Amsterdam Spanish Film Festival 2019 – Preview

Preview Amsterdam Spanish Film Festival 2019
Vrouwen in de schijnwerpers

door Cor Oliemeulen

Het drama Quién te cantará, dat gaat over een zangeres met geheugenverlies die een comeback wil maken, is dinsdag 28 mei de openingsfilm van het Amsterdam Spanish Film Festival (ASFF). In een aantal films staan vrouwen centraal. Wij lichten daaruit twee pakkende regiedebuten.

 

Carmen y Lola

Carmen y Lola – Liefde is sterker dan cultuur
Net als in de nieuwe film van Isabel Coixet – het wonderlijke biografische drama Elisa & Marcela over het eerste (onwettige) homohuwelijk in 1901 – draait het plot in Carmen y Lola van debuterend speelfilmregisseur Arantxa Echevarria om een lesbische relatie. Plaats van handeling is een diepreligieuze Romagemeenschap in een buitenwijk van Madrid, niet bepaald een omgeving om af te wijken van de daar geldende waarden en normen. De 17-jarige Carmen (Rosy Rodríguez) is voorbestemd om te trouwen met Rafa, zelf heeft ze daar niets over te zeggen. Haar ouders zijn marktkooplieden die antiek en kitsch verkopen. Op een dag raakt Carmen in gesprek met de 16-jarige Lola (Zaira Romero), wiens ouders op dezelfde markt fruit aan de man brengen. Lola heeft andere ideeën over hoe haar toekomst in te richten: ze is artistiek, spuit graffiti op muren en wil naar de universiteit. Bovendien valt ze op meisjes. Bij de eerste toenadering wijst Carmen Lola resoluut af, maar gaandeweg ontstaan er wederzijdse gevoelens en de drang naar vrijheid.

De twee hoofdrolspeelsters van Carmen y Lola verschijnen weliswaar voor het eerst op het witte doek, maar spelen overtuigend genoeg om de nodige sympathie voor hun belabberde perspectief op te wekken. Ook Carmen probeert zich te onttrekken aan het idee om spoedig te trouwen, veel kinderen te baren en verder alleen maar te koken en te poetsen. Als ze spontaan een kapperszaak binnenloopt omdat ze heeft gelezen dat er een nieuwe medewerker wordt gezocht, is de eerste vraag of ze zigeuner is. Na de zoveelste frustratie breekt ze met Rafa en zoekt ze troost en warmte bij Lola.

Vooral door de onderhuidse gevoelens en de subtiele manier waarop de meisjes in beeld worden gebracht, kun je zien dat dit Spaanse opgroeidrama is gemaakt en geschreven door een vrouwelijke regisseur. Verwacht geen onbedwingbare uitspattingen als in La Vie d’Adèle, maar oprechte seksloze romantiek. Tussen de mooie plaatjes en de gepassioneerde dans en muziek is het wachten op de reactie van de directe omgeving als de verboden liefde aan het licht komt. Die mondt uit in een zeer hartverscheurende scène tussen Lola’s vader en moeder, waarna de dochter zelf als een mak schaap naar de godsdienstige slachtbank wordt geleid.

Carmen y Lola beleefde afgelopen week zijn wereldpremière in Cannes en is voor het eerst in Nederland te zien tijdens het ASFF waarna hij landelijk in de bioscoop gaat draaien.

 

Viaje al cuarto de una madre

Viaje al cuarto de una madre – Ingetogen drama over loslaten
Verstoken van melodramatische momenten is het ingetogen drama Viaje al cuarto de una madre van Celia Rico Clavellino, die eveneens voor het eerst een speelfilm schreef en regisseerde. Tijdens de economische crisis beproeven veel Spaanse jongeren hun geluk over de landsgrenzen. Zo ook Leonor (Anna Castillo) die samen met haar moeder Estrella (de Spaanse topactrice Lola Dueñas) woont in een kleine stad in Andalusië. Leonor is van school gegaan om geld te verdienen als strijkster in het atelier waar haar moeder heeft gewerkt. Thuis hangt een sfeer van rouw. Er wordt nooit over Leonors overleden vader gesproken, slechts zijn accordeon herinnert aan gelukkigere tijden. Hoewel moeder en dochter momenteel sterk op elkaar zijn aangewezen, besluit Leonor, aanvankelijk met tegenzin van Estrella, te gaan werken als au pair in Londen.

Waar de eerste helft van de film wordt beschouwd door de ogen van de dochter verschuift na haar vertrek het perspectief naar de moeder, een geslaagde keuze van de filmmaakster. Estrella appt en belt af en toe met Leonor en moet erg wennen aan het feit dat ze moederziel alleen is. Het summiere verhaal speelt zich bijna geheel af in de met gordijnen verduisterde woning. Als Estrella niet ongeïnteresseerd voor de tv hangt of op bed ligt, vindt ze afleiding in het naaien van kleren voor Leonor en een lokaal theatergezelschap. Andere doelen lijkt ze niet hebben; pijn, verdriet en gemis sijpelen door elke blik en handeling. Het fijnzinnige acteerwerk van Dueñas voelt erg authentiek en realistisch, de film wordt nergens te sentimenteel. Op die manier ontwikkelt Viaje al cuarto de una madre zich in een rustig tempo tot een kleine thematische film over loslaten: van het verleden, en van elkaar. Kleine meisjes worden groot en ouders moeten daaraan wennen, maar elkaar missen kunnen ze uiteindelijk nooit.

Deze moeder-dochterfilm won de jeugdprijs op het San Sebastian Festival en is, net als Carmen y Lola, geschikt en interessant voor iedereen, in het bijzonder opgroeiende dochters en worstelende opvoeders.

Het Amsterdam Spanish Film Festival (ASFF) 2019 heeft plaats van 28 mei tot en met 2 juni in Pathé Tuschinski, Pathé De Munt, Eye en Cinecenter. De reprise is van 4 tot en met 9 juni in LantarenVenster te Rotterdam.

 

20 mei 2019


MEER FILMFESTIVAL

Salvador Simó over zijn geanimeerde biopic

Salvador Simó over zijn geanimeerde biopic:
Luis Buñuel in het land zonder brood

door Alfred Bos

Luis Buñuel, een van de grote regisseurs van de twintigste eeuw, is het onderwerp van Buñuel in the Labyrinth of the Turtles. De animatiefilm toont een sleutelmoment in de loopbaan van de Spaanse cineast, tevens een markant moment in de filmgeschiedenis.

In 1932 draaide Buñuel in een vergeten Spaans berggebied de documentaire Las Hurdes: Tierra Sin Pan. Het is de film waarin Buñuel zijn stem vond, aldus Labyrinth of the Turtles-regisseur Salvador Simó. “Las Hurdes is de plek die Buñuel heeft gevormd, waar hij als kunstenaar is geboren.”

Salvador Simó

Salvador Simó

Buñuel in the Labyrinth of the Turtles is een opmerkelijke film. Het is een quasi-documentaire in animatievorm die iets feitelijks verbeeldt wat nooit is vastgelegd. Onderwerp is een cineast die een documentaire maakt waarmee hij de conventies over documentaires naar zijn hand zet. Om het spiegelpaleis – of in dit geval het doolhof – compleet te maken zijn door de animatie beelden uit Buñuels oorspronkelijke film gesneden. Feit en fictie gaan naadloos in elkaar over.

De tekenfilm over Buñuel is een Spaans-Duits-Nederlandse coproductie. De Amsterdamse animatiestudio Submarine leverde een belangrijke bijdrage. Als regisseur Salvador Simó over de film praat, spreekt hij steeds over ‘wij’ en niet ‘ik’. Hij noemt co-scenarist Eligio Montero, artdirector José Luis Ágreda en compositing supervisor (verantwoordelijk voor het samenvoegen van alle animaties) Jan van de Laar expliciet.

“Toen we aan de film begonnen, hebben we het benaderd alsof het een documentaire was”, aldus Simó. “We hebben gewerkt met acteurs. Veel keuzes zijn gemaakt om de animatie het gevoel van een live actionfilm te geven. De animatie voegt een extra laag toe, het geeft je meer vrijheid. We wilden een verhaal vertellen dat niet werkelijk is gebeurd, dat een zekere mate van fantasie had. Niettemin is het geworteld in de werkelijkheid.”

Schandaalregisseur
Die werkelijkheid is fascinerend. Luis Buñuel was in 1932, het jaar waarin de tekenfilm speelt, een prominente vertegenwoordiger van het surrealisme. In 1925 was hij van Madrid naar Parijs verhuisd en raakte daar betrokken bij een kring van kunstenaars en intellectuelen die de burgerlijke samenleving afwezen—de surrealisten. Ze omarmden de ideeën van Freud over het onderbewustzijn. Ze wilden de ratio ontregelen.

Un Chien Andalou (1929)

Un Chien Andalou (1929)

In 1929 maakte hij met kunstschilder Salvador Dali de kortfilm Un Chien Andalou. André Breton, de zelfverklaarde voorman van de surrealisten, roemde het als de eerste surrealistische film. Volgens de Amerikaanse filmcriticus Roger Ebert is Un Chien Andalou de beroemdste kortfilm ooit gemaakt.

In 1930 volgde een tweede film, L’Age d’Or, ditmaal zonder Dali; de vrienden waren gebrouilleerd. Die werd echter negatief, om niet te zeggen vijandig onthaald. (Zozeer zelfs dat de producenten zich genoodzaakt zagen om de première van Jean Cocteau’s Le sang d’un poète twee jaar uit te stellen.) MGM haalde de broodloze schandaalregisseur naar Amerika, maar Buñuel en Hollywoods droomfabriek waren geen gelukkige combinatie.

Terug in Spanje, aan de vooravond van een politieke revolutie die culmineerde in de Spaanse Burgeroorlog, besloot hij een etnografische documentaire te draaien in een afgelegen, geïsoleerde en onderontwikkelde bergstreek in het noordwesten van Spanje, Las Hurdes. Voltooid in 1933, verscheen Las Hurdes: Tierra Sin Pan, in gecensureerde vorm, in 1936 in de Spaanse bioscoop.

Land zonder brood
Voor Salvador Simó aan zijn geanimeerde biopic begon te werken, heeft hij het dorp van de film bezocht. Hij liep door het doolhof van nauwe straatjes tegen de berghelling, stond in de krappe huisjes van gestapelde stenen. “Je moet het zelf hebben meegemaakt, anders kun je het gevoel niet overbrengen. Het voelt echt als een labyrint. De straten zijn nauw, de bergen hoog. Het kost inspanning om de hemel te zien. Je moet letterlijk je nek strekken.”

“Ik voelde me er opgesloten, gevangen. Ik heb gesproken met de mensen die er wonen. Voor hen voelt die beklemming alsof je wordt omarmd door je moeder. Wanneer ze de streek verlaten, missen ze dat gevoel en keren terug. Ze hebben dus een andere perceptie van die omgeving.”

Na de Eerste Wereldoorlog werd Spanje in rap tempo gemoderniseerd. In 1922 werd de streek ontsloten via een verharde weg en kreeg bezoek van koning Alfonso XIII, maar de meest afgelegen dorpen bleven alleen te voet bereikbaar. De armoede was extreem; geen stromend water, geen  elektriciteit, zelfs geen brood. Simó: “Men leefde in het stenen tijdperk, ze hadden letterlijk niets. De film van Buñuel heet Tierra Sin Pan, het land zonder brood.”

“De persoon die men de bakker noemde ging naar de grotere dorpen in de omgeving om bij de lokale bakkers oud brood op te halen. Dat bracht hij terug naar de afgelegen dorpen in Las Hurdes. Ze maakten zelf geen brood. Ze hadden geen graan, ze hadden geen molens, ze hadden geen ovens.”

“In zo’n bergstreek is landbouw ook nauwelijks mogelijk, alleen op kleine terrassen. Ze aten af en toe een geit wanneer die van de berg was gevallen, zoals je in de film van Buñuel ziet. Die hoek van Spanje was vergeten, letterlijk. Het ligt driehonderd kilometer van Madrid.”

Mockumentary
In Buñuel in the Labyrinth of the Turtles zien we naast Buñuel drie historische personages die nauw betrokken waren bij de totstandkoming van Las Hurdes: Tierra Sin Pan: de anarchist Ramón Acín, die de productie financierde met geld gewonnen via een loterij, de schrijver Pierre Unik en fotograaf Eli Lotar, die de camera bediende.

Las Hurdes: Tierra Sin Pan (1933)

Las Hurdes: Tierra Sin Pan (1933)

Las Hurdes: Tierra Sin Pan (1933) is geen gewone documentaire. Meerdere voorvallen – bijen die een ezel doodsteken, een geit die te pletter valt, de haan die bruut wordt onthoofd, de dode baby – zijn in scène gezet. In 1933 was het genre van de documentaire, net als Las Hurdes, vrijwel onontgonnen gebied en perverteerde Buñuel de prille conventies. Las Hurdes: Tierra Sin Pan staat te boek als de eerste mockumentary.

Salvador Simó: “Buñuel was op zoek naar een nieuw project. Hij zag die schrijnende armoede als een manier om het publiek te provoceren, om een punt te maken. Maar hij zag de documentaire, of quasi-documentaire, ook als een vorm om zich uit te drukken. Wat hij niet kon vermoeden, was dat die plek hem zou veranderen. Las Hurdes heeft hem gevormd, daar is hij geboren als kunstenaar. Dat kun je pas achteraf vaststellen.”

“Zijn eerste film als auteur was Los Olvidados uit 1950, zijn eerste Mexicaanse film. In de zeventien jaar daartussen heeft hij veel geleerd over hoe je een film maakt. Dat zie je terug in Los Olvidados, maar daar zie je ook de emotie van Las Hurdes.”

Anime als inspiratie
De tekenfilm toont beeldmateriaal uit de documentaire van Buñuel. Salvador Simó ziet het als een manier om zijn vertelling “enig gewicht van werkelijkheid” te geven. “Buñuel in the Labyrinth of the Turtles is geen documentaire, het is fictie. Er bestaat nauwelijks documentatie over wat Buñuel in Las Hurdes precies heeft gedaan. Buñuel zelf wijdt er in zijn autobiografie misschien één pagina aan. Buñuels zoon kon zich niets herinneren. We hebben dus veel verzonnen, uitgaande van Buñuels film. De filmbeelden tonen wat hij zag door de cameralens, wat er echt is gebeurd. Die zwart-witbeelden geven diepte aan de animaties.”

Simó omschrijft zijn geanimeerde biopic als een deconstructie van Buñuels documentaire. “Hoe hebben ze het indertijd gedraaid? Wat er in het dorp gebeurt, is voor het grootste deel fictie. Onze film gaat vooral over vriendschap. En de spanning tussen de vier personages. Dat is het drama dat de film voortstuwt.”

Buñuel in the Labyrinth of the Turtles is gebaseerd op een beeldroman van Fermín Solís. “Dat was het zaadje”, zegt Simó. “De tekenaar heeft ons volledige vrijheid gegeven. Maar we moesten ons eigen verhaal en onze eigen oplossingen verzinnen, want film en beeldroman zijn verschillende media.”

Geldt dat bijvoorbeeld voor de droomscènes?

“Sommige zijn geïnspireerd door de beeldroman. De overige waren een manier om in het hoofd van Buñuel te kruipen. Tijdens het werk aan de film leerde ik meer en meer over hem. Zo schreef hij zijn filmscripts doorgaans in samenwerking. Eligio en ik voelden elkaar goed aan. Eligio heeft wellicht wat meer humor aan het script toegevoegd, mijn bijdrage is het drama. Dat was een goede combinatie, een goed evenwicht. Het heeft het verhaal verrijkt.”

Wat trok u aan in de beeldroman? Waarom zag u er een animatiefilm in?

“In de eerste plaats het verhaal. Ik realiseerde me dat de Buñuel uit het boek een andere was dan de Buñuel die ik me herinnerde. Mijn vader was een grote fan van Buñuel. Toen ik acht was vertelde hij me enthousiast over een film met mensen die niet uit een kamer konden komen [El ángel exterminador, 1962]. Daar begreep ik toen niets van.”

“Later zag ik zijn films, ik ging naar de filmacademie en leerde meer over hem. Maar het beeld dat ik van hem had, kwam niet overeen met de Buñuel die ik in de beeldroman zag. Daar is hij een klootzak. Maar waarom gedraagt hij zich zo bot? Waarom is hij zo? Ik zocht daar een verklaring voor. Ik wilde uitleggen waarom hij zich gedroeg zoals hij zich gedroeg, zonder daarvoor iets aan zijn gedrag te veranderen. Wat is de contradictie in zijn beleving?”

De getekende personages zijn zeer geslaagd. Het zijn mensen, geen karikaturen.

“Voor het artwork zijn oorspronkelijke foto’s gebruikt. Wat betreft de stemmen zijn we anders te werk gegaan dan gebruikelijk is in klassieke animatie: in een studio spreken stemacteurs de dialogen in terwijl de beelden worden geprojecteerd. We hebben gewerkt met acteurs uit film en theater. Ze spreken hun teksten niet in, ze spreken hun teksten uit. In de studio brachten we de acteurs samen en ze interpreteerden de scène alsof het live action was. Alleen namen we het op met een microfoon, niet met een camera.”

Buñuel in the Labyrinth of the Turtles (2018)

Buñuel in the Labyrinth of the Turtles (2018)

Net als Another Day of Life is Buñuel in the Labyrinth of the Turtles animatie, maar geen anime of Disney. Hoe ziet u de toekomst voor dit soort relatief nieuwe animatiefilms?

“Voor ons is animatie een techniek. Maar animatie is bovenal film, de taal is dezelfde—het is cinema. We gebruiken hetzelfde scherm, dezelfde taal, dezelfde acteurs. Alleen de techniek verschilt. Het geeft je de mogelijkheid om het verhaal op een andere manier te vertellen.”

“Films als Another Day of Life en deze film over Buñuel geven animatie meer status binnen de filmindustrie. Hij heeft op het Malaga Film Festival, dat geen categorie kent voor animatie, verschillende prijzen gewonnen, waaronder de persprijs voor beste film. Dat is een blijk van erkenning voor animatiefilms. Ik ben daar erg trots op. Het geeft ook de kans om meer van dit soort films te maken, om animatie op een meer creatieve manier in te zetten.”

Welke animatiefilms ziet u zelf graag?

“Dit is mijn eerste animatiefilm. Mijn referenties in animatie zijn voornamelijk Japanse films, anime. Niet Studio Ghibli, maar Satoshi Kon, de man van Paprika. Miyazaki heb ik ook veel gezien. Ik zie veel live actionfilms, want die gebruiken dezelfde taal als animatie. Daar vind ik meer inspiratie in dan in tekenfilms. Denk aan Sergio Leone en Godard; Godard speelt met de taal van de film. En ook Dreyer, vanwege de eenvoud. Alles in zijn films is er met een reden.”

Hoe kijkt de nieuwe generatie in Spanje tegen Buñuel aan? In Italië wordt Pasolini niet meer geapprecieerd. Is dat ook het geval met Buñuel in Spanje?

“De jonge generatie kent Buñuel nauwelijks. Veel mensen zijn zich nauwelijks van hem bewust. Hij was één van de grote regisseurs. Dat is een van onze doelstellingen, mensen te interesseren voor Buñuel. Dat men na afloop van onze film Las Hurdes: Tierra Sin Pan wil zien. Dat kan, want hij staat gratis op YouTube. En misschien wil men dan méér van hem zien. Buñuels films zijn heel modern.”

Zeker in deze tijden van neoliberaal kapitalisme en de groeiende kloof tussen rijk en arm. Zijn films zijn nog steeds actueel.

“Helemaal. Omdat Buñuel speelde met de ziel van de mensen. Die verandert nooit. Mensen hebben altijd dezelfde issues.”

 

25 april 2019

 

MEER INTERVIEWS

Bunuel in the labyrinth of the turtles

****
recensie Bunuel in the labyrinth of the turtles

Hoe de Spaanse surrealist zijn antidocumentaire Las Hurdes maakte

door Bob van der Sterre

Net na baanbrekende films Un Chien Andalou en L’Age d’Or had de jonge Luis Buñuel een moment van creatieve leegte. Hij kreeg een tip over een zeer geïsoleerde streek in West-Spanje, Las Hurdes. Het bleek de opmaat van een in alle opzichten krankzinnig project in 1933. Buñuel en el laberinto de las tortugas vertelt dit interessante stukje filmgeschiedenis in de vorm van een animatie.

Allereerst: wat was Las Hurdes en wat zag Buñuel in het idee van de film? Hij kreeg het project door van regisseur Yves Allégret en schrijver Jacques Prévert. Laten we het Buñuel zelf uitleggen: “Deze streek is een van de armoedigste gebieden op de hele aardbodem, geïsoleerd van de buitenwereld door een keten hoge, onbegaanbare bergen en met in totaal zesduizend inwoners verdeeld over tweeënvijftig gehuchten.”

Bunuel in the labyrinth of the turtles

Hij gaat verder: “Landbouwwerktuigen hebben ze vrijwel niet. Vee is er niet. Er is geen folklore. De armoede, de honger en de insecten. Geografen zijn het er erover eens dat de streek onbewoonbaar is.” Problemen als inteelt, dysenterie, malaria somt hij op. “Met hun kleren aan slapen ze op bedden van rottende bladeren.” Je snapt wat Buñuel zag in deze op zichzelf haast surrealistische omgeving.

Tweede vraag: wie wil in godsnaam voor een film over dit onderwerp betalen? Ramon Acin, een vriend, zei: ‘”ls ik de loterij win, dan mag jij jouw film maken.” Hij heeft zijn belofte geweten toen hij daadwerkelijk de loterij won! De cinematograaf Eli Lotar kwam erbij, net als dichter en vriend van Buñuel, Pierre Unik. Zij bleven twee maanden in Las Hurdes. Buñuel monteerde het materiaal vervolgens op een keukentafel in Madrid en gooide in zijn onervarenheid nog wat bruikbaar celluloid weg.

Een niet-surrealistisch project dat surrealistisch aanvoelde
Buñuel zal intuïtief gevoeld hebben dat er wel wat te halen viel. Hij moest ook loskomen van het surrealisme, waar hij een jaar geleden uitgestapt was. Het harde Spaanse leven gaf hem een kader waarin hij kon experimenteren. Hij kon hier een vernieuwende antidocumentaire maken, vol armoede, dood, lelijke en zieke mensen.

Buñuel zou Buñuel niet zijn als hij ‘de documentaire’ niet zou veranderen in zijn eigen cinematografische variatie op de werkelijkheid. (Overigens deed een van de beroemdste documentaires ooit, Nanook of the North, hetzelfde.) Zelf zei hij: “Het was een ongewoon soort werkelijkheid, een werkelijkheid die de verbeelding prikkelt.” En erkende later: “Het is een tendentieuze film.”

Dus als hij las over een ezel die door bijen wordt doodgestoken, kan hij het niet nalaten om honing over een ezel te gieten en te filmen hoe het arme beest aan zijn einde komt. Als een geit volgens broodjeaapverhalen soms in een ravijn viel, moest hij de realiteit wel een handje helpen. “Daar konden we niet op wachten en dus heb ik met een revolver ervoor gezorgd dat er een naar beneden viel.” Het hanentrekken… laten we het hier maar bij houden. Het was duidelijk dat de surrealist Buñuel de mens in de weg zat. Veel meer Buñuel wordt het niet als hij zegt: “Ik geloof in oncompromisloosheid.”

En was het ook niet wat je nu noemt exploitation van de bewoners? Maar, zo schrijft publicist Francisco Aranda later terecht: “Als Buñuel liefdadigheid bedreven had in dat gebied en niet de film had gemaakt, was het lot van de bewoners nooit in deze mate verbeterd.”

Bunuel in the labyrinth of the turtles

Geamuseerde en vlotte stijl
Dankzij Buñuel en el laberinto de las tortugas van animatieregisseur Salvador Simó zien we deze interessante geschiedenis terug in een geamuseerde en vlotte animatiestijl. Geslaagd zowel in stijl als in verhaal (anekdotisch), karakteriseringen en humor. Animatie als vorm is erg bruikbaar voor deze historische films (denk aan het recente Another Day of Life).

De film heeft twee minpunten: de muziekkeuze en het sentimentele einde. Die zijn niet des Buñuels want ze zijn toegevoegd uit commercieel oogpunt – en dat was altijd zijn grote vijand. Je zou bijna vergeten dat Buñuels voor het Las Hurdes-project een soort stage had gelopen in Hollywood maar weigerde films voor zakelijke motieven te maken.

Een eigenwijze film zoals Buñuel ze maakte, is deze film dan ook niet. In dit geval is dat ook niet het doel. De film wil ons laten zien wat een echt eigenwijs artiest wel is. En in die opzet slaagt Buñuel en el laberinto de las tortugas wel.

 

17 april 2019

 

ALLE RECENSIES

Todos lo saben

***

recensie Todos lo saben

Een smalle horizon, maar een canvas vol intrige

door Yordan Coban

De films van Asghar Farhadi zijn drama’s maar kennen net als het werk van Michael Haneke altijd een element van mysterie. Voor elk personage, hoe schofterig dan ook, weet de Iraanse regisseur begrip te wekken. Ieders perspectief krijgt kleur en met elke wending in het verhaal kleurt Farhadi een canvas vol intrige.

We zagen in Le Passé (2013) Asghar Farhadi al in het Frans, maar met Todo lo saben (Engelse titel Everybody Knows) laat hij nogmaals zien dat de taal (ditmaal Spaans) van zijn films niet uitmaakt. Farhadi’s karakters en verhalen doorgronden namelijk een universele menselijkheid. Geen andere regisseur kan zijn personages zo laten voelen.

Todos lo saben

Ontvoering
De film begint met een familiereünie, met een bruiloft als directe aanleiding. Als Irene (Carla Campa), de dochter van Laura (Penélope Cruz) en Alejandro (Ricardo Darin), ontvoerd wordt, zijn de festiviteiten abrupt klaar. De familie is vermogend en er wordt een flinke som geld verlangd. Familievriend en ex-man Paco (Javier Bardem) loopt voorop in de zoektocht naar Irene maar wordt geconfronteerd met geheimen uit het verleden.

De opbloeiende spanningen tussen Paco en Laura houden de interacties tussen de twee ex-geliefden interessant tot het einde. Bardem en Cruz spelen niet voor het eerst met elkaar. Het getrouwde koppel deelt ook op het witte doek chemie. Samen met Darin beschikt Farhadi misschien wel over de drie beste Spaanstalige acteurs van dit moment. Dat komt goed uit, want al zijn films herbergen sterke karakters.

Sober realisme
Asghar Farhadi maakt sobere realistische films. Zijn stijl is te vergelijken met die van Michael Haneke en Andrey Zvyagintsev. Deze drie filmmakers maken gebruik van dezelfde formule: rustige levens die opeens opgeschud worden met een ingrijpende gebeurtenis die vaak te maken heeft met oud leed. Echter bij Farhadi draait het niet per se om de schok van de gebeurtenis maar vooral om de impact op de personages daarna. Vaak laat de regisseur de twist buiten beeld en dient de kijker het verhaal met de eigen verbeelding in te vullen. Farhadi kan het beste omgaan met de emotionele impact van een aangrijpende gebeurtenis. Hij is beter in staat om het verdriet van een verscheurd leven te tonen dan Haneke en Zvyagintsev. Zijn scripts gaan minder over de duistere en cynische aard van het leven maar meer over het in liefde verweven verdriet dat inherent daaraan verbonden is.

Todos lo saben

Perspectief
Onderwerpen als de stugheid van religie, diep verborgen familiegeheimen en de tragiek van doodbloedende relaties keren terug in deze film. Het verhaal kent de meeste raakvlakken met zijn eerdere film About Elly (2009). Beide films gaan over een vermissing. Alleen draait het ditmaal om de ontvoering van een kind. De paniek van de vermissing in About Elly is overweldigend en krachtig maar in Todos lo saben wat tam.

Hetzelfde geldt voor de ontknoping. About Elly heeft iets te vertellen over onze verwachtingen in het algemeen. Todos lo saben doet dat niet. Het verhaal blijft bij het perspectief van de personages. Hele sterke personages, maar niet zo speciaal als in About Elly en A Seperation (2011): een groter perspectief. Het werkt weliswaar ook binnen een smalle horizon, want ook daar vertelt Farhadi het verhaal op een manier zoals alleen hij dat kan. Todos lo saben is goed, maar niet bijzonder goed.
 

1 oktober 2018

 
MEER RECENSIES

Man Who Killed Don Quixote, The

***

recensie The Man Who Killed Don Quixote

Dol en dwaas in La Mancha

door Sjoerd van Wijk

In deze kille tijden is de doldwaze koortsdroom van The Man Who Killed Don Quixote een welkome remedie. Het passieproject van 25 jaar in de maak doet echter te veel aan navelstaarderij en mist de warmte van Cervantes’ opus Don Quixote, waarop het is gebaseerd.

Toen Don Quixote leefde was het ridderschap al uitgestorven, laat staan in onze tijd. Hoffelijkheid is ver te zoeken in het publieke discours. Zo ook op de filmset van Toby (Adam Driver), een regisseur van advertenties. Gepokt en gemazeld door de marketingwereld lijkt elke vorm van fantasierijke geestdrift uit hem gewrongen. Hij snauwt bevelen in het rond en is alleen nog maar met zichzelf bezig.

Tijdens de moeizame productie van een reclamespot in Spanje ontdekt hij dat hij in de buurt is waar hij ooit zijn afstudeerfilm over Don Quixote opnam. Bij terugkeer naar dit dorp waar hij als nog jonge maker durfde te dromen, ontmoet hij zijn oude hoofdrolspeler (Jonathan Pryce), die is doorgedraaid en denkt dat hij Don Quixote is. Toby wordt door hem aangezien voor zijn schildknaap Sancho Panza. De twee beleven burleske avonturen zoals het boek van Cervantes, waarbij Toby steeds meer het verschil tussen droom en realiteit uit het oog verliest.

The Man Who Killed Don Quixote

Avontuurlijk absurdisme
The Man Who Killed Don Quixote volgt de persoonlijke ontwikkeling van Toby nauwgezet in zijn stijl. Hoe langer de film doorgaat, hoe grootser en fantastischer de avonturen worden. Waar in het begin de gekte vooral van ‘Don Quixote’ afstamt, wordt de film zelf een waanvoorstelling naarmate Toby meer gaat fantaseren. Dit surrealistische karakter, waar droom en werkelijkheid samensmelten, komt voort uit het verheven absurdisme van regisseur Terry Gilliam. De vliegende, ronddolende camera vangt beelden van dermate overdaad dat de realiteit vanzelf een hallucinatie wordt.

Het doet sterk denken aan Gilliam’s eerdere werk Fear and Loathing in Las Vegas, waar de vreemde taferelen ook door elkaar zweven in een waas. Niet geheel verrassend schreef Gilliam met frequente coscenarist Tony Grisoni dan ook het scenario voor beide films. En de ijlende beeldtaal, gecreëerd door cinematograaf Nicola Pecorini en editor Lesley Walker, is ook in die film te bewonderen.

Hedendaagse herinterpretatie
Het verhaal rond de productie van de film is berucht (en deels naverteld in de documentaire Lost in La Mancha). Terry Gilliam kon het financieel niet bolwerken begin jaren ‘90. Een tweede poging ging in 2000 in productie, maar werd geplaagd door tegenslagen, van een stortvloed die apparatuur verwoestte tot hoofdrolspeler Jean Rochefort die met een hernia afgevoerd moest worden. Een aantal jaar later overleed acteur John Hurt, die was gecast bij weer een poging. Zelfs tot aan de uiteindelijke release dit jaar waren er nog gerechtelijke problemen met een rancuneuze producent. Dat Gilliam het al die tijd heeft weten vol te houden, verdient dan ook bewondering. Zelf vergelijkt hij zijn trouw aan de film met Sancho Panza’s trouw aan Don Quixote. De passie voor dit project is dan ook voelbaar.

De liefde van Gilliam voor Don Quixote’s avonturen spreekt daarbij juist door het boek te laten voor wat het is. Toby’s hallucinaties zijn tactvolle citaten uit Cervantes’ meesterwerk, die door deze te plaatsen in onze huidige tijd een nieuwe dimensie krijgen. De windmolens kunnen hierbij niet ontbreken, maar orden wonderlijk subtiel afgezet tegen Toby’s filmset, waar windturbines op de achtergrond de heuveltop bevolken. Romantische hoffelijkheid versus cynische moderniteit.

The Man Who Killed Don Quixote

Toch had The Man Who Killed Don Quixote enige mate van terughoudendheid kunnen gebruiken. Gilliam weet wellicht zijn stokpaardjes in het gareel te houden wat betreft het boek, maar dit geldt niet voor alle andere zaken. De absurde taferelen zijn dermate hoogdravend dat de film erg in zichzelf gekeerd wordt. En de focus ligt sterk op Toby’s artistieke ontwikkeling, wat een te grote breuk met het bronmateriaal vormt. Met het accent op de veelal nare Toby treedt de excellerende Jonathan Pryce als de tragikomische, romantische Don Quixote op de achtergrond, wat voelt als een gemis.

Koude karakters
De breuk blijkt ook uit de verschillende karakters die deze hedendaagse herinterpretatie van het oude maar springlevende epos bevolken. Een aantal van hen weet niet te overtuigen. Zo is er het jonge meisje Angelica (Joana Ribeiro) die geïnspireerd door de jonge Toby een mislukte acteercarrière achterna joeg. Haar motivaties rondom Toby en haar escort werkzaamheden zijn dubieus. Maar belangrijker is dat de extravagante branie van de avonturen vermindert door de cynische kilheid die uit de meeste figuren spreekt. Ondanks dat Adam Driver voor deze rol zijn volledige reikwijdte als acteur kan gebruiken, van vreemde hufter (zoals in de serie Girls) tot aandoenlijke dromer (zoals in Paterson), blijven de andere acteurs achter.

Waar in Cervantes’ boek de emotionele diepgang komt door de warmte waarmee de karakters met elkaar omgaan, heeft iedereen in The Man Who Killed Don Quixote een koude uitstraling en berekenende houding. Met name de kwaadaardige Russische maffiabaas valt uit de toon. Het had de film gesierd om de gloedvolle menselijkheid van Cervantes te behouden en te vertalen naar onze tijd. Nu valt niet aan een gevoel van teleurstelling te ontsnappen, als je bedenkt dat Gilliam er 25 jaar over heeft gedaan.
 

23 juli 2018

 
MEER RECENSIES

Que Dios Nos Perdone

****

recensie Que Dios Nos Perdone

Ambigue rechtvaardiging

door Suzan Groothuis

In een zinderend Madrid speelt een moordzaak, waarop twee detectives worden gezet. Twee uitersten, maar beiden complex. Een grimmige kijk op de Spaanse recherchewereld, waarin rechtvaardigheid een relatief begrip is als je eigen demonen je in de weg zitten.

2011, Madrid in een loeihete zomer. De film opent met straten die worden schoon gespoten, begeleid door een dreigend klinkende soundtrack. Het vuil en de viezigheid van de straat gespoeld, maar daarmee is de Spaanse hoofdstad niet rein. Er is namelijk net een oude vrouw dood in haar portiek gevonden. Een val, lijkt het. Maar bij nader onderzoek blijkt ze verkracht en vermoord.

Que Dios Nos Perdone

Detectives Velarde en Alfaro worden op de zaak gezet, beiden twee uitersten, zoals we dat wel vaker in politiefilms zien. Alfaro is een opgewonden standje, die twee maanden uit de roulatie is geweest dankzij een geweldsincident op het werk. Twee maanden therapie moeten hem tot een mak lammetje maken, maar de kijker voelt allang dat dit een typische good cop/ bad cop is. Alfaro gaat af op zijn gevoel van rechtvaardigheid en schuwt niet zijn mond open te trekken of zijn vuisten te gebruiken als dat nodig is. Zijn partner Velarde lijkt zijn tegenpool, altijd strak in het pak, timide en stotterend, maar met een ingehouden agressie.

Brute moorden en pauselijk bezoek
De twee ontdekken dat er zes maanden eerder een vergelijkbare moord was. Er is een seriemoordenaar actief en de verwachting is dat hij snel weer zal toeslaan. Terwijl de hitte toeneemt en de stad in afwachting is van de komst van de paus, tast het rechercheteam in het duister over de identiteit van de moordenaar. Daarbij geschiedt het onderzoek in volledige discretie, want de gruwelijke waarheid omtrent de dodelijke ongevallen mag niet naar buiten worden gebracht. De media zijn gericht op het bezoek van de paus, niet op bejaarde dames die bruut en onwaardig om het leven zijn gebracht.

Het is niet de seriemoordenaar die centraal staat in Que Dios Nos Perdone; regisseur Rodrigo Sorogoyen (vooral bekend van tv-series) focust op de twee partners en de bureaucratie van de recherche. Er zijn wetten en regels en die zijn er ook weer om te omzeilen of zelfs te breken. En Alfaro en Velarde, beiden outsiders binnen hun team, hebben ook zo hun eigen innerlijke demonen.

Onconventionele aanpak
Que Dios Nos Perdone roept qua sfeer het Zuid-Koreaanse Memories of Murder op, waarin een rechercheteam belast is met de zoektocht naar een seriemoordenaar. Een onderzoek dat onconventioneel en chaotisch verloopt en emotioneel zijn tol eist van de rechercheurs, die ook niet zonder gebreken zijn. Het impulsieve en lompe komt ook terug in Que Dios Nos Perdone. Wanneer de zoon van een van de slachtoffers ondervraagd wordt door Alfaro en Velarde en zijn ergernis over de gang van zaken laat blijken, laat Velarde zich ineens ontvallen dat ze alleen maar de verkrachter van zijn moeder willen vinden. De man ontgoocheld achterlatend.

Que Dios Nos Perdone

En wanneer er dan uiteindelijk zicht op de meedogenloze moordenaar is, volgt een woeste achtervolging die gepaard gaat met dwingende, staccato soundtrack. In de verhitte stad, waar mensen samenstromen om de paus te zien, beuken Alfaro en Velarde zich een weg door de menigte om de dader te vinden. Hij is als een speld in een hooiberg, maar de honger om hem te pakken is zo groot dat de twee alles op alles zetten. Dat ze tijdens de achtervolging een spoor van vernieling achterlaten, deert hen niet.

Rauwe dierlijkheid
De rauwe dierlijkheid van de twee rechercheurs is geloofwaardig in beeld gebracht. Bij Alfaro (een intense rol van Roberto Álamo, The Skin I Live In) is die expliciet en explosief, bij Velarde (Antonio de la Torre, die ook in het vergelijkbare La Isla Mínima te zien was) kil en onderhuids. Naarmate het onderzoek vordert voel je de spanning bij de twee oplopen, zeker wanneer hun privéleven steeds meer wankelt.

Que Dios Nos Perdone is een film die niet typisch hoopvol eindigt, maar die de vraag oproept wat zuiver en rechtvaardig is. Er ligt net zo’n schaduw op communiejongens als op de woeste honden van de recherche. Een grimmige, ambigue wereld waarin kwaad en dwalingen niet eenduidig zijn en iedereen zijn zonden heeft. Niets en niemand is onbevlekt.
 

10 juli 2018

 
MEER RECENSIES

ASFF 2018 – Deel 2

Amsterdam Spanish Film Festival, deel 2

Melodrama en intrige op zijn Spaans

door Alfred Bos

De vierde editie van het Amsterdam Spanish Film Festival (ASFF) vertoonde een selectie recente, veelal niet in Nederland gedistribueerde films uit Spanje en Latijns Amerika. Naast films presenteert ASFF filmgasten uit Spanje, muziek, wijn en hapjes.

Escobar

Escobar – Atypisch liefdeskoppel
De openingsfilm van ASFF is doorgaans de winnaar van de Goya, de Spaanse Oscar. Zo niet Escobar, een grote, Engelstalige productie die internationaal wordt uitgebracht (en dat gebeurt niet met elke Goya-winnaar, zie bijvoorbeeld hieronder). De film van Fernando León de Aranoa draait ook in de Nederlandse bioscoop en schetst de loopbaan van de Colombiaanse drugsbaron die uitgroeide tot een mythe.

Het verhaal van Pablo Escobar is reeds vele malen verteld – in films, tv-series en documentaires – en León de Aranoa geeft er een eigen slinger aan door in te zoomen op de buitenechtelijke relatie tussen de crimineel en Virginia Vallejo, als presentatrice van een populair tv-programma een Bekende Colombiaanse. Javier Bardem speelt de cokeboer als een getapte botterik, even ambitieus als sluw. Bardems echtgenote Penélope Cruz maakt van de tv-ster een gemanicuurde giechel die wordt aangetrokken door roem. Wanneer de rauwe werkelijkheid door haar naïviteit prikt, zijn tv-carrière en relatie voorbij. Een Amerikaanse DEA-agent (Peter Sarsgaard) brengt haar terug op aarde.

Escobar is een goed geacteerde, vlot vertelde mainstreamfilm die zichzelf pootje haakt door te hinken op twee gedachten: de loopbaan van Escobar en het atypische liefdeskoppel. Fernando León de Aranoa focust op de crimineel en diens strapatsen, waardoor de amoureuze verwikkelingen slechts wimpel bij Escobars vlag zijn. De film was in dramatisch opzicht wellicht krachtiger – en origineler – geweest wanneer de regisseur van de bijzaak de hoofdzaak had gemaakt. Daar zijn de acteurs en het materiaal sterk genoeg voor.

El Autor – Donkere komedie met een twist
Manuel Martín Cuenca won verschillende Goya’s voor zijn vorige film, Cannibal (2013), en ook zijn laatste werkstuk viel in de prijzen, onder meer als beste film en beste regie. El Autor (De Auteur) is een donkere komedie die zich sluipenderwijs ontwikkelt tot inktzwart misdaaddrama. Álvaro (Javier Guttiérrez) is klerk op een notariaat en gescheiden van zijn vrouw, een succesvol schrijfster van bellettrie. Dat wil hij ook, beroemd worden als schrijver, zij het van verfijnde letteren. Maar wat als de verbeelding van zijn juristenbrein tekort schiet?

Álvaro begint de levens te manipuleren van zijn buren in het appartement waar hij onlangs is ingetrokken en gebruikt het resultaat als materiaal voor zijn te schrijven meesterwerk. De schrijver-poseur is een psychopaat en een intrigant. Uiterlijk charmant en coöperatief, maar in werkelijkheid calculerend creëert hij chaos om er zelf beter van te worden. Een heel eigentijds menstype, ze wonen in het Kremlin en het Witte Huis.

Maar na een fantastische plottwist, één die je onmogelijk kunt zien aankomen maar toch plausibel is, blijkt de jager in feite prooi. Er zijn meer Spaanse thrillers die verrassen door inventieve plots, denk aan El Cuerpo (The Body, 2012), maar zelden zo gehaaid als deze. Hij komt uit de gelijknamige roman van Javier Cercas.

De Spaanse topacteur Javier Gutiérrez speelt de schrijver als een nonpersoon en benadrukt aldus de schimmigheid van diens karakter en motieven. Als slagroom op de taart is er actrice Adelfa Calvo, wier seksueel gefrustreerde huisbazin Portera elke scène steelt waarin de volksvrouw met het grote hart en dito boezem zich over de nieuwe bewoner ontfermt; eerst als aanbidster, dan als furie. Ze verdiende er een Goya mee voor beste vrouwelijke bijrol. El Autor is vooralsnog niet buiten Spanje te zien.

El Aviso – Gekunsteld spel met de tijdlijn
Nu we toch verkeren in Goya-land: in de meesterlijke, met Goya’s overladen politiethriller La Isla Minima speelt Javier Gutiérrez de ‘foute’ agent. De ‘goede’ helft van het duo wordt vertolkt door Raúl Arévalo en die speelt de hoofdrol in El Aviso (De waarschuwing) van regisseur Daniel Calpalsoro. Die wisselt zijn werk voor tv-series af met gelikte speelfilms, doorgaans thrillers met actie en misdaad. Zijn vorige, Cien años de perdón, ook met Arévalo in een sleutelrol, verbindt een bankroof aan politieke intrige.

El Aviso is minder onderhoudend. Jon (Raúl Aréval) is een wiskundige wiens beste vriend op 2 april 2008 om het leven is gekomen bij een schietpartij in een benzinestation. Hij ontdekt dat er in 1976, 1955 en 1913 op dezelfde datum en zelfde locatie vergelijkbare schietincidenten zijn geweest en ziet een patroon. Het volgende slachtoffer zal tien jaar oud zijn en sterven op 2 april 2018. Jon probeert het drama te voorkomen, maar wie wil hem geloven?

Deze kijker in ieder geval niet en met hem tevens de meeste filmpersonages, want het gegeven is te gezocht om geloofwaardig te zijn. Het spelen met de tijdlijn – de film switch doorlopend en lang niet altijd even helder tussen 2008 en 2018 – verhoogt niet het begrip van de intrige. Bovendien speelt de regisseur geheel overbodig met de geestesgesteldheid van zijn protagonist: zijn het geen verzinsels van een schizofreen brein?

Fantasie en werkelijkheid lopen onontwarbaar door elkaar, een thema dat steeds vaker opduikt in eigentijdse films en staat voor de moderne verwarring waarin mediawerkelijkheid en fysieke realiteit van plaats zijn verwisseld. Gordijnen van regen moeten drama suggereren, maar een La Isla Minima is El Aviso niet. Met zijn te lang opgerekte (anti)climax zelfs in de verste verte niet: deze knoop is nat geregend en laat zich alleen met een kapmes ontwarren.

Amantes – Gecorrumpeerde onschuld
De cinema van de jaren zestig staat bekend om zijn revolutionaire vernieuwing – in filmsteno doorgaans aangeduid als Nouvelle Vague – met exponenten in Frankrijk en Italië, als ook Engeland, Verenigde Staten, Zweden, Tsjechië en Polen. Spanje had eveneens zijn vernieuwende golf, maar daar heeft de wereld dankzij het provincialisme van het Franco- regime nauwelijks kennis van kunnen nemen. Mede-oprichter van de ‘Barcelona School’ was Vicente Aranda.

Een van zijn weinige films die ook buiten Spanje te zien zijn geweest (maar nimmer in Nederland) is Amantes (De geliefden), gebaseerd op een waar gebeurd incident in de jaren veertig maar gesitueerd in het Madrid van 1954-1955. Amantes verscheen in 1991 in de bioscoop en bleek in Spanje de best bezochte film van dat seizoen; het jaar daarop won hij de Goya voor beste film. Tamelijk uniek is dat beide hoofdrolspeelsters de Spaanse Oscar kregen overhandigd: Maribel Verdú voor haar rol van het goedgelovige provinciemeisje Trini dat werkt als huishoudster bij een bourgeoisfamilie en Spaans filmicoon Victoria Abril als de femme fatale Luisa.

Ze vormen de schuine zijden van een verstikkende liefdesdriehoek, met de knappe maar ruggengraatloze Paco (Jorge Sanz) als mannelijke basis. Paco is Trini toegewijd, maar bezwijkt voor de avances van Luisa, een jeugdige weduwe bij wie hij een kamer huurt. Ze blijkt een seksueel roofdier dat letterlijk over lijken gaat. Amantes houdt het midden tussen melodrama, op zijn Spaans vet aangezet, en film noir. De ongerepte onschuld legt het af tegen zelfzuchtige berekening; op de achtergrond speelt de tegenstelling tussen de traditionele waarden van het platteland en de corruptie van de stad. Met geen van de drie centrale personages loopt het goed af.

Deze zinnelijke film oogt met zijn initiatiefrijke vrouwelijke hoofdpersonen en slappe mannelijke protagonist bijna dertig jaar na release nog steeds actueel. De film past naadloos in het diversiteitsdebat en de climax, in het door echte sneeuw bedolven Burgos, doet rillen, maar niet van de winterkou. De woordloze slotscène in de stromende regen is verpletterend raak: hoe hartstocht kan verkeren tot gif. ASFF toonde Amantes in een Engels ondertitelde 35-millimeterkopie; deze Spaanse klassieker doet uitzien naar meer films van Ananda. Welke goocheme programmeur ziet zijn kans schoon?

 

5 juni 2018

 

DEEL 1 ASFF

 

MEER FILMFESTIVALS

ASFF 2018 – Deel 1

Amsterdam Spanish Film Festival, deel 1

Vermakelijke Spaanse sferen

door Nanda Aris

Deze avond van het Amsterdam Spanish Film Festival is zwoel en klam. Wanneer ik het Tuschinski-theater binnenloop is het al gezellig druk. Foto’s worden genomen, biertjes uitgedeeld, en de mevrouw die de jamón ibérico snijdt, kan maar moeilijk het tempo van de gretige handjes bijhouden.

De ontvangst is hartelijk, overal klinkt Spaans om mij heen; voor een avond waan ik mij in Spanje. ‘You’re the only Dutch here!’, grinnikt een kleine Portugese jongen. Dat is niet waar, maar omdat ik voor de gelegenheid hakken aan heb getrokken, en mijn bijna twee meter lange vriend bij me heb, steken we met kop en schouders boven iedereen uit en ogen we inderdaad vrij Nederlands.

Sin Rodeos

Sin Rodeos – Identiteitsrecht voor de kat
Iedereen druppelt de grote zaal van Tuschinski binnen, en na het ontvangstwoord, start de film Sin Rodeos (2018) van Santiago Segura. Een komische film over het drukke leven van een bijna veertigjarige vrouw.

Hoofdrolspeelster Paz (Maribel Verdú, die we kennen van onder andere Y tu mamá también (2001)) is zat van alle halve aandacht die ze krijgt. Haar vriend sust haar tot stilte omdat hij met schilderen bezig is en haar vriendin is vergroeid met haar telefoon. Haar baas luistert niet naar haar en neemt een it-girl aan, die over alles vlogt en zoveel mogelijk post op Instagram, tot irritatie van Paz. Haar buurman bezorgt haar slapeloze nachten door zijn gefeest en haar zus kan over niets anders dan de kat praten.

Ze besluit een goeroe te bezoeken, die haar een middeltje geeft waardoor ze alles zegt en doet wat ze normaal gesproken niet zou uiten. Het werkt bevrijdend, en levert zo nu en dan grappige momenten op, en zo nu en dan lachen we als een boer met kiespijn. Verdú weet met haar acteren de film te dragen, ze is het geloofwaardige personage tussen de over de top personages om haar heen. Zo is daar haar gekke zus die vecht voor identiteitsrecht voor haar kat, en de typische goeroe met zweverige teksten (gespeeld door Segura zelf). De film is niet hoogstaand, maar wel vermakelijk.

Indestructible, el alma de la salsa

Indestructible, el alma de la salsa – De vlam is niet gedoofd
De volgende dag ga ik naar de film Indestructible, el alma de la salsa (2017) van David Pareja. Wanneer de film start, zien we beelden van een kok en een keuken. Het is rumoerig in de zaal, en ik vraag me af of het door de gratis biertjes komt. Al snel wordt ook mij duidelijk dat de verkeerde film is gestart, namelijk de film Soul (2016), die zaterdagmiddag zal draaien. Weliswaar gaan beide films over een ziel, wel over een verschillende ziel.

Indestructible, el alma de la salsa is een prachtige muzikale documentaire over de reis die flamencozanger Diego ‘El Cigala’ onderneemt, op zoek naar de ziel van salsa. Hij wil de grootheden van de salsa, van vroeger en van nu, samenbrengen en gezamenlijk een plaat opnemen.

Diego’s vrouw Amparo komt met het idee om een salsa-album op te nemen met de verschillende grootheden. Ze overlijdt in 2015 aan de gevolgen van kanker, en Diego besluit in 2016 haar idee werkelijkheid te maken. Zijn reis brengt hem naar onder andere naar Cali, San Juan, Havana, Punta Cana, New York en Miami. We begrijpen hoe salsa beïnvloed is door verschillende plaatsen, het is een combinatie van onder andere Amerikaanse jazz met Afrikaanse drum.

We zien beelden van mensen die dansen in de straten, van mensen die muziek maken thuis en van studio’s waar Diego met verschillende artiesten muziek opneemt. De warmte en gehoorzaamheid die het samen maken van muziek geeft, voelen we als kijker door de prachtige beelden.

Soms passeren namen iets re snel, maar de beelden spreken voor zich. Een tikje drama wanneer er gesproken wordt over salsa is de film niet vreemd, maar misschien is Nederland ook te nuchter. Ook al is salsa niet meer zo ‘hot’ als een aantal jaren geleden, de vlam is niet gedoofd, en dat bewijst Diego met deze hommage aan de salsa.

 

4 juni 2018

 

DEEL 2 ASFF 

 

MEER FILMFESTIVALS

Fury of a Patient Man, The

****

recensie The Fury of a Patient Man

On-Amerikaanse wraakfilm

door Cor Oliemeulen

Dat een film vier Goya’s wint, zegt misschien meer over de toestand van de hedendaagse Spaanse cinema dan over de inzending zelf. Voor The Fury of a Patient Man lijken die filmprijzen voor beste film, beste debuterende regisseur, beste bijrol en beste scenario zeker voorstelbaar.

Films met wraak als thema zijn meestal van Amerikaanse makelij. Bovendien lijken ze allemaal ontzettend op elkaar en zijn scenario’s en filmcrews bijna zonder uitzondering uitwisselbaar. Het meest storend is de couscous van grof geweld en ongeloofwaardig plot.

The Fury of a Patient Man

Hoe anders is The Fury of a Patient Man (Tarde para la ira). De debuutfilm van Raúl Arévalo is weliswaar een echte wraakfilm, maar binnen het genre een verademing vanwege de uiterst realistische vertelling en het ontbreken van een opgefokte orgie van geluid. De regisseur, die de rol van één van de twee rechercheurs in La Isla Minima speelde, heeft bij het schrijven van zijn scenario goed opgelet waarom die Spaanse thriller kon uitgroeien tot een groot internationaal succes.

Acht jaar later
Wraak smaakt extra zoet als je het geduld van Jose (Antonio de la Torre: Volver, La Isla Minima) kunt opbrengen. Net als Ryan Gosling in Drive is Jose het type stille wateren diepe gronden, maar waar de gewelddadige uitbarstingen van eerstgenoemde voortkomen uit een psychopathische geest, is er bij de wreker van The Fury of a Patient Man sprake van instrumentele agressie: hij reageert niet primair, maar handelt bewust. Jose’s aanpak krijgt een extra dimensie omdat hij het aanlegt met de vrouw van de man, die hem naar zijn toekomstige slachtoffers moet leiden.

De film begint met een mislukte juwelenroof. Drie overvallers weten nipt uit de handen van de politie te blijven, maar Curro (Luis Callejo: Kiki Love to Love), de chauffeur van de vluchtauto, wordt gepakt en verdwijnt voor acht jaar achter de tralies. Eindelijk weer thuis bij vrouw Ana (Ruth Diáz) en kind maakt hij kennis met Jose die ook met Ana’s broer goed kan opschieten. Dan blijkt langzaam waarom de welgestelde Jose rondhangt in deze arbeiderswijk van Madrid, waarom hij regelmatig een comateuze man in het ziekenhuis bezoekt en wat zijn wraakmotieven zijn.

The Fury of a Patient Man

Authentiek en realistisch
Regisseur Arévalo bleef bij het zoeken naar locaties dicht bij de plaatsen waar hij is opgegroeid. De buitenwijken van Madrid, de dorpjes en de motels langs de wegen van de autonome regio Castilië-La Mancha. Het zijn die lomige scènes die soms doen denken aan Hell or High Water: niet alleen de sfeer en couleur locale, maar ook de subtiele combinatie van thriller- en western-ingrediënten. The Fury of a Patient Man kent beduidend minder onderlinge psychologie en mist de humor, maar voelt even authentiek. Ondanks de weinige actie verslapt de aandacht nauwelijks een moment.

De opmaat naar de sporadische geweldsuitbarstingen (soms buiten beeld) wordt efficiënt ondersteund door korte opwellingen van de geluidsband. Soms lijkt het alsof Jose nog even twijfelt om de daad bij het voornemen te voegen, maar zowel de kijker als Curro, die onvrijwillig toeschouwer van de queeste is, leren vrij snel Jose’s vastbeslotenheid kennen. Onderwijl doet Ana een schokkende ontdekking, waardoor de finale een onverwachte twist krijgt.
 

3 juni 2017

 
MEER RECENSIES

Skins: Freaks

Bizarre Spaanse film Skins kan cultstatus tegemoet zien
Freaks zijn ook mensen met gevoelens en verlangens

door Cor Oliemeulen

De Spaanse film Skins is één van de opvallendste verschijningen tijdens het toch al zo fantasierijke Imagine Filmfestival in Amsterdam. Het is een tragikomische beproeving waarin bizarre, afstotelijke en smakeloze personages het hart van de toeschouwer proberen te winnen. Een mozaïek dat laveert tussen melodrama en kolder. Gedurfd en origineel voor de één, vulgair en weerzinwekkend voor de ander.

Het begrip freak is onderhevig aan de tijd. Volgens woordenboeken is een freak: een apart persoon, een enthousiast liefhebber of een rare knakker. Soms wordt de persoon in kwestie geassocieerd met ongewenst sociaal of seksueel gedrag, drugsgebruik en homofilie. Frank Zappa hanteerde bij het uitbrengen van zijn dubbelalbum ‘Freaking Out’ in 1966 misschien wel de mooiste definitie: ‘Iemand die afwijkt van de voorgeschreven standaard van denken, kleding en sociaal gedrag om zich creatief te kunnen uiten.’

Freaks als circusattractie
Er was een tijd dat misvormde en mismaakte mensen freaks werden genoemd en een circusattractie waren. Het bekendste voorbeeld is de film Freaks uit 1932 van Tod Browning, die een jaar eerder Dracula had gedraaid. Freaks op het witte doek bleken een andere uitwerking te hebben op het publiek dan freaks in een rondreizend circus. Het was volstrekt nieuw dat lichamelijk gehandicapten zélf de rollen speelden. Nadat filmmaatschappij MGM voor de première het testpubliek had gechoqueerd, werd de film drastisch ingekort en werd het bedrijf zelfs voor de rechter gesleept door een vrouw die beweerde dat ze door het kijken naar Freaks een miskraam had gekregen.

Naast degenslikkers en vuurspuwers bestaat de cast van Freaks uit dwergen, pinheads, interseksuelen, een Siamese tweeling, mensen met handicaps of zonder ledematen, alsook figuranten met afwijkingen en ziektes die we tegenwoordig nog nauwelijks zien, of willen zien. Freaks is een combinatie van drama, documentaire, arthouse en horror. Het verhaal gaat over een ‘normale’ trapezeartieste die het heeft gemunt op het fortuin van een dwerg. Ze wil met hem trouwen, hem vermoorden en dan het geld delen met Hercules, de sterke man van het circus op wie ze echt verliefd is.

Freaks is door het aanzienlijke gedrochtengehalte jarenlang in veel landen verboden geweest, maar na de hernieuwde première op het filmfestival van Cannes in 1962 uitgegroeid tot een echte cultfilm. Misschien omdat de freaks in latere tijd minder als onvolwaardige mensen werden beschouwd en meer identificatie opleverden, omdat zij meedogenloos wraak nemen op de trapezeartieste, die daardoor in de film overigens zelf eindigt als….freak. Onvoorwaardelijke compassie voor een freak krijg je zeker in The Elephant Man (1980) van David Lynch met John Hurt als de misvormde Joseph Merrick.

Mededogen met mismaakte personen
Skins
(originele titel is Pieles) is verre van biografisch en uit heel ander hout gesneden, maar wil eveneens mededogen met mismaakte personages opwekken. De Spaanse cultregisseur Álex de la Iglesia, die de film produceerde, strikte Eduardo Casanova als regisseur. De producer zegt het volgende over de grilligheid van zijn pas 26-jarige landgenoot, in eigen land vooral bekend als tv-acteur: “Eduardo is een mix van een heleboel mensen in één persoon. Hij is een mengeling van haat, wraak, woede en zoetheid. Een porseleinen pop in een horrorfilm. Hij is Chucky en The Bride of Chucky tegelijkertijd. Hij is zélf een filmkarakter.”

Desalniettemin speelt Casanova zelf niet in zijn speelfilmdebuut. Wel het uiterst buitenissige personage Samantha, die eerder was te zien in zijn ruim drie minuten durende Eat My Shit (2015). Zij is geboren met een omgekeerd digestief systeem: op de plaats waar normaal je mond zit, zit bij haar de anus. En waar je anus behoort te zitten, zit bij Samantha haar mond. Het is een idee dat je misschien eerder bij de heerlijke nonsens van South Park zou aantreffen, maar in Casanova’s wereld staat Samantha voor de ultieme lichamelijke misvorming. Zo goor als Eat My Shit eindigt, wordt het gelukkig niet in Skins, maar zij is wel het personage dat de meeste walging oproept.

Tegelijkertijd fascineert Samantha enkele personen die flink opgewonden raken van haar verschijning. Maar dat ze door de maatschappij als afstotelijk wordt beschouwd, blijkt als ze een selfie op Instagram plaatst. Binnen no-time krijgt ze een berichtje met de mededeling dat haar post is verwijderd, omdat die ’tegen de richtlijnen’ is. Eduardo Casanova relativeert raak met de nodige humor. Zo leren we bijvoorbeeld hoe Samantha kippensoep moet eten. En hoe het bij haar werkt als ze op haar verjaardag kaarsjes mag uitblazen. Menig kijker zal na een tijdje ook compassie voor Samantha voelen. Want zij is immers, hoe afstotelijk dan ook, een mens. Een mens met een innerlijk, met gedachten en gevoelens, net als alle andere personages in Skins.

Hoer zonder ogen
Zo passeert Laura het rariteitenkabinet. Laura is mooi, kan mooi zingen, maar ze heeft geen ogen. Ze werkt als prostituee voor klanten die blij zijn dat zij hen niet kan zien. Het zijn de freaks die bij Laura seksueel aan hun trekken proberen te komen.

De zwangere dwerg Vanessa is pas populair vanaf het moment dat zij in een pak wordt gehesen en furore maakt als het roze beertje Pinkoo in een tv-show voor kinderen.

Christian snijdt met een mes in zijn benen, want die benen zijn niet van hem. Hij wil het liefst een zeemeermin worden, want ‘zeemeerminnen hebben geen benen, maar zijn toch gelukkig’.

En wat de denken van Ana, die een grote tumor op de helft van haar gezicht heeft. “Je valt alleen op mijn uiterlijk”, verwijt zij Ernesto, die slechts opgewonden kan raken van misvormde vrouwen. Het is een prachtig voorbeeld van de ironie in Skins.

Alle personages maken van Skins een ongemakkelijke film. Bizar, maar tegelijkertijd ontroerend en vertederend. Soms met onverwachte wendingen. Zo kan een melodramatische scène – vaak ondersteund door melige popdeuntjes uit de jaren 70 – zomaar uitmonden in tragikomische kolder. Het doet meer dan eens denken aan het werk van The Pope of Trash, John Waters, die opviel door een combinatie van kitsch, goorheid en excentrieke taferelen met meer dan eens corpulente, halfblote vrouwen.

Inspiratiebronnen
De kleuren en gestileerde kaders van Skins zouden zomaar kunnen zijn afgekeken van Wes Anderson’s The Grand Budapest Hotel. De vormgeving lijkt ook direct geïnspireerd op het Franse duo Pierre et Gilles, bekend van barokke fotografische creaties met levendige kleuren. Uiterst gestileerde combinaties van foto’s en schilderijen die zich bewegen tussen fantasie en werkelijkheid, kunst en kitsch, en omstreden vanwege de naakte, provocatieve poses.

Niet alleen het typisch Spaanse melodrama van Pedro Almodóvar zien we terug in Skins, maar vooral de veelal kitschachtige kleuren in diens vroegere werk. Eduardo Casanova gebruikt vooral pastelkleuren. We zien voornamelijk roze en paars, wat fungeert als een functioneel, zoet contrast met de schokkende verschijningen van de personages.

Qua narratieve structuur is Skins te vergelijken met de ensemblefilm Happiness (1998): veel personages in meerdere verhaallijnen die uiteindelijk allemaal met elkaar te maken hebben. Ook in deze inktzwarte satire van Todd Solondz zien we voornamelijk verdrietige mensen. Echter hier vind je geen spoor van fysiek gehandicapten, maar van losers, nerds en perverse lieden. Zoals de pedofiele vader die twee vriendjes van zijn zoontje verkracht en het personage van Philip Seymour Hoffman dat zo verlegen én gefrustreerd is, dat hij vrouwen in zijn omgeving belt om ze onder een lading seksuele grofheid te bedekken.

Ook in Skins zijn de mensen diep van binnen eenzaam en hunkeren zij naar aandacht. En tegelijkertijd kun je soms enorm lachen om die ongelooflijke triestheid van het bestaan, het relativeren en de zelfspot. Ondanks de controversiële aanpak vertelt deze krankzinnige film een coherent verhaal over verlangens, idealen en dromen. Boodschap: hoe we er van de buitenkant ook uit mogen zien, onder die huid zijn we misschien wel allemaal freaks. Vooral de mensen die er van de buitenkant ‘normaal’ uitzien.
 

16 april 2017

 

 

Skins

 
MEER NIEUWS EN ACHTERGROND