarin een man verliefd wordt op de stem van het besturingssysteem van zijn computer, dat technologie kan worden ingezet om de leegte in het menselijk bestaan op de vullen. Een decennium later toont Pablo Berger met Robot Dreams (genomineerd voor de Oscar voor beste animatiefilm) dat de introductie van een heuse robotvriend dichterbij is dan ooit.

De bioscoopbezoeker krijgt tegenwoordig het nodige voor zijn kiezen. De aanloop naar de atoombom (Oppenheimer), een man die zich te pletter valt (Anatomy of a Fall), de ondergang van een obese man (The Whale), afgeknipte vingers (The Banshees of Inisherin) en non-stop knallen en knokken (John Wick: Chapter 4) zijn slechts enkele voorbeelden. Films zonder geweld en ellende lijken al snel saai, maar dan ineens verschijnt daar een masterclass storytelling als Past Lives, dat je doet voelen wat echt belangrijk is in het leven: eenvoud, vriendschap en oprechtheid. Ook Robot Dreams voldoet aan die drie criteria.

Robot Dreams

Eenvoud
Pablo Berger kennen we vooral van Blancanieves (2012), een bewerking van het sprookje Sneeuwwitje van de gebroeders Grimm. Zijn animatiefilm Robot Dreams baseerde de Spaanse filmmaker op de gelijknamige striproman van de Amerikaanse auteur Sara Varon. Berger liet zich imponeren door de verrassende eenvoud van de vriendschap tussen een hond en een robot, maar ook door de simpele tekenstijl. Zijn film is een combinatie van analoog 2D en moderne technieken.

Al lang voordat de regisseur toestemming kreeg om Varons stripverhaal te verfilmen, had Pablo Berger het script al min of meer klaar. Het was hem duidelijk dat het een tragikomedie moest worden, bevolkt met personages die dieren zijn maar zich als mensen gedragen. Dat blijkt een goede keuze, want ‘gewone’ cartoonkarakters werken (Japanse Ghibli-films bijvoorbeeld daargelaten) doorgaans juist meer overdreven dan realistisch. Dat realisme in Robot Dreams wordt versterkt door de tijd waarin het verhaal zich afspeelt: de jaren 80 in New York. In een interview legt de regisseur uit waarom hij houdt van het idee van film als een tijdmachine. “We wilden een echte historische film maken en trouw blijven aan de geluiden, het uiterlijk, de kleding, de winkels – al die details, tot aan de geluiden van de alarmen, de ambulancegeluiden op straat.”

Die bijna chirurgische precisie staat tegenover het gegeven dat de film verstoken is van gesproken dialogen (net als Blancanieves, dat de personages als eerbetoon aan de stomme film laat praten middels schermvullende bordjes). De personages in Robot Dreams maken wel zo nu en dan piep- en fluitgeluiden om hun gemoedstoestand te versterken.

Vriendschap
Deze animatiefilm, die zijn Nederlandse première al beleefde in oktober tijdens het Imagine Film Festival, gaat vooral over vriendschap. We maken kennis met de eenzame Dog, die na het wegwerken van zijn dagelijkse magnetronmaaltijd van macaroni met kaas en het stompzinnige zappen op televisie, een kameraad wenst. Hij ziet de reclame van een zogenaamde Amica 2000 en bestelt deze robotvriend. Nadat er een groot pakket is bezorgd, gaat Dog de robot in elkaar zetten. Hoewel de fabrikant geen Ikea heet, houdt Dog wat schroeven over, maar zijn grijskleurige robotvriend doet het gelukkig. Nog wel.

Robot Dreams

Dog neemt Robot mee de metro in, ze wandelen samen in Central Park, gaan rollerskaten op de klanken van September van Earth, Wind & Fire, kijken The Wizard of Oz en gaan naar Ocean Beach. Ze zonnen, zwemmen en duiken. Maar helaas heeft Dog de gebruiksaanwijzing van Robot niet goed gelezen, want zijn mechanische metalen vriend kan niet tegen water. Sterker nog, Robot kan nog maar alleen zijn hoofd bewegen en blijkt te zwaar om te dragen. Het is de laatste dag van de zomervakantie en het strand en de boulevard gaan pas weer open op 1 juni van het volgende jaar. Wat Dog vervolgens ook probeert, hij moet al die tijd wachten om samen met zijn nieuwe vriend weer leuke dingen te kunnen ondernemen.

Oprechtheid
Tot die tijd volgen we Dog die probeert om nieuwe vriendschappen aan te gaan, maar zich geconfronteerd voelt met het verlies van zijn trouwe vriend. Ondertussen zien we Robot liggen op het strand, dromend over zijn avonturen met Dog, terwijl de seizoenen verstrijken, een vogel een nestje op hem bouwt en iemand met een metaaldetector angstvallig in de buurt komt.

De grote vraag is of de twee gezworen vrienden elkaar ooit zullen terugzien. Dog heeft weliswaar de datum van 1 juni groot omcirkeld op de kalender, maar kan hij wel zo lang wachten, of koopt hij een nieuwe robotvriend?

Pablo Berger gebruikt humor en inlevingsvermogen die ook de jonge kijker goed zal begrijpen en blijft tot en met het onverwachte einde trouw aan de oprechte gevoelens van zijn protagonisten.

 

9 februari 2024

 

ALLE RECENSIES

Roter Himmel

***
recensie Roter Himmel
Dreiging van bosbranden

door Jochum de Graaf

In potentie zou Roter Himmel dé zomerfilm van het jaar kunnen zijn, een tragikomisch relatiedrama dat zich afspeelt in een vakantiehuis bij de Duitse Oostzeekust onder de dreiging van bosbranden. De film heeft in ieder geval de actualiteit van de door ernstige klimaatrampen verstoorde zomer van 2023 mee. Maar in de uitwerking van tragedie en komedie schiet de film net iets te kort.

Hoofdpersoon Leon (Thomas Schubert) is met zijn vriend Felix in een oude Mercedes onderweg naar een vakantiehuis aan de Oostzee, de voormalige DDR. Hij wil daar hopelijk in  alle rust het manuscript van zijn boek afmaken, fotograaf Felix wil aan zijn portfolio werken. Op een landweggetje zegt Leon: ‘Er is iets aan de hand.’ Felix antwoordt: ‘Ik hoor niets.’ Er zijn dreigende wolken, de auto komt met een knal tot stilstand, er heerst een daverende stilte, ze hebben geen bereik. Leon is plots helemaal alleen in het bos, er zijn knakkende takken, er lopen wilde zwijnen, over de boomtoppen scheert een vliegtuig. Leon raakt bijna in paniek, maar dan duikt vriend Felix weer op, neemt zijn bagage over en ze bereiken het huisje.

Roter Himmel

Ongemak
Ze blijken echter niet de enige te zijn, het is er een behoorlijke puinhoop, vliegen boven een vuile vaat, onopgemaakt bed, er draait een was. Felix’ moeder is vergeten hem in te lichten dat ze een kamer aan de nicht van een collega heeft verhuurd. Leon en Felix slapen noodgedwongen in een zijkamer, doen nauwelijks een oog dicht vanwege de liefdesbewegingen die doordringen vanachter de dunne slaapkamerwandjes, en dan ook nog het aanhoudende gezoem van muggen. Het duurt nog een paar nachten voordat ze bij daglicht een glimp opvangen van de knappe medebewoonster, Nadja, een fijne rol van Paula Beer, de muze van regisseur Christian Petzold die in zijn vorige film Undine (2020) de hoofdrol speelde.

Leon wordt instant verliefd op haar, durft haar nauwelijks te benaderen in de veronderstelling dat ze een vaste relatie heeft met strandwacht Devid – een eigenaardige spelling om op z’n Duits zoals Angela uit te spreken.

Er lijkt een opening te ontstaan wanneer Devid een relatie krijgt met Felix. Devid vertelt als ze met z’n allen aan tafel zitten een krankzinnige verhaal over een Arabische man die telkens bij een vrouw aanklopt en een tapijt wil verkopen. Wanneer ze weigert, wordt de man steeds bozer en dreigt als ze blijft weigeren haar met een spray te bespuiten waardoor ze gay zal worden. Devid moet zelf het hardste lachen als hij zogenaamd bekent dat hij ook gesprayd is.

Het zijn soms pijnlijke momenten voor Leon, die een talent voor ongemak in de omgang toont met net verkeerd vallende opmerkingen tegen Nadja, waar hij zich achteraf dan weer voor de kop slaat, wat tamelijk komisch werkt. Zo ontwikkelt zich een verhaal met tal van kleine ongeregeldheden die je net even op het verkeerde been zetten, licht verrassende plotwendingen.

Leon laat Nadja het manuscript van zijn boek ‘Club Sandwich’ lezen. Uit haar stilzwijgende reactie kan hij niets anders afleiden dan dat ze het vrij beroerd vindt. Vertwijfeld zit hij op het strand waar het manuscript alle kanten opwaait. Hij zakt steeds dieper weg in lethargie.

En telkens is er de dreiging van de bosbranden. Op de radio komen berichten dat barbecues verboden worden, de Autobahn in de buurt wordt afgesloten, wat later ook lokale wegen, de hotels krijgen te maken met annuleringen. In het vakantiehuisje maken ze zich vooralsnog niet zulke zorgen, de wind staat de andere kant op. Ze gaan met z’n allen het dak op om naar de Roter Himmel in de verte te kijken.

Roter Himmel

Wending
En dan komt Helmut Werner, de uitgever van Leon, langs. Hij confronteert hem tamelijk hardhandig met de ondermaatse kwaliteit door hele passages op gedragen toon aan hem voor te lezen en vervolgens veelbetekenend te zwijgen. Het klikt nogal tussen Helmut en Nadja, en hij is ook nogal lovend over de foto’s van Felix. Nadja is niet de ijscoverkoopster waarvoor Leon haar houdt maar een volleerd literatuurwetenschapper. Ze reciteert ‘Der Asra’ uit haar hoofd, een gedicht van Heinrich Heine over een slaaf die verliefd wordt op een prinses. Leon kwijnt nog verder weg en kan niet meekomen in de hoogstaande intellectuele conversaties, ontfermt zich in arren moede over de afwas.

Dan komt de wending naar tragedie en drama, Helmut blijkt ongeneeslijk ziek, de branden komen steeds dichterbij, de as komt uit de lucht vallen, Devid en Felix gaan zich met de bestrijding van de branden bemoeien.

In de apotheose komt het verhaal rond. We zien Leon voorlezend uit zijn nieuwe boek dat de dramatische gebeurtenissen op zo’n literair verantwoorde wijze beschrijft dat het zomaar eens verfilmd zou kunnen worden.

Naar verluidt is Roter Himmel, na Undine, het tweede deel uit een trilogie over creativiteit en liefde. Zeker, Petzold brengt de dreiging en de onzekerheid daar aan de Oostzee spannend en soms verrassend in beeld, maar Roter Himmel is een tragikomedie waarin zowel de tragedie als de komedie net niet helemaal tot hun recht komen.

 

30 augustus 2023

 

ALLE RECENSIES

Red Road

****
IFFR Unleashed – 2007: Red Road
De nieuwe Schotse hooglanden

door Tim Bouwhuis

Red Road opent met het alziend oog van de hoofdpersoon en een overweldigende wand van videoschermen. De beelden van bewakingscamera’s bieden Jackie, hun voornaamste toeschouwer, de illusie van controle. De grip op haar eigen leven blijkt zij in een vroeger stadium te zijn kwijtgeraakt.

Met een bedrieglijk eenvoudig uitgangspunt creëert debuterend regisseuse Andrea Arnold (Fish Tank, Wuthering Heights, American Honey) een gespiegelde wereld voor haar getroebleerde hoofdpersoon. Als de baan van Jackie (Kate Dickie) model moet staan voor de moderne farce van zekerheid en overzicht door surveillance, gedraagt Jackie zich zelf juist in alle opzichten onberekenbaar. Alsof ze het levende bewijs is dat alomtegenwoordige camera’s de mens niet kunnen temmen.

Red Road

Jackie’s belangrijkste taak bestaat eruit contact op te nemen met de surveillancediensten in de omgeving als ze iets verdachts observeert. Dat gaat al snel mis. Een man lijkt zich op te dringen aan een dame in wat vervolgens een seksuele ontmoeting met wederzijds goedkeuren blijkt te zijn. Bij de belangrijkste observatie van de film liegen de beelden niet. Jackie herkent een man (Tony Curran) die iets in haar losmaakt; verwarring, obsessie, ingehouden agressie. Ze ontpopt zich tot zijn schaduw.

Tussen agressie en passie
Het siert Arnold dat ze zich niet haast te verduidelijken waarom haar hoofdpersoon zo’n fascinatie ontwikkelt voor een man die Jackie op zijn beurt helemaal niet lijkt te (her)kennen. Kijkers worden zo onherroepelijk deelgenoot van Jackie’s onevenwichtige gedrag – schipperend tussen agressie en passie – en kunnen moeilijker ontsnappen aan de door trauma aangedreven zweem van desoriëntatie die zich van haar meester heeft gemaakt. Het loshandige camerawerk, dat de zintuiglijke ervaring benadrukt en uitvergroot, draagt hier nog eens extra aan bij.

Red Road werd ontwikkeld als de opener van een destijds beoogd drieluik, getiteld The Advance Party (de derde film werd uiteindelijk nooit gemaakt), dat schatplichtig moest zijn aan de Deense Dogma-stroming van de jaren negentig. De films moesten verschillende regisseurs hebben maar voortborduren op dezelfde personages, die waren geschreven door de Deense filmmakers en scenaristen Lone Scherfig (An Education) en Anders Thomas Jensen (Adam’s Apples, Riders of Justice).

Red Road

Stijlkenmerken
Het is wellicht tekenend dat ondergetekende er pas na het kijken achter kwam dat deze productie gebaseerd was op een overkoepelend conceptueel project met een dergelijke voorgeschiedenis. Zo voelt
Red Road nooit aan als een geïnstrueerd drama of een stellig vormexperiment, ook al leunt Arnold wel degelijk op stijlkenmerken (geen externe belichting, het eerder genoemde handheld camerawerk) die door Dogma 95 werden gepropageerd. Telkens overheerst de indruk van levensechte personages, zoals die bijvoorbeeld ook terug te vinden zijn in het vroege werk van de Schotse Lynne Ramsay (Ratcatcher, Morvern Callar). Dickie is compleet geloofwaardig in haar hoofdrol.

Het grauwe aanzicht van de film is passend voor een verloederd deel van Glasgow, waar zogeheten ‘high-rise’ flats (die referenties naar J.G. Ballard’s gelijknamige roman uit 1975 – verfilmd door Ben Wheatley – oproepen) als paddenstoelen uit de grond zijn geschoten. Verwacht hier alleen geen decadente etages die speciaal voor de allerrijksten van alle gemakken zijn voorzien. Een groezelige lift leidt in Red Road naar het appartement van de schim uit Jackie’s verleden. Een schrijnende sociaaleconomische oplossing voor een vastgesteld woningtekort, en kennelijk ook de enige plaats waar Jackie kan afrekenen met het trauma dat ze met zich meedraagt.

Deze film is bij het jarige IFFR online te zien tot en met 26 mei 2021.

19 april 2021


ALLE RECENSIES 50 JAAR IFFR

Rifkin´s Festival

***
recensie Rifkin´s Festival

Film is kunst, een goed leven ook

door Alfred Bos

In de schemer van zijn lange loopbaan zet Woody Allen in Rifkin’s Festival de grappen op een lager pitje en stookt het vuur onder de existentiële vragen op. En komt in het aanzien van de Dood tot een wijze conclusie.

Op 1 december van dit jaar is Woody Allen 85 jaar geworden. Rifkin’s Festival is zijn achtenveertigste speelfilm, als we goed hebben geteld. Allens toon en stijl zijn bekend, we hoeven geen schokkende vernieuwingen te verwachten; geen radicale breuk met het verleden. Zijn jaarlijkse filmrelease is als die wat excentrieke oom die ieder jaar tijdens je verjaardag opduikt om weer dezelfde grappen te vertellen als al die vorige jaren. Maar elk jaar net iets anders, afhankelijk van zijn luim.

Rifkin´s Festival

Dit jaar is de excentrieke oom een tikje melancholisch gestemd, zijn de grappen wat dunner gezaaid. Hij is in een filosofische bui. Hij reflecteert op de grote levensvragen; op het eeuwige, want “politiek is altijd tijdelijk”. Wat maakt het bestaan waardevol? Wat is een nuttig besteed leven? Draait het om roem, status en aanzien? Of om klein geluk in de marge van de rat race? In die zin vertoont Rifkin’s Festival overeenkomsten met La Grande Bellezza, al is Allens toon mild-ironisch vergeleken met het sarcasme van Paolo Sorrentino.

Dagdromen over liefde
Plaats van handeling is het Filmfestival van San Sebastian. Mort Rifkin (Wallace Shawn, die als filmacteur debuteerde in Allens Manhattan) is een schrijver die nauwelijks schrijft omdat hij geen middelmaat wil produceren, alleen grootse meesterwerken à la Dostojevski of Proust. Hij verdient de kost als filmdocent, wat hem eigenlijk prima bevalt want klassieke cinema is zijn passie. De film wordt gepresenteerd als flashback, gekaderd door een sessie bij de psychiater. Rifkin is de verteller wiens voice-over de scènes verbindt.

Rifkin vergezelt zijn vrouw Sue (Gina Gershon) naar het festival in Spanje, waar ze de perszaken regelt voor een modieus hippe regisseur Philippe (Louis Garrel, die Jean-Luc Godard speelde in de biopic Le Redoutable). De hypochonder Rifkin heeft niets om handen en piekert over een mogelijke affaire van zijn vrouw met de veel jongere regisseur. En over zijn leven. Hij fantaseert over een romance met een Spaanse arts (gespeeld door Elena Anaya, Dr. Maru in Wonder Woman) die in New York heeft gestudeerd maar, teleurgesteld door het leven en de liefde, kwijnt in de Spaanse provincie.

Droomscènes als filmpastiches
Woody Allen heeft nooit een geheim gemaakt van zijn bewondering voor klassieke regisseurs als Fellini, Buñuel en Bergman. Filmdocent Rifkin heeft dromen over zijn vrouw en de arts (in zwart-wit, uiteraard) die pastiches zijn van bekende scènes uit beroemde films van Allens favoriete regisseurs. De reeks citaten opent niet toevallig met Otto et Mezzo van Fellini, een film over film. Het is meer dan een meta-grap, Allen benadrukt het belang van verbeelding. Rifkin’s Festival is zijn weerwoord tegen film als louter vermaak.

Rifkin´s Festival

Daarnaast herkent de filmliefhebber, onder meer, Jules et Jim (Truffaut), Citizen Kane (Orson Welles), A bout de souffle (Godard), El ángel extreminador (Buñuel) en Het zevende zegel (Bergman, met Christoph Waltz als de Dood). Geestig is het droomsegment over Persona (Bergman) als de actrices plots in het Zweeds praten.

Wijsheid in plaats van grappen
De pastiche van Het Zevende Zegel is de laatste van de reeks verwijzingen die de ruggengraat van de film vormen. Rifkin’s Festival illustreert letterlijk het bekende cliché dat films celluloid dromen zijn. Qua grappendichtheid staat de film ergens halverwege het oeuvre van Woody Allen, de sterkste is wellicht de vraag van een journalist tijdens een persconferentie: “Were all your orgasms special effects?”

Het zal ook niet helemaal toevallig zijn dat de reeks hommages afsluit met Bergman, want de Dood verwoordt een wijsheid: “Verwar leeg niet met betekenisloos”. Wees geen snob en doe wat je plezier geeft. Zo past de boodschap van Rifkin’s Festival, gedraaid tijdens de nazomer van 2018, onbedoeld maar naadloos bij het bizarre jaar van de pandemie. Want wat de coronacrisis – naast economisch onrecht en een onhoudbare manier van leven – vooral duidelijk heeft gemaakt: goed leven is een kunst en kunst geeft het leven glans.

 

1 december 2020

 

ALLE RECENSIES

Ring of Dreams

****
recensie Ring of Dreams

Meditatie in de boksring

door Ries Jacobs

Het liefst willen ze, in navolging van hun helden Terry ‘Hulk’ Hogan en Dwayne ‘The Rock’ Johnson, worstelen in volle arena’s. Maar ze voeren hun shows op voor een handjevol mensen. Toch keren de Nederlandse showworstelaars in Ring of Dreams steeds weer terug in de boksring, want “het is emotie op zijn hoogtepunt.”

In Amerika trekt professional wrestling (ook wel show-worstelen genoemd) miljoenen televisiekijkers. In ons land is het marginaal vertegenwoordigd. Regisseur Willem Baptist brengt de wereld van het Nederlandse show-worstelen in beeld door de ogen van Tengkwa. Deze altijd gemaskerde worstelaar is een van de steunpilaren van Pro Wrestling Nederland.

Ring of Dreams

Tengkwa staat regelmatig in de ring en traint jongelui die net als hijzelf gek zijn van pro wrestling. Allen dromen van applaus en roem, sommigen zelfs van een professionele carrière. Een van deze jongens is Krystian, een doodgewone iele tiener die in niets op een showworstelaar lijkt, maar wel een enorm doorzettingsvermogen heeft. Dankzij zijn ijzeren wil lukt het hem om de dreunen op zijn lichaam te incasseren.

Toneelstuk voor macho’s
Baptist bouwt zijn ruim een uur durende documentaire zorgvuldig op. Hij laat de kijker rustig kennismaken met de wereld van het Nederlandse show-worstelen. Juist door de zorgvuldige opbouw is Ring of Dreams aanvankelijk wat eendimensionaal. De kijker ziet voornamelijk mannen in te strakke broeken die spelen dat ze elkaar tot moes slaan.

Op het eerste gezicht is dit aandoenlijk. Volwassen mannen (en een enkele vrouw) vermaken in achterafzaaltjes, waar graffiti de muren versiert, anderhalve man en een paardenkop met pro wrestlingshows waarvan iedereen weet dat ze nep zijn. Om die reden doen we er in ons nuchtere land soms ten onrechte wat lacherig over. Een film is ook niet echt, maar daar laten we ons wel door meeslepen. Pro wrestling is een toneelstuk van en voor macho’s.

Ring of Dreams

Geen toekomst of verleden
Baptist kiest er  bewust voor om, evenals bij eerdere films, het verhaal voornamelijk te vertellen aan de hand van de beelden. Deze aanpak, waarbij hij de worstelaars mondjesmaat aan het woord laat, pakt goed uit. De regisseur weet uiteindelijk door te dringen tot de kern van deze subcultuur. Richting het einde krijgt Ring of Dreams – naast mooi weergegeven visueel spektakel – karakter. Steeds dieper graaft de filmmaker in de ziel van de show-worstelaars. Waarom willen ze in de ring staan?

Doe je het omdat je ervan droomt om in Amerika of Tokio in volle arena’s te staan? Dan zul je het waarschijnlijk niet redden, daarvoor is pro wrestling lichamelijk en geestelijk te zwaar. Volgens worstelaar Sitoci is het “wel show, maar niet voor watjes.” Wie hieraan begint om geld en roem te vergaren houdt het niet vol. De ene na de andere aspirant haakt gaandeweg de documentaire af. Wie overblijft beoefent zijn hobby in het weekend naast een baan in de IT, de beveiliging of de zorg.

Ze doen het omdat ze er, ondanks alle ontberingen, een kick van krijgen. De macho’s in de ring duiken in een fantasiewereld met helden en slechteriken. In het weekend gooien ze alle spanning en frustratie van de week eruit. In de ring is er geen toekomst of verleden, alleen het moment. Ring of Dreams vertegenwoordigt daarmee een maatschappelijke trend, namelijk de wens van velen om te leven in het hier en nu. Even komen de worstelaars los van het dagelijkse leven met al zijn zorgen en beslommeringen. Pro wrestling is voor hen een vorm van meditatie.

 

12 november 2019

 

ALLE RECENSIES

Report, The

*
recensie The Report

De held die de deur sluit

door Tim Bouwhuis

In The Report resulteren de inspanningen van onderzoeksjournalist Daniel J. Jones in een monumentaal verslag van de martelpraktijken die de CIA na 9/11 dichterbij vermeende Al Qaida-terroristen bracht. De wanstaltig eenzijdige film roept in een veel breder kader vragen op over propaganda en politieke invloed.

The Report is een perfect voorbeeld van een film die door zijn complexe politieke context tot veel meer discussie en reflectie oproept dan de uiterst simpele plot doet vermoeden. Regisseur Scott Z. Burns debuteerde in 2006 met het fascinerende door HBO voor televisie geproduceerde PU-239 (ook wel The Half Life of Timofey Berezin). Hierna werkte hij met name als scenarist, onder meer voor The Bourne Ultimatum (2007), meerdere films van Steven Soderbergh en volgend jaar ook voor de nieuwe titel in de James Bond-franchise, No Time To Die. Voor zijn tweede regieklus in twaalf jaar strikte hij als hoofdrolspeler Hollywoodacteur in de lift Adam Driver (Star Wars: The Last Jedi, BlacKkKlansman).

The Report

Film en overheid
Het is nagenoeg onmogelijk in het wegen en beoordelen van The Report te ontsnappen aan politieke en morele vragen over het Amerikaanse beleid in contra-terrorisme en de publieke communicatie daarvan. Hierbij gaat het niet alleen om je blik op het politieke handelen van de Verenigde Staten in de nasleep van 9/11, maar ook om de manier waarop films die blik kunnen beïnvloeden. De oeuvres van regisseurs als Michael Bay en Peter Berg laten zich niet loskoppelen van de vraag wanneer film niet langer propaganda lijkt maar propaganda is, om op dat punt nog maar te zwijgen over de daadwerkelijke invloed van instanties als de CIA en het Pentagon in dit soort projecten. In dat laatste verband is het al geen publiek geheim dat Michael Bay in zijn films maar wat graag de nieuwste snufjes van het vaderlandse militaire bastion uitprobeert. Sinds er voor het eerst een Amerikaanse oorlogsfilm logistiek ondersteund werd door, in dit geval, de Amerikaanse luchtmacht (Wings, 1927), kent de Hollywoodgeschiedenis voorbeelden te over van dit soort zichtbare verbintenissen, waarvan wervingscampagne Top Gun (1986) in afwachting van de sequel (juni 2020) waarschijnlijk het meest tot de verbeelding spreekt.

De traditioneel clandestiene operaties van de CIA en aanverwante instanties laten zich zonder passend onderzoek moeilijker met concrete films in verband brengen. Het is één ding om te analyseren hoe de CIA in Hollywoodcinema gerepresenteerd wordt, maar wanneer gaat die representatie over in (bewijzen van) concrete betrokkenheid? Zeker sinds het advent van de Koude Oorlog en het bijbehorende hoogtij van films vol politieke paranoia vinden we genoeg prikkelende titels die de vraag naar de grenzen tussen fictie en werkelijkheid tot het uiterste oprekken, van The Manchurian Candidate (1962) tot The Parallax View (1974) en Three Days of the Condor (1975). Van die laatste twee films geeft Burns al gretig toe dat ze door hun visuele stijl inspiratiebronnen voor The Report waren (en van Sydney Pollacks Three Days of the Condor weten we ook dat toenmalige CIA-directeur Richard Helms destijds de set heeft bezocht en hoofdrolspeler Robert Redford van advies heeft voorzien). Dat The Report de vergelijking door de fletse, inspiratieloze cinematografie nauwelijks doorstaat, onderschrijft vast hoeveel sterker laatstgenoemde film uiteindelijk inzet op de communicatie van zijn (politieke) inhoud.

The Report

De olifant in de industrie
Of en in welke mate die politieke inhoud ingegeven en/of gecontroleerd is door hogere overheidsinstanties kan ondergetekende in het specifieke geval van The Report (een productie van Amazon Studios) niet bewijzen, hooguit vermoeden. Vast staat wel dat Hollywood en de CIA vanaf de vroege jaren negentig nauwer en intenser zijn gaan samenwerken. Tony Shaw en Tricia Jenkins (tevens de auteur van het boek The CIA in Hollywood, uit 2012), twee Amerikaanse academici, schreven in 2017 dat Chase Brandon (een neef van acteur Tommy Lee Jones) vanaf deze periode Hollywoodfilmmakers en producers onderwees over de rol van de CIA en hen actief stimuleerde CIA-successen in hun films op te nemen. Dit proces loopt tot de dag van vandaag en anderen hebben Brandons rol overgenomen; in veel gevallen worden scriptschrijvers, producenten en regisseurs concreet in contact gebracht met CIA-functionarissen, die vervolgens een grote invloed uitoefenen op het definitieve film- of serieproduct en daarbij een (overwegend) positief beeld van de instantie propageren. Alhoewel hier verbluffend weinig (en kritisch) over geschreven is, zijn deze samenwerkingen wel degelijk een stuk beter gedocumenteerd dan verstrengelingen van vóór de jaren negentig, die explicieter in een zweem van geheimhouding gehuld bleven en zich daardoor een stuk lastiger laten traceren. Bekende voorbeelden van relatief recente samenwerkingen zijn Showtime-serie Homeland (2011-), Ben Afflecks Oscarwinnaar Argo (2012) en Kathryn Bigelows veelbesproken politieke thriller Zero Dark Thirty (2012).

Fascinerend genoeg speelt er in de verhaalwereld van The Report op een gegeven moment een kort trailerfragment uit de film van Bigelow. Beide titels tonen de gewelddadige martelpraktijken van de CIA in de jacht op kopstukken van Al Qaida, en laten het niet na te tonen welke fouten in dat proces begaan zijn. Zero Dark Thirty verdeelde critici tot op het bot. Hier zijn vooral de negatieve kanttekeningen interessant: werden de martelpraktijken van de CIA hier impliciet gerechtvaardigd of zelfs verheerlijkt, omdat ze uiteindelijk leidden tot de eliminatie van Osama Bin Laden? En kan een film als deze eigenlijk wel een ‘onthullend’ boekje opendoen over de martelpraktijken van de CIA als deze in die periode gewoon al publiek belicht waren? Het uiten van zelfkritiek is zo in verhouding al een stuk ‘veiliger’. De eerder aangehaalde Shaw en Jenkins bevestigen dit als ze schrijven dat de CIA op een pragmatische manier met Zero Dark Thirty omgingen, en er vooral op inzetten een ‘zo positief mogelijk beeld’ van de CIA te schetsen. Dat een film op een aantal vlakken ambigu en kritisch is, wil dus nog lang niet zeggen dat de overkoepelende intentie van de makers niet propagandistisch kan zijn. Sterker nog: propaganda werkt het best als ze niet direct als zodanig door haar publiek herkend wordt.

Waar komt de nood van de industrie vandaan om films te maken met een politiek onthullend en kritisch karakter, als we weten dat diezelfde industrie onmogelijk politieke onafhankelijkheid kan claimen? Kunnen deze films de beloftes van heroïsche klokkenluiders (Snowden, 2016) eigenlijk wel nakomen, of zitten ze in feite vast in een verreikend web van invloed dat de grenzen van kritische representatie bepaalt en échte artistieke en politieke vrijheid zo onmogelijk maakt?

The Report

Het probleem van de held
The Report
presenteert in de persoon van Daniel Jones een held die de feitelijke waarheid, inclusief morele rechtvaardiging, koste wat het kost op tafel wil brengen en daar – spoilers onvermijdelijk inbegrepen – glorieus in slaagt. Hierdoor is er nauwelijks ruimte voor nuance en sleept de film zich nogal plichtmatig voort – het “hoe” is al vanaf het begin ondergeschikt aan het “wat”. Burns doet zo sterk zijn best om de CIA tegen de inspanningen van Jones af te zetten dat iedere vorm van ambiguïteit ontbreekt. Dit roept ook de vraag op waarom deze film gemaakt moest worden en, dat vooral, waarom nu.

“Democratie is rommelig”, zegt de stafchef van Barack Obama (een rol van Jon Hamm) in de loop van de rechtszaak rond het martelrapport. Welke rommel moet er in The Report opgeruimd worden? In de meest extreme interpretatie van deze film wekt Burns de indruk dat hij de ernstige en systematische insteek van de martelpraktijken in de periode post-9/11 van tafel wil vegen; (wederom) niet omdat daar enig bewijs voor is, maar omdat de film het juist doet voorkomen alsof een deel van de kopstukken geen idee hadden waar ze nu echt mee bezig waren en de ernst van hun praktijken bagatelliseerden – alles voor de veiligheid van het vaderland.

Dat The Report een kritische toon handhaaft, mag duidelijk zijn, maar de filmische schets van de CIA in verhouding tot Jones, een sympathieke goedzak die zichzelf verliest in zijn werk, is schematisch, opzichtig en dramatisch ongeloofwaardig. Door in de slotakte in te zoomen op het zegevierende recht, mogelijk gemaakt door het morele plichtsbesef van een enkeling, stuurt Burns maar wat eenvoudig aan op een patriottistische conclusie. De wandaden van de CIA zijn in dat kader relatief gemakkelijk vergeten, ook omdat de falende instantie door de weergave van haar wanbeleid nauwelijks serieus genomen is: de film sluit nadrukkelijk een hoofdstuk af. Net als Zero Dark Thirty buigt hij negatieve representatie om naar een overwinning; in de film van Bigelow is dat een overwinning voor de CIA, in The Report ligt de nadruk op mentaliteit en op het schild geheven waarheidsdrang. Dat is niet alleen curieus in het licht van de manier waarop Hollywood in dit stuk eerder gelinkt werd aan propaganda en (concrete) politieke invloed. Het onderstreept ook dat een integere hoofdpersoon nog niet automatisch een integere film oplevert.

 

2 november 2019

 

ALLE RECENSIES