Dunkirk

*****

recensie Dunkirk

De Brexit van 1940

door Alfred Bos

Christopher Nolan verfilmt het oorlogsdrama over de omstreden evacuatie van de British Expeditionary Force uit het Noord-Franse Duinkerke, in de laatste meidagen van 1940, als een caleidoscopische vertelling.

De openingsminuten maken direct duidelijk dat Dunkirk, de tiende speelfilm van Christopher Nolan, geen oorlogsverheerlijkend bravourestukje is. Britse soldaten rennen door de straten en tuinen van Duinkerke om te ontkomen aan Duits spervuur. Van de ploeg weet alleen Tommy (de debuterende Fionn Whitehead) de Franse linie te bereiken. De kijker leert in luttele minuten: dit is geen heroïsche strijd, hier proberen mensen onder extreme stress te overleven.

Dunkirk

In de laatste week van mei 1940 dreigde het Britse leger dat in Frankrijk hielp de Blitzkrieg te weerstaan door de Duitse invallers in zee te worden gedreven. Het was een precair moment in de openingsweken van de Tweede Wereldoorlog. Nederland was al gevallen, Frankrijk kraakte in zijn voegen en toen op 28 mei België capituleerde, zaten zo’n 200.000 Britse soldaten vast op het strand van Duinkerke. Ze werden in een week tijd door een vloot van Britse, Belgische en Nederlandse vissersboten naar Engeland verscheept.

Nolan toont het drama van Operation Dynamo, zoals de reddingsoperatie officieel heet, via drie verhalen die elkaar aanvullen en via briljant spel met montage en tijd gaandeweg versmelten. Het is een geraffineerde aanpak – Nolan tekende ook voor het script – die de vaart er in en de spanning op kook houdt. Niet de strategie of het verloop van de oorlogshandelingen staat centraal, maar het persoonlijke drama van de betrokken militairen. De regisseur heeft slechts één uur en drie kwartier nodig om de logistieke monsteroperatie in de kern te raken. Dunkirk telt geen grammetje vet, iedere seconde is raak.

Dunkirk

Te land, ter zee en in de lucht
Op het strand annex kerkhof volgen we Tommy en diens toevallige maat Alex (One Direction-zanger Harry Styles in zijn filmdebuut) als mieren in de massa Britse soldaten die dienen als schietschijf voor de oppermachtige Luftwaffe. Door het Nauw van Calais koerst de Britse plezierboot Moonstone naar Duinkerke, met aan boord meneer Dawson (Mark Rylance), zijn zoon, diens vriend en een uit het water geviste soldaat met PTSD (Cillian Murphy). Zijn evacuatieschip is door de Luftwaffe naar de haaien geschoten en dat dreigt nogmaals te gebeuren.

Boven het Kanaal gaat een drietal Spitfires (met vaste Nolan-acteur Tom Hardy als piloot Farrier en Jack Lowden als piloot Collins) de ongelijke strijd aan met de Messerschmitt-jagers en Henkel-jachtbommenwerpers die zich als wolven op elke boot met evacués storten. Die dog fights, gezien vanuit de Britse cockpits, horen tot de enerverendste momenten van de film (die tevens in een IMAX-versie draait). Naast de vijand moeten de Spitfire-piloten de naald van hun brandstofmeter in het oog houden.

Dunkirk

Claustrofobische close-ups
Met die drie verknoopte verhaallijnen maakt Nolan een reeks aspecten van het Duinkerke-drama zichtbaar en vooral invoelbaar. De verwoestende uitwerking van de Junkers-duikbommenwerpers; de enormiteit van de taak waar de Britse marinecommandant Bolton (Kenneth Branagh) zich voor gesteld ziet; de paniek in het ondergelopen ruim van een schip dat door torpedo’s tot zinken wordt gebracht; de spanning tussen Britse en Franse soldaten; de chaos; de naakte overlevingsstrijd. In de ensemble cast figureert een peloton Britse acteurs van naam.

Geholpen door de grimmige, grotendeels elektronische soundtrack van Nolans vaste filmcomponist Hans Zimmer, weet de regisseur de spanning tot op de tel te doseren door de weidsheid van het strand, de zee en de lucht optimaal te contrasteren met de claustrofobie van de cockpit en de scheepsruimtes. Veel scènes spelen zich af in kleine of besloten vertrekken en de Nederlandse cinematograaf Hoyte Van Hoytema (hij deed ook Nolans voorlaatste film, Interstellar) brengt het drama naar de kijker met een reeks van close-ups. Het werkt bijzonder effectief bij de schermgrote koppen van de Spitfire-piloten, die opgesloten in hun cockpit door het zwerk zwieren.

Door de Britten werd ‘Duinkerke’ – om redenen van propaganda allicht – gevierd als een heroïsche overwinning, voor de Fransen was het een smadelijke aftocht; hadden de Britten door geknokt, dan was Parijs wellicht nooit gevallen en de oorlog heel anders verlopen. Daar houdt Dunkirk zich niet mee bezig, op een paar patriottische slotminuten na, zoals de film zich überhaupt niet bezighoudt met de Fransen noch de Duitsers. Dunkirk evoceert de historische gebeurtenis als een krankzinnige mix van heldenmoed en egoïsme. Een betere oorlogsfilm zal er dit jaar niet uitkomen. Misschien kunnen we dat ‘oorlogs’ wel weglaten.
 

18 juli 2017

 
MEER RECENSIES

WO I van de kritische kant

WO I van de kritische kant

door Bob van der Sterre

Uomini Contro (Many Wars Ago) ♦ Oh! What a Lovely War ♦ Outskirts

 

Honderd jaar geleden had de Eerste Wereldoorlog zich muurvast gegraven in een loopgravenoorlog. De uitzichtloosheid hiervan is de laatste tijd vaak in beeld gebracht (zoals in War Horse, The Red Baron, The Silent Mountain, Paesschendale). Hoe zit het met de antioorlogsfilms van deze wereldoorlog? In andere tijden blijken de films een stuk sarcastischer dan nu. Deel 2 van Camera Obscura’s over de Eerste Wereldoorlog.

Een generaal bij een oorlogsfront tussen Italianen en Oostenrijkers kijkt niet op een mannetje of duizend meer of minder aan slachtoffers. Dat is niet vreemd voor generaals in die tijd, die nauwelijks een idee hadden van moderne oorlogsvoering. Gewoon recht op de machinegeweren afrennen, dat is de tactiek. Werkt het niet, dan moeten er gewoon méér op af rennen.

Niet vrijwillig het prikkeldraad doorknippen
In Uomini Contro (Many Wars Ago) van Francesco Rosi (1970) is er gelukkig nog de pragmatische luitenant Ottolenghi (Gian-Maria Volontè, Rosi’s vaste hoofdrolspeler). Hij wil het iets draaglijker maken voor zijn manschappen. Luitenant Sassu, een jonge vent die steeds minder gelooft in de oorlog, raakt met hem bevriend.

De deserteurs zijn talrijk in de Eerste Wereldoorlog. Geen wonder. De staf toont geen interesse in de gevaren aan het front. ‘Ga je vrijwillig dat prikkeldraad doorknippen?’ ’Nee.’ ‘Nee? Dat is laf.’ ‘Geen kwestie van lafheid. U stelde me een vraag en ik geef eerlijk antwoord.’

‘Het was een poging om een retorisch beeld van die oorlog belachelijk te maken’, zei Rosi zelf over deze film. De generaal die denkt dat bizarre stalen outfits de mannen onoverwinnelijk maakt. Of de mannen in de ziekenboeg die een militair tribunaal aan hun broek krijgen. Of als er zoveel worden neergemaaid dat zelfs de vijand hen smeekt om terug te keren. Of de bureaucraat die liever eigen mannen neerknalt dan de vijand. Oorlog is absurd en er is niets heroïsch aan.

Rosi als regisseur betekent dat er satirische speldenprikken worden uitgedeeld. Dit is oorlog met een wrangheid die je als het ware door het beeld voelt, dankzij het lichtspel, de montage en de muziek.

Iedere leider staat op zijn eigen landje
In de antioorlogsmusical Oh! What a Lovely War in 1969 staan de vijf leiders van de grootste Europese landen samen in een kamer. Een soort kleuterklasje, waarbij iedereen op zijn eigen landje staat. Een ruzie. Het loopt ontstellend snel uit de hand. In een notendop is dit hoe deze oorlog begon.

Met veel enthousiasme betreedt men in Brighton de speciale kermis ‘World War One’. Een Franse kapitein, met soldaten op carrouselpaarden, geeft er een wervelende show. Een burlesk musicaloptreden volgt. Jongens hollen naar voren om zich aan te melden voor het leger. ‘Maak je verloofde trots, jongeman!’

Ook hier komen maniakale generaals voor. ‘Het is schaakmat, Sir.’ ‘We gaan lopend door de vijandelijke linies heen.’ ‘We hebben er gisteren 30.000 verloren, voor lunchtijd.’ ‘Het offer van laat ons zeggen nog eens 300.000 man kan leiden tot geweldige resultaten.’

Ik ken geen film die hier op lijkt: een satirische oorlogsmusical. De voorgeschiedenis is ook al uniek. Een radioprogramma werd overgezet naar een theaterstuk en vervolgens verfilmd door een beginner (dit was de eerste film van Richard Attenborough, de broer van David). Met hulp van topacteurs die voor lage salarissen wilden werken zoals John Mills, Maggie Smith, Dirk Bogarde, Edward Fox, Laurence Olivier, Vanessa Redgrave, Cecil Parker.

De film vermijdt de valkuil die veel musicals hebben: gebrek aan stijl en aan humor. De montage is bijvoorbeeld zo goed, die alleen al is een blik op de film waard. Scènes zijn gebaseerd op werken van de schilder Nevinson. De geestige liedjes. Of de vermakelijke anekdotes rondom de film, zoals de kerstmisscène die op de heetste dag van het jaar op de vuilnisbelt van Brighton werd geschoten.

En niet te vergeten hoe geweldig de film werkt als antioorlogsprotest. Iemand ligt zwaargewond op een draagbaar. ‘Maak je niet druk, je bent zo weer terug aan het front.’ De Engelse adel op een feestje: ‘Saai hè, helemaal niet zoals vorig kerstmis.’ Of de frontsoldaten die zingen: ‘Gassed last night… and gassed the night before…’ Misschien is het wat veel zang voor de niet zo musicalliefhebber maar een bijzondere film is het absoluut.

Perfect tragikomisch evenwicht
Ook aan het oosten zijn er vraagtekens bij het fenomeen oorlog. In 1914, aan de grens van het Russische en Pruisische rijk, barst de oorlog in alle hevigheid los. De ene fabrieksarbeider gaat naar het front, de ander blijft thuis. Twee vrienden, een Duitser en een Rus, zijn geen vrienden meer. Een Russisch meisje vindt een Duitse krijgsgevangene leuk, tot afgrijzen van haar vader.

We zien het front zelf. Het regent er granaten (met een gek ploppend geluid). De tegenstander heeft machinegeweren. Hoe te overleven? En alsof dat niet genoeg is, is het land in revolutie, en volgt er nog een revolutie!

Voor de echte filmliefhebber is Okraina (Outskirts), die over deze tijd gaat, niet zo’n obscure film. De film uit 1933 is er immers eentje die wel in het filmcanon terecht is gekomen en duidelijk de stempel draagt van zijn maker, Boris Barnet. Die werd geroemd door regisseurs als Tarkovski en Godard.

Aan de andere kant is het wel redelijk obscuur als een paard ineens begint te praten in een oorlogsfilm. Maar het past. In Okraina heb je een perfect tragikomisch evenwicht. Slapstick, actie, romantiek: het zit er allemaal in. Genres deden er in vroegere tijden niet zo toe. De beelden van het front zijn ook fraai.

Barnet schildert zijn cynische wereldvisie met een soort duivels plezier. Hij had deze visie nota bene in een tijd dat Stalin aan de macht was. Wie meer wil weten van Barnets geschiedenis, kan bij dit essay terecht.

Het zijn mooie films maar het is treurig te beseffen dat deze absurde meesterwerkjes de bizarre werkelijkheid van zulke oorlogen niet eens bij benadering kunnen schetsen. Een antioorlogsfilm is een moment dat je je even kunt verplaatsen de vreselijke situaties waar soldaten en burgers zich toen in bevonden, en dat je boos kunt worden om een van de domste dingen die een mens kan doen.

 

8 augustus 2016

 

Oh! What a Lovely War

 

Alle Camera Obscura

 

 

WO I op locatie

WO I op locatie

door Bob van der Sterre

Noirs et Blancs en Couleur ♦ Shout at the Devil ♦ The Lighthorsemen 

 

Deze week was het honderd jaar geleden dat de bloederige Slag aan de Somme plaatsvond. Die Eerste Wereldoorlog met zijn loopgravenstrijd blijft een onuitputtelijke inspiratiebron in cinema. Maar het was óók een wereldoorlog. Dus hoe zit het met andere locaties in de wereld?

Ivoorkust 1914. In Noirs et Blancs en Couleur (1976) druppelt het nieuws binnen bij de Franse kolonisten: de Eerste Wereldoorlog is uitgebroken. Een mooi moment om de oorlog te verklaren aan hun drie Duitse buren. Dat vechten laten ze graag over aan de lokale bevolking. Zelf gaan ze picknicken. Dan horen ze een machinegeweer…

Tussen de volkse kolonisten bevindt zich ook de student Fresnoy. Een rationele, intelligente vent. ‘De inferioriteit van het Afrikaanse ras heeft niet zoveel te maken met de grote van de schedels, meer met onze eigen overtuiging van superioriteit.’

Een leger van Afrikanen
Hij wil de strijd tegen de Duitsers wel leiden. De kolonisten wantrouwen zijn kritische noten maar leggen graag de leiding bij hem neer. Hij bouwt een leger op van Afrikanen. Het enige is: wie spreekt hem nog tegen nu hij een minigeneraal is geworden? Prachtrol van de onbekende Jacques Spiesser.

De film won de Oscar voor beste buitenlandse film in 1976. Toch relatief onbekend. Het script zit goed in elkaar en is geestig. Sneren naar de domheid van kolonisatie en oorlog. Sneren naar het schaapachtige gedrag van mensen (nu niet veel anders, denk aan Brexit). Helden op sokken.

De mooiste sneer gaat naar de paternalistische houding van de kolonisators. Prachtige Afrikaanse maskers gooien ze in het vuur. ‘Wat een rommel. Je kunt ze niet eens weggeven aan goede doelen.’ Aan dit soort satirische speldenprikjes zie je dat het een film is uit 1976, toen dit soort satire veel meer geduld werd dan bijvoorbeeld de jaren vijftig (of nu, neig ik soms te zeggen).

Geweldig acteerwerk maar veel eer moet gaan naar regisseur Jean-Jacques Annaud, die later uiteenlopende films zou maken als The Name of the Rose, The Bear, Seven Years in Tibet. Met deze film is zijn zucht naar avonturen begonnen – in Ivoorkust om precies te zijn.

Ouderwetse avonturenfilm
Zanzibar is een half continent van Ivoorkust vandaan – en toneel van de film Shout at the Devil, ook uit 1976. In 1913 bezetten de Duitsers er een stuk land. De Amerikaanse avonturier Flynn (Lee Marvin) wil er ivoor verhandelen en ronselt de Britse bezoeker Sebastian Oldsmith (Roger Moore).

Ze worden dwars gezeten door een onverschrokken Duitse generaal genaamd Fleischer en eindigen als schipbreukelingen. Op een eiland worden ze opgepikt en ze belanden bij Flynn thuis. Oldsmith ontmoet Flynns dochter Rosa (Barbara Parkins van Peyton Place, mooie stem!) die wel wat ziet in de man die een jaar later James Bond zou worden.

Een jaar verstrijkt en het is oorlog. De Britten verzoeken ze vriendelijk om op zoek te naar een Duitse kruiser, die zich ergens daar in Zanzibar bevindt. De Duitsers gaan ondertussen op zoek naar hen.

Een ouderwetse avonturenfilm van tweeënhalf uur waar je niet te veel over moet nadenken, maar je in moet verliezen. Behoorlijk melig af en toe (Marvin die onophoudelijk rolt met zijn ogen) en ook soms behoorlijk grimmig. Opgehangen soldaten, gekidnapte baby’s, olifanten die worden afgeschoten, je ziet het allemaal. Misschien kun je ook niet meer verwachten van pulpschrijver Wilbur Smith, op wiens boek dit verhaal is gebaseerd.

De film zou nu denk ik niet meer heelhuids door online klopjachten komen. Al helemaal niet omdat Shout at the Devil gemaakt was in het omstreden Zuid-Afrika met apartheidsregime (dus weer een half continent van Zanzibar vandaan). Roger Moore deed daar niet moeilijk over. Hij maakte in deze periode drie films in Zuid-Afrika. Een filmvariant van de voetballersuitspraak: ‘Ik doe niet aan politiek, ik doe aan voetbal.’

Australiërs in Palestina
Palestina is ook geen locatie waar je de Eerste Wereldoorlog verwacht. En al helemaal geen Australische soldaten die aan het front tegen de Turken vechten. En toch was er een tijd dat Duitsers en Turken gezamenlijk een fort verdedigden in Gaza en de Australiërs daar waren om de Engelsen te helpen.

In The Lighthorsemen (1987) is dit moment vereeuwigd. Deze figuren zijn enorm goed op paarden en een stuk handiger in woestijnduels dan Engelsen. Zelfs de Duitsers hebben bewondering voor hun moed.

Een verhaal dat niet al te veel uitblinkt in originaliteit want logisch dat een regiment stoere Australiërs sceptisch reageert op een nieuweling, David Mitchell. Hij is wat zachtaardig en durft niet zo goed te schieten op andere soldaten. Dan weten we al: hij zal later nog wel heroïsch worden.

Als hij dan een keer wel dapper is, raakt hij gewond en komt hij in de ziekenboeg. Entree: knappe verpleegster die met hem gaat flirten. Een beetje kussen en hup weer terug naar het front.

Aan The Lighthorsemen (regie Simon Wincer, bekend van Free Willy) kun je zien hoe 1987 onze cinema nog steeds is (of is geworden). Bijna drie decennia later is er maar weinig veranderd op het gebied van muziek, script, acteren. Nog sterker, het enige wat nu anders zou zijn, zijn de hysterisch gemonteerde gevechten. Fluitende kogels, realistisch stervende soldaten en overdreven geluid van bajonetten in vers vlees (sjjjliiiipp).

Verder is het nu vooral meer van hetzelfde: nog meer actie, nog meer voorspelbaarheid, nog sentimenteler, nog bombastischer muziek à la Hans Zimmer. Vergelijk maar eens met Passchendaele uit 2008!

The Lighthorsemen is daarom nog niet mislukt. Buitensporig sentimenteel en patriottisch op momenten, maar de cinematografie van soldaten in een woestijn is erg fraai. Vooral het laatste half uur met de aanval op Beersheba is vakmanschap. Hard rennende paarden, in galop, goed gemonteerd (de Turken die afstanden op hun geweren instellen). Een spannende en epische scène.

Dus vergeet de karakters, vergeet het verhaal, maar kijk op groot scherm, en je bent ook een van die Australische woestijnsoldaten van de Eerste Wereldoorlog.

 

9 juli 2016

 

The Lighthorsemen
 

Alle Camera Obscura

 

Prosecutor the Defender the Father and His Son, The

***

recensie  The Prosecutor the Defender the Father and His Son

Politiek steekspel

door Ralph Evers en Dragan Markovic

In deze reconstructie van een op waargebeurde feiten gebaseerde casus van het Joegoslavië Tribunaal staan een aanklager en een advocaat lijnrecht tegenover elkaar. Na een belastende verklaring van een getuige is diens toekomst wellicht niet meer zeker.

Deze recensie is geschreven door zowel Ralph Evers als gast-recensent Dragan Markovic. Hij zal zichzelf hieronder introduceren en de film vanuit zijn ervaring als medewerker bij het Joegoslavië Tribunaal geven. Daarnaast is hij van Servische origine, dus kijkt hij met andere ogen naar deze film, dan Nederlanders.

The Prosecutor the Defender the Father and His Son

Blinddoek
The Prosecutor the Defender the Father and His Son is gebaseerd op ware feiten, hetgeen zich vertaalt in de beschuldiging van een zekere Milorad Krstić, die oorlogsmisdaden zou hebben begaan. Dit lijkt een verwijzing naar de veroordeling van de Servische generaal Radislav Krstić in 2001. Aanvankelijk volgen we de verhaallijn vooral in het tribunaal zelf. Dit is op zich interessant genoeg in beeld gebracht, met name door de manier waarop de buitenwereld (de pers) al dan niet op afstand gehouden wordt. Hoe de advocaat afgekapt wordt, hoe de zittingen voortdurend verdaagd worden, en het gesmiespel tussen de rechters, waar de rest niets van mee krijgt. Regisseuse Iglika Triffonova tornt aan de blinddoek van Vrouwe Justitia, die mogelijk niet zo onpartijdig is als we wensen.

Toch beperkt de film zich niet tot een rechtbankdrama. Hij tracht een laagje dieper te graven en de kijker enige context mee te geven. Zoals een ieder die zich verdiept heeft in het Joegoslavië-conflict wellicht wel weet, streden er nogal wat belangen, opportunisme en zogenaamd historische claims om een plaats. De “gewone man” echter moest vooral zien te overleven en dat deed men niet zelden pragmatisch. Dat vertroebelt de vraag naar goed en kwaad.

De advocaat, Mikhail Finn, wil de achtergrond van de jonge getuige tot op de bodem uitzoeken en reist met een tolk naar de afgelegen binnenlanden van Bosnië. Een ruig landschap met een afgelegen gehucht is waar hij terechtkomt. Zoals vaker te zien zal zijn, speelt de film met contrasten. Rijk en arm, stad (Amsterdam en Den Haag) en platteland (Bosnië) en wellicht de belangrijkste: goed en kwaad.

The Prosecutor the Defender the Father and His Son

Troef
Hierin komt dan ook de sterkste troef van de film tot uiting. Finn ontdekt dat de vader van de getuige nog leeft, terwijl de getuige niet beter weet dat hij wees is. Toch ligt hierin een risico verbonden, Finn kan ernaast zitten. Desondanks neemt hij het risico en reist samen met de vader (Alexander Lekić) terug naar Nederland. Dit stuk is erg geloofwaardig uitgewerkt.

Het is het menselijke drama dat de film overtuigt. Hierin worden de aanvankelijke tegenstellingen tussen de verdediger en de aanklager ontmaskerd. Goed of fout, zwart of wit, valt niet meer zo gemakkelijk vast te pinnen. Daartegen is het tribunaal slechts het decor.

Mixed feelings

The beginning of the film is quite disappointing. It follows the stereotype in which a Bosnian Serb is the villain presented with a big head, small eyes and a face full of scars, while the victim is thin and pale with big blue eyes. Add to this quite unprofessional mistakes, like name Dejan being misspelled as Deyan and the fact that the villain, who is supposed to be a Serbian teacher, somehow has a heavy foreign accent. The film was heading for a disaster.

However, just when I thought that watching this film would be more painful then passing a kidney stone, it took a turn for the better, especially when the whole scenography moved to Bosnia. Next to the beautiful scenes of local landscape, the whole Bosnian cast has done a great job, especially Izudin Bajrovic. This is also where the director managed to get all the details right and pinpoint cultural differences and small things visible especially to the people who lived in both cultures (West and East Europe in this case).

The Prosecutor the Defender the Father and His Son

Presentation
This is obvious in very emotional and interesting dialogues between Jasna (Nermina Lukac) and Izudin Bajrovic, but also in smaller facts like the Bosnian person from a certain background would remove his shoes when entering a house. Or a pat on the knee of another person as a sign “well done” which, as we can only imagine, made a Swedish lawyer (played by Samuel Fröler) feel very uncomfortable due to the “invasion of his personal space”.

Another two things which were extremely well presented were costumes (perfectly fitted for all the characters, especially the ones from Bosnia) and the reactions of a Bosnian person who comes to the Netherlands for the first time and the way he observes this new country. Due to the fact that I have experience with people from this area coming to the Netherlands, this couldn’t have been better presented.

Crisis
Unfortunately, at the very end one can’t escape the feeling that the film has completely missed the point. Instead of focusing on the fact that such an important institution like ICTY (International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia) uses different techniques in order to make witnesses give false testimonies and get the story they want, it puts the accent on the fact that the villain (a Bosnian Serb) was not convicted thanks to the fact that the star witness lied. Even in this highly politicized international court as ICTY applies the rule “the accused is Innocent until proven differently”.

This all makes us wonder if the fact that films that come from East Europe and are being financed by EU (in one way or another) are getting the same funds only if they stick to the certain official stories. I suppose that we do live in the time where film, just as investigative journalism, which used to move boundaries and give new points of view, is in the same crisis.

Dragan Markovic is psychologist, former ICTY worker and former member of various defend teams.

 

4 april 2016

 

MEER RECENSIES

Krigen

***

recensie  Krigen

Een leugentje om bestwil

door Cor Oliemeulen

Een commandant in Afghanistan neemt onder grote druk een beslissing met tragische gevolgen. In eigen land wordt hij aangeklaagd voor oorlogsmisdaden. Het Deense oorlogs- en rechtbankdrama Krigen draait om morele dilemma’s.

De Deen Tobias Lindholm ontwikkelde zich in korte tijd als begenadigd scenarioschrijver met ijzersterke films als Submarino, Kapringen en Jagten. Als regisseur maakte hij drie films: R, Kapringen en Krigen, met steeds een prominente rol voor Pilou Asbæk. In laatstgenoemde drama, dat was genomineerd voor een Oscar voor beste niet-Engelstalige film, speelt hij commandant Claus Michael Pedersen die samen met zijn compagnie door de Deense overheid naar Afghanistan is uitgezonden om de bevolking te helpen met de wederopbouw van het land, zoals dat zo mooi heet.

Krigen

Cruciale beslissing
Geteisterd door bermbommen, zengende hitte en het gemis van het thuisfront krijgen de soldaten op een dag te maken met zware beschietingen en de chaos die hiermee gepaard gaat. Een collega die zwaargewond raakt, kan alleen maar worden afgevoerd als de beschietingen zijn opgehouden. Claus neemt daarom een cruciale beslissing: hij vraagt luchtsteun om de vijandelijke compound te bombarderen. De soldaat kan worden gered, maar tijdens de bombardementen blijken onschuldige Afghaanse vrouwen en kinderen te zijn omgekomen.

Het Deense leger verleende met het beschikbaar stellen van materieel medewerking aan Krigen en veel van de soldaten zijn daadwerkelijk actief geweest in Afghanistan. Het is niet de belangrijkste reden dat filmmaker Tobias Lindholm zich schijnbaar op de vlakte houdt als Claus bij thuiskomst wordt aangeklaagd voor oorlogsmisdaden. De kijker mag oordelen over de beslissing van de commandant, zoals dat hoort bij dit soort morele dilemma’s, die zijn ingegeven door politieke keuzes van overheden.

Moreel dilemma
Wie in de eerste helft van Krigen – het oorlogsdrama – goed oplet, begrijpt dat de beste stuurlui aan wal staan. Idealistische, plichtsgetrouwe soldaten in oorlogsgebied raken nu eenmaal met onmogelijke opdrachten verzeild in onmogelijke situaties, waardoor morele grenzen kunnen vervagen en acute omstandigheden om snelle handelingen vragen. De camera staat nooit stil en het onrustige, schokkende beeld onderstreept de gemoedstoestand van claustrofobie, grote psychische druk en realistische geweldshandelingen die door geen enkele videogame of leerinstructie zijn te simuleren.

Krigen

Uiteindelijk weer thuis in Denemarken – het rechtbankdrama – wil de politiek-correcte aanklaagster weten of Claus de vijand had gezien – een voorwaarde om de boel te laten bombarderen. Claus’ antwoord betekent de keuze tussen vier jaar cel of het gemis van zijn vrouw en kinderen. Volgt hij zijn geweten of wordt het een dikke middelvinger naar overijverige beleidsmakers die vanachter hun bureau beschikken over leven en dood en hun volgende baan proberen veilig te stellen? Of kiest Claus voor een nieuwe toekomst met zijn prille gezin?

Lindholm kiest voor een praktische oplossing. Dat is handig en diplomatiek, maar hij maakt hiermee een sterkere apotheose onmogelijk, zoals in Jagten, die wel lang nadreunt. Krigen mist hierdoor de impact die het had kunnen hebben: het staan voor een beginsel en het aan de kaak stellen van politieke hypocrisie.

Dat neemt niet weg dat de keuzes die in Krigen worden gemaakt, genoeg stof opleverden voor een aflevering van onze rubriek Ondertussen, op de redactie. Lees hier onze aflevering ‘Moreel dilemma bij de kijker’.

 

20 maart 2016

 

MEER RECENSIES

Alias Maria

***

recensie  Alias Maria

Voor mama en alle vrouwen die strijden

door Nanda Aris

Grauwe film over Colombiaanse (kind)soldaten die vechten in een strijd waarvan noch zij, noch wij het doel kennen. In deze film van José Luis Rugeles volgen we de dertienjarige en zwangere Maria, een strijdster in de jungle van Colombia. Ze probeert haar zwangerschap te verbergen om een abortus te voorkomen. 

De tweede speelfilm van de Colombiaanse José Luis Rugeles werd, net als de laatst verschenen film An (2015), genomineerd voor de Un Certain Regard-sectie op het filmfestival van Cannes in 2015.

Alias Maria

Realiteit
Rugeles interviewde voor de film vele ex-guerrillaleden en kwam er daardoor achter dat het verhaal wat hij zou verfilmen in feite het verhaal van vele meisjes in de Colombiaanse strijd is. Zijn film eindigt met: ‘Voor jou, mama – en alle vrouwen die strijden’.

De acteurs die in zijn films spelen zijn deels echte acteurs, en deels kinderen die gecast werden in een gebied dat veel geweld kent. Zij kregen geen script te lezen, maar na het oefenen van de scène, kregen ze de tijd om zelf een eigen, meer realistisch script te schrijven.

Het onderwerp is actueel, sinds half oktober vertoont Netflix de film Beasts of No Nation (2015), over kindsoldaten in Afrika. Over dit onderwerp verscheen in 2008 in eigen land Wit licht van Jean van de Velde, en de Franse film Johnny Mad Dog.

Missie
De film begint met een bevalling, een uitzondering in de jungle zo leren we niet veel later. Maria (Karen Torres) is ook zwanger, maar zij heeft niet het voorrecht om het kind ter wereld te brengen. Abortus is meer regel dan uitzondering. De dokter benadrukt het belang van de prikpil. “We willen geen jungle vol baby’s, hè?”, zegt hij alsof kinderen een wegwerpartikel zijn.

Maria wordt samen met haar vriend en twee andere kameraden eropuit gestuurd om de pasgeboren baby van de commandant en zijn vriendin naar een veiliger gebied te brengen. Doordat de jongste strijder Yuldor (Eric Ruiz) in slaapt valt tijdens zijn wacht, worden ze overvallen door vijandig vuur. Yuldor wordt in zijn been geschoten, waardoor ze opgehouden worden. Mauricio (Carlos Clavijo) komt erachter dat Maria zwanger is, en beveelt haar het kind weg te laten halen. Daarop besluit Maria te vluchten. Vanaf dit moment komt de grimmige sfeer beter over, de dreiging en beklemmende situaties maken dat we begrijpen dat Maria’s situatie uitzichtloos is.

Alias Maria

Vlak
De film kent geen diepe kleuren, maar de groene en grijze kleuren van de jungle zijn van eenzelfde tint, evenals de camouflagekleding. Het sombere karakter benadrukt het uitzichtloze van de film.

We krijgen geen goed inzicht in hoe de personages terecht zijn gekomen waar ze zijn, en ook weten we niet voor welk doel ze strijden. Dit gegeven kan mooi werken wanneer het ’t uitzichtloze en nutteloze van een strijd moet weergeven, maar doordat ook de karakters weinig uitgediept worden, doet het geheel soms wat vlak aan.

Er zijn niet veel dialogen, en de camera richt zich veel op een stoïcijnse Maria. Als kijker zitten we daarom niet gelijk van het begin op het puntje van de stoel. Nadat Maria besloten heeft te vluchten, omdat ze haar kind wil houden, wordt het verhaal interessanter; de verschillen tussen de personages groter, en de situaties nijpender.

28 februari 2016

 

MEER RECENSIES

 

5 oorlogsfilms die wat toevoegen

Vijf oorlogsfilms die wél wat toevoegen

Oorlogsfilms: The Big Parade

De meeste oorlogsfilms die met enige regelmaat in de bioscoop verschijnen, zijn behoorlijk patriottistisch en blinken niet bepaald uit in subtiliteit. Dat kan zeker worden gezegd van 13 Hours: The Secret Soldiers of Benghazi van Michael Bay. De Amerikaans regisseur doet verslag van een militaire actie in Libië, waarbij hij zijn gebruikelijke bombastische capriolen geenszins schuwt. Vijf oorlogsdrama’s uit vijf landen en vijf filmperiodes die wél wat toevoegen.

door Cor Oliemeulen

1. – The Big Parade (King Vidor, 1925)

King Vidor was bijna zeventig jaar lang actief als regisseur, maar het meest succesvol was hij met zijn stomme films. The Big Parade dient nu nog als inspiratiebron voor oorlogsfilms die verder kijken dan heldenverering. Een rijkeluiszoon (gespeeld door John Gilbert, die door deze film een grote ster werd) meldt zich bij het leger om tijdens de Eerste Wereldoorlog in Frankrijk te gaan vechten. Hij wordt verliefd op een mooie boerendochter (Renée Adorée), maar dan moet het regiment halsoverkop vertrekken naar het front. Hartstochtelijke romantiek maakt plaats voor oorlogshandelingen, voor die tijd geweldig spannend en realistisch in beeld gebracht. Onze held zal uiteindelijk een been verliezen en vindt zijn geliefde na de oorlog terug. Zie fragment.

The Big Parade is de beste (anti)oorlogsfilm van de jaren 20 en geeft een veel beter beeld dan filmpionier D.W. Griffith dat doet in The Birth of a Nation (1915). In zijn vroege meesterwerk trekt Griffith weliswaar alle creatieve, technische en financiële middelen uit de kast voor de knappe verfilming van een liefdesgeschiedenis tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog, maar vervalt hij in het tweede deel in stuitende propaganda voor de Ku Klux Klan, kennelijk de enige partij die destijds de eenheid van de staat kon garanderen.

2. – Roma città aperta (Roberto Rossellini, 1945)

Italië zat na de Tweede Wereldoorlog in een economische en morele crisis. Twintig jaar dictatuur van Mussolini leverde vooral armoede en werkloosheid op. Filmmakers, meestal met een marxistische achtergrond, gingen de straat op en legden op documentaire-achtige manier het authentieke leven van de arbeidersklasse vast. Ze zetten zich af tegen de banale Italiaanse films van het grote studiocomplex Cinécitta en tegen de schijnwereld van Hollywood. Bovendien was het filmen buiten op straat zonder belichting, decors en professionele acteurs veel goedkoper. Zie hier in een notendop het Italiaans Neorealisme, waarvan Roma città aperta een vaak geciteerd voorbeeld is.

Roberto Rossellini had tijdens de oorlog gewerkt als regisseur van fascistische films, maar in het geheim maakte hij een documentaire over moedige verzetsmensen. Roma città aperta borduurt hierop verder. In de toenmalige ‘open stad’ Rome volgen we de zwangere moeder Pina wiens verloofde wordt opgepakt door de Gestapo en (deels in beeld) doodgemarteld omdat hij zijn kameraden niet wil verraden. Tragische, realistische film met de doorbraak van Anna Magnani. Het fragment waarin Pina probeert te verhinderen dat haar verloofde wordt afgevoerd, is iconisch. Ook de smartelijke finale is onvergetelijk en zeventig jaar later helaas nog aan de orde van de dag.

3. – Skammen (Ingmar Bergman, 1968)

Van de talloze meesterwerken die de Zweedse regisseur Ingmar Bergman heeft gemaakt, is Skammen (Schaamte) misschien een van de minst bekende, maar wel een van de meest beklijvende. Huisacteurs Liv Ullmann en Max von Sydow vormen het koppel Eva en Jan. Ze hebben afscheid genomen als muzikanten van een orkest, willen op een klein eiland gaan genieten van de rust en hebben een kinderwens. Op een dag raken ze betrokken bij een burgeroorlog en wordt hun relatie ernstig op de proef gesteld.

Als geen ander kan Bergman mensen laten worstelen met hun existentiële angsten. Net als in zijn meeste drama’s is ook in het levensechte Skammen de man het prototype van een angsthaas en de vrouw de dominerende factor. Maar de horror en onderdrukking van de oorlog zetten alle patronen en zekerheden op losse schroeven en maakt van Jan, die aanvankelijk nog zeurt over een verstandskies, een moordende macho. Hun ultieme overlevingstocht is uiterst beklemmend in beeld gebracht. Vooral Liv Ullmann speelt de sterren van de troosteloze hemel en zou zich na de filmopnames wereldwijd actief gaan inzetten voor oorlogsslachtoffers en vluchtelingen.

4. – Ran (Akira Kurosawa, 1985)

Sinds Akira Kurosawa in 1950 met Rashômon de Japanse film in het westen op de kaart zette, werd hij hier meer bewonderd dan in eigen land. Dat had onder meer te maken met het feit dat deze grensverleggende regisseur een aantal van zijn proefstukken baseerde op niet-Aziatische werken van bijvoorbeeld Dostojewski en Shakespeare. Zo is het epische oorlogsdrama Ran – na Rashômon en Seven Samurai (1954) waarschijnlijk Kurosawa’s beste film – gebaseerd op King Lear, maar zijn de drie dochters die strijden om het bezit van hun vader, vervangen door drie zoons. Het gebruik van Shakespeare’s ‘eeuwige nar’ die zijn landheer tegenspreekt en ridiculiseert, werd in de Japanse cultuur bovendien maar moeilijk begrepen.

Nadat de landheer zijn rijk heeft verdeeld onder zijn drie zonen, waarbij de oudste het voor het zeggen krijgt en de jongste wordt verbannen omdat hij teveel tegenstribbelt, breekt al snel de pleuris uit. Door allerlei intriges is het uiteindelijk de vader die door zijn op macht beluste zonen wordt verbannen en nota bene moet worden gered door zijn zoon die als eerste in onmin was gevallen. Een schrijnende geschiedenis, met typisch Japans pathos en rijkelijk gelardeerd met indrukwekkende, kleurrijke, massale gevechten. Dan zijn de grote, met de computer gemanipuleerde, strijdtonelen in The Lord of the Rings plotseling wel heel erg nep.

5. – Brotherhood (Je-kyu Kang, 2004)

Als je Saving Private Ryan al een goede oorlogsfilm vindt, hoe moet je het Zuid-Koreaanse oorlogsdrama Brotherhood (Taegukgi hwinalrimyeo) dan noemen? Als in 1950, twee jaar na de splitsing van Korea, het noorden de zuidelijke staat binnenvalt, worden twee broers gerekruteerd en moeten ze aan het front vechten tegen de communistische agressors. De oudste, Jin-tae, waakt over de jongste, Jin-seok, en doet er alles aan om zijn broertje snel en veilig naar huis te krijgen. Hij denkt dat de beste manier hiervoor is om zich als held te gaan gedragen. Terwijl Jin-tae zich aanmeldt voor de gevaarlijkste opdrachten, steeds meer risico’s neemt, bijna in zijn eentje voor overwinningen zorgt en zich als moordmachine ontpopt, keert Jin-seok zich steeds verder van hem af en ontstaan er hartverscheurende situaties.

Brotherhood was een grote hit in het thuisland en maakte Dong-gun Jang (Jin-tae) beroemd in Azië. Het knappe van de film is dat hij niet direct partij kiest, maar zich vooral focust op de niets ontziende overlevingsstrijd. Op enkele sentimentele fragmenten en de dito soundtrack na raak je door de opvallend natuurgetrouwe gevechtsscènes twee uur lang verdoofd en gefascineerd tegelijk. Nadat naar het einde toe tragedie op tragedie wordt gestapeld, bekrachtigt de slotscène, waarin we een van de broers vijftig jaar later zien, de flagrante waanzin van oorlog.

3 februari 2016

 

Alle leuke filmlijstjes

 

Wakhan Front, The

***

recensie  The Wakhan Front

Collectieve wanhoop

door Damian Uphoff

Een verfrissende oorlogsfilm – ja, het is dus echt mogelijk. Oeverloos macho gebral, pathetische heroïek, lomp geknal; niks van dat in The Wakhan Front. Regisseur Clément Cogitore wendt zich tot een originelere aanpak. Alleen dat verdient al lof. 

Gestationeerd in de spuuglelijke contreien van Wakhan (Afghanistan), heeft een unit Franse soldaten nog wat losse eindjes aan elkaar te knopen. Alvorens hun biezen te pakken hebben ze nog één opdracht: het bewaken van de afgelegen vallei in Wakhan. Aangezien het een kalme regio betreft lijkt dit geen moeilijke taak, maar ze ondervinden al vlug dat het geen sinecure blijkt. Op curieuze wijze verdwijnen er soldaten, zonder ook maar iets van een spoor achter te laten. Alsof de aarde ze heeft opgeslokt. De pragmatisch ingestelde sergeant Bonassieu probeert de boel in toom te houden, maar tevergeefs. De wanhoop doet intrede.

Recensie The Wakhan Front

Frisse draai
The Wakhan Front heeft een opmerkelijk concept voor een oorlogsfilm. Het is er eentje die je evengoed in een horrorfilm zou kunnen aantreffen, alleen is The Wakhan Front dat allesbehalve. Een dappere poging van de debuterende regisseur Clément Cogitore, slechts bekend van kortfilms als Parmi nous en Un Archipel.

De uitwerking laat het veelbelovende uitgangspunt niet in de steek. The Wakhan Front richt zich voornamelijk op sfeer, iets wat weinig oorlogsfilms doen. Duistere soundscapes zetten een nijpende sfeer neer. Dat lukt niet altijd, want op audiovisueel vlak blijft de film net te terughoudend om echt beklemmend te zijn. De cinematografie beperkt zich vooral tot het droog vastleggen van het verdorde Afghaanse landschap, al zorgen de beelden door de nachtkijkers voor variatie. Het hoogtepunt is een wat dynamischere scène, waarin een soldaat kwade geesten tracht te verdrijven met een soort dans.

Afzwakkend mysterie
De mysterieuze verdwijningen eisen op een gegeven moment hun tol op de psychische gesteldheid van de soldaten. De lokale bevolking weet blijkbaar van niks, en ook de Taliban heeft geen enkele notie. Sterker nog, zij hebben met hetzelfde probleem te kampen. De concrete oorzaak van de verdwijningen krijg je als kijker nergens. Er worden slechts enkele oorzaken gesuggereerd. Daar is ansich weinig mis mee, alleen is het ‘probleem’ dat het mysterie gaandeweg aan kracht inboet. Eens het einde nadert begint het plot chaotische vormen aan te nemen. Alsof de regisseur zich na driekwart van de film geen raad meer wist, en het zaakje maar wat afraffelde.

Recensie The Wakhan Front

Het acteerwerk is erg dubbel. De Franse soldaten zetten hun rollen geloofwaardig neer, met Jérémie Renier als speerpunt. Dat geldt niet voor de Taliban-strijders. Geleid door een snuiter die nog het meest weg heeft van een dubieuze kruising tussen Gimli uit The Lord of the Rings en Jack Sparrow, komen ze een beetje lachwekkend over. Ook de wijze waarop de twee partijen uiteindelijk met elkaar in verzoening raken is allesbehalve geloofwaardig. Ze zitten nog net niet met elkaar aan de thee.

The Wakhan Front is zeker geen slechte film. Hij is er eentje die afwijkt van de geijkte genreconventies, en tot op zekere hoogte intrigeert. Maar ergens wringt het dat de potentie die hier in zit er slechts met mondjesmaat uitkomt.

 

27 januari 2015

 

MEER RECENSIES

Perfect Day, A

****

recensie  A Perfect Day

Sarcastische hulpverleners

door Bob van der Sterre

Wat moet je als hulpverlener als je een lijk uit een put omhoog wil hijsen maar het touw breekt, de Verenigde Naties zeggen dat je je nergens mee moet bemoeien, en er in de wijde omgeving geen touw is te vinden? Je bent en blijft toch in de eerste plaats een hulpverlener en je moet en zal dat lijk eruit krijgen. 

We zitten in Joegoslavië, 1995, dus tegen het einde van de oorlog. Hulpverleners Mambrú (Benicio Del Toro), B. (Tim Robbins) en Sophie (Mélanie Thierry) willen samen met tolk Damir (Fedja Stukan) dat vadsige lijk eruit vissen, om te voorkomen dat de put onbruikbaar wordt.

Zo makkelijk is het allemaal nog niet. Colonnes tanks en groepjes soldaten versperren de route, dode koeien liggen midden op de weg, VN-soldaten willen dat je opduvelt, en werkelijk nergens kun je touw krijgen.

A Perfect Day

Touw
Hoe moeilijk is dat toch, touw vinden? B. en Damir vinden een winkeltje. ‘Verkoopt u touw?’ De verkoper schudt zijn hoofd. B. loopt door de winkel en vindt overal touw. ‘Ik heb het hier in mijn handen!’ ‘Dát? Dat is niet voor de verkoop.’ B. houdt aan, maar Damir fluistert tegen hem: ‘Laten we gaan. Vermoedelijk willen ze hier helemaal niet dat het lijk eruit gehaald wordt.’

Na de tevergeefse poging om het touw elders te vinden, keren ze beiden terug bij de basis. Aldaar wacht Katya (Olga Kurylenko), een ex van Mambrú. Ze werkt nu voor de Verenigde Naties en ze moeten haar een lift geven naar een andere VN-basis. Hun geschiedenis geeft spanningen. Mambrú heeft tijdens hun affaire simpelweg nooit gemeld dat hij al een vriendin had en dat vergeeft Katya hem nog steeds niet. ‘Ik heb niet gelogen, maar gewoon iets achterwege gelaten’, verklaart hij schouderophalend.

Wat volgt is een tocht langs door de bergen, in een tijd dat navigatiesystemen nog niet bestonden. Van boven ziet het er schitterend uit, maar op de weg is het een ramp. Licht is er niet, overal ravijnen en verdwalen is niet moeilijk. En dan dus die dode koeien gevuld met mijnen.

A Perfect Day

Klein leed
A Perfect Day is een erg aangename film over het kleine leed van oorlog. Het script (geschreven door regisseur Fernando León de Aranoa zelf) is goed materiaal waarbij je niets door de strot geduwd krijgt. Oorlogsdrama ontbreekt. Het is nergens sentimenteel, pathetisch, grof of al te symbolisch (denk bijvoorbeeld aan Oscarwinnaar No Man’s Land). Wie Bosnisch of Servisch is leren we niet eens.

De film scoort pas echt punten op acteerwerk. Er is een geweldige chemie tussen de karakters. Del Toro en Robbins zijn als acteurs al net zo geroutineerd als de rollen die ze spelen, de sarcastische hulpverleners die alles al hebben gezien. Dat is aangenaam om naar te kijken. De bijrollen dansen daar prima onbescheiden omheen.

De film bewijst hoe volwassen sommige scripts kunnen zijn, hoe ze voortreffelijk een balans kunnen vinden tussen humor, karakterfilm, spanning en ontroering. Dat had makkelijk mis kunnen gaan. Vooral het stuk rondom een ingestort huis van een meereizend jochie is erg sterk. In veel oorlogsfilms is zo’n ruïne slechts decor. Hier zien we de geschiedenissen en wordt het een levend object vol herinneringen. Mooie scène.

A Perfect Day

Muggenzifterij
Als kritiek kun je misschien zeggen dat de film eigenlijk echt in Joegoslavië gefilmd had moeten worden, en niet in Spanje. Het had kunnen zorgen voor wat extra couleur locale die nu wel erg karig aanwezig is. Iets anders is dat het jochie Nikola iets te vanzelfsprekend Engels spreekt, voor een amper tienjarig ventje. Een verklaring hiervoor krijg je niet en dat wringt een beetje, maakt het misschien iets te Amerikaans.

En sowieso is het een beetje raadselachtig wat de cinematografische urgentie was om twintig jaar later ineens een film te maken over de nasleep van de Joegoslavische oorlog. De film is goed, dat is niet het probleem, maar de film is niet vernieuwend genoeg om alles wat er tot nu toe over is gemaakt op te schudden.

Maar: muggenzifterij. Met A Perfect Day kunnen hulpverleners nu eindelijk ook eens trots zeggen dat er een film is die hun beroep eer aandoet. Een hulpverlener kan vermoedelijk niet overleven zonder een sarcastisch gevoel voor humor en wij kunnen nu wrang met ze mee lachen.

 

7 november 2015

 

MEER RECENSIES

Son of Saul

****

recensie  Son of Saul

Een nauwgezette en onontkoombare hel

door George Vermij

Regisseur László Nemes laat zich in Son of Saul niet weerhouden door de woorden van Claude Lanzmann (Shoah) die vond dat men de holocaust alleen kon begrijpen door de woorden van overlevenden en niet door historische reconstructies. Son of Saul is een verstikkende tocht door de machinale hel van een vernietigingskamp, ontdaan van momenten van troost of bezinning.

Veel overlevenden van de holocaust die hun ervaringen op papier wilden zetten, beklaagden zich over de onmogelijkheid om de gebeurtenissen correct te beschrijven. Hoe kan je het uitputtende en uitzichtloze bestaan van een gevangene vatten voor iemand die het niet heeft meegemaakt? De uitdagende poging die de Hongaarse regisseur László Nemes nu in Son of Saul onderneemt, steunt op twee pijlers.

Filmisch hanteert hij een stijl waarbij de camera voortdurend op de huid van hoofdpersoon Saul zit en hem opgejaagd door het kamp volgt. Een bekende methode die leunt op de cinema van de Dardennes en perfect geschikt is voor de continue en dreigende spanning in een concentratiekamp. Het vierkante beeldformaat van de film versterkt nog eens die benauwende sfeer.

Recensie Son of Saul

Belangwekkende feiten
De andere pijler is de historische gedetailleerdheid van de film die op geen moment didactisch is, maar overtuigt door de belangwekkende feiten die worden getoond. Het verhaal gaat over een lid van een Sonderkommando: een concentratiekampgevangene die in leven wordt gehouden om mee te werken met de massavernietiging.

Het eerste shot van de film toont een groep joden die in een ruimte worden geleid door Saul en andere leden van zijn ploeg. Nadat de mensen verdwijnen in de gaskamer moet Saul in snel tempo alle bezittingen verzamelen zodat er weer plek is voor de volgende lading. Als hij na een vergassing zijn zoon denkt te herkennen tussen de lijken, probeert hij hem op een gepaste wijze te begraven, wat een onmogelijke taak is in de hel van Auschwitz-Birkenau.

De verdronkenen en de geredden
Er zijn opvallend veel raakvlakken met het redelijke Amerikaanse The Grey Zone ook al vaagt Son of Saul die film van de kaart. In beide films wordt een levende persoon gevonden na een vergassing en behandelt het verhaal zijdelings een mislukte opstand van een Sonderkommando die echt heeft plaatsgevonden in 1944. De gemeenschappelijke factor in de films is Miklós Nyiszli die als arts werkzaam was in Auschwitz-Birkenau en zijn getuigenissen na de oorlog zou optekenen. Die vormden de basis voor The Grey Zone, maar Nyiszli komt ook subtiel in Son of Saul voor als een arts die Saul helpt in het bewaren van het lichaam van zijn zoon.

Nemes moet daarnaast Claude Lanzmanns Shoah hebben gezien. In die documentaire is er een lang interview met een lid van een Sonderkommando die de oorlog heeft overleefd. In dat interview gaat het over het eufemistische taalgebruik van de nazi’s en hun macabere obsessie voor orde, resultaten en cijfers. Lijken werden Stücken genoemd en die woorden komen terug in Nemes’ film.

Opmerkelijk is wel dat de naam van het concentratiekamp onuitgesproken blijft. Dat het Auschwitz-Birkenau is, blijkt uit een scène waarin personages spreken over Kanada. De bijnaam van het deel van het kamp waar alle bezittingen van de vermoorde gevangenen werden bewaard. Ook verwijst een scène naar een iconische clandestiene foto van verbranding van lijken in een veld.

Recensie Son of Saul

Opgejaagde intensiteit
Natuurlijk is Son of Saul geen makkelijke kijkervaring. Door middel van Sauls tocht ontdek je de ringen van een moderne hel werkend als meedogenloze machine en iedereen vermorzelend die niet collaboreert. De Sonderkommando’s zijn de onbeduidende radertjes in de chaos.

Het verhaal speelt zich af op een moment waar de capaciteit van het kamp op knappen staat. In 1944 konden massale deportaties van Hongaarse joden maar met moeite worden verwerkt. In die heksenketel bevindt Saul zich als hij van de crematoria opeens belandt op de velden buiten de omheiningen waar nazi’s improviseren met groepsexecuties, massagraven en vlammenwerpers. Ondanks dat alles draait de machine onverbiddelijk door.

Het is die opgejaagde intensiteit die de film uniek maakt, maar op momenten ook ondragelijk. De feiten zijn natuurlijk al lang bekend, toch is het te hopen dat de kracht van de film zal overkomen bij mensen die nog onwetend zijn. In een tijd waar vluchtelingen door bepaalde mensen worden gezien als ongedierte en waar onderbuikgevoelens ongegeneerd worden geventileerd, is het goed om te beseffen wat onmenselijkheid echt betekent.

 

3 november 2015

 

MEER RECENSIES