Mid90s

**
recensie Mid90s

Onschuldige skaters in LA

door Cor Oliemeulen

Dat kids ook in de jaren negentig hadden te maken met opgroeiperikelen en graag bij een groep hoorden, wilde acteur Jonah Hill graag laten zien in zijn regiedebuut.

In een aantal episoden volgen we vijf tieners in Los Angeles die hun zomerdagen slijten met skateboarden, rondhangen en stoere taal. Het magere plot draait om de hiërarchie in de groep met als middelpunt de dertienjarige Stevie (Sunny Suljic), die door leergierigheid en lef langzaam zijn plekje en enig aanzien verkrijgt. Stevie’s oudere broer Ian (Lucas Hedges) slaat hem regelmatig, vooral omdat het hemzelf niet lukt in een groepje te belanden, terwijl zijn alleenstaande moeder Dabney (Katherine Waterston) lange tijd niet weet met wie haar zoontje optrekt en wat hij allemaal uitvreet. Steeds als Stevie thuiskomt, spuit hij luchtverfrisser op zijn kleren en spoelt hij zijn mond met zeep om de rooklucht te camoufleren.

Mid90’s

Authentieke look-and-feel
Het lijkt soms alsof je een documentaire zit te kijken. Dat komt omdat Mid90s is geschoten op Super 16mm met een ouderwetse beeldratio van 4:3, er heel natuurlijk wordt geacteerd en de aankleding en het taalgebruik authentiek overkomen, zonder te overdrijven. In de huidige MeToo-periode is het even wennen aan tijden waarin racistische en homofobe opmerkingen veel meer tot een stoer gesprek behoorden. Maar die waren veel onschuldiger dan het lijkt, zeker uit de mond van puisterige tieners die hun eigen identiteit zoeken en een veilig plekje in een groep proberen te bemachtigen.

Volgens Jonah Hill (vooral bekend van een reeks Judd Apatow-komedies en als de mollige jongen die in The Wolf of Wall Street tijdens een stout feestje opgewonden zijn lul uit zijn broek laat hangen) is zijn zelfgeschreven regiedebuut niet autobiografisch. Hij groeide weliswaar op in het Los Angeles van de jaren negentig, echter lag zelf meer naast het skateboard dan dat hij erop stond. Maar ook hij herinnert zich zijn gevoelens over hoe te overleven in een groep: de onzekerheid om je als jonkie te bewijzen en de machtspositie van het oudere groepslid dat de groentjes met plezier laat worstelen. Dat idee komt in Mid90s aardig uit de verf.

Mid90’s

Onderhoudend maar oppervlakkig
De film is met zijn 85 minuten aan de korte kant, maar precies lang genoeg om onderhoudend te blijven. Het louter registreren van Stevie’s opgroeibelevenissen en zijn snelle ontwikkeling ten opzichte van zowel de skategroep als van zijn broer en moeder, is te weinig om Mid90s op te hemelen. De karakters, hoe goed gekozen dan ook, blijven oppervlakkig en het verhaal houdt in feite op waar betere films met dezelfde thematiek beginnen. Hill liet de jonge acteurs verplicht kijken naar de groepsdynamiek in This Is England (2006), waarin een jochie aansluiting zoekt bij een groep skinheads, maar zijn eigen film blijft in alle opzichten inferieur daaraan en verstoken van een enkele overrompeling. Misschien komt dat omdat de meeste skaters lief en onbedorven zijn.

Wat is dat toch dat acteurs en actrices zo graag zelf een film willen maken? Natuurlijk zijn er aardige recente voorbeelden: Greta Gerwig met Lady Bird, John Krasinski met A Quiet Place en Bradley Cooper met A Star Is Born, maar je ziet ook minder geslaagde pogingen, zoals Brie Larson met Unicorn Store en Ryan Gosling met Lost River. Het imiteren van regisseurs onder wie je acteerde ligt al snel op de loer. Het siert Jonah Hill dat hij zich met zijn eerste regiefilm niet heeft laten verleiden om een voorspelbare komedie te maken. Maar we zijn benieuwd of we hem in de toekomst mogen betrappen op een origineel wereldbeeld of een pakkende visie.

 

15 februari 2019

 

ALLE RECENSIES

Mary Shelley

***
recensie Mary Shelley 

Feministe en vrijdenker avant la lettre

door Alfred Bos

Speelfilm over de tienerjaren van Mary Shelley (geboren Godwin), haar relatie met de dichter Percy Bysshe Shelley en diens vriend Lord Byron, en de wording van haar wereldberoemde roman, Frankenstein.

Het minste wat je van een biopic mag vragen is dat de film zich aan de elementaire feiten houdt. Dat zit wel snor met Mary Shelley, de speelfilm van de Saudi-Arabische regisseur Haifaa Al-Mansour over de schrijfster van een van de beroemdste romans uit de wereldliteratuur, Frankenstein; or, The Modern Prometheus. De beslissende jaren uit het nog jonge leven van de auteur – Shelley was 18 toen ze Frankenstein schreef – en haar omgang met de literaire kopstukken in het Engeland van haar tijd, de vroege negentiende eeuw, worden als kostuumdrama op het filmdoek gebracht.

Mary Shelley

En aan drama geen gebrek in het leven van Mary Shelley. Moeder, filosofe en eerste feministe Mary Wollstonecraft, overleden in het kraambed. Opgevoed door haar vader, de politiek filosoof, uitgever en boekhandelaar William Godwin, in de film vertolkt door Stephen Dillane. Eerste kind, gebaard op haar zeventiende, kort na de geboorte overleden. (Ook haar twee volgende kinderen overleden op zeer jeugdige leeftijd, maar dat valt buiten het kader van de film die stopt na de publicatie van Frankenstein in 1818.)

Daar bleef het niet bij. Affaire met de getrouwde dichter Percy Bysshe Shelley (verdronken in 1822), die tevens haar zus Claire Claremont bezwangerde. Financiële nood. Tegengewerkt door het literaire establishment. Maar ondanks al die tegenslag en misère: succes. Opgevoed als intellectueel en belichaming van de Verlichting, was Mary Shelley de eerste vrouwelijke auteur die via haar pen een onafhankelijk bestaan kon opbouwen.

Verlatingsangst
Als een biopic meer wil zijn van een verfilmde Wikipedia-pagina is het mooi als de film ook iets van een visie op zijn onderwerp heeft, of een andere (nieuwe?) kijk op dat leven biedt. Al-Mansour suggereert dat Shelley’s vrees om emotioneel in de steek te worden gelaten – in haar geval door naaste dierbaren die overlijden – een rol in de schepping van haar wereldberoemde roman heeft gespeeld. Aldus valt Frankenstein niet te lezen als het verhaal van de mens die voor god speelt en leven maakt uit dode materie, maar als de zielsklacht van een schepsel in existentiële nood, bang om afgewezen te worden. Die uitleg is zo gek nog niet; het maakt duidelijk hoeveel diepgang Shelley’s roman heeft en hoe rijk het boek is aan (nog steeds actuele en prangende) ideeën.

Tegenwoordig is Mary Shelley een rolmodel voor jonge vrouwen – ze werd door Percy Shelley ontmaagd op het graf van haar moeder, hoe cool is dat? Dat toont de film dan weer niet – en ze kan worden gezien als een van de eerste moderne denkers, ze was als onafhankelijke geest haar tijd ver vooruit. De kring rond de Engelse dichters uit de periode die in de literatuurgeschiedenis bekend staat als de Romantiek (eind achttiende, begin negentiende eeuw) legde de basis voor de levensvisie en levensstijl van de latere bohemiens in Frankrijk, en, in de twintigste eeuw, de Amerikaanse beatniks. Daar gaat deze film uiteraard niet over, maar iedere hippie, punk of vrijdenker kan zich in Mary Shelley herkennen.

Mary Shelley

Hypocriete vrijdenkers
Deze biopic past dus perfect in het #metoo-tijdperk. De film besteedt relatief weinig aandacht aan de beroemde ontstaansgeschiedenis van Frankenstein: in 1816 geschreven tijdens een verregende vakantie in een villa aan het meer van Genève, waar Mary (Elle Fanning) en Percy (Douglas Booth) te gast waren bij Lord Byron (Tom Sturridge) en diens lijfarts John William Polidori (Ben Hardy); de laatste schreef tijdens die gelegenheid het klassiek geworden vampierverhaal The Vampyre, gepubliceerd op naam van – godbetert – Lord Byron.

Meer aandacht is er voor de emotionele en amoureuze relaties tussen Mary en Percy, en Lord Byron en Mary’s zus Claire Claremont (Bel Powley). Byon wordt neergezet als seksistische narcist (‘vrouwen hebben minder verbeelding dan mannen’) en abjecte philanderer die vrouwen beschouwt als seksspeeltjes. De Romantische dichters mochten zich dan wel vrijdenkers wanen, als het op de vrije liefde aankwam, waren ze traditioneel hypocriet. Laat je niet foppen door de prachtige kostuums. Zoveel is er in tweehonderd jaar ook weer niet veranderd.

 

20 november 2018

 

ALLE RECENSIES

Mandy

****

recensie Mandy

Trippende wraakqueeste

door Suzan Groothuis

Ben je in voor een bizarre, psychedelische helletocht waar lsd, woeste bikers, de hang naar het occulte en een uitzinnige Nicolas Cage de dienst uitmaken? Dan is Mandy niet te missen!

Red (Nicolas Cage) en Mandy (Andrea Riseborough) leven afgelegen in de bossen. De serene rust waar ze voor hebben gekozen is echter niet voor lang: wanneer een vreemd uitziende bende (zijn het hippies?) Mandy toevallig passeert besluit leider Jeremiah haar te laten ontvoeren. Hij sist zijn onderdanen toe: “I need you to get me that girl I saw. You know what to do”.

Mandy

En zo gebeurt het dat Red en Mandy’s idyllische leventje overhoop gegooid wordt. ’s Nachts wordt zij op brute wijze van hem gescheiden, Red vastgeketend met prikkeldraad achterlatend.

Vreemde bikers en verheven status
Jeremiah heeft plannen met Mandy. Er is iets met lsd, devote liefde en een wrede bikerbende. De bikers, die plots opdoemen in de nacht, doen qua uiterlijk niet onder voor de Cenobites uit Hellraiser. Met hun afschrikwekkende verschijning lijken ze regelrecht uit de hel te komen. Verklarend is regisseur Panos Cosmatos niet, maar het doel van Mandy’s ontvoering is duidelijk: Jeremiah wil een verheven status en daarvoor heeft hij haar (“You’re a special one, Mandy. I too am a special one. Let us be so very special together”) en de bikers nodig.

Maar Mandy is niet zo’n onderdanig kind als Jeremiah’s bendeleden. Zelfs onder invloed van een heftige trip (gif van een insect in je nek, lekker!) neemt ze hem allesbehalve serieus. Wat wil je ook, als je als metalfan (steevast gekleed in een shirt van Mötley Crüe) naar zijn zoete, bezwerende melodietjes moet zitten luisteren! Haar sardonische lach wordt haar echter niet in dank afgenomen.

Waanzinnige helletrip
Mandy’s idyllische begin, dat opent met het prachtige Starless van King Crimson, ontvouwt zich als helletrip, waarbij Red wraak zweert op wat zijn Mandy is aangedaan. En dan gaan ook alle remmen los: een uitzinnige Cage (“It’s crazy evil!”), zelf gesmede wapens, bloedvergieten, ronkende kettingzagen, drugstrips en vervreemdende shots in rood, paars en blauw. Zelfs animatie komt voorbij. Cosmatos hanteert een zelfverzekerde, visueel verbluffende stijl, waarop de pulserende muziek van de dit jaar overleden componist Jóhann Jóhannson (Arrival, Sicario) perfect aansluit.

Daarbij zit Mandy vol verwijzingen: naar de 80’s, waarin de film zich afspeelt, maar dan eens niet à la It (2017),  Stranger Things of Ready Player One. Geen crossfietsen en old school video-spelletjes dus, maar vroege metal van Slayer en Mötley Crüe, cultmagazine Heavy Metal, roleplayinggames, cheddar etende goblins en demonen geïnspireerd op Clive Barkers creaties.

Mandy

De visuele stijl doet denken aan die van Fabrice du Welz (Calvaire, Alléluia), met de kleur rood prominent in beeld. Rood kloppend als een hart, als liefde, maar ook als teken van vernietiging, met expliciet bloedvergieten. Cage, niet voor niets gedoopt tot Red, moest iedere avond het nepbloed van zich afspoelen.

Overdonderende zelfverzekerdheid
Met zijn debuutfilm Beyond The Black Rainbow liet Cosmatos al opvallend vakmanschap zien. Een film die het, evenals Mandy, moet hebben van sferische, trippende beelden en dito soundtrack. En ook daar is de vrouwelijke hoofdpersoon onderworpen, zij het aan de utopische doctrine van een instituut.

En nu is daar Mandy, zelfverzekerd, ambitieus en, jawel, in alle opzichten over de top. Nicolas Cage gaat wederom los, zoals het snuiven van een enorme lijn cocaïne vanaf een stuk gebroken glas, of zichzelf letterlijk met een fles sterke drank moed indrinken om op wraak-queeste te kunnen. Maar het werkt in deze hallucinerende, bloederige wraakfilm, waar hemel en hel zich samenvoegen tot een nieuwe dimensie. Zien is geloven.
 

10 september 2018

 
MEER RECENSIES

Man Who Killed Don Quixote, The

***

recensie The Man Who Killed Don Quixote

Dol en dwaas in La Mancha

door Sjoerd van Wijk

In deze kille tijden is de doldwaze koortsdroom van The Man Who Killed Don Quixote een welkome remedie. Het passieproject van 25 jaar in de maak doet echter te veel aan navelstaarderij en mist de warmte van Cervantes’ opus Don Quixote, waarop het is gebaseerd.

Toen Don Quixote leefde was het ridderschap al uitgestorven, laat staan in onze tijd. Hoffelijkheid is ver te zoeken in het publieke discours. Zo ook op de filmset van Toby (Adam Driver), een regisseur van advertenties. Gepokt en gemazeld door de marketingwereld lijkt elke vorm van fantasierijke geestdrift uit hem gewrongen. Hij snauwt bevelen in het rond en is alleen nog maar met zichzelf bezig.

Tijdens de moeizame productie van een reclamespot in Spanje ontdekt hij dat hij in de buurt is waar hij ooit zijn afstudeerfilm over Don Quixote opnam. Bij terugkeer naar dit dorp waar hij als nog jonge maker durfde te dromen, ontmoet hij zijn oude hoofdrolspeler (Jonathan Pryce), die is doorgedraaid en denkt dat hij Don Quixote is. Toby wordt door hem aangezien voor zijn schildknaap Sancho Panza. De twee beleven burleske avonturen zoals het boek van Cervantes, waarbij Toby steeds meer het verschil tussen droom en realiteit uit het oog verliest.

The Man Who Killed Don Quixote

Avontuurlijk absurdisme
The Man Who Killed Don Quixote volgt de persoonlijke ontwikkeling van Toby nauwgezet in zijn stijl. Hoe langer de film doorgaat, hoe grootser en fantastischer de avonturen worden. Waar in het begin de gekte vooral van ‘Don Quixote’ afstamt, wordt de film zelf een waanvoorstelling naarmate Toby meer gaat fantaseren. Dit surrealistische karakter, waar droom en werkelijkheid samensmelten, komt voort uit het verheven absurdisme van regisseur Terry Gilliam. De vliegende, ronddolende camera vangt beelden van dermate overdaad dat de realiteit vanzelf een hallucinatie wordt.

Het doet sterk denken aan Gilliam’s eerdere werk Fear and Loathing in Las Vegas, waar de vreemde taferelen ook door elkaar zweven in een waas. Niet geheel verrassend schreef Gilliam met frequente coscenarist Tony Grisoni dan ook het scenario voor beide films. En de ijlende beeldtaal, gecreëerd door cinematograaf Nicola Pecorini en editor Lesley Walker, is ook in die film te bewonderen.

Hedendaagse herinterpretatie
Het verhaal rond de productie van de film is berucht (en deels naverteld in de documentaire Lost in La Mancha). Terry Gilliam kon het financieel niet bolwerken begin jaren ‘90. Een tweede poging ging in 2000 in productie, maar werd geplaagd door tegenslagen, van een stortvloed die apparatuur verwoestte tot hoofdrolspeler Jean Rochefort die met een hernia afgevoerd moest worden. Een aantal jaar later overleed acteur John Hurt, die was gecast bij weer een poging. Zelfs tot aan de uiteindelijke release dit jaar waren er nog gerechtelijke problemen met een rancuneuze producent. Dat Gilliam het al die tijd heeft weten vol te houden, verdient dan ook bewondering. Zelf vergelijkt hij zijn trouw aan de film met Sancho Panza’s trouw aan Don Quixote. De passie voor dit project is dan ook voelbaar.

De liefde van Gilliam voor Don Quixote’s avonturen spreekt daarbij juist door het boek te laten voor wat het is. Toby’s hallucinaties zijn tactvolle citaten uit Cervantes’ meesterwerk, die door deze te plaatsen in onze huidige tijd een nieuwe dimensie krijgen. De windmolens kunnen hierbij niet ontbreken, maar orden wonderlijk subtiel afgezet tegen Toby’s filmset, waar windturbines op de achtergrond de heuveltop bevolken. Romantische hoffelijkheid versus cynische moderniteit.

The Man Who Killed Don Quixote

Toch had The Man Who Killed Don Quixote enige mate van terughoudendheid kunnen gebruiken. Gilliam weet wellicht zijn stokpaardjes in het gareel te houden wat betreft het boek, maar dit geldt niet voor alle andere zaken. De absurde taferelen zijn dermate hoogdravend dat de film erg in zichzelf gekeerd wordt. En de focus ligt sterk op Toby’s artistieke ontwikkeling, wat een te grote breuk met het bronmateriaal vormt. Met het accent op de veelal nare Toby treedt de excellerende Jonathan Pryce als de tragikomische, romantische Don Quixote op de achtergrond, wat voelt als een gemis.

Koude karakters
De breuk blijkt ook uit de verschillende karakters die deze hedendaagse herinterpretatie van het oude maar springlevende epos bevolken. Een aantal van hen weet niet te overtuigen. Zo is er het jonge meisje Angelica (Joana Ribeiro) die geïnspireerd door de jonge Toby een mislukte acteercarrière achterna joeg. Haar motivaties rondom Toby en haar escort werkzaamheden zijn dubieus. Maar belangrijker is dat de extravagante branie van de avonturen vermindert door de cynische kilheid die uit de meeste figuren spreekt. Ondanks dat Adam Driver voor deze rol zijn volledige reikwijdte als acteur kan gebruiken, van vreemde hufter (zoals in de serie Girls) tot aandoenlijke dromer (zoals in Paterson), blijven de andere acteurs achter.

Waar in Cervantes’ boek de emotionele diepgang komt door de warmte waarmee de karakters met elkaar omgaan, heeft iedereen in The Man Who Killed Don Quixote een koude uitstraling en berekenende houding. Met name de kwaadaardige Russische maffiabaas valt uit de toon. Het had de film gesierd om de gloedvolle menselijkheid van Cervantes te behouden en te vertalen naar onze tijd. Nu valt niet aan een gevoel van teleurstelling te ontsnappen, als je bedenkt dat Gilliam er 25 jaar over heeft gedaan.
 

23 juli 2018

 
MEER RECENSIES

Mektoub, My Love: Canto Uno

**

recensie Mektoub, My Love: Canto Uno

Het achterste uit de kan

door Sjoerd van Wijk

Mektoub, My Love: Canto Uno haalt het achterste uit de lege kan qua levenslust. Gratuite billenshots verstoren echter de zomerse idylle. 

De film is het eerste deel van een tweeluik over de jonge scenarist Amin op zoek naar de liefde en zichzelf. Na een jaar oeverloos studeren in Parijs keert hij voor de zomer terug naar de Zuid-Franse badplaats Sète, waar hij vandaan komt. Het is een groot weerzien met zijn uitgesproken Tunesische familie en vrienden. Dankzij neef Toni, een ervaren rokkenjager, zijn er ook nieuwe gezichten bij. Amin dompelt zich onder in het vakantieleven zoals iedereen. De zorgeloze zomer kabbelt voort terwijl hij zijn fotografie ontwikkelt en omgaat met verschillende dames, waaronder zijn losbandige jeugdvriendin Ophélie. Het is een tijd van strand, drank en discotheken. 

Mektoub, My Love: Canto Uno

Zonovergoten zwoel
De zonovergoten beelden voeren mee diep de zwoele zomer van Sète in. De camera zweeft sensueel van de ene feestende jongere naar de volgende, terwijl Amin vooral toekijkt. Iedereen lijkt op zoek naar verbondenheid, of het nu gaat om liefde of seks. Hij houdt zich als introvert staande in de extraverte wereld van zijn uitgebreide Tunesische familie en aanhang.

Het zinderende gehalte van het hedonistische strandleven krijgt extra statuur door de energieke dialogen. Vol leven wordt alles, maar dan ook alles, besproken door en met iedereen. Mektoub raakt zo in een wulpse flow, die meeslepend is. Het leven spat in al haar excessen van het scherm dankzij het temperamentvolle acteerwerk van Amins omgeving, waar zijn stoïcijnse blik schril bij afsteekt. De excessen lopen met regelmaat zelfs over, doordat de scènes telkens langer doorgaan dan noodzakelijk is. Een misstap die snel kan worden vergeven door de warme menselijke touch van regisseur Abdellatif Kechiche. 

Vrouwenlichaam
Bij tijd en wijle dringen zich echter verstorende elementen op die het zwoele vakantiegevoel teniet doen. Zo wordt het aandoenlijke bacchanaal af en toe begeleid door majestueuze klassieke muziek en start de film met twee soortgelijke quotes uit de bijbel en de koran. In combinatie met dames in bikini die elkaar het water in duwen komen dergelijke pretenties voornamelijk potsierlijk over.

Maar waar Mektoub echt uit de pas schiet, is in de behandeling van het vrouwenlichaam. De sensuele beelden zweven dikwijls over de schaars geklede dames en blijven met name hangen op de billen. Het stuitendste voorbeeld is een twerkende Ophélie, waar minutenlang het schuddende achterwerk bewonderd kan worden. Deze grotesk erotische benadering staat in schril contrast tot de anders zo menselijke behandeling van de karakters. Hetzelfde element speelt ook in Kechiche’s vorige film La vie d’Adèle, waarin een al te rauwe tien minuten durende seksscène bijna de indrukwekkend opgebouwde romance vergalt. Je kunt van geluk spreken dat de enige seksscène van Mektoub slechts vijf minuten duurt, maar daar staan eeuwen beeldmateriaal van billen tegenover. 

Plat en vlak
De objectiverende shots van het vrouwenlichaam tonen op platte wijze het gebrek aan diepgang van de karakters. De mannen zijn niet veel meer dan sluwe versierders, zoals de manipulatieve neef Toni en de dronken oom, die met verbazingwekkend veel wangedrag weet weg te komen. Amin, die de film hoort te dragen, heeft weinig te doen. De vlakheid van zijn karakter is niet zozeer te wijten aan acteur Shaïn Boumedine, maar meer aan het scenario van Kechiche en vaste coscenarist Ghalia Lacroix. Het materiaal waar Boumedine mee moet werken is summier. Zijn passies voor fotografie en film blijven onderbelicht en in zijn interacties met vrouwen wordt nooit duidelijk wat zijn doel is, waardoor zijn lot (‘mektoub’ in het Arabisch) niet pakkend is.

De vakantiegangers Céline en Charlotte zijn de enige karakters met ontwikkeling, ondanks de vleeskeuring die ook zij moeten ondergaan. Nachtscène na nachtscène toont subtiel hun vergane vriendschap op de achtergrond. Met name Charlotte’s verhaallijn is aangrijpend in zijn eenvoud. Als Mektoub Charlotte als voorbeeld had genomen voor alle andere belangrijke karakters en niet in de laatste plaats Amin, was het wellicht te vergeven geweest dat de film overboord gaat in wellust. De film is nu vooral een plezierige vakantie die in september is vergeten.
 

17 juli 2018

 
MEER RECENSIES

My Generation

****

recensie My Generation

Klassenstrijd in klank en kleur

door Alfred Bos

Acteur Michael Caine praat met zijn netwerk van creatieve generatiegenoten over Swinging London, de culturele revolutie van de jaren zestig die de Britse samenleving opschudde. Met beelden en muziek van toen.

Zo leeg is een persvoorstelling zelden, we zitten met zijn vieren in de zaal. De film begint, op het scherm verschijnt een stadsbeeld van Londen in de jaren zestig. De Theems in tegenlicht, de Tower steekt scherp af tegen de zalmroze zonsondergang. Waterloo Sunset, zeg ik zonder nadenken. Op de geluidsband beginnen The Kinks aan Dead End Street. Beelden van Engelse arbeiders in beroerde wijken. Dan klinkt Waterloo Sunset. Nathalie van de KRO Gids buigt zich naar me toe. “Ze kunnen de hele documentaire vullen met The Kinks.”

My Generation

Het zegt iets over The Kinks, de Britse band die als geen andere popgroep de jaren zestig wist te vangen via sociaal-culturele portretten in hét medium van die dagen, popliedjes. En het zegt iets over Swinging London, die twee dozijn maanden rond het midden van de jaren zestig waarin zich langs de boorden van de Theems een heuse culturele revolutie voltrok. Een generatie Britse arbeiderskinderen, geboren tijdens en kort na de oorlog, brak met de traditie van hun ouders. De grauwe realiteit van de wederopbouw maakte plaats voor spetterend technicolor. De wereld kreeg kleur, letterlijk.

Pop-art
My Generation is een rondleiding door die betoverde (en betoverende) tijd aan de hand van acteur Michael Caine. Hij is de ideale gids: ervaringsdeskundige, typerend exponent van het fenomeen dat hij beschrijft, geplaatst in het hart van de culturele revolutie en gezegend met een nuchtere blik waarin humor en zelfspot zelden afwezig zijn. Hij praat met generatiegenoten, net als hijzelf gangmakers die uitgroeiden tot iconen, zoals Who-zanger Roger Daltrey, Beatles-bassist Paul McCartney, zangeres Marianne Faithfull, modeontwerper Mary Quant, model Twiggy en fotograaf David Bailey.

Het sterke van My Generation is dat de documentaire geen reeks pratende grijze hoofden op het filmdoek projecteert. We horen ze terugblikken en kijken naar beelden van toen, grafisch fraai bewerkt en flitsend gemonteerd. Op de geluidsband klinkt muziek uit die dagen plus het luchtige commentaar van Caine, die en passant een scherpe analyse geeft van het hoe en waarom.

In een notendop: arbeiderskinderen hadden – voor het eerst – toegang tot de kunstacademie en stroomden uit in de wereld van media, mode en muziek. Ze hadden geen boodschap aan traditie en conformisme; tijdens hun opleiding hadden ze kennis gemaakt met conceptuele kunst en pop-art, en die ideeën brachten ze in praktijk. Pete Townshend sloeg op het podium zijn gitaar aan gruzels. Dat had hij op de kunstacademie geleerd van Gustav Metzger, de pionier van auto-destructieve kunst.

My Generation

Radiopiraat
Wat hielp waren toevalligheden die qua timing perfect uitpakten. In 1964 werd de pil beschikbaar en begon radiopiraat Radio Caroline (de Engelse tegenhanger van Veronica) net buiten de Britse territoriale wateren de nieuwste popmuziek de ether in te sturen. De rol van Caroline als alternatief voor de gevestigde media en muziek als aanjager van de ommekeer is cruciaal gebleken. ‘Swinging London’ valt samen met de actieve jaren van de piraat, van 1964 tot en met 1967. Niet toevallig ook de piekjaren van de popsingle.

Michael Caine schetst de revolutie die medio jaren zestig de Britse samenleving kleur gaf en Londen voor even het culturele centrum van de wereld maakte als een klassenstrijd. De nieuwe generatie creatievelingen nam geen genoegen met de plek die de Britse klassenmaatschappij hen toedacht. Met een explosie van kleur en klank eisten en namen ze hun vrijheid.

De soundtrack doet recht aan de rijkdom en variatie die er in 1966 uit de transistorradio klonk. In de gecanoniseerde geschiedschrijving verklanken Beatles en Rolling Stones de jaren zestig. Maar de scherpste waarnemers van hun eigen revolte zijn minder vaak bejubelde helden als The Who, The Kinks en Donovan, wiens Sunshine Superman de aftiteling tot een feest maakt.

My Generation

Kater
My Generation eindigt een beetje vreemd. Teneur: het feest had lang genoeg geduurd, de energie ebde weg, de kater nam over. Daar laten Michael Caine en regisseur David Batty (bekend van een reeks documentaires over religie) een gouden kans liggen. Ze zetten het toneel klaar voor de spetterende finale, maar lopen hoofdschuddend de deur uit. In plaats van You Can’t Always Get What You Want had de film moeten eindigen met Street Fighting Man. Want de culturele revolutie van 1965-1967 ging naadloos over in de politieke revolutie van 1968.

Zo bevestigt My Generation een oude wijsheid: het voorspel is vaak leuker dan de climax. En Ray Davies, voorman van The Kinks, zong in 1971 ‘I’m a 20th century man but I don’t wanna be here’. Hadden de technocraten toch gewonnen.
 

29 mei 2018

 
MEER RECENSIES

Marjorie Prime

****

recensie Marjorie Prime

Je bent wat je je herinnert

door Alfred Bos

Marjorie Prime is een sciencefictionfilm van de meest ingetogen soort. Actrice Lois Smith debuteerde in East of Eden naast James Dean. Als 87-jarige speelt ze de titelrol in de verfilming van een toneelstuk over de rol van het geheugen.

Marjorie Prime is de verfilming van het gelijknamige toneelstuk van Jordan Hammond. Het handelt over ouder worden, geheugen en identiteit. Wat is een mens anders dan zijn of haar herinneringen? Je bent wat je hebt meegemaakt.

Marjorie is oud, zo oud dat er gaten in haar geheugen vallen. Ze begint te dementeren, heeft goede en minder goede dagen. Op de bank van haar villa aan de zee zit Walter, haar man. Walter vraagt naar triviale feitjes over hun huwelijk. Hij is een hologram, een kunstmatige intelligentie met het uiterlijk van Marjorie’s echtgenoot zoals ze hem zich herinnert. Walter heeft de vorm van de Walter die haar ooit het hof maakte.

Marjorie Prime

De hologram Walter is een simulatie, een zogenaamde prime. Hij heeft het voorkomen van Marjorie’s man, ook diens persoonlijkheid. Maar niet diens geheugen. Toneelstuk en film snijden filosofische vragen aan. Wat betekent geheugen voor identiteit? Kan technologie een mens simuleren? Hardware en software kunnen een imitatie van Walter creëren, zijn vorm en zijn aard. Maar niet diens content, wat hij met Marjorie heeft meegemaakt. De dementerende Marjorie moet hem bijpraten.

Onvervangbare content
Vergelijk Walter met een laptop. Wanneer je die verliest, moet je een nieuwe kopen. Ook de software van de laptop moet je opnieuw installeren. Dat is allemaal vervangbaar. Maar wat er op de laptop stond – foto’s, teksten, bookmarks – ben je kwijt, tenzij je zo slim was om dagelijks een backup te maken op een externe schijf of in de cloud. Die content is het meest waardevolle van je laptop. Die is onvervangbaar. Die is persoonlijk. Dat ben jij.

Zo is het ook met het geheugen. Wanneer je je laptop verliest, ben je een stuk van jezelf kwijt: de content. Wanneer je je geheugen verliest, verdwijnt een deel van jezelf. Je identiteit verdampt, zoals Alzheimer keihard duidelijk maakt.

Marjorie Prime is een ingetogen, toneelmatige film die grotendeels speelt in en om Marjorie’s luxe villa aan zee, afgewisseld met flashbacks die herinneringen van Marjorie visualiseren. Daarin is ze bejaard, haar omgeving heeft de leeftijd van ‘toen’. Zo worden herinneringen gekleurd, een mengvorm van verbeelding en wat er zich feitelijk heeft voorgedaan.

Toneelverfilming
Marjorie wordt gespeeld door actrice Lois Smith, inmiddels 87 jaar oud. Ze debuteerde naast James Dean in East of Eden en kreeg een onderscheiding voor haar rol in de al even klassieke film Five Easy Pieces met Jack Nicholson. Haar tegenspeler in Marjorie Prime is John Hamm als Walter. Hamm is tevens coproducer van deze toneelverfilming, nadat Smith de rol van Marjorie had gespeeld in de succesvolle theaterproductie.

Marjorie Prime

Wie een film als Her verwacht, komt bedrogen uit; hij is meer Eternal Sunshine of the Spotless Mind dan Blade Runner. De film past naadloos in het oeuvre van regisseur Michael Almereyda, die eerder eigentijdse bewerkingen van Shakespeare-stukken als Hamlet en Cymbeline naar het filmdoek vertaalde. Zijn verfilming concentreert zich op dialoog en personages. Het is een film van en voor liefhebbers van toneel, met gewaardeerde acteurs als Geena Davis in de rol van Marjorie’s dochter Tess en Tim Robbins als diens echtgenoot Jon.

Je kunt klagen over de vorm: Marjorie Prime is geen filmische film, het is verfilmd toneel. Je kunt ook zeggen: dat past bij de thematiek, de film is de mediapresentatie van een toneelstuk. Het is, om in het jargon van toneelstuk en film te blijven, een prime.

Homeopathisch verdund
Uiteraard speelt de dynamiek tussen familieleden, levend en dood, een rol, maar het punt van Marjorie Prime is de functie van het geheugen voor identiteit en de loze belofte van kunstmatige intelligentie als menselijk gezelschap. De herinneringen van Walter, een simulatie, komen van beelden die hij heeft gezien op de televisie, een mediarepresentatie van de werkelijkheid: dubbelnamaak dus. En uiteindelijk leeft ook Marjorie voor haar schoonzoon voort als prime, een simulatie die moet worden gevuld met herinneringen van herinneringen.

En wie op die manier het eeuwige leven denkt te bewerkstelligen ziet zijn herinneringen steeds verder verdund, tot er een homeopathische schim van de oorspronkelijke identiteit is overgebleven. Ben jij dat? Echt? In een tijd waarin muzieklegendes als Elvis Presley en ABBA optreden als hologram is Marjorie Prime een kleine film over grote vragen. Fijnproevers zullen hem weten te vinden.
 

8 mei 2018

 
MEER RECENSIES

Mountain

***

recensie Mountain

Mysterieuze bergen

door Nanda Aris

Prachtige shots van bergen over de hele wereld, van sneeuw en lava en klimmers die een berg trotseren. Veelal violen begeleiden de mooie beelden. Willem Dafoe praat met zijn diepe en warme stem de film aan elkaar. Maar het tekstuele symbolische sausje dat over de film gegoten wordt, wrijft soms lichtelijk tegen de haren in. 

Jennifer Peedom werk niet voor het eerst aan een film over bergen; ze maakte eerder Miracle on Everest (2008) en Sherpa (2015). Beide films vertellen verhalen over Mount Everest, een van de meest lastig te beklimmen bergen ter wereld. Niet alleen voor Peedom is het bekend terrein, een film maken over bergen, ook cinematograaf Renan Ozturk is geen nieuwkomer op dit onderwerp. Hij en Peedom werkten samen aan Sherpa, en Ozturk deed ook de cinematografie voor Meru (2015), een film over ervaren bergbeklimmers, die de uitdaging aangaan om Mount Meru te beklimmen.

Mountain

Comfortabel
Mountain begint met prachtige shots van besneeuwde bergtoppen. Hoe komt het dat bergen zo’n grote aantrekkingskracht op de mensheid uitoefenen? Dat de mens de drang voelt om een berg te bedwingen?

Dit is niet altijd zo geweest. We worden meegenomen naar vroegere tijden, zien oude plaatjes van bewoners vlakbij bergen. Vroeger liet men het wel uit het hoofd die bergen te beklimmen, maar naarmate ons leven comfortabeler is geworden, zijn we meer en meer het avontuur op gaan zoeken. Dat het avontuur niet zonder gevaren is, zien we ook. Pijn, kou, storm; de avonturier doorstaat het allemaal. Figuurlijke bergen zijn minder zwaar dan de echte bergen, zo spreekt Dafoe. 

Industrie
De kneuterigheid van de beelden van weleer, de gezelligheid van de wintersportende vertierzoeker, maakt plaats voor beelden van het industriële van Everest. In een rij stappen mensen langzaam achter elkaar omhoog de berg op. Ondanks dat de kans dat men niet levend terug komt aanwezig is, schrikt het weinig thrillseekers af. Dafoe spreekt: ‘Danger can hold terrible joys’.

De muziek is klassiek, van de hand van Richard Tognetti en uitgevoerd door het Australian Chamber Orchestra. We horen onder andere Vivaldi en Ardo Pärt. Het is een goede, maar wat repeterende, begeleiding van de beelden.

Mountain

Vele vormen
Niet alleen bergbeklimmers (zowel gezekerd als niet-gezekerd) passeren de revue, ook moutainbikers, snowboarders, slack liners, wingsuiters en base jumpers zien we voorbij komen. Het ene beeld nog spectaculairder dan het andere. ‘Mountains humble the human instinct’, zegt Dafoe.

We zien niet alleen Everest, maar ook bergen op andere continenten. En Peedom beperkt zich niet alleen tot de besneeuwde bergtoppen, maar toont ons ook bergen die lava spuwen. Bergen zijn constant in beweging, en zijn de ‘symphony of the earth’.

De film mist soms een kleine focus, de teksten zijn ietwat cliché, de muziek had af en toe is gevarieerder gekund, en het geheel duurt net iets te lang, maar de geweldig imposante beelden maken het goed.
 

17 maart 2018

 
MEER RECENSIES

Marquis de Wavrin, Le

***

recensie Le Marquis de Wavrin

Eendimensionale avonturier

door Ries Jacobs

De Engelse ontdekkingsreiziger Robert Scott vond in Antarctica de dood, werd postuum gebombardeerd tot held en kreeg een plaats in de wereldgeschiedenis. De Belg Robert de Wavrin legde inheemse volkeren vast op film en in boeken, leverde een bijdrage aan de wetenschap en werd nagenoeg vergeten. Le Marquis de Wavrin is een eerbetoon aan deze ontdekkingsreiziger.

In 1913 betrapt Robert Marquis de Wavrin de Villers-au-Tertre twee kinderen die op zijn landgoed noten stelen. Hij schiet zijn geweer leeg op de kinderen, die het maar net overleven. Om een celstraf te ontlopen vlucht hij naar Nederland, om daar op de boot naar Buenos Aires te stappen. Dit is het begin van het Zuid-Amerikaanse avontuur van de jonge Belgische edelman.

Le Marquis de Wavrin

Zijn drie reizen naar Zuid-Amerika, tussen 1913 en 1937, leveren vier films op. De bekendste verschijnt in 1931 in de bioscoop. Au pays du scalp (In het land van de scalp) brengt onder andere Amazone-indianen en de toen net ontdekte Incastad Machu Pichu naar de Europese bioscopen. Daarnaast schrijft hij boeken en artikelen en verzamelt hij waardevolle objecten die nu nog in musea te zien zijn.

‘Eerlijk, ongewapend en kwetsbaar’
Archivaris Grace Winter heeft uit het filmmateriaal van het Koninklijk Belgisch Filmarchief de documentaire Le Marquis de Wavrin, du manoir à la jungle samengesteld. Hierbij kreeg ze hulp van editor Luc Plantier. Stiekem hoopt ze dat deze film de nalatenschap van De Wavrin uit de vergetelheid zal halen.

De documentaire toont ons dat de markies zijn tijd ver vooruit was. ‘Mijn echte huis was de jungle. De indianen werden mijn broeders. Ik benaderde ze altijd als een vriend. Eerlijk, ongewapend en kwetsbaar.’ Zijn oprechte interesse in andere culturen was in die tijd een uitzondering. Veel van zijn tijdgenoten zagen de overzeese gebieden als commerciële wingewesten en hun inwoners als wilden.

Koppensnellers
Een reis van het landhuis (le manoir) naar de jungle, dat is wat de titel van de film suggereert. Winter en Plantier blijven oppervlakkig over de markies en zijn reizen. Wat voor persoon was hij? Wat voedde zijn hang naar avontuur? Is het zaadje hiervoor al in zijn jeugd geplant of is de avonturier De Wavrin bij toeval geboren nadat hij in 1913 besloot de boot naar Argentinië te nemen? Verder dan een zijdelingse opmerking dat de markies er al in zijn jeugd van droomde om Europa te verlaten komen de documentairemakers niet.

Le Marquis de Wavrin

Ook op de plaats van De Wavrin in de geschiedenis gaan de documentairemakers nauwelijks in. Wat heeft hij bijgedragen aan de westerse bekendheid met en acceptatie van andere culturen? Hoe werden zijn films ontvangen in Europa? De documentaire zegt hier niets over, behalve dat de bioscoopgangers voor het eerst beelden van Zuid-Amerikaanse indianen en koppensnellers zagen.

Robert Marquis de Wavrin heeft een grote bijdrage geleverd aan de wetenschap en de Belgische cinema. Hij verdient het om niet vergeten te worden. De documentaire haalt de markies uit de vergetelheid, maar is tegelijkertijd niets meer dan een chronologische weergave van zijn leven, doorspekt met beelden uit zijn films. Mooie beelden, maar de avontuurlijke markies blijft toch een eendimensionaal figuur..
 

27 januari 2017

 
MEER RECENSIES

My Name is Nobody

***

recensie My Name is Nobody

Op zoek naar een niemand

door Bob van der Sterre

Een foto. De eigenaresse van een restaurant kijkt ernaar en peinst. ‘Wacht maar, ik ken heel veel mensen, ik bel wel even rond.’ Het is het begin van heel veel mensen die gaan staren naar een foto uit 1937.

In My Name is Nobody bezoeken we de Romeinse wijk Trastevere. Nonnen in een klooster, oude buurtbewoonsters die de kerk uitkomen en mensen die toevallig op straat rondlopen. De alsmaar terugkerende vraag: kennen ze ene Crissanti? Wie? Een onbekend jongetje dat op een klassenfoto uit 1937 staat, precies tussen Sergio Leone en Ennio Morricone, twee grote jongens van de Italiaanse cinema.

De vraag stellen is absurd: wie zoekt er nou ooit naar een onberoemd persoon? Helemaal als er geen persoonlijk leed bij betrokken is, zoals bijvoorbeeld bij het programma Spoorloos? De meeste ondervraagden doen gelukkig niet moeilijk en vertellen wat ze weten (niet veel).

My Name is Nobody

Marco Bakker
Regisseur Denise Janzee heeft wel wat met het thema beroemdheid. Ze is de dochter van Willeke van Ammelrooy en haar stiefvader is Marco Bakker. Over Marco Bakker maakte ze de documentaire De weg terug. My Name is Nobody zou je de tegenhanger van die film kunnen noemen.

In de film leren we weinig over Crissanti. Er waren dan ook maar vier dagen om te filmen. ‘Het is ook geen Spoorloos’, zei Janzee achteraf in een Q & A. ‘Die hebben een budget honderd keer als dat van ons.’

Die opzet zit de film ook een beetje in de weg. Iemand vroeg bijvoorbeeld tijdens de Q & A: ‘Kon je niet gewoon naar de burgerlijke stand gaan voor informatie?’ Als de maker dat niet beschouwt als het doel van de film is dat diens goed recht. Toch wringt dat tijdens het kijken: is het nu serieuze research of gaat het puur om het interviewen van mensen?

Kleurrijke karakters
Het tweede dus: het gaat hier om het in beeld brengen van kleurrijke karakters in de wijk Trastevere. Een project over serendipiteit: je vindt dingen die je niet zocht. Zo ontmoeten we acteur Willi Colombini. Een charmante oud-acteur die wat bijrollen had in giallo’s en westerns en die zijn dagen slijt met kletsen en selfies (laten) maken op de pleintjes van Trastevere.

Colombini is een prachtige persoonlijkheid, een eigen documentaire waardig. Vergane glorie: hij is een mooi voorbeeld. Met papegaai op de schouder in een gemakkelijke leunstoel vertelt hij over zijn filmprojecten uit de jaren zeventig. Films die zelfs de allergrootste film buffs niets zullen zeggen. ‘Ik was toen toch wel een aantrekkelijke man’, zegt hij grinnikend. Zijn vrouw beaamt dat gretig.

My Name is Nobody

In een kooi gevangen
Het hart van de film is de fraaie scène waarbij Colombini, vrolijk, kleurrijk, eerlijk, met de interviewer langs gaat bij de grote Morricone zelf. Die, intussen dik in de negentig, kan niet geloven dat er alleen maar gevraagd wordt of hij ene ‘Crissanti’ kent.

Janzee roemde in de Q & A achteraf juist deze scène omdat Colombini, ondanks zijn onbekendheid, een levenslustig karakter is, en Morricone in een kooi gevangen lijkt, want hij komt zijn huis amper uit en is redelijk bot in de omgang. Het interview draait daarmee alles om: normaal wordt de onbekende persoon gebruikt om de beroemdheid op te sporen. Dat heeft wel iets humanistisch.

Zo zoek je een Crissanti en vind je soms een Colombini. Mazzel dus. Jammer dat de film een beetje aan de lange kant is, maar de meeste documentaires missen de moed om dit soort serendipiteit op te zoeken. Juist die ontmoeting maakt van My Name is Nobody een hartelijke, warme film, en dat is alleen maar mooi, want geluk dwing je af als artiest.
 

13 januari 2017

 
MEER RECENSIES