Jia Zhao, nieuwe artistiek directeur CinemAsia

Jia Zhao, nieuwe artistiek directeur CinemAsia:
“Verschillen tussen culturen met elkaar vieren”

door Tim Bouwhuis

Van 10 tot 15 mei zijn Studio/K en de twee vestigingen van Rialto het Amsterdamse decor van CinemAsia 2022. Het compacte, maar breed georiënteerde festival wil niet zomaar een ‘showcase’ zijn voor Aziatische cinema, vertelt artistiek directeur Jia Zhao. “Ik wil Azië op een goede manier op de kaart zetten.”

Ik spreek Jia Zhao via een videoverbinding, een week voordat ze haar eerste editie als artistiek verantwoordelijke zal beleven. De nieuwe functie betekent ook een subtiele verandering (of eigenlijk aanvulling) van perspectief voor Zhao, die ruime ervaring heeft als producente van documentaires. In 2012 richtte zij twee productiebedrijven op: Muyi Film en Silk Road Film Salon (die laatste samen met de Afghaans-Nederlandse regisseur Aboozar Amini). Afgelopen najaar draaiden er met A Marble Travelogue (Sean Wang) en I’m So Sorry (Zhao Liang) twee door Zhao geproduceerde documentaires op IDFA.

Jia Zhao

Jia Zhao

Zhao treedt aan op het moment dat CinemAsia weer een editie kan beleven die vrij is van Covid-gerelateerde maatregelen. Ik vertel dat ik het festival in 2020 bezocht op de spreekwoordelijke vooravond van de pandemie op 7 maart. Enkele bezoekers droegen al een mondkapje, maar verder wees niets er toen zichtbaar op dat Nederland binnen een paar dagen in lockdown zou gaan. Ik vraag Zhao hoe ze terugkijkt op de voorbije periode, en vandaaruit spreken we over de rol van het festival, in een veranderde wereld en met oog op de toekomst.

“In het voorjaar van 2020 bezocht ik de Berlinale nog, en gold een beetje wat jij omschrijft (het filmfestival van Berlijn eindigde ongeveer een week voor CinemAsia, red.). Ik maak(te) CinemAsia in de eerste plaats mee als een kijker, ik ga daar gewoon films zien en kan als producente een indruk krijgen welke titels qua distributie wel of niet zouden werken.”

In hoeverre kunt u ook zeggen hoe deze periode voor de organisatie van CinemAsia is geweest?

“Binnen de organisatie van het festival zijn er de voorbije jaren een aantal keer nieuwe leidinggevenden aangetreden, en dat speelde ook al vóór de pandemie. Lorna Tee is wel een aantal jaar festivaldirectrice geweest (klik hier om de gastblog te lezen die zij in 2015 schreef bij haar aantreden, red.), dus dat heeft toch een bepaalde continuïteit met zich meegebracht. Daarna waren er ups en downs. In 2021 heeft er wel een editie van CinemAsia kunnen plaatsvinden, maar momenteel zitten we in een nieuwe situatie, en is er ook wel sprake van een nieuw begin, althans dat voel ik zo. Ik denk dat het Nederlandse publiek daar ook echt op zit te wachten. Bij CinemAsia hebben we gisteren een vrijwilligersmeeting gehad en de hoeveelheid aanmeldingen was gigantisch. Mensen willen samen zijn. Zelf heb ik onlangs ook een film in de Nederlandse bioscopen gebracht (I’m So Sorry, red.) en die is in zeventien zalen uitgegaan, wat gezien het zware thema (kernenergie en nucleair afval, red.) absoluut boven mijn verwachting was.”

In uw nieuwe functie verhoudt u zich net even op een andere manier tot films als bij de titels die u zelf produceert. Hoe komen deze twee werkzaamheden samen?

“Als producente ben ik in de eerste plaats maker van films, en als je een tijd in het circuit zit ontwikkel je daarin een eigen profiel. Ik ben Chinese, ik kwam hier als student en woon nu twintig jaar of langer in Nederland. In die tijd heb ik de veranderingen gezien in de manier waarop Azië gerepresenteerd wordt. Dat was tien jaar geleden, toen ik mijn carrière als producente startte met de oprichting van mijn productiebedrijf, de belangrijkste trigger om zo aan het werk te gaan: ‘kan dat niet ook op een andere manier? En ik kan daar misschien ook iets aan doen’. Ik heb toen mijn baan als wetenschapsdirecteur opgezegd om me daar mee bezig te gaan houden.”

“Nu sta ik na tien jaar als het ware op een nieuw punt. Ik kijk dan nog een keer naar de wereld na Covid en denk dan ‘oké, ik heb film gemaakt, ik maak nog steeds film, en ben ook sales agent. Dat is één professionaliteit die ik heb ontwikkeld’. Ik heb het druk genoeg, maar vanuit een behoefte om bij te dragen (aan de positie van Aziatische cinema binnen het Nederlandse filmlandschap, red.) heb ik ‘on top of everything’ ja gezegd tegen de baan als artistiek directeur.”

Wat is in dit licht uw visie op de rol van het festival op de korte en langere termijn?

“Het is zo dat films in Nederland over het algemeen heel weinig kans hebben om gedistribueerd te worden, en daarbij gaat het niet alleen om de films zelf maar ook om de taal, bijvoorbeeld Nederlands of Chinees gesproken. In dit kader dacht ik dat CinemAsia misschien meer kon zijn dan alleen een festival, als een soort ‘launching pad’ voor films die anders geen kans maken om gezien te worden. Het festival duurt alleen maar een week, dus we zijn ook bezig met CinemAsia On Tour, en praten met het Nederlands Filmfonds over een VOD-platform, hoe klein ook, waarop geselecteerde titels met Engelse ondertiteling worden aangeboden. Op die manier kunnen we films waarvoor we sowieso een licentie hebben kunnen krijgen voor een breder publiek gaan aanbieden.”

I’m So Sorry

I’m So Sorry

“Dat vind ik belangrijk omdat ik tijdens festivalbezoeken de afgelopen jaren nog vaak het idee kreeg dat er een soort ‘showcase’ van Aziatische cinema plaatsvond. Als je daarbinnen veel erkenning kreeg, had je de kans om iets met een film te doen, maar anders niet. Dat vind ik eigenlijk niet meer van deze tijd. Als Chinese maak ik de ontwikkelingen in Azië de laatste vijftig jaar van dichtbij mee, natuurlijk vooral in China maar ook in nabije landen. De zogeheten ‘rise of Asia’ vindt niet alleen plaats op economisch gebied, maar gaat ook gepaard met culturele ontwikkelingen. Tijdens de komende festivaleditie organiseren we over dit thema een panel met de titel ‘Placing Asia on the World Map’. Ik vind het belangrijk dat we de verschillen tussen culturen met elkaar kunnen vieren. Dat betekent ook dat we met ons festival, dat gerund wordt door Aziaten vanuit verschillende culturen, verder moeten gaan dan een ‘showcase’. We moeten echt zelf iets te vertellen hebben. Via onze eigen programmering willen we diversiteit voorop stellen. Er is niemand die zelf ‘alles’ kent. Pas als je de authentieke stemmen van verschillende andere culturen tot je neemt, kun je echt een conversatie voeren.”

“Door mijn ervaring als producente en met hulp van het netwerk dat ik heb opgebouwd, kan ik er hopelijk aan bijdragen dat nog meer waardevolle stemmen een platform krijgen in onze samenleving. Er zijn hier natuurlijk verschillende migratiegemeenschappen, waar we sinds de start van het festival (als ‘community festival’) altijd veel aandacht aan hebben gegeven, maar ik wil dat Nederlanders deze culturele diversiteit ook met ons samen kunnen vieren, en dan niet vanuit Nederland, maar vanuit de Aziaten die CinemAsia organiseren en presenteren en onze blik(ken) op de wereld kunnen delen.”

Is er voldoende contact en samenwerking met vertoners en distributeurs om de gewenste verdere verspreiding van Aziatische cinema te realiseren? Als journalist zie ik vooral een overdaad aan titels, waarbij het zeker voor kleinere titels enorm moeilijk is om ertussen te komen.

“Momenteel nog onvoldoende, denk ik, maar daarom werken we eraan om een groter geïnteresseerd publiek aan te trekken. Het fysieke festival gaat dat op zichzelf niet bereiken, en dus werken we aan het genoemde VOD-initiatief. We hebben tijdens Covid meer hybride vertoningsvormen (online/offline) gezien en zijn nu in gesprek met Pathé om één keer in de maand een film te vertonen. Vervolgens zal de betreffende titel online beschikbaar blijven. Misschien is er ook nog een samenwerking mogelijk met bestaande Nederlandse VOD-platforms (Zhao noemt PICL en Cinetree, red.), die films nu vaak alleen nog met Nederlandse ondertiteling aanbieden. Dit soort multidimensionale inspanningen kunnen op termijn hopelijk tot veranderingen leiden.”

“Ik zag bij de laatste cijfers van I’m So Sorry dat ongeveer evenveel mensen hem thuis bekeken terwijl hij nog in de bioscoop draaide. We gaan een tijd van streamingdiensten in, maar dat betekent niet dat de bioscoop niet meer belangrijk is. Als er een constante wisselwerking bestaat, kun je er ook nog eens verdiepende evenementen (zoals panels) omheen plannen. We zitten door Covid in een soort transitiefase en leven nog steeds in een complexe tijd, maar hopen binnen ongeveer drie jaar wel tot zo’n goede wisselwerking te kunnen komen.”

Hoe brengen u en uw collega’s balans aan in het gevarieerde aanbod uit verschillende Aziatische landen?

“Dat is een goede vraag, we denken daar constant met elkaar over na. Het festival is opgericht door Doris Yeung, een dame met een Oost-Aziatische achtergrond (Hong Kong-Canadese, red.), en het programma is altijd wel op Oost- en Zuidoost-Azië gefocust gebleven. Azië is een heel ongedefinieerd begrip, en om te vermijden dat we telkens overal ‘plukjes’ van meenemen, wil ik eigenlijk elk jaar een deel van Azië centraal gaan zetten in de programmering. Ik heb India daarom bijvoorbeeld bewust achterwege gelaten dit jaar, omdat ik vind dat je het volledige subcontinent dan ook moet meenemen.”

“Dit jaar is het programma geconcentreerd op Oost- en Zuidoost-Azië, maar volgend jaar zou ik waarschijnlijk naar Zuid-Azië willen gaan kijken. Iedere drie jaar zouden we dan terugkomen bij een programma gefocust op hetzelfde deel van Azië. Zo krijgen zoveel mogelijk verschillende stemmen een platform.”

White Building

White Building

Afgelopen week kwam het nieuws naar buiten dat het IFFR zich heeft gereorganiseerd en daarbij een groot aantal medewerkers heeft ontslagen. Het gaat daarbij onder andere om senior programmeurs, onder wie Shelly Kraicer, kenner van de Aziatische (en specifiek Chinese) cinema. Hoe kijkt u naar deze ontwikkeling, en welke rol nemen experts in binnen de (kleinere) organisatie waar u nu zelf leiding aan geeft?

“Ik was eerlijk gezegd wel verbaasd, en ik ben absoluut niet de enige; mensen om me heen praten erover. Ik denk dat dit probleem voor een compacter en meer gespecialiseerd festival als CinemAsia iets kleiner is. Ik werk het liefst met mijn directe netwerk, dat niet alleen artistieke oordelen deelt maar ook menselijke waarden. Zo’n netwerk bouw je in de loop van de tijd op en daar blijf je dan ook bij (Zhao spreekt hierbij binnen haar eigen kader meer van ‘adviseurs’ dan van ‘specialisten’ of ‘experts’, red.). Via lokale filmmakers en producenten kom je toch vaak tot een kleine, maar geschikte groep van mensen om een bepaalde regio voor je te dekken.”

“Ik wil ook niet té optimistisch zijn, want continuïteit is daarbij belangrijk, en juist die continuïteit ontbrak bij CinemAsia de laatste jaren. Ik wil de huidige transitiefase als een goed startpunt beschouwen, om dan verder de juiste mensen toe te kunnen voegen.”

De slotvraag zal vermoedelijk een typische kwestie van ‘kill your darlings’ zijn: zijn er films in de programmering van deze editie die er voor u uitspringen? Welke titel(s) moeten bezoekers zeker gaan zien?

“Dat is een heel moeilijke vraag, het zijn allemaal mijn ‘darlings’… kunnen we deze vraag skippen (lacht)?” Dan, na even nadenken: “Ik vind White Building (Kavich Neang, 2021) een heel bijzondere film, spannend maar tegelijkertijd ook hardcore arthouse. Er is dan ook geen kans dat die verder nog in Nederland te zien zal zijn. Het heeft misschien minder zin om So Long, My Son (Xiaoshuai Wang, 2019, special met aftertalk, red.) te noemen, want die is al uitverkocht (maar Zhao is blij de regisseur op het festival te kunnen verwelkomen, red.). Aloners (Hong-Sung eun, 2021) is één van mijn persoonlijke favorieten van de Koreaanse films die we hier hebben. En misschien is het een beetje bevooroordeeld, omdat ik zelf documentaires produceer, maar ik zou dan graag nog twee documentaires noemen die we vertonen: Ascension (Jessica Kingdon, 2021, Oscarnominatie voor beste documentaire en ook te zien via NPO PLUS, red.) en Bamboo Theatre (Cheung Cheuk, 2019). Die krijgen over het algemeen nóg minder kans om gezien te worden.”

InDeBioscoop doet verslag van Cinemasia. Onze festivalverslagen verschijnen in de loop van de week online. Bezoek de website van het festival voor ticketinformatie.

 

9 mei 2022

 

 

MEER INTERVIEWS

One Second

***
recensie One Second
Filmmagie en Chinese censuur

door Tim Bouwhuis

De gerenommeerde Chinese regisseur Yimou Zhang beweegt zich de laatste jaren op curieuze wijze tussen producties die het heersende communistische regime vieren en producties die datzelfde regime juist bekritiseren. Het vereist weinig voorkennis om uit te vinden tot welke categorie het stevig gecensureerde One Second behoort.

Het is drie jaar geleden dat One Second op het laatste moment werd teruggetrokken uit de hoofdcompetitie van de Berlinale. De officiële verklaring repte over “technische redenen”, maar het aantal mensen in de filmwereld dat die toelichting accepteerde laat zich naar verwachting op een hand tellen. De carrière van Zhang (Raise the Red Lantern, House of Flying Daggers) werd in 1988 gelanceerd met een film (Red Sorghum of Het Rode Korenveld) die in Berlijn de Gouden Beer won – op hetzelfde festival dat een grove dertig jaar later een streep moest zetten door het vertonen van het met politieke kritiek gelardeerde One Second.

One Second

Propaganda van de Culturele Revolutie
Typischer kan bijna niet, als je ziet waar de film over gaat. Ten tijde van de Culturele Revolutie (1966-1976) wachten de inwoners van een provinciaal Chinees dorpje met smart op de avondvertoning van een streng gecureerd filmprogramma. Projectionist “Mr. Film” (een rol van Wei Fan) combineert de uitverkoren langspeler (een sentimenteel drama met de karakteristieke titel Heroic Sons and Daughters – een daadwerkelijke propagandaklassieker uit 1964) met een zogeheten ‘newsreel’ die vertekende beelden van arbeiders in werkkampen toont. Een gehavende man (Yi Zhang), die in de openingsakte als vreemdeling in het dorpje opduikt, blijkt bovengemiddelde belangstelling voor de newsreel te hebben, en zet alles op alles om de vertoning van Mr. Film’s filmprogramma bij te wonen. Dat is alleen buiten een jonge, brutale dorpsbewoonster (Haocun Liu) en de zoon van de projectionist (Rui Cao) gerekend, die er elk op hun eigen wijze voor zorgen dat de blij verwachte avondvertoning niet zonder slag of stoot kan doorgaan.

Schoonpoetsen wat smerig is
Het laat zich al vroeg raden waar de gehavende man vandaan komt en wat zijn belangstelling voor de newsreel verklaart, en richting het einde wordt de botsing tussen het regime en het individu steeds explicieter verbeeld en verteld. Zhang laat weinig aan de fantasie over, en One Second is nooit zo subtiel als zijn vroege, eveneens (cultuur)kritisch ingestoken werk (Red Sorghum, Ju Dou, Raise the Red Lantern) of zo verbluffend als zijn martial arts-trilogie (Hero, House of Flying Daggers, Curse of the Golden Flower), maar de kernachtige vertelling over de relatie tussen film en politiek maakt zonder meer het een en ander goed.

Prachtig zijn de beelden van een volgepakt dorpshuis waar kinderen zich tot in de diepste nisjes vergapen aan lyrische zwart-witbeelden; even pijnlijk zijn die beelden als je ze beschouwt als de belangrijkste instrumenten van de heersende macht. De kwetsbaarheid van celluloid filmstrips – beschadigde filmstrips moeten zorgvuldig worden schoongemaakt, om nog maar te zwijgen over de brandbaarheid – is in dat kader een passende metafoor voor de wijze waarop het regime smerige praktijken (dwangarbeid, censuur) ‘schoonpoetst’ en ze in een zuiver licht poogt te presenteren.

One Second

Tussen kritisch en kritiekloos
One Second is zo een politiek geladen verwant van Cinema Paradiso (Giuseppe Tornatore, 1988); het analoog vertonen van film brengt niet alleen melancholische, maar ook wrange gevoelens met zich mee. Dat besef is sterk en kernachtig, en toch is dit werk van Zhang niet helemaal in balans, met name omdat de film als ‘comedy of errors’ regelmatig doorslaat naar het kolderieke en een paar overdreven geacteerde scènes kent.

Ondanks deze tekortkomingen, al helemaal ten opzichte van Zhang’s benoemde vroegere werk, kun je One Second nog altijd beter kijken dan diens andere producties van de laatste jaren. Cliff Walkers (nog niet te zien geweest in Nederland, wel op het laatste filmfestival van Gent) is een onvervalste propagandafilm over een groep spionnen van de communistische partij, en het ceremoniële artistieke programma voor de afgelopen editie van de Olympische Winterspelen (net als in de zomer van 2008 geregisseerd door Zhang) was een kritiekloze viering van Chinees cultureel sentiment. Het mag dus duidelijk zijn dat Zhang niet altijd kiest voor de weg van de meeste weerstand. Kort na de Spelen zorgt juíst die kritische toon van One Second zo voor een dubbel gevoel.

 

6 april 2022

 

ALLE RECENSIES

IFFR 2022 – Deel 2: Hoofdcompetitie(s) geparkeerd

IFFR 2022 – Deel 2: 
Hoofdcompetitie(s) geparkeerd

door Tim Bouwhuis

Opvallend dit jaar is dat de vaste etalage van het festival, de selectie Tigers, volledig ontbreekt en dat ook de titels uit de Big Screen Competition niet voor publiek beschikbaar zijn.

In onze preview bevestigde de perswoordvoerder van het festival dat deze opmerkelijke keuzes veel van doen hebben met het onderscheid tussen de rechten voor fysieke vertoningen en vertoningen On Demand. Alle Tiger-makers zijn gestrikt met een fysieke vertoningsruimte als leidende gedachte. Eerder deze maand moest het IFFR rigoureus overgaan tot een offline editie, waarna onder meer een hoop zogeheten ‘Limelight’-titels (de meest toegankelijk geachte festivaltitels, vaak op voorhand voorzien van een Nederlandse distributeur) in allerijl werden geschrapt.

Vorig jaar liep dat anders, omdat de programmeurs toen al in een veel vroeger stadium uitgingen van een inzet op online rechten. Het is niet te zeggen of sommige Tiger-makers (en/of producenten) dit jaar alsnog akkoord zouden zijn gegaan met een On Demand-slot, maar aangezien het om een vastomlijnde competitie gaat, heeft men natuurlijk één standaard willen handhaven: de hoofdcompetities blijven tot nader order verschoond van publieke vertoningen.

Met Mes

Met Mes

Vertonen zonder momentum
Nu de bioscopen weer zijn geopend, hoe schrijnend ook voor de festivalorganisatie, kunnen er wellicht al voorzichtige eerste plannen gemaakt worden om de Tiger-titels en de films uit de Big Screen Competitition alsnog voor een (Rotterdams) publiek aan te bieden. De vraag is daarbij wel hoeveel ruimte en draagvlak er nog voor dergelijke vertoningsmomenten kan worden gecreëerd.

De ‘Tigers’ zijn traditioneel niet de meest toegankelijke films en hun makers moeten nog aan de wereld worden voorgesteld, maar normaliter profiteren ze van het momentum dat een fysiek festival met zich meebrengt. Vorig jaar was daarvoor ruim op voorhand een ‘Juni-editie’ op touw gezet, maar dit jaar heeft de organisatie ondanks de beperkingen vastgehouden aan het klassieke slot in januari en februari.

Dat betekent dat de ‘geparkeerde’ films straks dus zonder momentum een publiek moeten vinden, bijvoorbeeld in een themaprogramma in Lantarenvenster, en daarbij ook nog eens moeten kunnen rekenen op de coulance van Rotterdamse filmtheaters en distributeurs (die samen eveneens een overvloed aan uitgestelde titels willen en moeten wegwerken).

Met het mes naast de boter
De meeste titels uit de Tiger-competities en de Big Screen Competition waren de afgelopen anderhalve week wel voor nationale en internationale pers te zien. Als redactie vonden we het weinig zinvol hier uitgebreid(er) verslag van te doen, maar tijdens de inventarisatie van het aanbod stuitte ondergetekende wel op twee films die hoe dan ook op een Nederlandse release kunnen rekenen. Het is ironisch dat juist Met Mes, de nieuwe film van Sam de Jong (zijn Goldie werd in 2020 nog in Nederland uitgebracht) met Hadewych Minis en Gijs Naber, ook voor pers nog niet online te bezichtigen was. De achterliggende reden schijnt eenvoudig door (“dit moet op groot doek gezien worden”), maar op deze manier is de IFFR-selectie helemaal een formaliteit geworden, aangezien pers en publiek er nu hoe dan ook pas samen iets over te zeggen zullen hebben als de film wordt uitgebracht. Dat gebeurt in Nederland op 14 april.

Sowieso valt Met Mes, naar verluidt “zowel een media-satire als een tragedie over de menselijke aard”, wat uit de toon tussen de dertien andere genomineerden, die doorgaans de norm volgen van een eerste of tweede filminzending en (zeker de laatste Tiger-jaren) nog niet of nauwelijks doorgebroken zijn in het festivalcircuit. Er zal een uitzonderingsredenering of compromis van zekere soort aan ten grondslag liggen, want De Jong is met Met Mes al aan zijn derde langspeler toe, en zijn doorbraak voor het grotere publiek was al in 2015 met het Refn-eske Prins.

Splendid Isolation

Splendid Isolation

Product van pandemische tijdperk
De bekendste maker onder de genomineerden voor de Big Screen Competition is zonder meer de Pools-Nederlandse regisseuse Urszula Antoniak (Nothing Personal, Code Blue). Op de aftiteling van Splendid Isolation zijn de credits van distributeur September Film al vermeld en de verwachting is dat de film ergens in 2022 in de Nederlandse zalen moet gaan draaien.

Het verhaal is een typisch product van het pandemische tijdperk: twee geliefden die elkaar door een mysterieuze ziekte niet meer kunnen aanraken proberen hun zegeningen te tellen in afwachting van de dood. Antoniak maakt het kijkers bepaald niet makkelijk door haar personages en hun wereld nooit behoorlijk te introduceren, maar alle uitersten van hun bestaan in ‘splendid isolation’ wel compromisloos te tonen in een film die de tachtig minuten nauwelijks aantikt. Het allegorische uitgangspunt (de dood als een fysiek naderend gegeven) is teruggebracht tot een kernachtig mood piece, dat bij vlagen helaas verzeilt in overdadige lyriek maar optimaal profiteert van de onovertroffen filmlocatie (Terschelling).

Laten we gezien de reeds geplande release van Splendid Isolation maar hopen dat een andere gegadigde de zogeheten VPRO Big Screen Award en het bijbehorende prijzengeld (dat tenminste voor de helft opgaat aan de distributie) opstrijkt. Zo kan er gegarandeerd nog één extra titel rekenen op een publiek.

 

30 januari 2022

 

IFFR 2022 – Deel 1: Opgroeien onder het oog van God
IFFR 2022 – Deel 3: Mafheid in overvloed
IFFR 2022 – Deel 4: Misdaadfilms die de adem benemen

 


MEER FILMFESTIVAL

Terugblik filmjaar 2021: Pole position voor streamingdiensten

Terugblik filmjaar 2021:
‘Pole position’ voor streamingdiensten

door Tim Bouwhuis

2021 was wéér een onevenwichtig en hobbelig filmjaar. Festivals vonden online, offline of ‘hybride’ plaats, distributeurs vertoonden noodgedwongen uitstelgedrag en bioscopen zijn tegenwoordig alleen nog voorwaardelijk toegankelijk. De grote On Demand-aanbieders (Netflix, Amazon Prime, Disney+) zijn de grote winnaars. Zo lang ze elkaar niet wegconcurreren natuurlijk.

Ergens in het najaar stuitte ondergetekende ineens op Guy Ritchie’s Wrath of Man (2021, gebaseerd op Le Convoyeur uit 2004). Ik had The Gentlemen (2019) nog overgeslagen in de bioscoop, omdat het me een slap aftreksel leek van eerdere succesvolle misdaadkomedies (met nadruk op Snatch). Wrath of Man wilde ik wel weer proberen, want ach, Jason Statham speelt toch al mooi tien, vijftien jaar met dezelfde gladgestreken kop hetzelfde personage, en dat zonder zich ergens voor te verontschuldigen. Tot mijn lichte verbazing bleek de beschikbaarheid van de film echter beperkt te zijn tot Amazon Prime Video. Géén één-tweetje (bioscoop en On Demand), zoals dit jaar onder andere met The Green Knight van David Lowery gebeurde. Wrath of Man leek me een typische popcornpakker voor de middelgrote Pathé-zalen, maar niet dus.

The Hand of God

The Hand of God

West Side Story in het filmhuis
We wisten allang dat de bioscoop in het streamingtijdperk niet langer een vanzelfsprekendheid is, maar we lijken er in algemene zin ook minder (of helemaal niet meer) bij stil te staan. We vinden het normaal dat we grote festivaltitels van bekende filmauteurs (The Power of the Dog van Jane Campion, The Hand of God van Paolo Sorrentino) in de zaal óf thuis kunnen bekijken.

We kijken er niet van op dat we eigenlijk Netflix, Amazon Prime Video én Disney+ moeten hebben als we het mainstream thuisaanbod een beetje bij willen houden. En we zijn er inmiddels ook aan gewend dat bioscoopbezoek aan persoonlijke voorwaarden is gebonden, voor zover je tijdens een avondlockdown überhaupt nog tijd overhoudt om langs te gaan.

De bioscopen en filmhuizen zijn collectief gezwicht voor het opgelegde QR-beleid, maar inmiddels legt die beslissing hen ook geen windeieren meer. Veel typische ‘filmhuisreleases’ zijn rap na de aankondiging van de avondlockdown teruggetrokken en uitgesteld; wat momenteel overblijft is een melange van de films die al draaiden en de grote titels die internationaal uitgaan – dan maar non-stop West Side Story in het filmhuis. Tot vijf uur welteverstaan. De enigen die van dit alles niet zoveel last (lijken te) hebben, zijn de streamingdiensten.

Een incoherent jaarlijstje
Hoe kom je onder deze omstandigheden nog met een coherent jaarlijstje? Dat jaarlijstje omvatte altijd een bioscoopjaar, maar inmiddels spreek ik liever van een filmjaar in de meest brede zin. Het IFFR vierde zijn jubileumeditie grotendeels offline. Zo keek ik vroeg in het jaar talloze streams van titels die ik normaliter in Rotterdam zou hebben gezien, om vervolgens in het najaar wonderlijk genoeg wel weer ‘live’ in Gent te kunnen neerstrijken. Een van de fijnste films van 2020, Wendy van Benh Zeitlin (die ik persoonlijk dat jaar ook al zag, eveneens in Gent), werd na het LIFF en de introductie van nieuwe coronamaatregelen begin november (het LIFF kwam meen ik goed weg) alsnog jammerlijk tot PICL veroordeeld.

Pieces of a Woman

Pieces of a Woman

Een stapje terug naar het begin van het filmjaar: mijn eerste hoogtepunt van 2021 (Pieces of a Woman van Kornél Mundruczó) werd vanaf de eerste week van januari aangeboden door Netflix. En een van de meest beklemmende documentaires (Caught in the Net, over pedofilie op/via internet) zag ik niet op IDFA, maar op het geïmproviseerde lockdownkanaal van Cineville.

Ná de langste lockdown tot nu toe, die tot laat in het voorjaar duurde, waren er wel weer films waarvoor je juíst naar de bioscoop ging. Je kon het veelbesproken De Oost (Jim Taihuttu) deze zomer gewoon thuis streamen (via het eerdergenoemde Amazon Prime Video), maar de film was zichtbaar gemaakt voor het grote doek. De vertoningsmomenten waren redelijk spaarzaam, maar zeker na zo’n lockdown wil je geen kansen meer laten liggen.

Nog een florissant hoogtepuntje van die periode: de glazuurvriendelijke musical In the Heights (Jon M. Chu), die me op een anonieme dinsdagmiddag weer eens van een onvervalste Hollywoodproductie liet genieten. Andere favorieten hadden immers weinig tot niets met James Bond, Marvel of Jason Statham te maken; van de epische documentaire Herr Bachmann und Seine Klasse (Maria Speth) tot het weergaloos geregisseerde, Tarkovsky-eske dramadebuut Beginning (Dea Kulumbegashvilli).

Beginning

Beginning

De toekomst van de bioscoop
Redactieleden van InDeBioscoop hebben nu al tenminste twee gelegenheden aangegrepen (zie hier en hier) om te discussiëren over de coronacrisis en (of in) de filmsector en de toekomst van de bioscoop. Deze persoonlijke terugblik op het filmjaar is dan ook niet het eerste stuk waarin ik vraagtekens plaats bij de toekomst van de bioscoop ten aanzien van de pole position van streamingdiensten in een digitaal tijdperk; al helemaal nu virale toestanden onverminderd aandacht opeisen.

Optimisten riepen toen (en roepen nu naar verwachting nog steeds) dat de bioscoop sterker terug zal komen, en dat de coronacrisis op termijn zeker niet de nekslag zal betekenen voor het fysieke filmbezoek. Misschien is dat waar voor de grote bioscoopketen(s), maar op het moment van schrijven bevinden veel filmhuizen zich (nog steeds? weer?) in zwaar weer, en kun je je eventueel afvragen of het volgende moment van verlichting voor de verandering eens onvoorwaardelijk zal zijn, zowel voor gastheren als voor bezoekers.

Wie het antwoord op die vraag al denkt te kennen, schaft in afwachting van een eventuele ochtend- of siësta-lockdown alvast alle streamingabonnementen aan die er in de wijde omtrek van het internet te vinden zijn. Zo wordt 2022 hoe dan ook een rijk filmjaar.

 

29 december 2021

 

Terugblik filmjaar 2021: Een lach en een traan
Terugblik filmjaar 2021: Altijd maar weer de oorlog
Terugblik filmjaar 2021: Vervreemding van het alledaagse geluk
Terugblik filmjaar 2021: Verwarrende tijden voor filmfans

 

Als de kraanvogels overvliegen

****
recensie Als de kraanvogels overvliegen
Vervlogen geluk

door Tim Bouwhuis

Een idyllisch beeld: kraanvogels nemen een vlucht boven Moskou terwijl twee gezworen minnaars de liefde vieren. En dan de oorlog, als ruwe verstoorder van “te mooi om waar te zijn”. Als de kraanvogels overvliegen wordt vandaag de dag geëerd als het vroegste hoogtepunt van de Russische nieuwe golf (1957-1968).

Hij moet gaan, zij blijft achter. De plot van Als de kraanvogels overvliegen (Letjat zjoeravli) is er één uit het boekje, maar de filmische uitwerking is een huzarenstuk van regie en camera. Bijna vijfenzestig jaar na dato ligt het blijvende belang van deze productie dan ook vooral besloten in de stilistische kenmerken en het toenmalige momentum van verschijnen.

Als de kraanvogels overvliegen

De twee geliefden van de film, Veronika en Boris (rollen van glorieuze debutante Tatyana Samoylova en Aleksey Batalov), belichamen namelijk een kruispunt in de Russische (film)geschiedenis. Eens Stalin (1878-1953) begraven was (bekijk zeker de dit najaar uitgebrachte archiefdocumentaire State Funeral), ontstond er geleidelijk een sociaal-cultureel klimaat waarin met een andere blik kon worden teruggekeken op het recente (oorlogs)verleden. Dat klimaat mocht nooit een utopie worden: films als Dear Comrades! (Andrey Konchalovskiy, 2020) laten duidelijk zien dat er ook onder Nikita Chroesjtsjov (aan de macht tussen 1953 en 1964) beslist geen heilstaat werd gecreëerd. Toch presenteert Als de kraanvogels overvliegen een bijzonder open en kritische beschouwing van de Russische oorlogsinspanning en de visie die daar mede aan ten grondslag ligt.

Perpectieven
De films van Michail Kalatozov (na Als de kraanvogels overvliegen maakte hij De brief die nooit verzonden werd, die ook gerestaureerd is), hoe rijk aan propaganda ook (zie het verleidelijke meesterwerk Soy Cuba, dat zonder geld van de Sovjet-overheid nooit gemaakt had kunnen worden), wijken qua benadering af van de meer collectief georiënteerde films van het tijdperk Stalin. De beste filmmakers (Sergei Eisenstein, Vsevolod Pudovkin en anderen) van die periode moesten te allen tijde rekening houden met de straffe censuur en eisen van het regime.

Een van de pijlers van de communistische heilstaat was de arbeider, die zich onvoorwaardelijk in dienst stelde van het ideaal en als zodanig opging in de massa. Vertaald naar de periode van de Tweede Wereldoorlog betekende dat dat mannen zonder pardon gescheiden werden van hun geliefden, en dat het vooral een eer moest heten om voor het vaderland ten strijde te trekken.

Het tijdperk Chroesjtsjov was zogezegd geen onvervalst positieve perestrojka (‘herbouwing’), maar er ontstond wel ruimte om (onder andere door middel van film) andere perspectieven op de Russische beleving van oorlog en maatschappelijke verandering uit de doeken te doen. Terwijl Boris de wapens opneemt aan het oostfront, heeft Kalatozov alle aandacht voor de ervaringen van Veronika in een verscheurd Moskou. Het wordt haar bepaald niet makkelijk gemaakt om de terugkeer van haar geliefde eerbiedig af te wachten: haar neef (een rol van Aleksandr Shvorin) staat te trappelen om Boris’ plek in te nemen. Veronika loopt gekwetst weg als haar baas in het ziekenhuis (waar ze tijdelijk dienst doet als verpleegster) schande spreekt van vrouwen die hun heroïsche echtgenoten niet onvoorwaardelijk opwachten. Haar neef slaat ze wanhopig van zich af, maar ondertussen schuift de vrees voor een tragisch lot als een schaduw voor de horizon. De kraanvogels worden in dat licht dubbelzinnige symbolen: ze zijn richtpunten van zowel hoop als vervlogen geluk.

Als de kraanvogels overvliegen

Visuele motieven
Een film als I am Twenty (Marlen Khutsiev, 1965), deze zomer nog terecht onder de aandacht gebracht door het IFFR (in het online 50/50 programma van Unleashed), is in zijn lyrische weergave van liefde in vrije tijden duidelijk geïnspireerd door Als de kraanvogels vliegen. De film van Kalatozov combineert de anticipatie van een meer optimistische toekomst (die nog veel zichtbaarder is in I am Twenty) met een overheersend gevoel van rouw ten aanzien van het verleden. Deze spanning tussen uitersten heeft ook betrekking op de persoon van Andrej Tarkovsky, die in I am Twenty figureert als een beleerde student maar een paar jaar daarvoor doorbrak met De Jeugd van Ivan (1962, in 2019 nog in de Nederlandse zalen).

Als de kraanvogels overvliegen en De Jeugd van Ivan zijn niet alleen vergelijkbaar in hun kernachtige pacifisme, maar ook in hun dynamische beeldvoering en onorthodoxe camerastandpunten. Sergey Urusevskiy, een vaste medewerker van Kalatozov in zijn beste werk, combineert zijn gedurfde gevoel voor perspectief (de zogeheten ‘high angle’-shots zou hij later perfectioneren in Soy Cuba) met duizelingwekkende tracking shots die menigmaal eindigen in dramatische close-ups.

De stilistische keuzes en filmlocaties zijn cruciaal, aangezien Kalatozov betekenis uitdrukt via slimme visuele motieven die in een andere context plots een andere lading krijgen. Zo zijn de kraanvogels te zien op twee contrastrijke momenten. Een doodgewone trappengalerij verandert in oorlogstijd in een brandende ruïne. En de lange sprint naar boven, een eindeloze opwaartse spiraal, eindigt pas als het de tragische held aan het front langzaam zwart wordt voor de ogen.

Als de kraanvogels overvliegen zou in de gerestaureerde versie vanaf 2 december in een aantal bioscopen draaien, maar wegens de huidige coronamaatregelen is dat uitgesteld. De film is momenteel te zien op YouTube. De nieuwe versie is inmiddels verschenen op Criterion.

 

30 november 2021

 

ALLE RECENSIES

Film Fest Gent 2021 – Deel 2: De dood van de filmmaker

Film Fest Gent 2021 – Deel 2:
De dood van de filmmaker

door Tim Bouwhuis

Wie films maakt, vindt een weg om iets van zichzelf op deze wereld achter te laten. Cinema overwint zo de tijdelijkheid van het menselijk bestaan. Met Vortex (van Gaspar Noé) en Bergman Island (van Mia Hansen-Løve) draaien er dit jaar twee titels op Film Fest Gent die op metaniveau reflecteren op de onvermijdelijke dood van de filmmaker en het (eeuwige?) leven van diens werk.

De poreuze grens tussen leven en dood is de rode draad in het werk van het Franse enfant terrible Gaspar Noé. Irréversible (2002) legt een reis af van de hemel naar de hel (maar dan omgekeerd) en in Enter the Void (2009) is de dood van het hoofdpersonage slechts het begin. Noé’s nieuwste film is in het licht van deze eerdere titels bijzonder aards, en toch toont de dood juist in Vortex zijn ware gezicht.

Vortex

Vortex

Het aardse van de dood
In mijn vooruitblik op deze festivaleditie schreef ik dat Vortex zich naar verluidt fundamenteel zou onderscheiden van vroeger werk. Die verwachting werd maar ten dele ingelost. Enerzijds is de film voor Noé’s doen inderdaad betrekkelijk toegankelijk en niet controversieel. Expliciete seks en overdadig geweld ontbreken, de toon is ingetogen en stilistische excessen, zoals de heftige stroboscoopeffecten in Enter the Void, blijven eveneens grotendeels achterwege (al storen de vele jump cuts die continuïteit binnen scènes suggereren). Tegelijkertijd is Vortex een ronduit kernachtige film binnen het oeuvre van de regisseur. Noé brengt zijn fascinatie voor de dood terug tot een aardse essentie door een bejaard stel te volgen waarvan de vrouw aan dementie lijdt.

Twee parallelle filmkaders tonen hoe de vader (de aftiteling toont geen namen) en de moeder (rollen van horrorregisseur Dario Argento en Françoise Lebrun) tegelijk samen en gescheiden leven. Het consistente splitscreen staat kijkers niet toe de twee hoofdpersonages verenigd te zien, ook al speelt de film zich alsnog grotendeels in een claustrofobisch ingericht woonhuis af. In de onbereikbare geesteswereld van de moeder wisselen flarden van helderheid en hersenschimmen elkaar af. De vader kampt met hartklachten en de zoon van het stel (Alex Lutz) heeft zelf net zo goed met problemen te kampen. Door de verslechterende toestand is het stilaan eigenlijk al onmogelijk om nog zelfstandig te wonen, maar een huis vol herinneringen is voor een dementerend mens een laatste veilige haven.

De dood van je levenswerk
Vortex is in zijn dramatische uitwerking van een naderend levenseinde al door meerdere critici vergeleken met Michael Haneke’s Amour (2012), maar Noé zou zichzelf niet zijn als hij via de mise-en-scène (zie bijvoorbeeld de filmcollectie in het openingsshot van Climax), en specifiek via de talloze objecten in het huis niet een compleet eigengereid kader van referenties zou bouwen. De belangrijkste metaverwijzing van Vortex staat op een mapje met uitgeschreven scriptnotities dat de vader op zijn bureau heeft liggen. De titel van het script, “Psyche”, werd ook door Noé zelf gebruikt voor de film die uiteindelijk Climax kwam te heten. Niemand heeft het dus meer over Psyché, en een dergelijk pijnlijk lot is het laatste werk van de vader ook beschoren: in een gedachteloze opruimbui versnippert de moeder de notities en verdwijnen de resten in de kolkende stroom van het toilet (“vortex” wijst op een draaiende energie).

Voltooide filmprojecten overwinnen de tijdelijkheid van het menselijk bestaan, maar er zijn zoveel notities, scripts en titels (om over daadwerkelijk filmmateriaal nog te zwijgen) die het levenslicht uiteindelijk nooit zien en dus in meer figuurlijke zin in het toilet verdwijnen. De filmmaker doet zijn uiterste best om zijn werk te vereeuwigen, maar hij komt altijd jaren tekort om zichzelf van de dood te kunnen redden. In die zin valt het op zijn plaats dat Noé Argento castte als de vader; ook de regisseur van onder meer Suspiria (1977) heeft de eeuwigheid niet voor het oprapen, en ook in zijn carrière zal er sprake zijn (of misschien zelfs al zijn geweest?) van een laatste film.

Toerisme voor filmherinneringen
Cineasten kunnen film ademen en hun leven lang op de set staan, maar uiteindelijk is het altijd aan volgende generaties om de herinnering aan hen en hun werk in ere te houden. In de meest fervente gevallen blijven we niet alleen kijken naar de films, maar bezoeken we ook oude setlocaties en andere plaatsen van herkenning uit de carrière van de filmmaker. Leven en werk houden zo de schijn van tastbaarheid en de filmliefhebber wordt een toerist tussen zijn of haar eigen filmherinneringen. Een intrigerend voorbeeld is het Zweedse eiland Fårö, waar de Zweedse filmmaker Ingmar Bergman (1918-2007) woonde en werkte voordat hij er overleed en werd begraven.

“Bergman Island” trekt niet alleen filmliefhebbers en toeristen, maar ook filmmakers en scenaristen die inspiratie hopen te vinden op het landgoed van de familie Bergman. Er is een heuse Bergman-toer, die onder meer langs de centrale filmlocatie van Through a Glass Darkly (1961) leidt (ironisch genoeg is het huis afgebroken, waardoor de toeristen praktisch nergens naar kijken). In een bescheiden filmzaaltje worden oude 35 mm-prints van Bergmans klassiekers vertoond (de stoel van Bergman wordt nog altijd vrijgehouden) en het woonhuis van Bergman wordt verhuurd aan bezoekers die langer blijven. Twee van die bezoekers zijn de regisseurs Mia Hansen-Løve en Olivier Assayas (vertolkt door Vicky Krieps uit Phantom Thread, en Tim Roth), die in de meta-film Bergman Island op zoek zijn naar nieuwe ingevingen en een gezonde balans in hun getroebleerde huwelijk.

Bergman Island

Bergman Island

Een blik in de spiegel
Aan verwijzingen naar het werk en leven van Bergman geen gebrek, maar Bergman Island gaat uiteindelijk vooral over het leven en werk van Hansen-Løve zelf. In een klassiek verhaal-in-het-verhaal laat de regisseuse zich door een tweede actrice (Mia Wasikowska) vertolken, die met het uitspelen van haar gedoemde liefde voor Joseph (Anders Danielsen Lie, een terugkerende acteur in de films van Joachim Trier) een epiloog breit aan Hansen-Løve’s Un amour de jeunesse (2011). Het is eenvoudig om de film niet volledig te begrijpen indien je niet bekend bent met het werk van Hansen-Løve en/of Assayas (die in Bergman Island zelf bezig is met het script van Personal Shopper).

Bergman Island is prachtig op locatie geschoten, maar de verwerking van de verschillende metalagen rieken naar navelstaarderij. Uiteindelijk gaat een regisseursoeuvre leven door stilistische klasse en dramatische diepgang. Deze scènes van een huwelijk doen in dat licht helaas eerder terugverlangen naar het vroegste werk van Hansen-Løve (Tout est pardonné, 2007; Le père de mes enfants, 2009), dat de regisseuse met recht lanceerde in de filmwereld.

Het kunstenaarsbestaan en het privéleven
De gebreken van Bergman Island onderstrepen dat introspectie misschien niet altijd de beste methode is om een carrière (zelf) glans te geven. Bergman maakte in zijn leven zoveel films (en als hij niet filmde, stond hij wel op het toneel) dat hij waarschijnlijk niet eens tijd had om grondig op zijn groeiende oeuvre te reflecteren. De relatieperikelen tussen Hansen-Løve en Assayas spiegelen Bergmans moeilijke verhouding tot het huwelijk en het familieleven, en in de film wordt de vraag gesteld of het überhaupt wel mogelijk is het kunstenaarsbestaan met een privéleven te verenigen. Toch loopt er aan het eind van Bergman Island een man voor de camera langs die op de eindcredits staat vermeld als Bergman junior. De filmmaker is dood, maar zijn naam en werk blijven voortbestaan.

 

22 oktober 2021

 

Film Fest Gent – Deel 1: Waarom vechten we?

 

 
MEER FILMFESTIVAL

Film Fest Gent 2021 – Deel 1: Waarom vechten we?

Film Fest Gent 2021 – Deel 1:
Waarom vechten we?

door Tim Bouwhuis

Why we fight” is een van de gethematiseerde secties in het programma van Film Fest Gent 2021. La Civil en Cool Abdoul, twee Vlaamse (co-)producties, laten elk op hun eigen wijze zien waarom en onder welke omstandigheden het belangrijk kan zijn om strijdlust te tonen. Maar op de eerste avond draaide er, naast openingsfilm La Civil, nóg een film die de insteek van de sectie eer aandoet: The Last Duel van Ridley Scott.

The Last Duel is het epische affiche van de nieuwe Ridley Scott (Blade Runner, Gladiator), een big budget-ridderfilm die Hollywoodacteurs als Matt Damon en Adam Driver laat verdrinken in middeleeuwse maliënkolders. Op het eerste oog is het misschien gissen waarom een film met zo’n veelbetekenende titel niet is opgenomen in de “Why we fight”-sectie. De waarschijnlijke reden is vrij eenvoudig: de twee vertoningen op Film Fest Gent geven vooral extra cachet aan de reguliere release van de film, die op het moment van schrijven ook regulier wordt uitgebracht in de Benelux. Het is dan ook logisch dat deze megaproductie verder geen prominente plaats inneemt op het programma.

The Last Duel

The Last Duel

Gevecht om de waarheid
Grappig genoeg biedt juist The Last Duel verschillende uitgelijnde perspectieven op de vraag waarom “we” eigenlijk vechten. De film bestaat uit drie hoofdstukken die elk de waarheid volgens één van de drie hoofdpersonages vertellen. Denk aan de Japanse klassieker Rashomon (1950) van Akira Kurosawa: een onbetrouwbare verteller betrekt het publiek bij de zoektocht naar de (of een?) waarheid. Overigens stopt de vergelijking met Kurosawa daar ook meteen, want door een ingreep in de tussentitels is The Last Duel heel wat minder ambigu dan Scott het op momenten lijkt te willen voorstellen.

Aanleiding voor ‘het laatste duel’ is een weinig liefdevolle schaakpoging van een genotzoekende schildknaap (Driver), die zich de woede van een jonkheer (Damon) op de hals haalt als hij diens vrouw (Jodie Comer) tot een van zijn jachttrofeeën probeert te maken. Het kost weinig fantasie om in de lang uitgesponnen intrige een ruwe interpretatie van de Griekse Ilias te herkennen, door Scott en zijn co-scenaristen (onder wie Ben Affleck, die de schildknaap in een hopeloze rol de hand boven het hoofd houdt) aangelengd met een didactisch #metoo-sausje.

De Helena van het verhaal vecht om haar waardigheid te bewaren terwijl haar echtgenoot met het werpen van de handschoen vooral zijn eigen eer probeert te redden. Jonkheer de Carrouges (een vermoeiende rol van Damon) behandelt zijn vrouw op een zodanig belachelijke manier dat haar strijdlust op voorhand op de unanieme sympathie van het publiek kan rekenen. Terwijl er een laatste duel om eer en ijdelheid plaatsvindt, valt er voor de gekooide jonkvrouw hoe dan ook niets te winnen.

La Civil

La Civil

Gevecht om rechtvaardigheid
Nauw verwant aan de strijd om waardigheid is de strijd om rechtvaardigheid. Het hoofdpersonage uit La Civil, het fictiedebuut van de Vlaams-Roemeense regisseuse Teodora Mihai (die deuren in de filmwereld opende met haar documentaire Waiting for August), wordt met recht de heldin van de film wanneer zij haar dochter verliest aan de grillen van een Mexicaanse bende. Net als in Identifying Features (Fernanda Valadez, 2020, deze zomer nog in het Previously Unreleased-programma van EYE) staat de onvoorwaardelijke liefde van een moeder centraal in het machteloze gevecht tegen een gecorrumpeerde buitenwereld. Het is tekenend dat een stoer posterende tiener aan Cielo (een krachtige rol van Arcelia Ramírez) vertelt hoeveel geld zij en haar echtgenoot voor hun dochter moeten neertellen.

Regisseuse Mihai trok al jaren geleden voor het eerst naar het land waar ontvoeringen en afrekeningen in veel streken aan de orde van de dag zijn. Ze ontmoette er Miriam Rodríguez, een moeder en mensenrechtenactiviste die uiteindelijk grotendeels model zou staan voor Cielo. In 2017 werd zij thuis neergeschoten nadat zij een periode zelfstandig onderzoek had gedaan naar de ontvoering van haar dochter. Het is een kil gegeven en bepaald niet het eenvoudigste uitgangspunt voor een speelfilmdebuut.

Mihai ontziet de heftigheid van de drugsoorlog niet door de lichamen van gemartelde slachtoffers op bepaalde momenten te laten opdoemen vanuit de consistent in soft focus gehouden achtergrond. Op de voorgrond stelt de camera intussen almaar scherp op het vertrokken gezicht van Cielo. Daadkracht en een greintje hoop zijn haar enige wapens, en toch kan ook zij niet voorkomen dat ze op den duur het bloed eveneens van haar eigen handen moet wassen.

Op het scenario van La Civil valt het een en ander af te dingen (zo heeft de film een onnodige epiloog en worden de belangrijkste zijpersonages door de focus op Cielo te beperkt uitgediept), maar aan intensiteit en urgentie ontbreekt het dit project in geen geval. Films als deze maken duidelijk waarom we vechten; het zijn harde ontmoetingen met een werkelijkheid die ons eigen leven in perspectief plaatst.

Cool Abdoul

Cool Abdoul

Gevecht in de ring
Tegelijkertijd is het een misvatting dat gewelddadige contexten als de Mexicaanse te allen tijde schril afsteken tegen een ‘welvarend Westen’. Afhankelijk van je maatschappelijke status kan het leven in de Benelux net zo goed veranderen in een pertinente overlevingsstrijd.

In het boksdrama Cool Abdoul (na diverse shorts de eerste langspeler van Vlaming Jonas Baeckeland) kost de wil om hogerop te komen het titelpersonage zijn bestaanszekerheid. Ismaïl ‘Cool’ Abdoul (een rol van Nabil Mallat) was een Gentse bokser die de lokale ring eind jaren negentig verliet voor een Europese toer in het centrum van de belangstelling. De film laat zien wat daarvoor nodig was: door zijn nachtwerk als uitsmijter reguleert Abdoul impliciet het toegangsbeleid voor plaatselijke drugsdealers. In ruil voor een lijst met namen zorgt de uitbater van de club ervoor dat Abdoul zijn carrière glans kan geven. Het is een klassiek rise and fall-verhaal dat het helaas teveel van opgeklopt pathos moet hebben, en niets nieuws toevoegt aan de lange lijst met boksdrama’s die voorgingen.

Gevecht tegen onzekerheid
Cool Abdoul geeft een nogal letterlijke twist aan de vraag waarom we vechten. Een carrière is vergankelijk, zoveel blijkt, maar de liefde voor een partner is dat in gelukkige gevallen niet (de echte Abdoul is nog steeds gelukkig samen met zijn Sylvie). Abdouls wens om haar een beter leven te geven, valt in de film samen met de verwoestende spiraal van een door drugs bezeten nachtleven. De Gentse straten (je kunt er vrijwel iedere Europese stad invullen) mogen voor veel mensen dan een relatief veilig oord zijn, er is geen permanente zekerheid die ons behoedt voor een bestaan zonder strijd. Die onzekerheid is de reden waarom we vechten.

 

17 oktober 2021

 

Film Fest Gent – Deel 2: De dood van de filmmaker

 

 
MEER FILMFESTIVAL

Songs of Repression

***
recensie Songs of Repression

Levend verleden

door Tim Bouwhuis

Een kleine tien jaar geleden gaf de Brits-Amerikaanse regisseur Joshua Oppenheimer ons historische denken over trauma en herinnering een impuls met zijn verbijsterende The Act of Killing (2012). Dat zijn visionaire aanpak ook andere filmmakers inspireert, bewijst het door Oppenheimer geproduceerde Songs of Repression.

Aan de Chileense voet van het Andesgebergte volgen de generaties van Duitse immigranten elkaar al ongeveer een halve eeuw op. In 1961 stichtte de geboren Duitser Paul Schäfer er de nederzetting Colonia Dignidad, die later werd omgedoopt tot Villa Baviera. Mede door de afgelegen ligging en de dwingende autoriteit van Schäfer kon dit bescheiden baken van de Duitse diaspora uitgroeien tot een religieuze sekte waarin seksueel misbruik aan de orde van de dag was. Na de geslaagde staatsgreep (1973) van Augusto Pinochet werd Colonia Dignidad door het nieuwe gezag gebruikt als detentiekamp voor politieke gevangenen. De Duitse regisseur Florian Gallenberger maakte over deze schrijnende geschiedenis de (helaas weinig subtiele) speelfilm Colonia (2015).

Songs of Repression

Nalatenschap van een dader
De excessen van Schäfer en zijn volgers stopten pas in de jaren negentig. Schäfer vluchtte (1997) onder het bewind van Eduardo Frei Ruiz-Tagle, de toenmalige president van Chili, en werd pas in 2005 gevonden en gearresteerd. Songs of Repression laat impliciet zien dat de dood van een dader (vijf jaar later, in 2010) nooit volledig louterend kan werken voor mensen die decennialang door een manier van leven getekend zijn.

Regisseurs Estephan Wagner en Marianne Hougen-Moraga verbleven en filmden achttien relatief recente maanden onder medeplichtigen en slachtoffers (voor zover het mogelijk is die labels toe te kennen) die de nederzetting nooit hebben verlaten. De meesten van hen zijn op leeftijd of verblijven al in het ouderenhuis. Bedrieglijk simpele ontmoetingen maken en gebaren inzichtelijk hoe het verleden in Villa Baviera altijd is blijven leven.

Collectief bewustzijn
In de geest van Oppenheimer proberen Wagner en Hougen-Moraga grip te krijgen op de complexiteit van het begrip ‘collectief bewustzijn’. Door het vertrouwen van de bewoners te winnen, kunnen zij met sommigen spreken over hun herinneringen aan de jaren onder Schäfer. De onderliggende gedachte is dat psychologie de bepalende factor zou moeten zijn in het doorgronden van trauma. Termen als ‘dader’ en ‘slachtoffer’ kunnen de lading nooit volledig dekken, omdat een omlijnd politiek-historisch en moreel kader in de lange periode van misbruik ontbrak. Zo vertelt een van de misbruikte mannen dat hij niet besefte wat er fout was aan het wenken van Schäfer en het gebruikelijke vervolg op diens kantoor. Het was de enige realiteit die hij kende; wat wij zonder enige twijfel slachtofferschap noemen, was vanuit de isolatie en ideologische introductie van Colonia Dignidad niet te bevatten.

The Act of Killing was vooral visionair in zijn haast surreële weergave van zogeheten ‘re-enactments’, waarbij daders uit het verleden situaties met slachtoffers naspeelden en daar vervolgens zelf op reageerden. De regisseurs van Songs of Repression gaan niet zover, maar hun film heeft wel een gelijkaardige theatrale dimensie: de titel hint naar een repertoire van Duitstalige liederen die de bewoners al decennialang zingen. Op het ‘hoogtepunt’ van de documentaire pakt een hoogbejaarde dame in haar ziekbed een mondharmonica om vervolgens met krakende stem Deutschland über alles in te zetten.

Songs of Repression

Gebreken van een schouwspel(?)
Oppenheimer werd er door sommige sceptici van beticht dat hij zijn hoofdpersonen te kijk zetten door hen te laten figureren in hun eigen bizarre schouwspel. In Songs of Repression loopt dat überhaupt niet zo’n vaart, omdat de meer theatrale scènes nooit zo ver gaan of zo diep graven als de meest bepalende re-enactments in The Act of Killing. Er is daardoor minder aanleiding om af te geven op de aanpak van de regisseurs, maar dit gebrek aan controverse legt wel een zwakte van de documentaire bloot: mede door de puur functionele cinematografie (establishment shots van de omgeving, gesprekken vastgelegd in medium shots en close-ups) en de informatieve tussenteksten over de geschiedenis van de sekte voelt de film op momenten toch te oppervlakkig aan.

Die kritiek lijkt buiten bereik bij een film over zo’n pijnlijke geschiedenis, maar misschien heeft het te maken met de beschikbaarheid van vergelijkbare titels en met de keuze van de regisseurs om een aanzienlijk aantal bewoners voor de camera te laten verschijnen. Hierdoor mist het eindresultaat focus en kun je je afvragen of negentig minuten voldoende is om diep tot de psyche van deze mensen door te dringen.

Uiteindelijk zijn het kleine, individuele momenten die voor het meeste ongeloof zorgen en bij zullen blijven waar de documentaire als geheel op sommige fronten tekortschiet. Villa Baviera is al een tijd geen gesloten nederzetting meer, maar toch lijkt een vertrek voor de mensen in Songs of Repression voor eeuwig uitgesloten. Alsof hun getraumatiseerde geest hen in stilte aan dat bedrieglijk serene natuurlandschap heeft gebonden.

 

15 oktober 2021

 

ALLE RECENSIES

Film Fest Gent 2021 – Preview

Film Fest Gent 2021 – Preview:
Terug op volle zaalsterkte

door Tim Bouwhuis

2020 was een ander jaar voor Film Fest Gent. De speciaal voor medewerkers en geaccrediteerde bezoekers vervaardigde mondkapjes zaten strakker dan een gemiddeld maatpak en de zalen waren door de restricties telkens maar gedeeltelijk gevuld. Gelukkig kunnen de meeste maatregelen dit najaar weer overboord, en maakt ondergetekende zich op om voor de derde keer verslag te doen van het festival.

Tijdens de 48ste editie (van 12 tot en met 23 oktober 2021) zullen er traditioneel weer veel films te zien zijn die voor aanvang van het festival al door distributeurs werden aangekocht. In de meeste gevallen gaat het om hoogtepunten van de grote Europese festivals. Zo is Cannes altijd sterk vertegenwoordigd en zie je in Gent ook films die ruim een maand geleden hun première beleefden in Venetië.

The French Dispatch

The French Dispatch (2021) van Wes Anderson is de slotfilm van Film Fest Gent.

Nederland en België
Distributeurs hebben belangen bij deze films, omdat Gent de publiciteitscampagne een treffende kickstart geeft en een eerste indruk biedt van de ontvangst. De overlap met Nederland is aanzienlijk: veel Vlaamse distributeurs zijn onder dezelfde noemer in Nederland actief en delen zo dezelfde releases.

Natuurlijk, de releasedata kunnen verschillen, en het kan gebeuren dat een titel wel in België wordt gedistribueerd en niet in Nederland (al is het meestal andersom), maar de meeste aangekochte films in Gent draaien in de loop van de komende (pakweg) anderhalf jaar in de Nederlandse filmhuizen. Kijk alleen al naar de huidige Nederlandse programmering voor oktober en november: Drijfzand (Margot Schaap, ook op het NFF), Pig (Michael Sarnoski), Ballad of a White Cow (Maryam Moghadam & Behtash Sanaeeha), Pleasure (Ninja Thyberg), Apples (Christos Nikou), Spencer (Pablo Larraín), Un Monde (Laura Wandel), Herr Bachmann und Seine Klasse (Maria Speth), Annette (Leos Carax), Lamb (Valdimar Jóhansson), Cool Abdoul (Jonas Baeckeland) en slotfilm The French Dispatch (Wes Anderson) kunnen allemaal rekenen op vertoningen in Gent.

Voor bezoekers zijn dit gratis primeurtjes bij hun filmbezoek, voor journalisten zijn het welkome ‘alternatieve’ persvoorstellingen die de mogelijkheid bieden alvast vooruit te schrijven en te weten welke films rond de tijd van de release onverdeelde aandacht verdienen.

Wife of a Spy

Wife of a Spy (2020) van Kiyoshi Kurosawa.

Krenten in de pap?
Hoewel het aandeel van aangekochte films dus groot is, zijn er ook de nodige titels die alleen in Gent en/of in het festivalcircuit te zien zijn. Zo moest Joanna Hoggs intens geacteerde karakterstudie
The Souvenir (2019) in Nederland wachten op het vangnet van EYE’s Previously Unreleased-programma, maar is het nog maar de vraag of dat met het tweede deel ook zal gebeuren. In Gent zijn beide films te zien.

De Hongaarse regisseur Benedek Fliegauf (Womb, Just the Wind) komt met een laat vervolg op zijn debuut Forest (2003). Er zijn nieuwe historisch gesitueerde intriges van kleurenkoning Yimou Zhang (Cliff Walkers, naar verluid weer een onvervalste propagandafilm) en veelfilmer Kiyoshi Kurosawa (Wife of a Spy), en Gaspar Noé heeft een nieuwe, in splitscreen gepresenteerde uitputtingsslag, met dementie als hoofdonderwerp. Ik weet niet wat ik persoonlijk schokkender vind, dat horrorregisseur Dario Argento (Suspiria) de mannelijke hoofdrol speelt of dat de film grotendeels verschoond zou blijven van typische, door Noé eigengemaakte trekjes (grof geweld, expliciete seks).

Ten slotte is er nog de relatief onbekende cineaste Elisabeth Vogler, wiens meeslepende en grandioos gefilmde Paris Est à Nous (te zien op Netflix) de twijfelachtige eer heeft een van de meest onterecht beoordeelde titels op IMDb te zijn. Hopelijk is opvolger Années 20, die in een long take een blijvende indruk wil achterlaten van Parijs in tijden van Covid-19, een stuk meer waard dan de 4.6 die kijkers aan Voglers vorige film toeschrijven.

Lege plekken als raadsels
Er is zo genoeg te zien in Gent, maar het gemis van sommige andere titels laat zich eveneens voelen. De Japanse regisseur Ryusuke Hamaguchi gooide het voorbije jaar hoge ogen in het festivalcircuit met Wheel of Fortune and Fantasy (Berlijn) en Drive my Car (Cannes), maar beide films zijn nergens in de programmering te bekennen. Nowhere Special van Uberto Pasolini (zijn Still Life draaide in 2014 in Nederland) was een welkome toevoeging geweest. Hetzelfde geldt voor Compartment No. 6 (Juoh Kuosmanen, Venetië) en L’Evenement (Audrey Diwan, winnaar van de Gouden Leeuw in Venetië). Wie geen insidersinformatie heeft, moet maar gissen of de titels gewoonweg niet geselecteerd zijn, of er distributeursbelangen spelen of dat er nog een andere reden is waarom bepaalde films niet worden vertoond.

The Beekeeper

The Beekeeper (1986) van Theodoros Angelopoulos.

Kijken naar Griekenland
Zeggen al die nieuwe titels u niet veel en grijpt u liever terug op klassiek werk dat opnieuw in de bioscoop te zien is? Naast een modern programma rond opkomende Griekse filmmakers blikt Gent dit jaar terug op het oeuvre van grootmeester Theodoros Angelopoulos (The Travelling Players, Landscape in the Mist, Eternity and a Day), die zich met een herkenbare stijl (langgerekte, statige shots die de protagonisten vangen in hun dwalingen) en een inhoudelijk engagement (politieke betrokkenheid bij de geschiedenis van zijn land en de emancipatie van de socialistische beweging) in de canon van de Europese cinema vestigde.

Voor liefhebbers die al bekend zijn met Angelopoulos’ werk is het jammer dat er niet meer geprogrammeerd kon worden in de Kinepolis-bioscoop, die rijk is aan grote schermen maar gespaard wordt voor het hoofdprogramma. Wie tóch zijn kans wil krijgen, moet op vrijdag 22 oktober afreizen, als The Beekeeper (1986, met Marcello Mastroianni) wordt vertoond in het bijzijn van componiste Eleni Karaindrou. Tegen de tijd dat dat zover is kunnen de meest fanatieke bezoekers alweer bijna met tollende ogen huiswaarts, en is Film Fest Gent nog maar één jaargang verwijderd van een ongetwijfeld feestelijke jubileumeditie.

 

7 oktober 2021

 
MEER FILMFESTIVAL

Preview Previously Unreleased EYE 2021

Preview Previously Unreleased
Achterstallige pareltjes in EYE Filmmuseum

door Tim Bouwhuis

Iedere zomer selecteert EYE Filmmuseum een aantal titels die nog niet eerder regulier te zien waren in de Nederlandse filmtheaters. De slepende coronatoestand heeft dit jaar gelukkig geen invloed op de omvang van het aanbod. In dit artikel licht ik vijf van de tien gekozen films verder uit en vertel ik waar en wanneer je ze (vooralsnog) kunt verwachten.

De eerste geprogrammeerde titel draait sinds donderdag 17 juni. Vervolgens kun je tot en met 19 augustus iedere donderdag een nieuwe Previously Unreleased verwachten. De twee hoofdlocaties voor het fysieke programma zijn EYE en de Filmhallen. Voor de premières wisselen de twee locaties elkaar af. Previously Unreleased is een samenwerking tussen verschillende distributeurs, en filmtheaters in het land zullen zelf af moeten wegen welke titels zij willen en kunnen gaan vertonen. Buiten Amsterdam en On Demand is het advies dus om de programmering van je lokale filmtheater en in een later stadium het aanbod op verschillende On Demand-kanalen (bijvoorbeeld PICL, Cinemember, EYE Film Player) in de gaten te houden.

 

First Cow

First Cow (Kelly Reichardt, 2019)
Filmmakers die vandaag de dag nog via analoge film een historische periode tot leven weten te wekken zijn zeldzaam. In First Cow staat een melkkoe symbool voor de Amerikaanse ondernemingszucht, waarbij je de parallellen met het kapitalistische heden er zelf bij mag denken. Het is een verademing dat de film licht van toon blijft en op momenten zelfs naar speels absurdisme neigt. Een glansrol is weggelegd voor de welbekende oliebol.

Vanaf 19-6. Oplettende liefhebbers konden First Cow ook al zien in Gent (Film Fest Gent, 2020), Leiden (LIFF, 2020) en Rotterdam (IFFR, voorjaar 2021).

 

Sin señas particulares (Identifying Features; Fernanda Valadez, 2020)
Films over de schending van mensenrechten in het grensgebied van de Verenigde Staten en Mexico blijven actueel. Identifying Features doet af en toe denken aan het eerder in Nederland uitgebrachte La jaula de oro (The Golden Dream; Diego Quemada-Díez, 2013), waarin een groep kinderen een grenstocht onderneemt in de hoop op een Amerikaanse droom. Dit keer kijken we door de lens van een moeder die weigert te erkennen dat de grenstocht van haar zoon gefaald heeft. Ze gaat op zoek op het moment dat lokale autoriteiten zijn naam eigenlijk al willen schrappen. Vooral het ijzingwekkende slotstuk van dit atmosferische drama blijft lang nazinderen.

Vanaf 1-7. De film was eerder te zien op het MOOOV Film Festival (2020, 2021) en wordt uitgebracht in samenwerking met distributeur MOOOV.

 

To the Moon (Tadhg O’Sullivan, 2020)
Hoeveel speelfilms tonen de (volle) maan of zeggen iets over haar functies en betekenissen? Als je de collagefilm To the Moon kijkt, lijkt het ineens of de volledige filmgeschiedenis met het hemellichaam verweven is. Regisseur Tadhg O’Sullivan combineert opgediept archiefmateriaal (onder andere verstrekt door EYE) en bekende filmfragmenten tot een overkoepelende vertelling, die qua opzet genoeg gemeen heeft met de fabuleuze collagefilm Final Cut – Hölgyeim És Uraim (Final Cut: Ladies and Gentlemen; Györgi Pálfi, 2012). Een enkel bezwaar is dat de eclectische voice-overs (van Shakespeare tot James Joyce) soms iets te veel afleiden van de ingetogen muzikaal begeleide beeldenstorm.

Vanaf 22-7. Deze film was nog niet eerder in Nederland te zien.

 

La virgen de agosto

La virgen de agosto (The August Virgin; Jonás Trueba, 2019)
De verwachtingen waren hooggespannen voor The August Virgin, een zweterige zomervertelling die plaatsvindt in een bloedheet Madrid. Regisseur Jonás Trueba maakte eerder namelijk het melancholische romantische drama La Reconquista (The Reconquest, 2016), die je pardoes op Netflix kunt terugvinden als je de mainstream georiënteerde algoritmes en kijkoverzichten even negeert. De belangrijkste actrice uit La Reconquista, Itsaso Arana, speelt nu Anna, een 33-jarige vrouw die in de stad blijft hangen terwijl alle Madrileners juist de warmte ontvluchten. Haar zoektocht naar identiteit en de betekenis van geluk kent een aangenaam vertelritme en wakkert het verlangen aan naar lange zomeravonden en spontane ontmoetingen. Het is alleen jammer dat Trueba zijn film op een iets te opzichtige wijze symbolisch gelaagd probeert te maken – de grootste hint ligt al besloten in de titel en de gangbare poster.

Vanaf 5-8. Ook deze film wordt exclusief door EYE uitgebracht.

 

Jak Najdalej Stad (I Never Cry; Piotr Domalewski, 2020)
In de geest van ‘rebelse jongeren op oorlogspad’ is hier I Never Cry, een energiek drama dat gedragen wordt door het acteerdebuut van de (op het moment van filmen) pakweg achttienjarige Zofia Stafiej. De reis gaat van Polen naar Ierland als protagoniste Olka (Stafiej) te horen krijgt dat haar vader, die ze nooit heeft gekend, gestorven is bij een ongeval op de bouwplaats. Met een sigaret in haar mondhoek en een brutale houding probeert ze zijn stoffelijk overschot te verzekeren voor transport. Zonder Stafiej geen film, gebiedt de eerlijkheid te zeggen, want het scenario vervalt wel heel sterk in opgerekte conflictsituaties, waarbij vooral de moeder er bekaaid vanaf komt. Gelukkig weet regisseur Domalewski wel treffend te verbeelden dat achter Olka’s rebelse, impulsieve gedrag een kwetsbare en gevoelige persoonlijkheid schuilgaat.

Vanaf 12-8 via EYE.

Naast de hierboven besproken titels zijn de volgende films in het Previously Unreleased-programma te zien: Flowers of Shanghai (Hou Hsia-hsien, 1998, digitale restauratie, 24-6), Once in Trubchevsk (Larisa Sadilova, 2019, 8-7), Give me Liberty (Kirill Mikhanovsky, 2019, 15-7), Cowboys (Anna Kerrigan, 2020, 29-7) en Rizi (Days; Tsai Ming-Liang, 2020, 22-8).

 

22 juni 2021