Aquarius

****

recensie Aquarius

Strijdlustig standhouden

door Suzan Groothuis

Aquarius speelt in Recife, Brazilië, en draait om de 65 jarige Clara. Een weduwe die al jaren in het prachtige Aquarius-gebouw woont, maar nog de enige bewoonster is. In drie hoofdstukken krijgen we een impressie van Clara’s leven, waarbij haar band met haar geliefde woning centraal staat. Een band die onder druk komt te staan door een projectontwikkelaar die Clara wil uitkopen.

De film opent met prachtige zwart-wit beelden van de stad Recife, om vervolgens over te gaan in kleur en de beats van Queens ‘Another One Bites The Dust’. Een nieuwe ontdekking van de jonge Clara, voor wie muziek een grote passie is. Na dit muzikale tripje aan het strand belanden we in het Aquarius-gebouw, waar de verjaardag van tante Lucia gevierd wordt. Terwijl Clara’s kinderen lovende woorden uitspreken, kijkt Lucia naar een oud dressoir en hoe zij daar ooit wilde seks op had.

Aquarius

Terwijl Lucia’s leven gevierd wordt, staat Clara’s man stil bij 1979, het jaar dat Clara moest strijden tegen kanker. Een ziekte die overwonnen is, maar Clara haar lange haren en een borst kostte. Lange haren die ze jaren laten gracieus losschudt op het strand in hetzelfde Recife. De stad waar ze is blijven wonen, in het tweelaagse Aquarius-gebouw waar het kastje van tante Lucia nog steeds een prominente plek heeft.

Alleen in een verlaten gebouw
In drie hoofdstukken toont regisseur Kleber Mendonça Filho de jaren na 1980. Een ziekte overwonnen, haar man overleden en kinderen die volwassen zijn geworden. En ondertussen is Clara de enige bewoonster van Aquarius, want het pand is doelwit geworden van een projectontwikkelaar die iedereen behalve de trotse Clara heeft uitgekocht.

Waarom Clara graag in haar woning wil blijven, maken beelden duidelijk. Gelegen aan een zonnig strand en prachtig ingericht met een imposante platencollectie en zorgvuldig gekozen meubels en accessoires.  En natuurlijk het kastje van tante Lucia, waarop de camera subtiel rust om aan te tonen dat dit huis een geschiedenis, een ziel heeft.

Ook Clara wordt benaderd door de projectontwikkelaars, maar hun aanbod om haar uit te kopen wijst ze resoluut af. In haar woning zal ze sterven. En zo ontstaat een grimmige situatie, waarbij Clara moet opboksen tegen de macht van de harde bureaucratie. En hoewel Clara het hoofd fier rechtop blijft houden, ontstaan er zorgen bij haar kinderen of ze wel zo moet doorgaan. Want wat kan je in je eentje tegen een van de machtigste projectontwikkelaars van het land?

Aquarius

Ingetogen, maar gevoelsrijke film
Aquarius is Kleber Mendonça Filho’s tweede speelfilm. Zijn debuut Neighboring Sounds (2012) speelt zich ook af in Recife, in een middenstandswijk waar onrust groeit en een beveiligingsbedrijf net op het juiste moment zijn diensten aanbiedt. Een broeierige film die toont hoe woongenot negatief beïnvloed wordt en de rol van geld, macht en corruptie. Daarmee is er een link met het ingetogenere Aquarius, waar de praktijken van de projectontwikkelaars allerminst zuiver zijn en er vuile spelletjes ontstaan.

Neighboring Sounds is fragmentarisch van opzet, met een zekere afstand tot de personages. In tegenstelling tot Aquarius die drijft op de hoofdpersoon, een prachtige rol van Sonia Braga (Kiss of the Spider Woman). Als Clara is zij bevlogen, standvastig en koppig. Ofwel in haar eigen woorden: “I am a woman and a child”.

Maar Aquarius is meer dan een film over een vrouw die een eenzame strijd tegen een machtig bedrijf voert. Hij gaat over nostalgie, ouder worden, liefhebben, passie en verlangens. Met muziek als middelpunt: Clara, immer omgeven door haar omvangrijke platencollectie, is muziekrecensent geweest en heeft haar passie kunnen overdragen aan haar neef. In een prachtige scène laten hij en zijn vriendin Clara een Braziliaans nummer horen en zie je hoe gevoel overmeestert en muziek samenbrengt. Clara’s muzikale erfgoed zal voortleven.

Met Aquarius levert Kleber Mendonça Filho een ingetogen, maar gevoelsrijke film, die handelt over menselijke waarden en behoeften en ondertussen subtiel de verschillen laat zien: tussen arm en rijk, individu en bureaucratie, veiligheid en onrust en zuiverheid en corruptie. En, vooral, het niet opgeven van een geliefde plek, een plek waar je als kijker de ziel voelt en die je doet verlangen naar een tripje exotisch Brazilië.
 

14 augustus 2017

 
MEER RECENSIES

Atomic Blonde

**

recensie Atomic Blonde

Volstrekt ridicule spionagethriller slaagt op de valreep als luchtige actiefilm 

door Vincent Hoberg

Regisseur David Leitch doet zijn John Wick-truukje nog eens dunnetjes over met ditmaal een vrouwelijke sloopkogel. Helaas leent het spionagetoneel van het Berlijn van de late jaren ’80 zich een stuk minder voor zijn amusante actie-onzin.

De vrouwelijke filmactieheld is helaas een zeldzaamheid, zeker als ze in haar eentje een film moet dragen zonder een reddende man in haar kielzog. Toen Geena Davis in 1996 met machinegeweren zwaaide in The Long Kiss Goodnight werd de film door vrijwel alle – uiteraard mannelijke – critici weggehoond als belachelijk. Dat men twintig jaar later moet beamen dat die film eigenlijk best oké was en zijn tijd blijkbaar ver vooruit, is een stuk belachelijker. En het lijstje met vrouwelijke ijzervreters bleef al die jaren angstwekkend kort, terwijl de heren gewoon lustig door bleven schieten.

Atomic Blonde

Zoals Keanu Reeves die in 2014 als verse vijftiger de beuk erin gooide als John Wick. Co-regisseurs David Leitch en Chad Stahelski debuteerden met dit spektakel over een ex-crimineel die wegens een vermoorde hond weer de schietijzers uit het vet haalt en het bleek een groot succes. De mannen hadden er allebei al een loopbaan als stuntman / stuntcoördinator opzitten, wat duidelijk te zien was aan de balletachtige vecht- en schietpartijen die de film uittilden boven de standaard. Ook Charlize Theron was fan en zij zag in Leitch de ideale regisseur voor haar passieproject Atomic Blonde, een spionagethriller gebaseerd op de graphic novel ‘The Coldest City’ van Antony Johnston en Sam Hart.

Verwarde spionnen
Theron, die na Mad Max: Fury Road de actiesmaak te pakken had gekregen, vond het hoog tijd dat een vrouw weer eens de klappen uitdeelde en Lorraine Broughton, het hoofdpersonage uit het boek, leek in haar ogen daarvoor de ideale figuur. Terecht, want de spionne is in het uitstekende verhaal alle kerels te slim af terwijl ze in het wespennest van Berlijn vlak voor de val van de Muur een lijst met geheim agenten moet zien terug te vinden.

De strip, in de traditie van John le Carré en Len Deighton, snijdt een interessant thema aan. Want wat moet je als spion in Berlijn in hemelsnaam doen als de Muur valt? Als Oost en West elkaar broederlijk in de armen gaan vallen, is er geen werk meer. En dan? Het is deze extra laag die ‘The Coldest City’ zijn kracht geeft en Atomic Blonde zou een veel betere verfilming zijn geweest als scenarist Kurt Johnstad deze laag intact(er) had gehouden. Liefhebbers van de betere spionagefilm hebben hier namelijk helemaal niets te zoeken.

Atomic Blonde

Magische koffers
De hyperkinetische knokbombarie past prima in een film als John Wick, aangezien daar verder niet echt sprake van een plot is en nadenken volstrekt niet nodig. Wie zijn hersens niet volledig uitschakelt tijdens de openingsminuut van Atomic Blonde gaat een zware 115 minuten tegemoet, want de stapel plotgaten, ridicule twists en absurditeiten is zo hoog dat het opsommen meerdere pagina’s gaat kosten.

Theron’s Broughton arriveert in Berlijn met twee koffertjes die magisch blijken, omdat ze er gedurende de film tientallen flitsende outfits uit tovert die op z’n zachtst gezegd niet echt praktisch zijn voor een UNDERCOVER agent. Wie het Atomic Blonde-drinkspel wil gaan spelen, mag na afloop direct naar de eerste hulp want de hoeveelheid wodka die Broughton wegstouwt, doet zelfs de grootste alcoholist huiveren. Constant worden we eraan herinnerd dat het de jaren ’80 zijn want iedereen rookt, overal en altijd, non-stop begeleid door een – volgens de regisseur – zeer zorgvuldig geselecteerde soundtrack met 80’s hits die in 1989 zelfs in Oost-Berlijn al nergens meer op de radio te horen waren.

Aanstormende Trabant
Het laatste restje realisme verdwijnt krijsend onder de wielen van een aanstormende Trabant als een Oost-Berlijnse punker gaat breakdancen op Nena’s ‘99 Luftballons’ waarop een Stasi-officier hem neerslaat met zijn skateboard. Dan rest er weinig meer dan hoofdschuddend achterover te leunen en te gaan kijken naar datgene waar de film wel in slaagt.

Atomic Blonde

Theron trainde zich suf om geloofwaardig over te komen in de vele vechtscènes en dat is te zien. Gewapend met stilettohakken, waterslangen of gewoon de blote vuist dunt ze een flink leger vijandelijke agenten uit en die scènes zijn de aankoop van een entreekaartje meer dan waard. Het leidt in elk geval de aandacht af van heel wat tenenkrommende ergernis en irritante nevenpersonages. James McAvoy komt als ‘excentrieke topspion’ vooral over als een lompe karikatuur van een tweedehands autodealer en de gewoonlijk betrouwbare Eddie Marsan is een totale miscast als Stasi-kopstuk met een Duits accent dat in misluktheid slechts overtroefd wordt door Ralph Fiennes’ nazi in Schindler’s List.

Het is prijzenswaardig dat Charlize Theron een vrouwelijke actieheld wilde creëren als tegenwicht voor het mannelijk testosteron in de knokfilm, maar als haar Lorraine Broughton terug gaat komen in een sequel, dan graag met een veel beter scenario.
 

8 augustus 2017

 
MEER RECENSIES

After Hours

After Hours: De film die het (film)leven van Martin Scorsese redde

door Vincent Hoberg

Vraag een willekeurig persoon vijf films van Martin Scorsese op te noemen en de kans is klein dat After Hours (1985), de belangrijkste film uit zijn loopbaan, erbij zit. Logisch misschien. Scorsese’s relaas over een New Yorkse hellenacht leverde hem weliswaar een Gouden Palm op, maar is ook de laatste film van de regisseur die geen enkele nominatie kreeg tijdens het jaarlijkse Oscarfestijn.

Wie After Hours ziet, zal die ‘belangrijkste film’ stelling ook in twijfel trekken en eerder gaan voor Mean Streets, Taxi Driver of Raging Bull, de films die Scorsese rotsvast op de cinematische landkaart hadden gezet. Een nadere blik leert echter dat Scorsese zonder After Hours het maken van speelfilms zeer waarschijnlijk helemaal vaarwel had gezegd.

After Hours

Depressie
In zijn hoofd had Scorsese’s leven en loopbaan begin jaren ’80 een dieptepunt bereikt. Een zware cocaïne- en drankverslaving eind jaren ’70 had zijn tol geëist en ondanks het grote succes van Raging Bull (1980) was hij de lol in het filmen volledig kwijt. Een lievelingsproject moest uitkomst bieden, maar zijn eerste uitstap naar de spirituele kant met The Last Temptation of Christ bleek niet de verwachte redding.

De film viel, zoals Scorsese zelf zegt, ‘uit elkaar’ en nadat ook het commerciële succes van The King of Comedy (1982) uitbleef, wilde hij het hele speelfilms maken voor gezien houden en zich slechts nog richten op documentaires. En daar, op het dieptepunt van zijn depressie, was opeens het script van After Hours.

Tim Burton
Producers Griffin Dunne en Amy Robinson hadden het tijdens Sundance opgepikt en vrijwel direct Scorsese als ideale regisseur voor ogen. Wie anders zou er beter passen bij een duister verhaal dat zich afspeelde tijdens een krankzinnige nacht in New York, de stad waar hij inmiddels synoniem mee was geworden?

Na een lange radiostilte benaderden ze als tweede optie ene Tim Burton, een jonge filmmaker die zocht naar een eerste speelfilmproject, maar vrijwel tegelijkertijd ging de telefoon en bleek Scorsese dol te zijn op het idee. Terug naar de bron, een kleine film met een kleine crew, in New York, geen poespas, geen druk. Toen Burton hoorde dat de kleine meester ook geïnteresseerd was, trad hij direct terug, want ‘niemand mocht Scorsese weerhouden om die film te gaan maken als hij dat wilde’. De lange weg uit het dal kon beginnen. 

Martin ScorseseHitchkafkaïaanse waanzin
Met al deze informatie in het achterhoofd wordt After Hours een heel andere film. Het verhaal lijkt, zoals gezegd, klein en simpel. Paul Hackett (Griffin Dunne) ontmoet ’s avonds bij een diner de aantrekkelijke, ietwat vreemde Marcy (Rosanna Arquette) en denkt een leuke date voor die avond te hebben geregeld. Het loopt anders.

In bliksemvaart verzeilt Paul in steeds merkwaardiger situaties met een lange stoet karakters bij wie allemaal een flinke steek los zit. (Dat Cheech & Chong op Dunne na de meest normale figuren in de film spelen, zegt meer dan genoeg). Als een Alfred Hitchcock en Franz Kafka die samen een flinke fles pruimenschnapps soldaat hebben gemaakt, sleurt Scorsese zijn antiheld door de eindeloze nacht.

Lezers van voornoemde schrijver zullen Kafka’s beroemde Voor de Wet-parabel uit het Proces zelfs letterlijk voorbij horen komen als Paul zich met pijn en moeite voorbij een uitsmijter probeert te praten. De (vooral cameratechnische) Hitchcock-referenties zijn bijna ontelbaar, al laat een overduidelijke verwijzing naar Rear Window de beste grap van de film uit Paul’s mond rollen.

Scorsese en de in april overleden DOP Michael Ballhaus gaan helemaal los in hun eerste samenwerking: wat Ballhaus hier allemaal uitspookt met de camera behoort tot zijn allerbeste werk en Scorsese’s pure liefde voor film spat er aan alle kanten van af.

After Hours

Zelf-exorcisme
Maar wie de film nog een laag dieper bekijkt, ziet hier een overduidelijke parallel met het leven van de regisseur. De manier waarop Scorsese Paul door de hel stuurt is puur zelf-exorcisme ingekleurd met pikzwarte humor. Luid gniffelend in zijn baard schijnt hij achter de camera te hebben gezeten bij elke ramp die zijn arme held overkwam, maar één ding is zeker. Ingekakte kantoorslaaf Paul werpt de volgende dag gelouterd zijn huid af om opnieuw te beginnen.

Of Pauls leven ingrijpend veranderd is, zullen we nooit weten, maar After Hours gaf Scorsese een nieuwe impuls die drie jaar later eindelijk leidde tot zijn geliefde project The Last Temptation of Christ. De film zette een zegereeks van geweldige films in die nog steeds voortduurt. Gewoon door een kleine film te maken. Geen psychiater had het beter kunnen oplossen.

After Hours @ EYE: zaterdag 22 juli, 20:00 uur.

 

18 juli 2017

 
MEER MARTIN SCORSESE

Alien: Covenant

****

recensie Alien: Covenant

Alien als Wagneriaanse opera

door Alfred Bos

Ridley Scott vervolgt zijn herstart van de Alien-saga met een actie-epos dat verwijst naar Wagner en Frankenstein. Is het buitenaardse monster een schepping van de natuur of het product van biotechnologie?

In de proloog van Alien: Covenant speelt David (Michael Fassbender), de synthetische mens, op de piano een stukje Wagner voor zijn schepper, Peter Weyland (Guy Pearce). We horen Intocht van de goden in Walhalla, uit Das Rheingold en dat is weer de proloog van Wagners monumentale operacyclus Der Ring des Nibelungen. Je krabt je achter de oren: regisseur Ridley Scott zou toch niet …? Jawel, hij doet het. Met Alien: Covenant vertelt Scott zijn klassiek geworden sciencefiction/horrorfilm Alien uit 1979 opnieuw, maar dan als Wagneriaanse opera.

Recensie Alien: Covenant

Alien: Covenant is het vervolg op Prometheus (2012), de film waarmee Scott aanknoopte op het universum dat hij in 1979 introduceerde. Vijf jaar terug speelde de regisseur leentjebuur bij de Griekse mythologie, ditmaal mengt hij, via Wagner, Germaanse en Noorse sagen in de steeds complexer worden verhaalmix. Was de in 3D gedraaide Prometheus een visuele extravaganza, het 2D-vervolg doet daar met zijn gul uitgeserveerde actiescènes en verbluffende beelden van buitenaardse ruimteschepen en een paradijselijke planeet niet voor onder. Voeg daarbij een doordacht verhaal vol verrassingen en de franchise is terug op niveau.

Walter is David is Siegfried
In de grond van de zaak is Alien: Covenant een remake van Alien voor een generatie filmkijkers die dankzij computeranimaties en superheldenfilms gewend is geraakt aan popcornvermaak. Die kijker zal zich niet vervelen, want de actie gaat crescendo en culmineert in een finale met een twist. De Alien-aficionado zal twee uur lang puzzelen om alle stukjes van het immer uitdijende verhaal naadloos in elkaar te passen. En de toeschouwer die heeft doorgeleerd vermaakt zich met de verwijzingen naar mythologie en literatuur. Die ziet in Weyland de oppergod Wotan en in David (bij Wagner het product van incest) herkent hij Siegfried.

Alien: Covenant opent op 5 december 2104, elf jaar na Prometheus. Walter is de robot van dienst op het ruimteschip waar de film naar vernoemd is, met 2000 mensen in kunstmatige slaap en 1120 ingevroren embryo’s op weg naar de verre planeet Origae-6. Walter is de geupdate versie van David, de robot die aan het slot van Prometheus vertrekt naar de planeet van de Engineers, de goddelijke scheppers die leven uitzaaien in het universum. Daar komt, na het oppikken van een intrigerende boodschap, ook een verkenningsteam van het Covenant-schip terecht. En dan begint het gedonder.

Recensie Alien: Covenant

Narcist
De Ripley van deze Alien-in-een-nieuw-jasje is Daniels (Katherine Waterstone). Zij voorziet onheil, wanneer Covenant-kapitein Oram (Billy Crudup) besluit de kolonisten naar die wel erg verleidelijke onbekende planeet te gidsen. Daar lijkt het paradijs gevonden, maar wacht de hel. Daar leert de kijker ook meer over de oorsprong van de alien, het buitenaardse en intelligente monster. Het zou flauw zijn om meer te verklappen, alleen dit nog: Michael Fassbender speelt letterlijk – en zijn personage ook figuurlijk – een dubbelrol. Robot Walter staat oog in oog met zijn vorige zelf, David. Naar zijn intenties blijft het lang gissen.

Had de oorspronkelijke Alien-film een intelligente buitenaardse levensvorm als plot-sturend personage, in Alien: Covenant is de synthetische mens Walter/David het centrale karakter. De robot is een narcist, hij kust zichzelf. Hij heeft, zoals zijn maker Weyland in Prometheus al verklapte, geen ziel. Het gevaar komt ditmaal niet van buitenaf, zoals in Alien, maar van binnenuit, van de technologie waarmee de mens de grenzen van het leven verlegt. Aldus lijkt de film te waarschuwen voor de risico’s van kunstmatige intelligentie.

Literaire referenties versterken die boodschap. Er is een geestige verwijzing naar Bladerunner, Scotts SF-meesterwerk, de douchescène uit Psycho komt langs en de climax spiegelt de labyrint-scène uit Alien³ (het filmdebuut van David Fincher). Maar de crux is een verwijzing naar Ozymandias, het gedicht van de Britse Romantische dichter Shelley dat, net als Wagners Nibelungenring, handelt over macht. Shelley’s echtgenote Mary is de auteur van Frankenstein, de SF-roman over kunstmatig leven dat zich tegen zijn schepper keert.

Covenant is het Engelse woord voor overeenkomst of verdrag. Met de duivel kun je beter geen verbond aan gaan.
 

16 mei 2017

 
MEER RECENSIES

Alone in Berlin

***

recensie Alone in Berlin

Burgermoed in nazi-Berlijn

door Alfred Bos

Engelstalige Europese coproductie verfilmt de Duitse succesroman over een echtpaar in het Berlijn van de jaren veertig dat ansichtkaarten inzet tegen de propaganda van Hitler. Gebaseerd op een waar gebeurd verhaal.

Rond de jaarlijkse dodenherdenking verschijnen er in de bioscoop meer films dan gewoonlijk die spelen in of qua thematiek verwijzen naar de Tweede Wereldoorlog. Alone in Berlin is de filmversie van de roman Jeder stirbt für sich allein (Alleen in Berlijn), die de Duitse schrijver Hans Fallada (pseudoniem van Rudolf Ditzen) kort voor zijn plotselinge dood in 1947 in vier weken tijd schreef. Hij handelt over een echtpaar van middelbare leeftijd wiens enige zoon als soldaat van het Duitse leger in de eerste oorlogsweken is gesneuveld. Ze komen op hun eigen naïeve manier in opstand tegen Hitler.

Alone in Berlin

Otto Quangel (de Ierse acteur Brendan Gleeson) is voorman op een houtzagerij, doodskisten zijn het voornaamste product. Laag opgeleid maar intelligent, begint hij uit verdriet om zijn verloren kind een eenmansactie tegen de nazi’s. Quangel schrijft anti-naziteksten op ansichtkaarten die hij achterlaat in openbare gebouwen en kantoren in Berlijn. Zo wil hij een stem geven aan zijn gemoed en de alom aanwezige nazipropaganda ondergraven. De kaarten worden door de burgers van Berlijn echter niet aan elkaar doorgegeven, maar ingeleverd bij de politie. Die gaat op jacht. Quangel schrijft door. Hij besteedt al zijn vrije tijd aan het project en betrekt zijn vrouw Anna (Emma Thompson) er in.

Niemand is te vertrouwen
De 600 pagina’s van de roman zijn ingedikt tot een film van zeven kwartier, waarbij onvermijdelijk hele stukken van het boek zijn verdwenen of vervangen door nieuwe scènes uit de pen van scenarist Achim von Borries (Good Bye Lenin!) en regisseur Vincent Perez. De film concentreert zich op de kern van het op feiten gebaseerde verhaal: de alom aanwezige sfeer van intimidatie en terreur, de lompheid van het nazi-apparaat, de onzekerheid van het dagelijkse bestaan in oorlogstijd. Het wemelt van de meelopers en de opportunisten, niemand is te vertrouwen. De Quangels zijn—alleen in miljoenenstad Berlijn.

Goed en fout lopen langs onzichtbare lijnen dwars door elkaar, ook in het appartementengebouw waar de Quangels wonen. Een Joodse weduwe wordt belaagd door een buurman met nazisympathieën en diens bloedfanatieke zoon, Baldur geheten. Een gepensioneerde rechter steunt waar mogelijk, terwijl een nietsnuttende zuipschuit de boel voor eigen gewin verraadt. Dan is er nog de postbode die helpt waar ze kan; haar bangige echtgenoot probeert een wit voetje te halen bij de nazi’s. De breuklijn loopt ook door huwelijken. En door het politieapparaat.

Alone in Berlin

Leven onder een bezettingsmacht
Het net sluit zich langzaam rond de Quangels, maar het thrilleraspect is niet het hart van Alone in Berlin. Dat is de psychologie van de terreur en het leven onder een bezettingsmacht. Integere burgers, maar ook inspecteur Escherich (Daniel Brühl) die met de zaak van de ansichtkaarten is belast, worden voor onmogelijke keuzes geplaatst. Wat boek en film glashelder maken is dat ook voor de neutrale Duitse bevolking het nazibewind een nachtmerrie is geweest. Van de 285 kaarten die Otto en Anna Quangel tussen 1940 en 1943 hebben verspreid, zijn er 267 aangegeven bij de politie. Hun opzet is niet gelukt: de kaarten zijn niet doorgegeven, de angst zat te diep.

Alone in Berlin is een keurige film over keurige mensen in een immorele wereld. Deze Duits-Frans-Engelse coproductie mikt op het Europese mainstream-publiek en heeft een internationale rolbezetting en een Franse regisseur, de steracteur Vincent Perez. Hij is braaf – trouw aan het boek, grove scènes worden elliptisch verbeeld – en keurig opgedeeld in drie aktes. De bedrukte stemming van het leven in oorlogstijd wordt gevisualiseerd door grauwe kleding en sombere interieurs; suggestie wint het van actie. Dat de Engelstalige dialogen met Duits accent worden uitgesproken is de voornaamste smet op deze geslaagde verfilming van een ijzersterk boek.
 

25 april 2017

 

Aloys

***

recensie Aloys

Schetsen van eenzaamheid

door Ralph Evers

Aloys is de eerste lange film van regisseur Tobias Nölle. Een film met een eigen gezicht, vervreemdend door haar surrealisme en subtiel balancerend tussen humor en drama. Blijft de kijker echter gefascineerd?

Aloys Adorn heeft samen met zijn vader een privédetectivebureau. Hij brengt zijn tijd door van achter een camera, waar hij vreemdgaande partners filmt. Hij is een zonderling man, die zijn leventje perfect onder controle heeft. Dan overlijdt zijn vader en begint zijn wereld barsten te vertonen. Op een ochtend wordt hij wakker in een bus. Bijkomende van een kater ontdekt hij dat zijn filmcamera met een aantal belangrijke tapes voor een huidige zaak verdwenen zijn. Niet lang daarna wordt hij gebeld door een mysterieuze vrouw die zijn handel en wandel nauwlettend in de gaten heeft gehouden.

Aloys

De film wordt naar een meta-positie getrokken en we gaan samen met Aloys op het mysterie af. We krijgen aanvankelijk enkele hints en worden tevens misleid. De vrouw nodigt hem uit tot een Japanse uitvinding: telephone walking, ontwikkeld door een Japanse neurologe uit 1984 om eenzame mannen te helpen. Als je je hoofd dicht bij de muur houdt kun je horen waar de ander is. Fantasie en realiteit vervloeien door het harde beton in elkaar over. Een uitweg lijkt zich in Aloys’ lege en eenzame bestaan aan te bieden.

Verwarring alom
Vanaf het begin voelt Aloys al wat vreemd aan. De staalblauwe luchten, weidse perspectieven, de kille stedelijkheid en industriële elementen vervreemden het individu in de opslokkende omgeving. De kleurtinten zijn gedimd en de muziek neigt stemmig, maar versterkt het vervreemdende gevoel door de verstilde klanken een rust te geven.

Hoewel Aloys zijn zaakjes nog aardig op orde heeft, zal menig kijker even moeten zoeken naar houvast. Wanneer dit zich lijkt aan te dienen worden we opnieuw op het verkeerde been gezet door de mysterieuze beller. Hierin is de film weinig meedogend naar de kijker.

Aloys

De scènes tussen de fantasie en de realiteit wisselen elkaar in hoog tempo af. Dit levert soms prachtige beelden op, zoals de rookwolk in het bos, nadat Aloys in zijn bad een rotje heeft afgestoken. Die had hij van de eigenaar van het Chinese restaurant om de boze geesten te verdrijven. Ook de close-up van de vervaarlijk kijkende vogel is slim gevonden. Het dier kijkt ons indringend aan en met zijn neurotische trekje in de ogen is het een verwijzing naar de verwarring van Aloys.

Rivella
De slogan ‘een beetje vreemd, maar wel lekker’ gaat voor een lange tijd op voor Aloys. Echter, naarmate de tijd verstrijkt, bekruipt het gevoel van langgerektheid. De gekte, die aanvankelijk verfrissend werkt, krijgt te weinig richting om de film de volle lengte te kunnen blijven dragen. Daarbij is ook de humor van regisseur Tobias Nölle te subtiel om goed te vangen. Is het lot van Aloys nu om te lachen of om te huilen?

Na afloop krijg je het idee naar een schets gekeken te hebben, zoals je dat ook wel ziet bij schilders. Eerst een studie, dan het hoofdwerk. De thematiek en uitwerking zijn voldoende voor een onderhoudende film, maar de chemie, de afstemming met de kijker is nog te ongepolijst. Laten we hopen dat Nölle hier in de toekomst meer handigheid in krijgt.
 

15 april 2017

 
MEER RECENSIES

After the Storm

****

recensie After the Storm

Hopen tegen beter weten in

door Cor Oliemeulen

Ooit was hij een gevierd schrijver, nu een gokkende privédetective, gedumpt door zijn vrouw. After the Storm is opnieuw een meeslepend lichtvoetig drama van het grootste talent van de hedendaagse Japanse cinema.

Hirokazu Koreeda is de beste, en in eigen land meest geliefde, Japanse regisseur van de laatste twintig jaar. Misschien heeft het ermee te maken dat de Japanse cultuur minder toegankelijk – en vooral minder uitgesproken – is dan de westerse cultuur, ‘s mans filmjuweeltjes bereiken bij ons slechts mondjesmaat een groter publiek. Dat is onterecht, want Koreeda maakt zachtaardige humanistische films waarin je je vrij eenvoudig met de personages kunt identificeren. Geen komedies of tragedies, maar drama’s met zowel komische als tragische elementen. Door de lichtvoetige stijl, met een haast achteloze nonchalance, word je langzaam in het verhaal gezogen en krijg je zowaar sympathie voor de grootste loser. In de films van Koreeda komt het leven zoals het komt en schikken de personages zich in hun lot.

After the Storm

Familiedrama zonder scherpe kantjes
We zien dit al in zijn veel bejubelde fantasiefilm After Life (1998) waarin overleden mensen slechts één herinnering uit hun leven mogen meenemen naar het hiernamaals. Maar in zijn meer recente kunststukjes geldt familie als hoofdthema. Zo laat in Nobody Knows (2004) een vrouw haar vier jonge kinderen moederziel alleen achter in hun Tokioos appartement, zijn we in Still Walking (2008) getuige van een jaarlijkse familiereünie om een overleden zoon te herdenken, ontdekken twee echtparen in Like Father, Like Son (2013) dat hun zoontjes bij de geboorte zijn verwisseld en nemen drie zussen in Our Little Sister (2015) hun jongere halfzusje liefdevol op in hun midden.

Het zijn stuk voor stuk mooie familievertellingen, waarvan – hoe moeilijk of schrijnend de situaties soms ook zijn – de scherpe kantjes zijn afgehaald. Dit valt in de traditie van Koreeda’s veel bekendere landgenoot, Yasujirō Ozu, die in de jaren 50 de cinema vernieuwde met lange statische shots en zijn kenmerkende lage cameraperspectief. Waar Ozu al veelvuldig de intieme huiselijke sfeer beschouwde, geeft Koreeda zijn hedendaagse familiedrama’s een sociaal-realistische ondertoon. Ozu vertelde graag over de verhoudingen tussen de generaties, Koreeda’s vertrekpunt is meestal ronduit deprimerend: de protagonist krijgt te maken met het verlies van een geliefde. Hoe verder het verhaal vordert, hoe sterker het vaak wordt.

Gokkende privédetective
Hiervan is absoluut sprake in After the Storm, waarin Shinoda (Hiroshi Abe) tot zijn desillusie is gescheiden van Shiraishi (Yôko Maki) en grote moeite heeft om de maandelijkse alimentatie voor hun zoontje te betalen. Shinoda heeft vijftien jaar geleden een grote literaire prijs gewonnen, maar sindsdien wil het schrijven maar niet vlotten en probeert hij rond te komen als privédetective die overspelplegers moet betrappen. Naar de buitenwereld toe verdedigt hij zijn werkzaamheden als studiemateriaal voor een nieuw boek, maar het heeft er alle schijn van dat zijn creatieve bron is opgedroogd. Shinoda klampt zich vast aan zijn laatste restje trots door het aanbod van zijn uitgever om teksten bij manga’s te schrijven vriendelijk, doch resoluut, af te slaan.

After the Storm

Shinoda gokt om de alimentatie voor zijn zoontje te kunnen betalen. Op de dagen dat hij zijn zoontje heeft, verwent hij die. Zoontje tegen oma: “Als we de loterij winnen kunnen we weer een familie zijn.” En nadat zijn vader is overleden, struint Shinoda de woning van zijn ouders af op eventueel achtergebleven kostbaarheden. Sommigen weten het zeker: Shinoda lijkt als twee druppels op zijn vader, die zich ook gedroeg als een mislukkeling en klaploper. Zijn zus is de eerste die zijn gemak- en hebzucht graag bij hem inwrijft, terwijl Shinoda’s moeder de moed niet wil opgeven. Ondertussen vangt de regisseur de lamlendigheid van de protagonist in vele subtiele details, meer dan eens vergezeld van een melig muziekje.

Vervlogen dromen
After the Storm is een verhaal over vervlogen dromen, en hopen tegen beter weten in. Als op een dag Shiraishi hun zoontje bij Shinoada en zijn moeder komt ophalen, moet zij blijven overnachten omdat de storm snel nadert. “Tyfoons zijn verfrissend”, zo hint moeder op een hereniging van het gezin. En terwijl buiten de storm raast, gaat het gescheiden koppel, min of meer noodgedwongen, het gesprek aan en zoekt Shinoda voorzichtige toenadering tot Shiraishi. De situatie is ongemakkelijk, de dialogen zijn afwisselend warm, stug, leuk, oppervlakkig en ontroerend. Net als in het echte leven.
 

12 februari 2017

 
MEER RECENSIES

American Honey

***

recensie American Honey

Roadtrip to nowhere

door Nanda Aris

Een coming of age waarin een groep tieners en twentysomethings al tijdschrift verkopend, maar bovenal feestend, drinkend en rokend, in een busje door Amerika trekt.

American Honey is de vierde speelfilm van de Britse Andrea Arnold, die eerder onder andere Fish Tank (2009) en de korte film Wasp (2003) maakte. Voor deze laatste mocht ze een Oscar in ontvangst nemen. Ze behandelt graag thema’s als (Engelse) armoede, opgroeiende jeugd, en ingewikkelde relaties. Het is daarom dat haar werk wel eens vergeleken wordt met dat van Ken Loach, die we kennen van het prachtige I, Daniel Blake.

American Honey

Wilde familie
Robbie Ryan is verantwoordelijk voor de cinematografie van de film en doet dat zeer verdienstelijk. Zo zien we een tegen zijn eigen cape plassende hond, wapperende haren in een auto, gummiberen op een raam en vuurvliegjes bij een meer.

De inspiratie voor de film American Honey kreeg Arnold door het artikel ‘Door to Door: Long Days, Slim Rewards; For Youths, a Grim Tour on Magazine Crews’ uit 2007, geschreven door Ian Urbina. In Amerika bestaan er rondtrekkende groepjes jongeren, zoals in de film, die van deur tot deur gaan en tijdschriften verkopen. Arnold besloot daarop met zo’n groep mee te gaan, en ontdekte dat het niet zozeer een baan als wel een levensstijl is, en dat de jongeren geen collega’s van elkaar zijn, maar meer een wilde familie.

Nieuw bestaan
De film start met beelden van een dumpsterdivende Star (een goede rol van de jonge debuterende Sasha Lane) met twee kinderen. We begrijpen later dat dit de kinderen zijn van haar vriend die ze allen besluit achter te laten, om op de baan-uitnodiging van Jake (troubled kid Shia LeBeouf) in te gaan.

Er is chemie tussen Star en Jake (dat levert de beste scènes op), en Star wil graag ontsnappen aan haar armoedige bestaan. Het tijdschriften verkopen heeft Star niet direct in de vingers, waardoor Krystal (Riley Keough), de manager van de groep, en de enige met focus, haar op het matje roept. Als er wordt gedreigd dat ze de groep zal moeten verlaten, begrijpt Star dat het tijdschriften verkopen niet bijzaak is. Star is jong en naïef, en om tijdschriften te verkopen stapt ze bij vreemde mannen in de auto.

American Honey

Uitzichtloos
Ook Jake danst naar de pijpen van Krystal, iets wat Star niet bevalt, maar waar ze niks van kan zeggen. Hoe verder de film vordert, hoe minder vrijblijvend en energiek de situatie wordt. De jongeren drinken, roken, feesten, vechten, rebelleren en zingen hard met de muziek in de auto mee. De scheidslijn tussen tijdschriften verkopen, kleine en grotere misdaad en prostitutie lijkt klein. Maar het verhaal sleept te lang voort, en als kijker vraag je je af waarom de film twee uur en drie kwartier duurt.

Als er naar het einde van de film een nieuw meisje zich aansluit, lijkt het alsof Star naar zichzelf kijkt; ze herkent het nieuwsgierige en de hoop. The American Dream lijkt echter onbereikbaar, Star kan een vlieg redden uit het water, een schildpadje door deze naar het water te brengen, maar kan zichzelf geen vleugels geven om de vicieuze cirkel te doorbreken.
 

3 maart 2017

 
MEER RECENSIES

Assassin’s Creed

***

recensie Assassin’s Creed

The Da Vinci Code op LSD

door Alfred Bos

In deze gamesverfilming staan de Tempeliers tegenover de Assassins in het Spanje van 1492. Interessante regisseur, interessante rolbezetting (Michael Fassbender, Marion Cotillard, Jeremy Irons, Charlotte Rampling), interessante marketing. Interessante film?

De eeuwige strijd tussen goed en kwaad is het drijfgas achter menig mythisch verhaal, van Homerus’ Ilias tot Lord of the Rings. De eigentijdse variant van dat oerthema gaat vermomd als clash tussen ratio en emotie. In Assassin’s Creed, de verfilming van een populaire action adventure game, staan verstand en gevoel tegenover elkaar in de vorm van strikte regels en vrije wil. De Tempeliers streven met harde hand orde na, de Assassins zijn verdedigers van de vrije geest en anarchistische moordenaars. Ze staan elkaar naar het leven. Klinkt bekend?

Assassin’s Creed

Assassin’s Creed is een Europese productie met een blockbuster-budget die de competitie aangaat met de superhelden- en actiethriller-franchises waarmee Hollywood wereldwijd de schermen – maar niet altijd de zalen – van megaplexes vult. Het is tevens de eerste Nederlandse release voor de Australische regisseur Justin Kurzel, wiens adembenemende debuut Snowtown (naar het waar gebeurde verhaal van een groep zwakbegaafde seriemoordenaars) en zijn overtuigende Shakespeare-verfilming Macbeth hier niet te zien waren.

Genetische herinneringen
In die laatste film speelt Michael Fassbender de hoofdrol en als co-producent van Assassin’s Creed is het aan hem te danken dat Kurzel kon werken met een budget dat zo’n tien keer groter is dan dat van zijn eerste twee films bij elkaar. Daarvoor hoefde de regisseur ook aanzienlijk minder te doen, want deze gameverfilming bestaat voornamelijk uit computereffecten. Niet iets om je voor te schamen, want Duncan Jones (Moon, Source Code) ging hem het afgelopen jaar voor met de (geflopte) gamesverfilming Warcraft: The Beginning.

Verwacht geen zinnig verhaal. Of liever: verwacht helemaal geen verhaal. Assassin’s Creed is voornamelijk vormgeving en actie, plus een batterij computereffecten, waarin ook wat personages rondlopen. De effecten zijn van het schimmige soort en dat letterlijk, want Cal Lynch (Michael Fassbender) is een nazaat van de laat-Middeleeuwse Assassin Aguilar de Nerha en wordt via een monsterlijk cyberapparaat – de Animus is een virtuele tijdmachine met machine-brein interface, yuk – door wetenschapper Sofia Rikkin (Marillon Cotillard) naar het Andalusië van 1492 terug getoverd. Dat wil zeggen, in zijn hoofd. De Animus activeert zijn ‘genetische herinneringen’.

Machtswellustig superintellect
Op het filmdoek dringt de bloederige wereld van toen zich als een geest in de hightech wereld van nu. Het oogt nog meer ‘computer’ dan de in dat opzicht bepaald niet ingetogen Doctor Strange. Maar het is in dienst van het verhaal – voor zover aanwezig – want in de hightech wereld van nu staan de tegenstrevers van 1492 elkaar opnieuw, of nog steeds, naar het leven. Iets met een fascistoïde kabal en gezworen vijanden. Jeremy Irons haalt als Alan Rikkin, vader van Sofia, zijn stockpersonage van machtswellustig superintellect (zie High-Rise) van stal.

Assassin’s Creed

Dat ‘verhaal’ is een postmoderne cocktail van historische gegevens en popcultuur. De Tempeliers waren een kerkorde die als kruisridders vochten tegen de muzelmannen; de Hashashin (assassins) een geheim middeleeuws genootschap uit de bergen van Afghanistan dat sluipmoord als politiek wapen inzette en wel eens een stickie rookte. In werkelijkheid hebben ze elkaar nooit ontmoet: de Tempeliers eindigden begin veertiende eeuw op de brandstapel en niet, zoals in de film, de Assassins, vervolgd door de Tempeliers. In het echt verbrandde de Spaanse Inquisitie, in 1478 in het leven geroepen, geloofstwijfelaars en heidenen.

Appel van Eden
Het jaar van de virtuele handeling, 1492, is tevens het jaar waarin Christoph Columbus de nieuwe wereld ‘ontdekte’ en verroest, dat speelt ook een rol in deze doorgerookte cocktail van feit en kolder. En ergens in deze koortsdroom worden de befaamde woorden van Oppenheimer, de vader van de atoombom, geciteerd: ‘Ik ben de brenger van de dood, de vernietiger van werelden’. O ja, er is ook nog een ‘appel van Eden’, de macguffin van deze narcotische hutspot. Die heeft niets met de kennis van goed en kwaad te maken, maar wat dan wel? Iets met vrije wil wellicht.

Kruis Ridley Scotts Kingdom of Heaven met George Millers Mad Max, voeg er een moot The Matrix aan toe, goed schudden met drie delen CGI en besprenkelen met snippers Wikipedia en presto, The Da Vinci Code on acid, alias Assassin’s Creed. Van Shakespeare naar games, voor Justin Kurzel moet het een surrealistische ervaring zijn geweest. Dat is het ook voor de kijker. Game over.
 

3 januari 2017

 
MEER RECENSIES

Arrival

****

recensie Arrival

Rooksignalen uit de ruimte

door Alfred Bos

Films waarin de mensheid contact maakt met vriendelijke aliens zijn zeldzaam. Films waarin het fenomeen tijd als een mentale constructie wordt gepresenteerd, zijn nog zeldzamer. Arrival is een buitenbeentje.

Arrival is het soort intelligente sciencefictionfilm dat slechts mondjesmaat wordt gemaakt. Interstellar van twee jaar terug is een recent voorbeeld, 2001: A Space Odyssey (1968) het oermodel. Wat Arrival met beide films gemeen heeft is de combinatie van feitelijkheid en mystiek: wat je niet begrijpt ervaar je als bovennatuurlijk of goddelijk. In alle drie de films staat het fenomeen tijd centraal.

Arrival

De premisse van Arrival laat zich makkelijk navertellen: de aliens zijn geland op twaalf plaatsen op aarde en taalwetenschapper Dr. Louise Banks (Amy Adams) leidt met fysicus Ian Donnelly (Jeremy Renner) een wetenschappelijk team dat een vorm van communicatie moet opzetten. We zien het tweetal aan het werk in het alien ruimteschip boven een weiland in de Amerikaanse staat Montana. Het is een kolossale koffieboon met een eigen ecotoop en, zo lijkt het, eigen natuurwetten. De film toont een nieuwe en unieke verbeelding van buitenaardse technologie. En van aliens.

Interstellaire uitwisseling
De aard van de communicatie laat zich niet zo eenvoudig navertellen. De aliens – we zullen hen hier niet nader beschrijven, maar het zijn geen groene dwergen – hebben een taal die qua medium (rooksignalen, hoe bedenk je het) en vorm (variaties in het patroon van de rookringen) in de verste verte niet lijkt op welke van de vijfduizend talen die er door mensen op aarde worden gesproken. Dr. Banks weet er chocola van te maken en de interstellaire uitwisseling kan beginnen.

Maar dat gaat zomaar niet, want de aliens mogen dan van goede wil zijn, politiek en legertop zien achter ieder vriendelijk gebaar een doortrapte list. Wat ook niet helpt is de verdeeldheid tussen de diverse naties waar een buitenaardse koffieboon in het zwerk hangt. En daar raakt de film aan de kern van zijn boodschap: die verschillen in reactie worden bepaald door de lokale cultuur en die wordt weer bepaald door—taal.

Mystieke dimensie
De filosofische pointe van Arrival is deze: ons begrip van de werkelijkheid is een functie van taal, de Sapir-Whorf hypothese (google ‘m op). Menselijke taal is lineair, de woorden volgen na elkaar. De taal van de aliens is circulair, hun zinnen zijn loops waarin oorzaak en gevolg hun betekenis hebben verloren. Dankzij haar studie van de alien-taal begint Dr. Banks tijdsbegrip te schuiven, waardoor heden, verleden en toekomst op mystieke wijze met elkaar verknoopt raken.Wat haar overkomt is in ons lineaire tijdsbesef onverklaarbaar. Het geeft de film zijn mystieke dimensie.

Arrival

Arrival is de meest doordachte aliens-film die er sinds het debuut van het subgenre met The Day the Earth Stood Still (1951) is gemaakt. Het is ook de beste SF-film sinds Under the Skin. Regisseur Denis Villeneuve (Sicario, Enemy, Incendies) vermaakt de mainstream-filmfans met de vertrouwde actie- en thriller-holderdebolder en serveert de fijnproevers en arthouse-liefhebbers fraai gefotografeerde stof tot nadenken. Het shot waarin de mist van de heuvels over het weiland rolt is adembenemend. De cultuurschok ook.

Rake soundtrack
In een klinisch ogende vertelling op wetenschappelijke basis lijkt er nauwelijks ruimte voor zulke hoogst onwetenschappelijke – maar zeer menselijke – fenomenen als liefde en verlies, maar laten die nu juist het hart van Arrival uitmaken. Het betekent wel dat de mannelijke hoofdrol, fysicus Donnelly, naar het tweede plan wordt gedrukt en Villeneuve met de epiloog een naar sentimenteel neigendeTerrence Malick-pastiche opdient.

Arrival is origineel, diepzinnig en gedurfd. Voor een film die over taal gaat is het geluid extra belangrijk en de IJslandse filmcomponist Jóhann Jóhannsson (hij deed ook Sicario) tekent voor de minimale maar rake soundtrack. Dat belooft genoeg voor hun volgende gezamenlijke project, Bladerunner 2049. Dat onzalige idee ziet er na Arrival een stuk aantrekkelijker uit.
 

8 november 2016

 
MEER RECENSIES