Rocketman

*****
recensie Rocketman

Liberace gereïncarneerd als Elvis Presley

door Alfred Bos

Wat hebben Elton John en Queen gemeen? Hun voormalige manager, John Reid. En de regisseur van hun beider biopic, Dexter Fletcher. Rocketman slaat Bohemian Rhapsody op alle fronten. Kwestie van vorm die bij de inhoud past.

Zijn muziekfilms – biopics over muzikanten, films rond muzikanten, documentaires – bezig uit te groeien tot een modeverschijnsel? In de bioscoop draaien Wild Rose en Vox Lux, speelfilms over zangeressen die worden geplaagd door persoonlijke demonen. Deze zomer komt de nieuwe Danny Boyle, Yesterday, waarin de muziek van The Beatles centraal staat. In het najaar volgt Beats, een film die speelt in de ravescene van de vroege jaren negentig.

Rocketman

Dan hebben we de later dit jaar nog te verwachten films over een reality-tv-wannabe-ster (Teen Spirit), een gefokte punkmuzikante (Her Smell), een Brits-Pakistaanse fan van Bruce Springsteen (Blinded by the Light) en de biopic van Judy Garland (Judy) nog niet eens genoemd.

Vorig jaar waren er A Star is Born en de tweede hitmusicalfilm rond ABBA, Mamma Mia: Here We Go Again. Die trok net iets minder bezoekers dan de publieksmagneet van 2018, de Queen-biopic Bohemian Rhapsody. De baan ligt ruim open – het is wellicht een yellow brick road – voor Rocketman, het in fictie navertelde verhaal van jaren zeventig glamrockster Elton John, in 1947 geboren als Reginald Dwight. Hij staat momenteel in concertzalen wereldwijd voor zijn afscheidstournee (8 en 17 juni in Ziggo Dome, Amsterdam).

Optelsom van gelukkige keuzes
Rocketman is geregisseerd door Dexter Fletcher, de man die Bohemian Rhapsody redde van schipbreuk, en de film doet precies wat de Queen-biopic jammerlijk naliet. Hij brengt het verhaal niet als droge, lineair vertelde nabootsing van de werkelijkheid, maar – geheel in de uitzinnige camp-geest van zijn onderwerp – als musical, compleet met imposante dansscènes. Elton John is Liberace gereïncarneerd als Elvis Presley, dus hoe bonter hoe beter. En bont is een eufemisme met betrekking tot Rocketman.

Rocketman is een aaneenschakeling van gelukkige keuzes. De film herenigt regisseur Fletcher met acteur Taron Egerton, die de titelrol vervulde in Eddie The Eagle, eveneens een biopic over een excentrieke Engelsman. Egerton lijkt niet alleen treffend op John, hij zingt diens repertoire – dat kwistig en, ook heel handig, niet synchroon met de tijdlijn, maar thematisch door de film is gestrooid – meer dan adequaat. Hij is niet alleen in de huid, maar ook in de stembanden van zijn onderwerp gekropen.

Daarnaast is het een geïnspireerd idee om auteur Lee Hill te vragen voor het script. Hill heeft affiniteit met muziek, musical en camp – en schrijft nu aan het scenario voor de verfilming van Cats – en doet niet lastig over de seksuele geaardheid van zijn onderwerp. Waar Bohemian Rhapsody nuffig een morele vinger hief, is Rocketman volstrekt eerlijk over drugs, seks en exces. Je kunt er kapot aan gaan, maar het is niet iets om je over te schamen.

Rocketman

Glitterduivel
De beste keuze evenwel is om Elton Johns levensverhaal te vertellen als een collectie muziek- en dans-set pieces, afgewisseld met realistische scènes. In de concertscènes komen ze samen, het indrukwekkendst, en minst realistisch, wanneer John in september 1970 als anonieme nieuweling in de Troubadour (Los Angeles) optreedt voor een zaal met gekende muziekhelden – we zien Neil Diamond, Leon Russell en een paar Beach Boys aan de bar hangen – en het publiek orgiastisch reageert. John heeft in interviews te kennen gegeven dat die respons hem het gevoel gaf van de grond te komen. Die emotie maakt de film letterlijk zichtbaar: hij zweeft gestrekt achter de toetsen.

Goed passend bij de mengvorm van historisch realisme en uitbundige verbeelding is de keuze om Johns verhaal te visualiseren als raamvertelling. De film opent in stijl met een Elton John die in vol ornaat als glitterduivel een AA-meeting binnenstapt om zijn persoonlijke verhaal te vertellen. Flashbacks maken duidelijk dat een liefdeloze jeugd met een vaak afwezige moeder en een harteloze, soms ronduit vijandige vader het getalenteerde jochie heeft doen opgroeien tot onzekere, naar liefde hunkerende misfit.

Zijn talent voor het improviseren van pakkende melodieën, ze rollen bijna achteloos uit zijn vingers, komt tot bloei wanneer hij door muziekuitgever Dick James, de man die in 1962 The Beatles de deur wees, volstrekt willekeurig aan tekstschrijver Bernie Taupin (Jamie Bell) wordt gekoppeld. Extra ster voor Rocketman, dat diens kwaliteiten en vitale rol in het verhaal eindelijk goed voor het voetlicht brengt. Johns homoseksualiteit komt aan de oppervlakte via zijn latere manager John Reid (Richard Madden), nadien tevens manager van Queen.

Absolute Beginners
De film concentreert zich op de eerste helft van de jaren zeventig, de periode waarin rockmuziek evolueerde van tegencultureel bindmiddel tot big business en Elton John in Amerika uitgroeide tot de grootste muziekster van dat moment, een regelrecht fenomeen. Het is hoogst verwarrend voor wie in korte tijd van nobody tot idool wordt gekatapulteerd. Met het succes komen de roem en het geld. En steeds uitbundiger podiumuitdossingen, onmatige consumptie van drank en drugs, seksuitspattingen. En de koopverslaving. En de zelfmoordpogingen. Alleen liefde kan het gat in zijn ziel vullen. Hij vindt het, ondanks zichzelf.

Rocketman

Rocketman voegt zich in een traditie van Engelse muziekfilms waarin subcultuur als musical wordt gerepresenteerd. Hij is even uitbundig als Ken Russells verfilming van The Who’s rockopera Tommy, waarin Elton John indertijd te zien was, of diens Franz Liszt-biopic Lisztomania (beide uit 1975) en gebruikt dezelfde vorm als Julian Temple’s Absolute Beginners (1986), met David Bowie en The Kinks-voorman Ray Davies. Russell pionierde in Tommy de beeldtaal van MTV en Temple is de meest vermaarde clipregisseur van zijn generatie.

De film van Dexter Fetcher is in feite een als speelfilm verpakte videoclip, een cocktail van Vincente Minnelli en Ken Russell, en sluit raak af met een dansscène die naadloos overgaat in de originele videoclip van I’m Still Standing, Elton Johns laatste artistiek relevante hit uit 1983. Fantasie switcht moeiteloos naar realiteit, het donkere sprookje heeft een gelukkig eind. Als gerechtigheid en goede smaak bestaan – en muziekfilms inderdaad in de mode zijn – wordt Rocketman de bioscoopklapper van 2019.

 

29 mei 2019

 

ALLE RECENSIES

Wild Rose

***
recensie Wild Rose

Drie akkoorden en de waarheid

door Paul Rübsaam

Wat is er mooier dan een muziekfilm met een jonge, veelbelovende actrice die tevens hartverwarmend kan zingen in de hoofdrol? In Wild Rose wil de Schotse ex-gedetineerde en countryzangeres Rose-Lynn Harlan per se haar geluk gaan beproeven in het legendarische Nashville.

Voor wie niet als een blok valt voor iedere countryzangeres even het volgende. Country is niet country-and-western. Denk ook niet te veel aan het gesuikerde, burgerlijke geluid van Dolly Parton of Tammy Wynette. Ook niet direct aan de wat jankerige stem van Emmylou Harris. Bezorgt Bonnie Raitt je meer kleur op de wangen? Dan zit je bij Wild Rose misschien wel goed. In ieder geval voor de muziek en de vrouwelijke performer.

Wild Rose

Evenals Raitt dat soms deed (en doet) speelt Jessie Buckley (en haar personage Harlan) met haar stem die aan schuurpapier met een laag honing erover doet denken af en toe leentjebuur bij upbeat-popgenres. Zoals in Country Girl, oorspronkelijk uitgebracht door de Schotse rockband Primal Scream, waarbij ze zelf het vrouwelijke personage gestalte kan geven waarover de heren van Primal Scream zongen.

Raitt is bij uitstek het icoon van de Ierse actrice Jessie Buckley, die zich steeds meer al zangeres begint te ontpoppen. Buckley, wier eveneens roodharige Schotse personage Rose-Lynn Harlan bier uit een flesje drinkt en haar witte cowboylaarzen onder een spijkerrok of over een spijkerbroek draagt, was dan ook als een kind zo blij toen ze de 69-jarige Raitt in het kader van de opnames van Wild Rose kon ontmoeten.

Boel op orde?
Maar in een film moet er ook nog een verhaal worden verteld. Rose-Lynn (23) heeft er net tien maanden cel op zitten vanwege haar betrokkenheid bij een heroïnetransport. Ze is voorwaardelijk vrij en voorzien van een elektronische enkelband, die haar belet deel te nemen aan het nachtleven in Glasgow. Later zal ze  voor de rechter die moet beslissen over het intrekken van die voorwaarde verklaren dat ze tijdens haar criminele activiteiten (het ergens dumpen van een of ander pakketje) te dronken was om te begrijpen wat ze deed. 

Wild Rose

Ondertussen moet ze thuis de boel op orde zien te krijgen. Als ze daar tenminste zin in heeft. Als tiener heeft ze een dochter en later ook nog een zoon gekregen, Tijdens haar detentie heeft haar in een bakkerij werkende moeder Marion (Julie Walters) voor de twee kinderen gezorgd. Ook houdt Rose-Lynn er een vriend op na (niet de vader), tot zijn ongenoegen vooral voor de seks. Eigenlijk wil ze maar één ding: carrière maken als countryzangeres in Grand Ole Opry in Glasgow, maar veel liever nog in Nashville in de Amerikaanse staat Tennessee, de bakermat van de countrymuziek. 

Klassenverschillen   
Tegen heug en meug en op aandringen van haar moeder accepteert Rose-Lynn een baantje als schoonmaakster in het riante landhuis waar de welgestelde Sussanah met haar gezin woont. De schoonmaakdiscipline van Marie-Lynn laat te wensen over, maar haar werkgeefster is meteen verkocht als ze haar een keer hoort zingen. Met haar betere connecties weet Susannah deuren voor haar hulp in de huishouding te openen, zoals die van een beroemde BBC-diskjockey, de Britse expert op het gebied van countrymuziek.

De geestdrift waarmee Susannah haar pareltje van een werkster vooruit wil helpen, heeft onbedoeld een elitair tintje. Moeder Marion moet niets van Susannah hebben. Ze wenst slechts een goed en rustig leven voor haar te wilde dochter en niet in de laatste plaats voor haar kleinkinderen. Rose-Lynn hoort en ziet ondertussen niets meer. Ze wil alleen maar zingen en ruikt Nashville. Maar wie gaat haar trip daar naartoe financieren en hoe? 

Wild Rose

Plotwendingen
Wild Rose is een muzikale feelgoodmovie. Verwacht niets dat je niet verwacht had. Of het zou moeten zijn dat de rol van Susannah, die een hogere sociale klasse vertegenwoordigt dan die van Rose-Lynn en haar moeder vertolkt wordt door een actrice met een donkere huidskleur (Sophie Okonedo). Maar echt bijzonder is dat (gelukkig) niet. Voor het overige koersen we naadloos af op een tranen trekkende slotsong, die het verhaal op aangename wijze afrondt. 

Toch heeft het geesteskind van scenarioschrijfster Nicole Taylor en regisseur Tom Harper (hij castte Buckley eerder voor de zesdelige BBC-serie War and Peace) door zijn eenheid en eenvoud een charme die de voorspelbaarheid ontstijgt. De essentie van countrymuziek, zo leren we, is: ‘Three chords and the truth’. Rose-Lynn heeft dat credo zelfs op haar arm laten tatoeëren.

De film, die door de alom aanwezigheid van de muziek korter lijkt te duren dan de honderd minuten die hij beslaat, is als een countrysong. Drie plotwendingen en de ontknoping, zou je kunnen zeggen. Mede door het multitalent van Jessie Buckley groet Wild Rose naar zichzelf toe, wordt de film ‘echt’. Zo is onder andere de slotsong gedeeltelijk door Buckley zelf geschreven. ‘I had to find my own way, make my own mistakes. But you know that I had to go. Ain’t no yellow brick road running through Glasgow…’

 

14 mei 2019

 

ALLE RECENSIES

Leto

****
recensie Leto

Indringend portret toen rock naar Rusland kwam

door Jochum de Graaf

De titelsong speelt zich af op het strand, zanger Majk Naoemenko van de groep Zoopark, en zijn vrienden proberen een paar nieuwe nummers uit, pielen wat op de gitaar, draaien een jointje, flessen wodka gaan van hand tot hand, het is een beetje hippiesfeer, de meisjes wiegen en dansen rond op de klanken van Leto (Zomer). 

In de songtekst, in Engelse ondertiteling, wordt de tijdgeest verwoord.

Summer!
I’m fried like a croquette.
I’ve got time but no money,
And I don’t give a damn. 

Summer!
Recently I’ve heard somewhere
That a comet will come soon
And we will all die.

Leto

Verandering hangt in de lucht
Het is dansen op de vulkaan, de Sovjet-Unie begin jaren tachtig, de good old stagnation days van het Breznjev-regime, maar de verandering van de perestrojka hangt al in de lucht.

Die middag aan het strand voegen zich Viktor Tsoj, op dat moment nog de onbekende voorman van de legendarische groep Kino, en een vriend bij de groep. Vervolgens ontspint zich het verhaal tussen de beide grootheden van de Leningradse rockscene die elkaar opstuwen in artistieke creativiteit en ook op het persoonlijke vlak met elkaar verweven raken in een driehoeksverhouding met Natalja Naoemenko, op wier memoires de film losjes is gebaseerd.

Terug van het strand krijgt de groep het in de trein aan de stok met een oorlogsveteraan die ze westerse decadentie voor de voeten gooit ‘Hé Amerikaan, wat zie je eruit.’ Conducteurs en bewakers komen erbij, er worden stevige klappen uitgedeeld en de jongeren slaan fors terug. Het is een scherp gemaakte clip in zwart-wit met teksten in stripballoons, fraaie animaties op de tonen van Talking Heads’ Pyscho Killer.

Een van de jongeren met de omineuze naam Sceptic toont een bord in  beeld ‘Dit is niet gebeurd’ en later boven het hoofd van de Koreaanse acteur Teo Yoo, die Viktor Tsoj speelt, ‘Dit is hem niet’.

Spel met realiteit en fantasie
Boris Grebensjtsjikov, die met zijn groep Aquarium een vooraanstaande plaats innam in de Leningradse rockscene in de jaren tachtig, heeft forse kritiek op Leto, vindt dat de film een karikatuur maakt van hun leven, hen afschildert als ‘een soort Moskouse hipsters, die niks kunnen behalve copuleren ten koste van een ander’.

Maar om waarheidsgetrouwheid gaat het niet in Leto, juist het spel met realiteit en fantasie maakt de film zo interessant. Het is de opwinding bij de optredens, waarbij het publiek eerst nog onder streng toezicht in de stoelen moet blijven zitten, een meisje dat wordt opgepakt wegens subversief gedrag omdat ze een levensgroot hart voor de zanger omhoog houdt, het meezingen met de songteksten, het met z’n allen het podium bestormen. De Russische variant op de legendarische concerten van de Stones in het Kurhaus en The Beatles in Blokker. Het onweerstaanbare gevoel dat je ooggetuige bent van de opkomst van de rock-‘n-roll in Rusland en de omwenteling die het teweeg bracht.

Leto

Voor mij riep het de zoete herinnering op aan het zinderende optreden van Zoopark dat ik meemaakte in de statige grote schouwburg van Kiev vlak voor de zomer van ’88, eerst aarzelend meedeinen in de stoelen en uiteindelijk volkomen uit het dak in de gangpaden, op het podium en de belendende ruimten; het bleef nog lang onrustig in de stad.

In bedwang houden
Om in de Leningradse Rockclub op te mogen treden, moesten de artiesten hun teksten voorleggen aan de lokale commissie van de Bond van Sovjetcomponisten. Dat levert droogkomische scènes op met een discussie over de functie van het eindrijm en welke consequenties dat heeft voor inhoud en vorm van de song. De muzikanten moeten elkaar in bedwang houden om niet al te opstandig te reageren, ook in de commissie is er onenigheid, de teksten voldoen natuurlijk niet aan de vereisten voor ondersteuning van het Sovjetcultuur. Uiteindelijk worden ze toegelaten met het argument dat het hier ‘satire’ betreft.

Halverwege de film verschuift het perspectief van de artistieke wisselwerking tussen de gevestigde Majk Naoemenko en coming man Viktor Tsoj naar hun relatieperikelen. Natalja, vrouw en muze van Naoemenko, maakt werk van haar verliefdheid op Tsoj en verleidt hem tot steeds intiemer handelingen in stilzwijgende instemming van man Majk.

Maar het is niet de tamelijk vlakke plot en weinig dramatische ontknoping die Leto tot een aansprekende schildering van de Russische rock in de jaren tachtig maakt. Dat zijn toch de rauwe in zwart-wit gefilmde beelden van het dagelijks leven voor jongeren in de Sovjet Unie en de expressieve clips met Russische versies van Lou Reeds Perfect Day, Iggy Pops The Passenger en Mott The Hooples All The Young Dudes. En vooral ook de discussies welke groepen belangrijk zijn voor de ontwikkeling van de popmuziek, de exegese van de teksten, hun fan zijn van Bowie, Lou Reed, The Sex Pistols, Blondie, The Clash en niet te vergeten T-Rex.

Leto

Huisarrest
Ik heb het altijd opvallend gevonden die bijzondere aandacht in het Oostblok voor T-Rex, in het westen was hun invloed maar beperkt – mooie jongen Marc Bolan die een cultstatus kreeg door zijn vroege overlijden bij een auto-ongeluk. In de Sovjet-Unie kreeg dat een extra dimensie doordat ook Viktor Tsoj in 1990 een paar maanden na zijn 27e (!) verjaardag bij een auto-ongeluk om het leven kwam. Majk Naoemenko overleed een jaar later door overmatig drankgebruik.

Regisseur Kirill Serebrennikov werd tijdens het maken van de film onder huisarrest gesteld, zogenaamd omdat hij fraude met subsidiegelden zou hebben gepleegd. Algemeen wordt aangenomen dat hij zoals zo vaak in het huidige Rusland van Poetin administratief werd gestraft vanwege zijn deelname aan demonstraties tegen het regime. Juist vorige week werd zijn huisarrest opgeheven. En zo zou een parallel met de jaren van onderdrukking in de Sovjet-Unie gelegd kunnen worden. Maar Leto is eerst en vooral een indringend en innemend portret van de tijd toen rock-‘n-roll naar Rusland kwam.

 

15 april 2019

 

ALLE RECENSIES

Vox Lux

***
recensie Vox Lux

Zwarte zwaan wordt popicoon

door Tim Bouwhuis

In de traumatische nasleep van een school shooting zingt een tienermeisje een lied van verstilde wanhoop. Voor ze het weet heeft haar stem een natie verenigd. Zingen en dansen doet ze in de kooi van een studio, onder het toeziend oog van een producer in schaapskleren.

Celeste (‘hemels’) overleefde de schietpartij op miraculeuze wijze, maar het wordt snel duidelijk dat die ene gebeurtenis haar de rest van haar leven zal blijven achtervolgen. In het diep ongemakkelijke Vox Lux transformeert een jonge zangeres in een beroemd popicoon. Als de jonge actrice Raffey Cassidy halverwege de film van het toneel verdwijnt, neemt Natalie Portman een vlucht, met het advent van de eenentwintigste eeuw in haar kielzog. Als een zwaan die nooit wit is geweest.

Vox Lux

Misleid
Vox Lux
(‘stem van het licht’) draagt het stempel van een zelfbewuste maker. De dertigjarige Brady Corbet acteerde in films als Mysterious Skin, Funny Games U.S. en Martha Marcy May Marlene voordat hij in 2015 met een mateloos fascinerend regiedebuut kwam. The Childhood of a Leader, een onbehaaglijke vertelling over een onaards kind, heeft het effect van een donderslag bij heldere hemel. Desondanks sprak de film slechts een zeer beperkt publiek aan, laat staan dat hij in aanmerking voor een Nederlandse release kwam.

De strategie van Vox Lux is duidelijk anders, getuige de upgrade in naamsbekendheid (Portman, Jude Law als de producer) en de zorgvuldig gekanaliseerde promotie-inzet op Portmans rol als popzangeres. Het International Film Festival Rotterdam (IFFR) presenteerde Vox Lux als één van de toonaangevende titels in de als mainstream geafficheerde Voices-sectie. Op die manier had het er, kortom, de nodige schijn van dat Corbets tweede inhoudelijk ‘toegankelijker’ zou zijn dan zijn intrigerende debuut. Niets is minder waar.

Voorbereid
Op stilistisch vlak is Vox Lux, geheel gelijk haar voorganger, een stuk ambitieuzer dan ze zich ten aanzien van veel kijkers waarschijnlijk zal kunnen permitteren. Welbewuste interventies in de montage doorbreken de continuïteit van het scenario; beelden van een tweede schietpartij worden op een onderhuids ongemakkelijke manier met de vervreemdende realiteit van de film verweven. Deze waanzin is een stuk inzichtelijker als je bekend met Corbets eerder genoemde debuut. Ook in The Childhood of a Leader is de droom van een kind leidend voor de verdere afwikkeling van het verhaal.

Vox Lux

Een speciale vermelding moet uitgaan naar de onlangs overleden componist van Corbets werk, Scott Walker (ex-frontman van The Walker Brothers). Zijn schurende scores voor The Childhood of a Leader en Vox Lux scheppen majestueuze sleutelscènes, die zichzelf zonder uitzondering verheffen tot dreigende voorbodes van de dingen die komen gaan. Beide films maken een enigma van de toekomst; de beeldtaal houdt meer achter dan ze openbaart.

De regie kwijt
Het cruciale verschil tussen Corbets debuut en Vox Lux is dat die laatste film een voice-over bevat. De schrijvende cineast benut die om de kern van het mysterie boven de personages te verheffen. Op een paar gezette momenten in Vox Lux stopt het rad van chaos voor even met draaien, waarop de stem van Willem Dafoe de dingen vertelt die we anders niet zouden zien. Tenminste, dat lijkt de insteek: in feite ondermijnt de expliciete rol van de alwetende verteller de kracht van de suggestie. Die suggestie begint nog als een koortsdroom, maar kristalliseert in de tweede filmhelft als een opzichtig uitgelijnde reflectie van een popindustrie die werkelijk alles in zich opneemt. Ze rooft mensen en laat losse hulzen achter; in de slotakte danst een schmierende Portman op zielloze popbeats. De stem van het licht gaat uit als een nachtkaars.

 

14 april 2019

 

ALLE RECENSIES

IN-EDIT: vier dagen vol muziekdocumentaires

IN-EDIT: vier dagen vol muziekdocumentaires

door Alfred Bos

Op het filmfestival IN-EDIT staan muziekdocumentaires centraal. In 2003 voor het eerst georganiseerd in Barcelona, zijn er sindsdien edities in meerdere steden wereldwijd. Vorig jaar debuteerde IN-EDIT in Nederland op het terrein van de voormalige Westergasfabriek in Amsterdam. In Het Ketelhuis vindt van donderdag 4 tot en met zondag 7 april de tweede aflevering plaats.

Gewoon is saai, dus freaky is the new normal en IN-EDIT doet mee met die trend. Shine on, you crazy diamonds! – vrij naar Pink Floyd –  is het thema dit jaar. “In de tweede editie laat IN-EDIT het licht schijnen op mensen en artiesten die een strijd leveren met hun gekte of waanzin”, aldus het persbericht. The Devil and Daniel Johnston (vrijdag 5, 19:00) is een biografische documentaire uit 2005 van regisseur Jeff Feuerzeig over de Amerikaanse singer-songwriter met een bipolaire stoornis.

The Eyes Stop Growing

The Eyes Stop Growing

The Eyes Stop Growing (Ell Ulls s’aturen de Crèixe, 2018) van regisseur Javier García Lerín vertelt het verhaal van de post-rockmuzikant Miquel Serra, afkomstig van Mallorca. Die stelt dat hij nooit muziek zou zijn gaan maken zonder de zelfmoord van zijn schizofrene broer Joan. De film toont Serra tijdens de opnamen van zijn album Mystical Roses en behandelt thema’s als scheppen, de dood en Serra’s relatie met zijn broer. The Eyes Stop Growing won vorig jaar tijdens IN-EDIT Barcelona de Nationale Prijs voor beste muzikale documentaire en draait op zondag 7 april, aanvang 18:15 uur.

Punk en reggae
Een minder pathologische uitleg van IN-EDIT’s thema is non-conformisme en creativiteit. Het programma van zaterdag 6 april is grotendeels gevuld met documentaires over de muzikale revolutie van midden jaren zeventig: punk. (Dan luidt het thema, vrij naar Punk Floyd, shit on, you crazy fuckers!)

Punk in Paradiso (21:00 uur) toont beelden die Monica Kugel draaide tijdens het Eerste Nederlandse Punkfestival van 17 februari (met Flyin’ Spiderz, Ivy Green en Whizzguy) en 18 februari 1978 (Speedtwins, God’s Heart Attack, Blizz). In de geest van punk toont de film ongepolijste beelden van optredens en publiek, aangevuld met korte kleedkamerinterviews. Na afloop praten Joris Pelgrom (The Helmettes), Tony Leeuwenburgh (Nitwitz) en Beppy Viergever (indertijd in de Mokumse scene bekend als Broodje) in het Punk Panel over hun ervaringen van toen.

Punk en reggae gingen midden jaren zeventig in Londen een onwaarschijnlijke alliantie aan en Don Letts was erbij. Two Sevens Clash (Dread Meets Punk Rockers), samengesteld uit de beelden die Letts als deelnemer en ooggetuige destijds schoot met zijn super 8-camera, is zonder twijfel het klapstuk van IN-EDIT 2019. Veel dichter op cultuurgeschiedenis kun je niet komen. Letts zelf spreekt de voice-over van Two Sevens Clash (*****, 18:15 uur) en is in Amsterdam aanwezig om zijn film toe te lichten. Op zaterdagavond staat hij achter de draaitafels met een selectie rebel music.

Joan Jett

Joan Jett

Rudeboy: The Story of Trojan Records (**, 21:00 uur) vertelt het verhaal van een onafhankelijk label in Londen dat de muziek van Jamaica eind jaren zestig introduceerde bij de Engelse jeugd. Skinheads, laagopgeleide jongeren uit arbeiderskringen, omarmden ska en rocksteady als hun muziek en sloegen de eerste brug tussen de blank Britse bevolking en de immigranten uit de Caraïben. Opkomst, bloei en ondergang van Trojan wordt verteld met nagespeelde scènes, recente interviews met sleutelfiguren en (te) weinig authentiek filmmateriaal. Het resultaat is weinig diepgaand, de muziek geweldig. De driedelige BBC-documentaire Reggae: The Story of Jamaican Music (te vinden op YouTube) is breder van opzet en graaft tevens dieper.

Slechte reputatie
Het programma van zaterdag telt voorts een aantal films die tegen punk aanschuren. Into The Maelstrom (***, 14:15 uur) behandelt feitelijk, maar droog het verhaal van een aantal buitenbeetjes in Sydney. De protopunkband Radio Birdman haalde de inspiratie – anders dan de glamrockers van Skyhooks of de hardrockers van AC/DC – uit de nihilistische rock van The Stooges, Alice Cooper en The New York Dolls. Hun loopbaan is één lang gevecht tegen de muziekindustrie én zichzelf. Het is en passant ook het verhaal van punk in Oz.

Patti Smith geldt als de grootmoeder van de punk. Joan Jett (geboren Larkin) is haar Californische tegenhangster. Bad Reputation (****, 16:30 uur) laat met veel historisch filmmateriaal, aangevuld met recente interviews, zien hoe een introverte en van rock bezeten tiener langzaam uitgroeide tot symbool van kritisch denken en zelfstandig opereren. Via de baanbrekende meidenrockband The Runaways en een grillige solocarrière – I Love Rock ’n Roll stond in 1982 zeven weken nummer 1 in Amerika en haalde de top van de hitlijsten in Nederland, Zweden, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland – is Joan Jett inmiddels de grande dame van de alternatieve rock.

Gimme Shelter (****, 14:45 uur) is de klassieke concertfilm annex documentaire die Charlotte Zwerin en de broers Albert en David Maysles in het najaar van 1969 draaiden tijdens de Amerikaanse tournee van de Rolling Stones, hun eerste in drie jaar. De concertreeks leverde het live-album Get Yer Ya Ya’s Out en deze film op. Gimme Shelter concentreert zich op de pogingen van Mick Jagger om aan het slot van de tournee een free concert te organiseren, als bedankje voor de overweldigende ontvangst door het publiek. Het werd een nachtmerrie, Altamont staat te boek als het einde van de jaren zestig en hun hippie-idealisme. Hells Angels fungeerden als ordedienst en voor het oog van de groep – en de camera – werd de 18-jarige Meredith Hunter doodgestoken.

Studio 54

Studio 54

Het geheim van de mondharmonica
Naast de film over Daniel Johnston zijn er op vrijdag 5 april documentaires die inzoomen op randverschijnselen rond muziek. De botsing tussen de marketinggekte van de muziekindustrie en de onschuld van drie dertienjarige scholieren in Atlanta en hun deathmetalband Unlocking The Truth staat centraal in Breaking A Monster (17:00 uur). Studio 54 (21:00 uur) brengt het verhaal van de beroemde danscclub in New York, waar in de jaren zeventig muziekpioniers, cultuuriconen en jetset het hedonisme uitvonden. Vier vrouwen, van tiener tot bejaard, vertellen over hun fascinatie met boybands; I Used To Be Normal (19:15 uur) toont het fenomeen vanuit vrouwelijk perspectief.

De slotdag, zondag 7 april, staat in het teken van non-conformisme uit (voor rock) exotische contreien, met onder meer films over M.I.A uit Sri Lanka (Matangi/Maya/M.I.A., 15:00 uur), de Rotterdammer van Deens/Curaçaose afkomst Mr. Probz (Against the Stream, 20:45 uur), de straatopera The Disciples (16:30 uur) van regisseur/scenarist Ramón Gieling en componist Boudewijn Tareskeen over een groep daklozen en de Nederlandse première van Ruben Blades is not My Name (17:15 uur), over activist en salsazanger Ruben Blades uit Panama.

IN-EDIT opent op donderdag 4 april met The Strange Sounds of Happiness (19:00 uur), Diego Pascal Panarello’s zoektocht, van Sicilië tot Siberië, naar het geheim van de mondharmonica. De film mengt documentaire met animatie en de regisseur is aanwezig voor nadere toelichting en een eigen voordracht op de mondharp.

IN-EDIT: van donderdag 4 tot en met zondag 7 april in Het Ketelhuis te Amsterdam.  Voorverkoop via de website. Toegang € 12,- per film, 3 films voor € 29,-. Naast een filmprogramma zijn er optredens en industry meetings.

 

2 april 2019


MEER FILMFESTIVAL

King, The

****
recensie  The King

Van King naar Kong

door Alfred Bos

Waar is de ‘united’ in de United States of America gebleven, vraagt de Amerikaanse documentairemaker Eugene Jarecki zich af. De Amerikaanse Droom heeft hetzelfde lot ondergaan als Elvis Presley, in zijn tijd de belichaming van die droom.

Hij is al veertig jaar dood, maar leeft nog steeds—als hologram. In zijn tijd was Elvis Presley de verpersoonlijking van een droombeeld: Amerika als het land waar je van pauper kunt uitgroeien tot miljonair. De gloriejaren van Elvis – met Prince en Madonna de enige popster die we kennen bij de voornaam, anders dan Bob (Dylan/Marley), David (Bowie), Michael (Jackson) of John (Lennon) – vielen samen met de piek van Amerika als wereldmacht. Elvis leeft voort als mediabeeld en dat geldt ook voor de Amerikaanse Droom, want in werkelijkheid is die zo dood als een pier, wil Eugene Jarecki duidelijk maken in zijn documentaire The King.

Het concept is prachtig. Jarecki stapt in de zilveren Rolls Royce van Elvis en bezoekt plekken die een rol speelden in diens loopbaan: zijn geboorteplaats Tupelo; zijn thuishaven Memphis; New York waar zijn carrière in 1956 dankzij televisie een enorme boost kreeg; via Route 66 naar Hollywood waar hij in de jaren zestig een eindeloze stroom steeds beroerdere pulpfilms maakte; Las Vegas waar hij na de befaamde NBC-comebackspecial van december 1968 neerstreek als publiekstrekker extraordinaire.

The King

Met Jarecki zitten in de Rolls muzikanten (onder meer John Hiatt, Emmylou Harris, The Handsome Family en Emi Sunshine & The Rain) en acteurs (zoals Ethan Hawke, Ashton Kutcher en Alec Baldwin, hij parodieert de president in Saturday Night Live). De muzikanten maken prachtige authentieke muziek op de achterbank. De acteurs spreken over Elvis, wat hij voor hen en Amerika heeft betekend en wat er van de Droom is geworden. De Rolls Royce Silver Cloud staat met pech langs de weg, hoe treffend. Waarom de Rolls, waarom niet één van Elvis’ Cadillacs, vraagt David Simon, maker van The Wire. Het Britse statusmobiel is symbool van Amerika’s verwording, wil de film vertellen.

Verslaving
Verval is het onderliggende thema van The King. Het verval van een godenzoon tot vadsige parodie en het verval van een wereldmacht tot vulgaire plutocratie. In het geval van Elvis is zijn manager, de zelfbenoemde ‘Colonel’ Tom Parker (in werkelijkheid de illegale immigrant  Andreas van Kuijk uit Breda), de boosdoener. Die had zijn verdiensten, zelfs geniale trekjes: Parker/Van Kuijk vond de marketing, inclusief merchandise, van de popster uit; wist nationale beroemdheid uit te bouwen tot wereldfaam. Maar – en het is een enorm maar – hij bond Elvis aan Las Vegas om zijn gokverslaving te faciliteren.

De documentairemaker is niet kinderachtig. Hij trekt de parallel tussen Elvis en Amerika dóór en typeert de huidige Amerikaanse president, die man met die eekhoornstaart omgedraaid op zijn hoofd, als de belichaming van de verloederde Droom. Parker en Trump hebben veel gemeen: vulgaire, ongeletterde types; geboren verkopers, geniaal in hun mediamanipulatie; behoudzuchtig en naar binnen gericht in hun wereldbeeld; en gokverslaafd. Van onbegrensde kansen voor iedereen naar casinokapitalisme voor de rijken. Van King naar Kong. Paolo Sorrentino zou er zo Silvio Berlusconi aan toe hebben kunnen voegen. Verroest, dat is precies wat doet hij met Loro.

The King

Roem als bedrijfsziekte
Eugene Jarecki is het type intellectueel dat in het Amerika van Trump een met uitsterven bedreigde diersoort is. Hij kan abstracties vangen in termen van populaire cultuur en The King is een fraai voorbeeld. Jarecki, die een boek schreef over de buitenlandse politiek van Amerika en een actie startte voor boerenleenbanken als alternatief voor Wall Street, laat de Rolls Royce van Elvis stoppen om gewone Amerikanen aan het woord te laten. Het mozaïek van reportage en Elvis-docu is doorsneden met in de studio gedraaide interviews. Het mooiste citaat komt van Mike Myers: ‘Roem is de bedrijfsziekte van creativiteit’.

The King ontkomt niet aan de hysterie van de culturele oorlog die sedert de jaren negentig in Amerika woedt (en sindsdien naar Nederland is overgeslagen). Een zwarte intellectueel zegt dat Elvis hem niet vertegenwoordigt, want Elvis heeft de zwarte muziek gestolen en zijn roem nooit aangewend om politiek stelling te nemen. Chuck D, voorman van rapgroep Public Enemy, is genuanceerder: muziek is muziek. Deze kijker denkt: als muzikanten zich politiek moeten uitspreken, moeten politici dan muziek gaan maken? Trump doet The Chipmunk Song? I hope not.

Dat Elvis in Las Vegas ten onder ging aan vervreemding, teveel geld, een pillenverslaving en botervette banaan-met-pindakaas-cholesterolbommen symboliseert de teloorgang van de Amerikaanse Droom. Zoals Martin Scorcese verbeeldt in Casino werd Vegas in de jaren tachtig een prooi van internationaal opererende bedrijven, vastgoedbaronnen en het grootkapitaal. Krek hetzelfde is, aldus Jarecki (en niet hij alleen), de Amerikaans droom overkomen. Het enige wat je op dit filmessay kunt aanmerken is dat de regisseur niet afsluit met het slotnummer van Elvis’comeback special, If I Can Dream. Popcultuur verkoopt sprookjes.

 

6 november 2018

 

ALLE RECENSIES

Bohemian Rhapsody

**

recensie Bohemian Rhapsody

Is this the real life? Is this just fantasy?

door Alfred Bos

Overbodige biopic van de Engelse rockgroep Queen, die een potje maakt van de feiten en de moraliserende vinger heft naar het hedonisme van zanger Freddie Mercury.

Biopics, verfilmde levensverhalen, zijn een problematisch genre. Ze moeten zich – als het even kan – aan de feiten houden en het drama benadrukken. Bohemian Rhapsody, dat het verhaal van de Engelse rockband Queen als speelfilm vertelt, heeft een extra probleem. Op 24 november 1991 overleed zanger Freddie Mercury aan de gevolgen van aids. Maar dat blijft buiten beeld, want de film werkt toe naar de climax, de verbluffende bijdrage van de groep aan Live Aid. En stopt daar.

Bohemian Rhapsody

De feiten: Live Aid vond plaats op 13 juli 1985. In het najaar van 1985 consulteerde Mercury zijn huisarts met klachten die gerelateerd zouden blijken aan besmetting met het aidsvirus. De diagnose werd in het voorjaar van 1987 gesteld. Twee jaar later informeerde hij de andere bandleden. Het is naverteld in het dramadocu The Freddie Mercury Story: Who Wants to Live Forever (2016), met John Blunt in de rol van de Queen-zanger.

Het probleem, Bohemian Rhapsody moet dus schipperen. De feiten rond Mercury’s ziekte – zijn vermoeden, de diagnose en de boodschap aan de andere bandleden – worden geplaatst kort vóór Live Aid. In de jaren tachtig was aids een doodvonnis, er bestond nog geen remedie. Hoe Freddie Mercury daar op reageerde – trots en professioneel, tot de energie echt op was – blijft buiten de film. Bohemian Rhapsody gaat het werkelijke drama zorgvuldig uit de weg.

Valse nicht
Dus moet de film het drama ergens anders vandaan halen. En daarmee vouwt Bohemian Rhapsody zich in een nieuwe knoop, want door te sjoemelen met de feiten suggereert de film dat de zanger voor zijn uitbundige leefstijl werd gestraft met aids en zich daar vervolgens schuldig over voelde tegenover zijn collega’s. Het is puriteins moralisme van de koude grond en – kwalijker – dubieuze spin. Rommelen met de feiten en daar een fantasiebeeld uit koken—Bohemian Rhapsody past in de wereld van het nepnieuws en de alternatieve feiten. Zelfs de herkenningstune van distributeur 20th Century Fox is ‘verqueend’.

Daarmee doet de film, mede geproduceerd door de groepsleden Brian May en Roger Taylor, recht aan zijn problematische voorgeschiedenis. Reeds aangekondigd in 2010, stapte Sacha Baron Cohen uit het project als vertolker van Mercury en regisseur Bryan Singer (de X-Men films) maakte tijdens de productie plaats voor Dexter Fletcher (Eddie the Eagle). De tekst van Bohemian Rhapsody, het nummer, is Mercury’s reflectie over het groeiend besef bij hemzelf over zijn seksuele identiteit, en zijn keuze daarin. Het is altijd dubbel gebleven. Dat is het drama van Freddie Mercury, de film gaat eraan voorbij.

Bohemian Rhapsody focust op het verhaal van Queen tussen 1970 en 1985 dat wordt verteld aan de hand van twee belangrijke relaties in het leven van Freddie Mercury: zijn vriendin en grote liefde Mary Austin (Lucy Boynton) en Paul Pretner (Allen Leech), van 1975 tot 1985 zijn persoonlijke assistent. Die laatste, een controversiële figuur in Queen-kringen, is in de film de kwade genius die de exuberante zanger losweekt van de groep en hem naar zijn ondergang – homoclubs, orgastische feesten, laveloze seks en aids – brengt. Pretner wordt geportretteerd als de spreekwoordelijke valse nicht.

Bohemian Rhapsody

Live Aid
Tijdens de succesjaren van Queen was Mercury’s homoseksualiteit geen probleem, voor pers noch publiek. Het kwam domweg bij niemand op dat de zanger met de operateske stem en de ballerina-achtige podiumpassen de Griekse beginselen zou zijn aangedaan, zelfs niet toen hij zijn snor liet staan en oogde als een clone, het uniform van de New Yorkse gay scene. Het was een act, dacht men, passend bij zijn kleurrijke karakter. Ook de Aziatische afkomst van Freddie Mercury, op Zanzibar als Farrokh Bulsara geboren uit Perzisch-Indiase ouders, was nimmer een punt. Vroeg in de film wordt er gehint op racisme, het voelt onnodig.

We gaan niet zagen over blunders met de tijdlijn: op een feest uit 1980 kan Rick James’ Superfreak niet hebben geklonken want die is van najaar 1981 en tijdens de eerste Amerikaanse tournee van 1974 kan Queen nimmer Hammer to Fall hebben gespeeld want dat is een single uit 1984. Kan gebeuren, stoort niet. Rami Malek, bekend van de tv-serie Mr. Robot, is compleet met gebitsprothese een meer dan overtuigende Freddie Mercury; ook het stemgeluid en de dictie van acteur Gwilym Lee die Brian May vertolkt zijn griezelig natuurgetrouw. Dat is een ster waard.

Maar wat moeten we met een film die de tv-registratie van Queens triomf op Live Aid – vaak genoemd als het beste rockconcert ooit – seconde voor seconde tot in het kleinste detail naspeelt? Wat is het punt? Technisch gezien is het een knap staaltje. Maar waarom op breedbeeld en in Dolby Atmos namaken wat al jaren op YouTube is te zien? Is this the real life? Is this just fantasy? Open your eyes and see: deze escape from reality is volmaakt overbodig.
 

29 oktober 2018

 
MEER RECENSIES

Imagine

***

recensie Imagine

De eerste vlog, ruim voor het social media-tijdperk

door Alfred Bos

Alleen op de Amerikaanse tv vertoonde film van en over John Lennon en Yoko Ono komt digitaal opgepoetst in de bioscoop. Eerherstel voor de lang verguisde Ono die inmiddels een gevierde kunstenares is.

In 1971 waren The Beatles officieel een jaar uit elkaar, informeel al langer. John Lennon woonde met echtgenote Yoko Ono op het landgoed Tittenhurst Park, vlakbij Ascot. De relaties met zijn ex-collega’s waren wisselend. Het contact met gitarist George Harrison was warm, hij speelde mee op Lennons tweede solo-album Imagine. Drummer Ringo Starr nam landhuis en bijbehorend park over toen de Lennons in het najaar van 1971 naar New York verkasten. Paul McCartney was de gebeten hond, het onderwerp van het snerende How Do You Sleep?

Imagine

Dat nummer staat ook op Imagine en het is de tegenpool van het wereldberoemd geworden titelnummer, dat na Lennons dood in 1980 uitgroeide tot het lijflied van Amnesty International. De reflectie over universele verdraagzaamheid was Lennons droom, zijn ultieme wens, aldus Yoko Ono in de documentaire Imagine uit 1988, over het wordingsproces van Lennons meest beroemde album. Dat beeldverslag heeft dezelfde titel – tikje verwarrend – als de film van en over de Lennons die in december 1972 op de Amerikaanse televisie werd vertoond. Onder supervisie van Yoko Ono is het werkstuk digitaal opgepoetst en verschijnt, aangevuld met bonusmateriaal, alsnog in de bioscoop.

Andy Warhol
In 1971 was George Harrison de meest succesvolle solo-Beatle en Ringo Starr stond in de coulissen klaar om het stokje van hem over te nemen (met dank aan Harrison, die Starrs eerste hit, It Don’t Come Easy, schreef). Paul McCartney daarentegen hing in de touwen, uitgekotst door pers en publiek—en John Lennon. Die maakte optimaal gebruik van zijn faam en reputatie, geïnspireerd – en sommigen zeggen geregisseerd – door Yoko Ono. Want hoe de Imagine-film uit te leggen of te duiden? Amerikaanse critici noemden het de duurste homevideo ooit en al is dat een tikje vals, er zit wat in.

We zien de Lennons op het landgoed, wandelend hand in hand, elkaars lippen beroeren. We zien ze in de straten van Londen een demonstratie leiden. We zien ze in Central Park voor verbaasde omstanders een drollig dansje doen. Kortom, we zien héél veel John & Yoko die héél erg verliefd zijn. En de buitenwereld? Dat zijn de kennissen en beroemde gasten tijdens een besloten borrel op het landgoed. Kijk, daar staat Andy Warhol een paar fotomodellen te filmen. Of dat zijn Hollywood-coryfeeën als Jack Palance en Fred Astaire die opdraven in een dadaïstische beeldsonate voor kamer, deur en diva’s.

Fluxus
Voor Yoko Ono eind 1966 John Lennon ontmoette in Londen, maakte ze in New York deel uit van de avant-gardistische kunstbeweging Fluxus en haar hand is terug te zien in de absurdistische en dadaïstische beelden die in de film de nummers van Lennons album begeleiden. Potje schaak met exclusief witte stukken op een bord met uitsluitend witte vlakken? Een onder een zwarte doek (anno nu denken we boerka) verscholen personage dat door de straten van Londen doolt? Schokkerig walsje in een verlaten steeg? Het had Hans Richter kunnen zijn die een idee van Marcel Duchamps op celluloid vangt.

De film heeft eigenlijk de verkeerde titel, hij zou Imagine/Fly moeten heten. Het album Imagine duurt een kleine veertig minuten en de film ruim een uur; de extra tijd wordt gevuld met muziek van Ono. Lennons songs alterneren met nummers van Fly, Yoko Ono’s dubbelalbum uit 1971 dat indertijd werd gekraakt (in het beste geval genegeerd) maar tegenwoordig als baanbrekend wordt gehoord. Wie een ingeslapen kinderfeestje weer tot leven wil wekken, draait Mind Train; succes verzekerd, kleuters door het dolle heen. En de Duitse band Can heeft er ook naar geluisterd. Mind Train is in Imagine te horen onder de scène met Jack Palance en Dick Cavett.

Het beeld van Lennon is vertekend door de lens van de roem en Imagine is bovenal een film van Yoko Ono, met John Lennon als aanleiding en hun wederzijdse affectie tot onderwerp. Hij is overdadig en tenenkrommend, neigend naar narcisme. Maar hij is ook bruut in zijn openheid en het delen van wat nog niet zo lang geleden als privé werd beschouwd. In feite is Imagine de eerste vlog van het social media-tijdperk dat in 1972 nog niet bestond. Geheel in de geest van Andy Warhol dus en zijn tijd vooruit.
 

14 september 2018

 

Kijk hier waar en wanneer Imagine draait.

 

MEER RECENSIES

Chavela

***

recensie Chavela

De bittere stem van de tederheid

door Alfred Bos

In deze tijden van identiteitspolitiek en emancipatie van de LHBT-gemeenschap is het levensverhaal van Chavela Vargas (1919-2012) niet langer exotisch, maar exemplarisch. De lesbische zangeres uit Mexico werd via Spanje uiteindelijk ook in haar thuisland een icoon.

De zangeres is 88 jaren oud en schuifelt het toneel op. Halverwege coulissen en microfoon staat ze stil en spreidt haar armen. De zaal explodeert in een orkaan van aanbidding, fans zijn in extase. Ze is de zegenende engel. Haar omgeving weet wel beter: als ze niet even was blijven staan, had ze die microfoon nooit gehaald. Haar lijf wil niet meer, maar niemand zal haar in een rolstoel zien.

Chavela

De Mexicaanse zangeres Chavela Vargas (in 1919 op Costa Rica geboren als Isabel Vargas Lizano) overleed in 2012 in haar tweede thuisland Mexico, kort nadat ze in Madrid afscheid had genomen van haar Spaanse fans. In Spanje begon begin jaren negentig haar zegetocht, die haar op bejaarde leeftijd alsnog de erkenning bracht die haar als lesbische entertainer in de machocultuur van Mexico lange tijd was onthouden.

De documentaire Chavela vertelt het levensverhaal van een hartstochtelijke, zuipschuitende, homoseksuele, intens levende en in sommige opzichten onmogelijke vrouw. Een geboren buitenstaander, en dat letterlijk. Haar ouders schaamden zich voor hun dochter en hielden haar weg van de visite. Isabel Vargas Lizano had ongewoon mannelijke trekken voor een meisje. Ze groeide eenzaam op en eenzaamheid was haar leven lang haar trouwste gezel, zei ze later.

Vrouw zoekt vrouw
Chavela vertrok als 14-jarige naar Mexico en maakte naam als zangeres in het genre dat bekend staat als ranchera, het Mexicaanse levenslied dat de zielenpijn verklankt; denk de Mexicaanse variant van fado, blues of Jordaanse smartlap. Aanvankelijk kleedde ze zich elegant, met lang haar en sieraden, maar ‘ik zag er uit als een travestiet’. Na een gedaantewisseling – rode poncho, broek, kort haar, sigaar tussen de vingers – groeide ze uit tot een lokale ster. Haar drinkgelagen met ranchero-componist en zanger José Alfredo Jiménez zijn legendarisch. Ze dronken letterlijk de kroeg droog.

Als twintiger had Chavela een relatie met de tien jaar oudere kunstenares Frida Kahlo, maar haar onrustige hart dreef haar voort. Iedereen in haar omgeving besefte dat ze lesbisch was, maar daar werd in Mexico nooit openlijk over gesproken en wat je in het geniep doet is ieders eigen zaak. Geen vrouw was veilig voor haar, ze bracht de titel van Stephen Stills’ hit uit 1970, Love The One You’re With, in de jaren vijftig al in praktijk. Na het huwelijksfeest van Hollywood-ster Elizabeth Taylor werd ze wakker met Ava Gardner.

Chavela

Historisch beeldmateriaal
Chavela heeft veel betekend voor de emancipatie van lesbiennes in Mexico. Voor dat deel van haar publiek fungeerde ze als een sjamaan. Helemaal nadat de zangeres, na een periode van armoede en eenzaamheid, weer de weg omhoog vond en via een uitnodiging voor optredens in Madrid werd gewaardeerd om wie ze was, niet om wat ze projecteerde te zijn. De Spaanse cineast Pedro Almodóvar herkende in Chavela een muze en gebruikte haar muziek voor een aantal van zijn films. Haar ‘bittere stem van de tederheid’ is ook te horen in Frida en A Bigger Splash.

De documentaire vertelt Chavela’s verhaal aan de hand van haar muziek – met Engelse vertaling van de Spaanstalige teksten, verbeeld à la Amy – en getuigenissen van intimi; op de geluidsband horen we de zangeres praten over haar leven en liefdes. Het historische beeldmateriaal van Mexico in de jaren veertig en vijftig geeft context, zonder veel te verhelderen. De film oogt als een degelijke tv-documentaire, maar verschijnt, ook al is het onderwerp minder bekend bij het grote publiek, niettemin in de bioscoop. Dat alleen al voelt als een overwinning.
 

20 augustus 2018

 
MEER RECENSIES

Grace Jones: Bloodlight and Bami

**

recensie Grace Jones: Bloodlight and Bami

De waarheid achter Grace Jones blijft uit beeld

door Alfred Bos

Documentairemaker Sophie Fiennes volgde popicoon Grace Jones een aantal jaren tijdens en buiten haar werk. Het resultaat is een lukrake registratie zonder context. Met fraaie concertbeelden, dat wel.

De donkere diva is inmiddels zeventig, maar staat nog immer springlevend op het toneel. Oma of niet, ze slingert al zingend de hoepel rond haar heupen alsof ze een stoute tiener is. Grace Jones is een geboren rebel, dochter van een strenge Jamaicaanse dominee, icoon van ongetemde expressie, voormalig fotomodel en discodiva, de eerste zwarte androgyne popster. Wie is geen fan van Grace Jones?

Grace Jones: Bloodlight and Bami

Onafhankelijke vrouwen waren in de popmuziek van eind jaren zeventig met een lantaarntje te zoeken. En onafhankelijke popsterren van niet-westerse afkomst, bovendien androgyn en extravagant, stoer en openlijk spelend met hun seksualiteit, kwamen van een andere planeet. Toen Grace Jones na drie weinig opmerkelijke discoplaten in 1980 met het new wave-album Warm Leatherette op aarde landde, doorbrak ze muren tussen sekses, genres en disciplines. Muziek, mode, theater, nachtclub, rockpodium, mainstream, avant-garde—voor Grace Jones bestonden die categorieën simpelweg niet. Het was allemáál haar terrein. Leve de zelfexpressie.

Lukraak opgeknipt
Grace Jones kwam als eerste met het popconcert als modeshow en dansrevue, een spektakelstuk waarin de choreografie en verkleedpartijen net zo belangrijk waren en net zoveel indruk maakten als de muziek. Alle vrouwelijke popsterren die na haar uitgroeiden tot stadionact, van Madonna en Britney Spears en Christina Aguilera tot Beyoncé, Lady Gaga en Taylor Swift, zijn schatplichtig aan Grace Jones.

Over haar persoonlijke geschiedenis en impact op de populaire cultuur leren we in de documentaire Grace Jones: Bloodlight and Bami hoegenaamd niets. Het zijn in feite twee op zichzelf staande films: Grace Jones de performer in een reeks concertopnames en Grace Jones achter de schermen – ogenschijnlijk lukraak opgeknipt en zonder context of uitleg door elkaar geplakt.

Grace Jones: Bloodlight and Bami

Boos, maar waarom?
Daarmee lijkt regisseur Sophie Fiennes (zus van acteurs Ralph en Joseph), die eerder eigenzinnige documentaires maakte rond de Sloveense anti-filosoof Slavoj Zizek, te focussen op de mens achter de mythe en een meer naturel portret te schetsen van de vrouw die de provocatie tot kunstvorm heeft verheven. Maar wat zien we eigenlijk? Jones is ook maar een mens – zoals ze zelf in een telefonisch twistgesprek onomwonden toegeeft – die steunt op creatieve partners als muzikanten, kledingontwerpers en producers. Een uur en 55 minuten is wel heel veel tijd om die open deur uit zijn hengels te trappen.

Fiennes volgt haar onderwerp en stelt nergens vragen, ze registreert en de kijker is de omstander die meekijkt. De beelden van Grace in kleed- of hotelkamer – of onder douche – worden afgewisseld met een bezoek aan haar familie in Jamaica. En daar slaat het gebrek aan context geeuwverwekkend toe, want dat de familieverhoudingen nog immer niet vrij zijn van wrijvingen is duidelijk, maar naar het hoe en waarom is het gissen. Waarom is Grace Jones na al die jaren nog steeds zo boos? Daar blijft Bloodlight and Bami (Jamaicaans patois voor ‘rood studiolicht’ en ‘brood’) net zo raadselachtig over als de titel van de documentaire. Werk en familie? De definitieve film over Grace Jones moet nog gemaakt worden.
 

7 augustus 2018

 
MEER RECENSIES