Tigers Are Not Afraid

***
recensie Tigers Are Not Afraid

Kinderlijke onschuld, volwassen reactie

door Cor Oliemeulen

Tijgers vergeten nooit iets, kunnen goed zien in het donker, hebben scherpe hoektanden om hun prooi te verscheuren en zijn nooit bang. De tijger is het symbool van kracht voor de vijf weeskinderen die proberen te overleven in een verlaten stadsdeel in Mexico waar een drugsbende mensen ontvoert.

De kinderen moeten vluchten als een van hen, Chino, de telefoon met een belastend filmpje van een drugsbendelid heeft gestolen. Het elfjarige meisje Estrella, wier moeder is verdwenen na een schietpartij bij school, heeft zich aangesloten bij de jochies, maar moet zich eerst op een extreme manier bewijzen. Gewapend met drie wensen (in de vorm van drie krijtjes, gekregen van de juf), gekweld door horrorbeelden van dode mensen en achtervolgd door een stroompje bloed, gaat zij op zoek naar haar moeder, terwijl zij haar kinderlijke onschuld probeert te bewaren door te vluchten in fantasie.

Tigers Are Not Afraid

Liever meeleven dan lachen
Volgens de Mexicaanse regisseur Issa López valt er in haar als donker sprookje vermomde drama soms best te lachen, maar de mate waarin is afhankelijk van het publiek. Mensen in Latijns-Amerika – gevormd door een gewelddadige geschiedenis waar de dood nooit ver weg was – zien eerder de lol door alle ellende om zich heen, met de bloedige drugsoorlog in Mexico als jongste treurige voorbeeld. In hun betrekkelijke onschuld zijn het vooral kinderen die overleven door de schoonheid van de menselijke geest. Eenzelfde soort relativerend vermogen ontdekte López in Belfast, in het verleden vaak ook niet bepaald een vrolijke boel, waar de zaal soms dubbel lag. In Nederland lachte niemand, maar desondanks werd Tigers Are Not Afraid vorig jaar gekozen als beste film op het Imagine Film Festival in Amsterdam.

Net als overal ter wereld zullen kijkers vooral worden geraakt door het emotionele component van de film. Het gevoel van medelijden voor het weinig hoopvolle perspectief van de kinderen is niet meer dan menselijk, maar net als zij wordt de kijker door het gebruik van magisch-realistische en fantasierijke elementen soms afgeschermd van de gruwel. Kinderen zijn immers kwetsbaarder dan volwassenen en kunnen onvoorwaardelijk rekenen op betrokkenheid van het publiek. Terwijl de kijker van de gemiddelde thriller of actiefilm is murw geslagen door de weinig benijdenswaardige bestemming van volwassenen die op al dan niet beestachtige wijze worden vermoord, kan het onheilspellende lot van kinderen gelukkig nog een potje breken.

Tigers Are Not Afraid

Ongelukkig happy end
Is Tigers Are Not Afraid dan wereldwijd overspoeld met waardering en filmprijzen omdat juist argeloze kinderen worden geteisterd door die irritante drugsoorlog? Zou het publiek schouderophalend reageren als slechts volwassenen onder al die gewelddadigheden gebukt gingen? En accepteren we het wanneer volwassenen diezelfde harde realiteit proberen te verzachten door te vluchten in fantasie, of verwijzen we die liever naar pillendraaiers?

Natuurlijk zijn er genoeg films over de greep van de Mexicaanse drugsoorlog op volwassenen, denk aan Heli (2014) waarin nota bene kinderen de meest verschrikkelijke capriolen (zoals marteling) uithalen. In plaats van het rauwe sociaalrealisme in dit deprimerende drama van Amat Escalante, of bijvoorbeeld het neorealisme van Luis Buñuels klassieker Los Olvidados (1950) waarin straatschoffies in Mexico-Stad morele grenzen overschrijden, kiest Issa López in Tigers Are Not Afraid voor een mooi uitgebalanceerde combinatie van drama, magisch-realisme en een vleugje horror. Qua motivatie en uitvoering afgekeken van haar landgenoot Guillermo del Toro in diens superieure Pan’s Labyrinth (2006), waarin een meisje tijdens een fascistisch regime vlucht in haar fantastische doolhof.

Lachen of niet, ook in Tigers Are Not Afraid zitten fragmenten van vrolijke speelsheid (die je bij de meeste volwassenen mist). Dat neemt niet weg dat Estrella’s verzuchting – ‘Elke keer als ik een wens doe, gebeurt er iets ergs’ – zal leiden tot een ongelukkig happy end. Ondanks de authentieke setting en het sterke acteren van de jonge cast beklijft dit donkere sprookje minder dan het eveneens met minimale middelen geschoten, beklemmende Russische oorlogsdrama Anna’s War.

 

23 augustus 2019

 

ALLE RECENSIES

Midsommar

****
recensie Midsommar

Onheilspellende verlossing

door Suzan Groothuis

Na ​Hereditary​ is regisseur Ari Aster terug met ​Midsommar. Een film die duidelijk de sfeer van zijn voorganger ademt, met terugkerende thematiek: hoe verwerk je trauma? Ditmaal speelt zijn film in een zonovergoten Zweden, in een gemeenschap die aan midzomerse tradities doet. Maar onder het kleurrijke palet dat ​Midsommar​ rijk is, gaat een duistere nachtmerrie schuil.

Er ging flink wat buzz vooraf aan Asters speelfilmdebuut ​Hereditary: ​“Engste film ooit!”, kopten de media. Of dat waar is, valt te betwisten, maar Asters horror maakte indruk. Een langzame, trefzekere stijl, met veel oog voor beeld en detail. Als je goed oplette, kon je in decors prospecties zien – duistere aanwijzingen van wat komen ging. En bovenal maakte een etterende naarheid zich meester van de kijker. Want hoeveel trauma kan een mens aan?

Nu is er ​Midsommar, een zogeheten breakup movie. Persoonlijke omstandigheden inspireerden Aster tot het maken van een relatiedrama. Maar​ Midsommar​ is meer dan dat; onderliggend trauma vormt, net als in ​Hereditary,​ het uitgangspunt. Met de opening zet Aster direct de toon. De jonge Dani (een uitstekende Florence Pugh, die eerder overtuigde in haar manipulerende rol in ​Lady Macbeth) leest verontrustende berichten van haar bipolaire zusje op Facebook. Haar alertheid is gewekt. Haar zusje wil er niet meer zijn. Haar vriend Christian doet het af als aandacht zoeken. En zijn vrienden vinden duidelijk iets van de claimende Dani. Maak het uit, is hun advies.

Midsommar

Groot trauma
Zover komt het niet. Want, en daar is het een Aster-film voor, er dient zich groot trauma aan. Een uiterst beklemmende en hartverscheurende scène toont hoe Dani’s wereld in een klap verandert. Ze zoekt houvast bij haar wankele relatie, met een vriend die er maar half voor haar is. Wanneer uitkomt dat hij plannen heeft om met zijn studievrienden naar Zweden te gaan, lijkt de breakup nabij. Maar Christian kan niet de relatie beëindigen. Niet onder de omstandigheden die zijn voorgevallen. Dus hij ziet maar één uitweg: Dani meevragen.

En zo geschiedde: het koppel gaat met Christians vrienden naar een afgelegen gemeenschap in Zweden die aan midzomerse tradities doet. Vriend Pelle is er opgegroeid en wil zijn Amerikaanse vrienden iets unieks laten zien. Precies tijdens hun komst viert de gemeenschap feest, een spektakel dat zich eens in de negentig jaar voordoet.

Wat begint als een idyllische zomertrip, mondt uit – uiterst beheerst in beeld gebracht – in een ware nachtmerrie. Het landschap is verleidelijk, met gras groener dan groen en de zon die immer schijnt. Bij aankomst krijgen de Amerikanen paddo’s voorgeschoteld. Het maakt de schoonheid van het landschap nog intenser, maar er is ook een onderliggende, onverklaarbare dreiging. Dani voelt die. En met die dreiging ontstaan er scheuren in een relatie die al gebroken is.

Midsommar

Indringende spanning
Aster is een meester in het opbouwen en vasthouden van spanning. Het gevoel dat er iets niet klopt, is constant aanwezig en wordt gevoed door vreemde gebeurtenissen, zoals verdwijningen, verlokkingen en rituelen. Maar het zijn vooral beeld en geluid die overtuigen: het camerawerk van Pawel Pogorzelski, die ook de cinematografie van ​Hereditary deed, is indringend en claustrofobisch, versterkt door een onheilspellende soundtrack (de twee gaan briljant samen in de openingsscène, kippenvel gegarandeerd!). Een knappe prestatie kijkend naar de sprookjesachtige setting waarin ​Midsommar​ speelt. Ondanks al het licht is onderliggende duisternis voelbaar. Neem de ongemakkelijke tafelmomenten, de gereserveerde gastvrijheid van de commune en een aantal onverwacht bloedige scènes, waarbij je je ogen toch echt even wegdraait.

De link naar een folk-horrorklassieker als ​The Wicker Man​ is snel gelegd. Toch is ​Midsommar complexer, want de emotioneel beladen hoofdpersoon is net als in ​Hereditary​ zoekende naar catharsis. Hoewel de gemeenschap haar angst aanwakkert, is ze er ook door gegrepen. Tijdens een paddotrip zien we hoe het gras zich in haar voeten hecht, als zijnde een teken van eenwording.

Aster wordt wel verweten dat​ Midsommar qua thematiek, sfeer, opbouw en duur (een lange zit van 2,5 uur) teveel lijkt op ​Hereditary. Eerlijkheid gebiedt te zeggen: je kan duidelijk zien dat Midsommar van zijn hand is. Het heeft wat meer komische elementen (Aster omschrijft zijn film als een donkere komedie), maar is minstens zo indringend als zijn voorganger. Belangrijker is: het werkt. Zo intens, onderhuids en aangrijpend heeft de schrijver dezes de laatste jaren geen horrorfilms gezien. Aster sleept je van begin af aan mee in een woekerende naarheid, gevoed door trauma, op weg naar een donkere verlossing. Laat de zomerse festiviteiten maar komen.

 

23 juli 2019

 

ALLE RECENSIES

IFFR 2019 – Deel 4

IFFR 2019 deel 4:
Genrefilm onder de loep

door Suzan Groothuis

Het International Film Festival Rotterdam onderscheidt zich door het grote aanbod van arthouse en independent films, maar heeft ook wat in petto voor liefhebbers van genrefilms. Zoals het Amerikaanse Harpoon, dat drie vrienden op hun noodlottige trip toont. In Nightmare Cinema laten vijf regisseurs zich inspireren door een lege bioscoop. En in The Night Shifter zien we hoe een lijkschouwer kan spreken met de doden. 

 

Harpoon

Harpoon – en toen waren er nog drie
Harpoon van regisseur Rob Grant komt als beste uit de test. De film is een mengeling van horror, thriller, drama en komedie. De band tussen drie vrienden staat onder spanning. Wanneer de opgefokte rijkeluiszoon Richard achter de vermeende relatie tussen zijn vriendin Sasha en zijn beste vriend Jonah komt, is het hek van de dam. Hij slaat Jonah tot bloedens toe, om vervolgens te horen dat de twee achter z’n rug om een harpoen voor zijn verjaardag hebben gekocht. Richard had hun berichtenverkeer niet helemaal goed begrepen. Oeps!

Om het goed te maken nodigt hij de twee uit voor een dagje op zijn jacht. Maar een dag die de vrienden dichter bij elkaar moet brengen, mondt uit in een ware helletocht. Hun vriendschap ligt verborgen onder een web van leugens en verraad. Die komen net zo pijlsnel uit als de harpoen die Richard heeft gekregen.

Wat volgt is een absurd, donker, komisch en bloederig tafereel. Wat mis kan gaan, gaat mis. Met als gevolg dat de drie in overlevingsmodus op een jacht zitten zonder voedsel en drinken. Aangewezen tot elkaar, ieder elkaars vijand. Het doet wat denken aan Jean Paul Sartres L’Enfer, waarvan ik me de zin: “Le bourreau, c’est chacun de nous pour les deux autres” nog goed kan herinneren. Ieder is de beul voor de anderen.

In Harpoon is dat niet anders, al legt Rob Grant geen link met Sartre maar met een verhaal van Edgar Allan Poe, waarin drie matrozen na schipbreuk moeten overleven. Ze zijn uiteindelijk genoodzaakt strootjes te trekken, om te bepalen wie van de drie ze moeten opofferen als kannibalistische snack. Ook speelt Grant met feitjes, zoals bijgeloof op het water (roodharigen en een zwarte banaan brengen ongeluk!) en hoe lang je nou echt zonder eten en water kan. Harpoon verrast met zijn vermenging van genres, het spelen met feitjes, literaire verwijzingen en, natuurlijk, een grote dosis bloedvergieten.

 

Nightmare Cinema

Nightmare Cinema – teleurstellende nachtmerrie
Nightmare Cinema belooft een soort horrormarathon van twee uur. Deze omnibusfilm beslaat vijf korte films, van onder meer regisseurs Joe Dante (Gremlins) en Ryûhei Kitamura (The Midnight Meat Train). Allen laten zich inspireren door een oude, lege bioscoop. The Thing in the Woods bijt het spits af en is er een in de traditie van slashers: een jong gezelschap wordt een voor een afgeslacht door een mysterieuze vreemdeling met lashelm op. Woest smijt hij met hakbijlen, maar hij weet ook raad met brandertjes en messen. Het verhaal krijgt een andere wending met de komst van mysterieuze spinnen. Een hoofd dat langzaamaan opensplijt, met erin een boosaardige spin, vormt het hoogtepunt. Een segment dat het vooral moet hebben van zijn gore-effecten.

Het tweede deel, Mirari, is van horrormeester Dante (Piranha, The Howling) zelf. Het doet wat denken aan een aflevering van The Twilight Zone, waarin een jonge vrouw geopereerd wordt en achter de gruwelijke waarheid achter haar verband komt. In Mirari is dat niet anders. Een jong stel gaat trouwen, maar zij is onzeker over haar uiterlijk. Door een auto-ongeluk loopt er een groot litteken over haar gezicht. Haar vriend zegt dat schoonheid overgewaardeerd is, maar hij doet haar ondertussen wel een aanbod om plastische chirurgie te ondergaan. Zijn moeder heeft hetzelfde meegemaakt en ze is er alleen maar mooier op geworden. Als kijker vermoedt je het ergste, zeker wanneer de enge, gladde plastisch chirurg (Richard Chamberlain, kennen we ‘m nog!) zijn intrede doet. Uiteindelijk werkt Mirari toe naar een nare, maar voorspelbare climax.

Het sterkst is This Way to Egress van David Slade, die verantwoordelijk was voor Black Mirror-aflevering Metalhead. Net als Metalhead in intens zwart-wit geschoten, met een eveneens donker, dystopisch thema. Elizabeth Reaser, pas nog te zien in Netflix-horrorserie The Haunting of Hill House, wordt geplaagd doordat alles om haar heen transformeert in lelijkheid. Vloeren worden gedweild met bloed en mensen veranderen in afzichtelijke monsters met grommende stemmen. Alleen haar kinderen zijn nog wie ze zijn. Wanneer zij haar dwingen een dokter te bezoeken, komt de zieke waarheid onverwacht naar boven. Slade overtuigt vooral met een kille en verstikkende sfeer, waarin niets is wat het lijkt.

Over de andere twee delen kunnen we kort zijn: Kitamura’s Mashit is een over de top duiveluitdrijving in een kerk, met veel bloedfonteinen veroorzaakt door een met messen zwaaiende priester. Een vermoeiende zit. En in Dead zien we hoe een jongen na een bijna-doodervaring dode mensen ziet. Een verhaal dat toewerkt naar een niet-verrassende afloop, waarin het leven wint van de dood.

De bindende factor van Nightmare Cinema is de lege bioscoop, die voorbijgangers naar zich toe trekt en hen dwingt plaats te nemen op een van de stoelen. Vervolgens zien zij zichzelf terug op het grote doek en dan niet in de meest fraaie setting. De naargeestige filmoperateur (Mickey Rourke, die weinig moeite hoeft te doen om er eng uit te zien) heeft zijn eigen, duistere doel. Op zich leuk bedacht om een oude, lege bioscoop speelterrein te laten zijn van vijf verschillende regisseurs. Nightmare Cinema moet een idee geven hoe veelzijdig horror is, maar schotelt zoveel clichés voor dat het geen moment verrast. David Slades deel daargelaten, omdat dat visueel en stilistisch de rest overstijgt. Een magere score.

 

The Night Shifter

The Night Shifter – duistere geheimen van de doden
En dan als laatste Braziliaanse horror in de vorm van The Night Shifter. Regisseur Dennison Ramalho vertelt dat zijn film een bizarre kijk op het leven in São Paolo geeft. Tegelijkertijd toont hij wat er gaande is: criminaliteit, corruptie, afrekeningen en de rol van bijgeloof. In zijn film, die je kan zien als mengeling van horror, absurdisme en realisme, draait het om de ongelukkige lijkschouwer Stênio. Hij werkt overuren en kan thuis niet op een warm onthaal van zijn vrouw rekenen.

Ondanks dat Stênio wat sullig oogt, heeft hij wel een gave. Hij kan spreken met de doden. Als hij alleen met hen is in zijn mortuarium, delen de doden hun geheimen. Wanneer Stênio door een gesprek met een van hen erachter komt dat zijn vrouw een affaire heeft, besluit hij in actie te komen.

Het is even wennen om de lijken in cgi-stijl te zien praten, maar het uitgangspunt van The Night Shifter heeft wel wat: deel nooit de geheimen van de doden, want daar komt alleen maar ellende van. Al snel wentelt Stênio zich in de problemen, door informatie van de doden te gebruiken om wraak te nemen op de geliefde van zijn vrouw. Ramalho’s film ontvouwt zich vervolgens tot horror waarin duivelse krachten de dienst uitmaken. Stênio moet alles op alles zetten om zichzelf en zijn kinderen te beschermen tegen het kwaad uit het hiernamaals. En dan is er ook nog de agressieve chaos van de stad zelf waar hij tegenop moet boksen.

Wanneer het horroraspect zijn intrede doet, boet de film aan kracht in. Van een bizarre, maar ook realistische blik op São Paolo en zijn inwoners verwordt The Night Shifter tot eendimensionale, uitzinnige duivelse wraakactie. Dat is jammer, want wat Ramalho wil zeggen over je staande houden temidden van al die ellende die speelt in de stad, komt zo niet goed uit de verf.

 

3 februari 2019

Deel 1
Deel 2
Deel 3
Deel 5
Deel 6

 

MEER FILMFESTIVAL

House That Jack Built, The

***
recensie The House That Jack Built

De Seriemoordenaar en de Kunsten

door Suzan Groothuis

Een nieuwe Von Trier staat gegarandeerd voor controverse. Helemaal als het gaat om The House That Jack Built die verhaalt over een seriemoordenaar. Von Trier duikt in zijn binnenste en er ontvouwt zich een continu spel met de kijker, provocatief maar ook gortdroog. Helemaal geslaagd is The House That Jack Built niet, maar het lukt Von Trier wel om de kijker te ontregelen.

Half Cannes liep weg bij de vertoning van Von Triers The House That Jack Built. Daarmee belooft de film controverse en provocatie, net zoals Hereditary het predicaat “engste film ooit!” kreeg. Ok, The House That Jack Built is controversieel. Maar dat is iedere Von Trier-film. In al zijn films zoekt de Deen de grenzen op.

The House That Jack Built

Zoekende, ongelukkige mensen
Hij toont zoekende, ongelukkige mensen. In The Idiots zoeken normale mensen de idioot in zichzelf op. Ter ontsnapping aan een dwingende, eisende maatschappij. In Breaking The Waves offert een naïeve, kwetsbare vrouw zichzelf op. In Melancholia zien we het einde van de wereld naderen, waarbij de ene zus dat accepteert en de ander zich overgeeft aan angst. In Antichrist hoopt een koppel nader tot elkaar te komen, maar de natuur beslist gruwelijk anders. En in The House That Jack Built duiken we in de geest van een seriemoordenaar.

Matt Dillon speelt Jack en is met zijn strakke gelaat en dwingende ogen perfect gecast. Hij vertelt zijn verhaal in vijf hoofdstukken, ofwel incidenten. Kenmerkend voor Von Trier, die graag structuur aanbrengt in zijn films. Hoofdstukken zijn hem eigen en werken altijd toe naar een dwingende catharsis. Terwijl Jack vertelt hoe hij seriemoordenaar is geworden en hoe hij geleidelijk aan gedreven werd tot grootse werken, is hij in dialoog met Verge (Bruno Ganz). In de openingsscène horen we klotsend water, alsof de twee ergens doorheen ploegen. Later leren we waar ze zijn.

Duistere iconen
In Incident 1 zien we Jacks eerste moord. Hij ontmoet een dame (Uma Thurman) met autopech, die hem om hulp vraagt. Haar krik is kapot en moet gerepareerd worden. Met zichtbare tegenzin brengt Jack haar naar de dichtstbijzijnde monteur. Terwijl ze rijden confronteert ze hem misschien wel een seriemoordenaar te zijn. “Me getting in this car with you. You might as well be a serial killer. Sorry, but you do kind of look like one”. Een voorbode van wat komen gaat. En met een knipoog naar de krik (jack in het Engels) als moordwapen.

The House That Jack Built

Met de incidenten die volgen, worden Jacks daden intenser en gruwelijker. Hij leert om goed te wurgen. En zijn dwangmatigheden nemen af. Hij heeft niet meer de neiging om de plaats van het misdrijf tot in de puntjes te reinigen en eindeloos op bloedvlekken te controleren. In een vriezer vol pizza’s bergt hij zijn slachtoffers. Ondertussen blijft bij in dialoog met de mysterieuze Verge, die we niet zien maar horen. Ze hebben het over zijn OCD en wat hem dreef om te moorden. Maar het gaat ook over kunst, architectuur en filosofie. Volgens Verge is er zonder liefde geen kunst. Jack denkt er anders over: “The old cathedrals often have sublime artworks hidden away in the darkest corners for only God to see. The same goes for murder.”

De dialoog culmineert in een discussie over iconen, waaronder Jack ook zichzelf schaart. “As disinclined as the world is to acknowledge the beauty of decay it’s just as disinclined to give credit to those… no, credit to us, who create the real icons of this planet. We are deemed the ultimate evil. All the icons that have had and always will have an impact in the world are for me extravagant art.” Hij haalt verschillende voorbeelden aan, zoals de Stuka uit de Tweede Wereldoorlog. Een vernietigende duikbommenwerper, berucht om zijn snerende sirenes, die de bijnaam “Trumpets of Jericho” kregen.

Hoogmoedig epos
Als Verge Jack vervolgens uitmaakt voor Antichrist, schieten beelden van films van Von Trier voorbij. Hoogmoed? Misschien, maar ook een spel met de kijker. En dat is wat Von Trier met The House That Jack Built steeds lijkt te doen. Van expliciet geweld (vooral vrouwen moeten het ontgelden) tot een overdadig tableau vivant: hij duikt op extreme maar ook gortdroge wijze in de diepste krochten van de menselijke ziel. Von Trier speelt met een combinatie van ironie, zwarte humor en schokkend geweld. Zo is er een briljante scène waarbij Jack ontsnapt uit de handen van een agent. Terwijl zijn bloedrode busje wegrijdt, slingert er een lijk achteraan, een lange rode streep achterlatend. Fame van Bowie schalt uit de speakers.

The House That Jack Built

Toch wringt er iets bij The House That Jack Built. Want wat wil Von Trier nu precies zeggen? Er is een kritische blik op Trumps “Make America Great Again”, getuige de rode petjes die Jack en een gezin dragen en het lugubere gevolg dat dit familie-uitje krijgt. Vrouwen zijn Jacks voornaamste slachtoffers en worden niet bepaald vleiend neergezet: irritant, simpel en makkelijk voor te liegen. Kansloze, lege zielen in Jacks handen en totaal tegenovergesteld aan de empathische verbeelding van het lijden van vrouwelijke personages als Bess McNeill uit Breaking the Waves en Selma uit Dancer In The Dark. En dan is er het solistische betoog van Jack, dat overeenkomsten laat zien met Von Trier zelf. Beiden meesters in het manipuleren van hun publiek, perversiteiten niet schuwend.

Goddelijke Komedie
Met The House That Jack Built heeft Von Trier zijn eigen Goddelijke Komedie gemaakt, waar de megalomanie soms van af druipt. Tegelijkertijd weet je: het is Von Trier, hij speelt een spel met de kijker. En net wanneer je denkt dat hij er met het einde een potje van maakt, verrast hij weer.

Dit epos vol kunst, verderf, pijn en verdriet is uiteindelijk een zoektocht naar verlossing. Een zwart-komische zoektocht welteverstaan, waarbij Von Trier de kijker constant bespeelt. Zoals ook Jack zijn omgeving bespeelt. Dan weer briljant en dan weer potsierlijk; het is een film die verdeeldheid geeft maar wel stof tot nadenken levert. En dat kan je tegenwoordig niet van veel films zeggen.

 

8 januari 2019

 

ONDERTUSSEN, OP DE REDACTIE: Lars von Trier: gek of geniaal?

 

ALLE RECENSIES

Good Manners

**
recensie Good Manners

Futloze fabel

door Sjoerd van Wijk

Het rommelige sprookje Good Manners propageert levenloos strijdlust in plaats van verzoening. Futloos zet het een bovennatuurlijke allegorie op die aansluit bij het huidige Braziliaanse politieke klimaat, waar de nieuwe president Jair Bolsonaro minachting voor mens en milieu uitstraalt.

Het is daarmee wel een tijdige film, die aangeeft wat een ieder die afwijkt van de destructieve norm te doen staat de komende tijd. De verschillen tussen Clara en de zwangere Ana kunnen niet groter zijn. Clara is een kinderoppas zonder opleiding en een lesbienne van Afrikaanse afkomst. Ana een verwende dame uit een welvarende familie, die door de dubieuze omstandigheden van haar zwangerschap er alleen voor staat. Er ontwikkelt zich al snel een hechte band tussen de twee, maar er lijkt iets mis met de baby. Goed, bovennatuurlijk mis. Clara’s leven neemt dan ook een onverwachte wending in dit tweeluik.

Good Manners

Afwijkende zwangerschap
Regisseurs Marco Dutra en Juliana Rojas (die vaker hebben samengewerkt) nemen uitgebreid de tijd om alle puzzelstukken op hun plaats te laten vallen. São Paolo is hier op de achtergrond een feeërieke metropolis, die geen massale drukte maar serene mystiek uitstraalt. In het claustrofobische appartement ontwikkelen de twee ondanks de tegenstellingen een aparte verstandhouding met elkaar. Het desolate maakt echter gaandeweg plaats voor het lethargische. De lichte griezel van Ana’s afwijkende zwangerschap staat snel vast, maar Dutra en Rojas blijven lang dwepen met de relatie, die overtuigingskracht mist doordat Isabél Zuna als Clara weinig passie uitstraalt.

Zij weet pas te overtuigen in het tweede deel, als de aard van de baby duidelijk is en het vreemde de wereld betreedt. Met het groeien van haar kapsel en haar unheimische adoptiezoontje Joel komt er meer vuur in haar. Het al eerder weinig subtiele motief van vlees of groente wat de pot schaft, legt er extra dik bovenop dat afwijken van de status quo het leven zelf is, met alle risico’s van dien. Clara’s pogingen Joels ware karakter te verbergen, voelen wel oprecht aan.

Dat Joel met ouder worden ook eigenwijzer bij de anderen wil horen, leidt tot de verwachte bonje, maar het lijzige tempo is hier adequaat. Good Manners verzandt echter continu in uitstapjes van bodyhorror tot musical. De eclectische mix van stijlen kent een lusteloze behandeling met stoïcijnse opnames, die gegeven het spannende materiaal niet voor de hand ligt. De druk loopt op, terwijl São Paolo immer vreedzaam doet denken dat het toverachtige in elke hoek te vinden is. 

Good Manners

Barbaarsheid tegenover domesticatie
Het barbaarse andere, wat vlees verslindt en huilt naar de volle maan, komt hiermee tegenover domesticatie te staan. Niet toevallig bevindt Clara zich in een christelijke goegemeente, een gemeenschap die de autocratische Jair Bolsonaro steunde in de Braziliaanse presidentsverkiezingen.  In het echt is het hij die anderen wil verslinden, zoals de inheemse bevolking in de Amazone. Good Manners blijkt dus een ironische titel en komt daarmee op voor de achtergestelden. In de verwachte ontknoping komt de strijdlust naar voren, als Clara en Joel hechter dan ooit tevoren worden.

Het doet in de verte denken aan het Mexicaanse Tigers Are Not Afraid, dat ook via een kind met bovennatuurlijke gaven de strijd met sociale misstanden aangaat. Daar is het sprookjesachtige echter vernuftiger verbonden met de omringende wereld, wat de emotionele binding ten goede komt. Tevens is daar ruimte voor verzoening, die alle narigheid doet vergeven en vergeten. Good Manners gaat voor de confrontatie in plaats van een beroep op christelijke naastenliefde te doen. Het is sociale kritiek, maar laat in haar apathische behandeling kansen op compassie liggen.

 

3 november 2018

 

ALLE RECENSIES

Suspiria

**
recensie Suspiria

Zielloze nachtmerrie

door Suzan Groothuis

In deze herbewerking van regisseur Luca Guadagnino volgen we de Amerikaanse Susie die in Berlijn opgenomen wordt in een dansgezelschap. Verdwijningen van danseressen en occulte zaken vinden plaats tegen een achtergrond van politieke onrust.

Luca Guadagnino (Call Me By Your Name, Io Sono l’Amore) heeft zich gewaagd aan een herbewerking van Suspiria van horrormeester Dario Argento. Hij geeft de film een eigen interpretatie, hoewel er zeker overlappingen zijn. De personages in het verhaal zijn gebaseerd op die in het origineel en ook de setting is hetzelfde: Berlijn in de jaren ’70.

Suspiria

Het uitgangspunt van de film is ook min of meer gelijk aan Suspiria (1977): de ambitieuze Susie Bannion (Dakota Johnson, dochter van Don Johnson en Melanie Griffith en bekend van de Fifty Shades of Grey-reeks) is vanuit de VS naar Berlijn gekomen om opgenomen te worden in het befaamde dansgezelschap Markos. De eerste scène leert ons echter dat het daar niet pluis is: danseres Patricia (Chloë Grace Moretz in een korte rol) vertrouwt haar psychiater dr. Josef Klemperer (Tilda Swinton in haar vijfde Guadagnino-productie) toe dat er occulte zaken spelen. Maar hij is in de veronderstelling dat het meisje psychotisch is.

Achtergrond van politieke onrust
Dan volgt Pats plotse verdwijning, die achterdocht bij Klemperer wekt. De leiding van de dansschool reageert echter mild: Pat was bekend met politieke idealen en zou zich wellicht gevoegd hebben bij een politieke beweging. We zitten immers in het Berlijn van de jaren ’70, een periode waarin terreurgroep Rote Armee Fraktion voor grote politieke onrust zorgde. In de film flitsen af en toe nieuwsberichten over acties van RAF voorbij.

Terug naar dansgezelschap Markos, waar Madame Blanc (wederom Tilda Swinton) zich ontfermt over nieuwkomer Susie. Susie’s danskunsten imponeren haar en het meisje krijgt een plek in het gezelschap. Ze wordt kamergenoot van Sara, die na een bezoek aan dr. Klemperer vermoedt dat er meer in het spel is aangaande Pats verdwijning. Wellicht spelen er occulte zaken?

Suspiria

Bloedstollende horror en holle verwachtingen
Guadagnino windt er geen doekjes om: jazeker spelen er occulte zaken! Het dansgezelschap wordt namelijk gerund door heksen, die alles doen om hun hiërarchie en de daaraan verbonden occulte tradities in stand te houden. Danseressen die vermoedens of bewijzen hebben, worden op nietsontziende wijze uit de weg geruimd. En daarmee komt ook het horroraspect in beeld, waarvan een scène zich in het netvlies beitelt: terwijl Susie tijdens een repetitie haar danskunsten toont en tot het uiterste gaat, wordt een afvallige danseres op brute wijze gepijnigd. Gevangen in een spiegelkamer zonder uitweg brengen Susie’s agressieve bewegingen beschadigingen bij haar aan. Botten die breken, verwrongen ledematen en een lichaam dat bont en blauw kleurt, worden op intense wijze in beeld gebracht. Met deze krachtige scène, waarin choreografie en beeld de kijker – of je nu wilt of niet – op dwingende wijze meeslepen en je op het puntje van je stoel doen zitten, schept Guadagnino verwachtingen.

Helaas maakt het 2,5 uur durende Suspiria die niet waar. De regisseur neemt teveel tijd om naar de gran finale toe te werken – een uitzinnige, hysterische en over de top ontknoping die leeg aanvoelt. Daarbij speelt nog de overbodige verhaallijn van dr. Josef Klemperer, die zijn liefde jaren geleden is kwijtgeraakt.

Over deze mysterieuze acteur ontstond enige tijd twijfel. Er is wel of niet een dubbelrol van Swinton? Hoewel IMDb duidelijk vermeldt dat ze drie rollen heeft in Suspiria – Madame Blanc, dr. Klemperer en de duivelse Markos – liet Guadagnino de pers in verwarring dat ene Lutz Ebersdorf de rol van de oude man op zich nam. Het komt pretentieus over en misschien is dat wel het grootste probleem van Suspiria anno nu: Guadagnino wil teveel met zijn film, waardoor die juist aan kracht inboet. De Koude Oorlog en terreurbewegingen, een verwijzing naar de wonden uit de Tweede Wereldoorlog, hekserij, psychiatrische zienswijzen, feminisme, het komt allemaal voorbij. 

Suspiria

Overbodige hommage
Wat wel beklijft, zijn de dansscènes, strak en gestileerd in beeld gebracht. Zo is er naast Susie’s agressieve repetitie de demonische dansuitvoering Volk, die de danseressen voor publiek vertonen. Erotiek, gevaar en uitputting gaan samen, ondersteund door de onderkoelde, dreigende soundtrack van Radiohead’s Thom Yorke (die zich door Krautrock liet inspireren). Met deze scènes schept Guadagnino een beklemmende sfeer, die de kijker grijpt en niet loslaat. Maar alles eromheen is zielloos en exuberant, gevangen in grauwe kleuren waarin de Koude Oorlog weerspiegelt.

Guadagnino omschrijft zijn film als hommage aan het origineel, hoewel Argento afwijzend tegenover een remake stond. In Argento’s woorden: “Either you do it exactly the same way—in which case, it’s not a remake, it’s a copy, which is pointless—or, you change things and make another movie. In that case, why call it Suspiria?” Die vraag is precies waar het knelt, als je Argento’s kleurrijke, sprookjesachtige nachtmerrie tegenover Guadagnino’s overbodige versie zet. Conclusie: haal Argento’s versie uit de kast en zet de soundtrack van Thom Yorke op. Dan heb je een leuke blend, hoewel de oorspronkelijke soundtrack van Goblin niet te evenaren is.

 

14 november 2018

 

ALLE RECENSIES

Predator, The

***

recensie The Predator

Suspense verliest van actie

door Alfred Bos

Met actieveteraan Shane Black aan het roer krijgt de Predator-franchise voor de tweede maal nieuw leven ingeblazen. Dat lukt, al zitten nostalgie en eigentijdse blockbuster elkaar nodeloos in de weg.

Homo sapiens heeft zich opgewerkt tot de top van de voedselketen op planeet Aarde; menseneters zijn verbannen naar de dierentuin of de laatste restjes wildernis. Dan is er alle gelegenheid om de fantasie los te laten op één van de zeven klassieke verhaaltypes—versla het monster. In dat geval kun je twee kanten op: dino’s of ander uitgestorven spul (in Meg, de popcornhit van deze zomer, staat een voorhistorische haai centraal) dan wel griezels van buitenaardse oorsprong.

In die categorie is de ultieme moordmachine alien gruwelijk eng, want sluw. Maar het is geen soort die vuurtjes stookt, computers bedenkt en ruimteschepen bouwt. De kosmische killer doet niet aan technologie of cultuur en daarin is hij de mindere van de mens. Zo niet predator, de topjager in het universum. Qua intelligentie en organisatietalent doet hij niet onder voor Homo sapiens; zijn fysieke kracht, atletisch vermogen én technologie zijn superieur. Predator, de ster van drie speelfilms en twee alien-crossovers, is het roofdier dat de mens voorbij is gestreefd.

The Predator

Goed gedoseerde gorigheid
The Predator, de vierde speelfilm rond de kosmische jager, komt uit de koker van de man die het genre van de actiefilm in de jaren tachtig nieuw leven inblies. Shane Black (Kiss Kiss Bang Bang, Iron Man 3, The Nice Guys) bedacht de succesvolle reeks Leathal Weapon-films (met Mel Gibson en Danny Glover als ongemakkelijk politieduo) en schreef daarnaast een paar filmavonturen voor actie-icoon Arnold Schwarzenegger. Die speelde het haantje in Predator (1987), het debuut van de lelijkerd from outer space. Black blaast de franchise nieuw leven in, nadat de vorige poging (Predators uit 2010) een natte vuurpijl bleek.

En Black levert. The Predator zal nimmer prijzen winnen voor fijnzinnigheid of vernuft, maar vermaken doet de film. Als bonus is de regisseur niet vies van een portie goed gedoseerde gorigheid, vaak met humor of (hoe kan het?) finesse gebracht, wat in deze tijden van politieke hypercorrectie en alles stuk calculerende marketing bepaald een plus is. Bloed druipt uit een gekliefd lijk en tovert onbedoeld een onzichtbare predator tevoorschijn? Ja! Predator trekt de ruggengraat uit een verslagen predator? Ja!

Stoere vrouwen
Dat laatste zet de Predator-liefhebber wellicht aan het denken – predator vecht tegen predator? – en dat raakt de kern van Blacks adaptatie. The Predator is geen herhaling van zetten, zoals Predators, noch een variatie op het origineel, zoals Predator 2 (1990), maar denkt verder langs het spoor dat in de eerste Predator-film is uitgezet. Kort gezegd, de buitenaardse jagers evolueren en wel in recordtempo. Daartoe gebruiken ze genetisch materiaal van dat andere alfa-organisme, de mens. Bovendien is klimaatverandering op een originele manier in de plot verwerkt. Het tilt de film boven de doorsnee genrefilm uit.

Waar de knullige interactie van het groepje stoere mannen dat de buitenaardse geweldenaar(s) moet bestrijden deze vermakelijke actiefilm juist terugduwt in de middelmaat. In dat opzicht zijn Black en co-scenarist Fred Dekker (de man van The Monster Squad en Robocop 3) géénTarantino. Onderwerp van de buitenaardse belangstelling is het hoogbegaafde zoontje Rory (Jacob Tremblay) van special forces-sluipschutter Quinn McKenna (Boyd Holbrook), die kan rekenen op een team van getraumatiseerde of ronduit gestoorde oorlogsveteranen.

Stoere vrouwen zijn er ook, want niet alleen de predator is geëvolueerd: Rory’s moeder (Yvonne Strahovski) en exobioloog Casey Bracket (Olivia Munn). De laatste eet predators als ontbijt, maar moet in het heetst van de strijd toch weer voor het kind zorgen.

The Predator

Storm in suburbia
Qua setting alterneert de Predator-serie tussen jungle (domein van predator) en stad (domein van mens) en regisseur Black voegt zich naar dat ritme. Hij doet à la Spielberg een Jurassic-je en verplaatst het monster van het eiland/oerwoud naar de voorstad. Daar wordt toevallig net het griezelfeest Halloween gevierd, wat bij de liefhebber van genrefilms ogenblikkelijk een gevoel van nostalgie wekt. Dat doet ook de rol van de overheid en haar geheime diensten; die houden er dubbele agenda’s op na en martelen dan wel vermoorden onschuldige burgers. Typisch jaren tachtig, want anno nu zijn het multinationals die kwaad spel spelen.

Heel onderhoudend allemaal, maar The Predator is net geen klassieker. Nog even los van de al te opzichtige sluikreclame is het een eenentwintigste-eeuwse makke die de film beentje licht. De eigentijdse kijker is overprikkeld en kan dus geen drie seconden zonder tromgeroffel of knaleffect. De film scoort hoog op enerverende actie, maar laag, zeg maar gerust nul, op suspense. Een paar scènes van nagelbijtende spanning hadden de film een niveau hoger getild en de finale biedt daartoe alle ruimte, maar het is holdedebolder naar het volgende klapstuk. En ja, alles staat klaar voor een vervolg. Dat is nu net het punt van de film.

Zo koppelt The Predator het spektakelgehalte van de eigentijdse blockbuster aan ouderwets actievermaak van de betere B-film. Het voelt bijna nostalgisch aan. Met de nadruk op bijna.
 

11 september 2018

 
MEER RECENSIES

Mandy

****

recensie Mandy

Trippende wraakqueeste

door Suzan Groothuis

Ben je in voor een bizarre, psychedelische helletocht waar lsd, woeste bikers, de hang naar het occulte en een uitzinnige Nicolas Cage de dienst uitmaken? Dan is Mandy niet te missen!

Red (Nicolas Cage) en Mandy (Andrea Riseborough) leven afgelegen in de bossen. De serene rust waar ze voor hebben gekozen is echter niet voor lang: wanneer een vreemd uitziende bende (zijn het hippies?) Mandy toevallig passeert besluit leider Jeremiah haar te laten ontvoeren. Hij sist zijn onderdanen toe: “I need you to get me that girl I saw. You know what to do”.

Mandy

En zo gebeurt het dat Red en Mandy’s idyllische leventje overhoop gegooid wordt. ’s Nachts wordt zij op brute wijze van hem gescheiden, Red vastgeketend met prikkeldraad achterlatend.

Vreemde bikers en verheven status
Jeremiah heeft plannen met Mandy. Er is iets met lsd, devote liefde en een wrede bikerbende. De bikers, die plots opdoemen in de nacht, doen qua uiterlijk niet onder voor de Cenobites uit Hellraiser. Met hun afschrikwekkende verschijning lijken ze regelrecht uit de hel te komen. Verklarend is regisseur Panos Cosmatos niet, maar het doel van Mandy’s ontvoering is duidelijk: Jeremiah wil een verheven status en daarvoor heeft hij haar (“You’re a special one, Mandy. I too am a special one. Let us be so very special together”) en de bikers nodig.

Maar Mandy is niet zo’n onderdanig kind als Jeremiah’s bendeleden. Zelfs onder invloed van een heftige trip (gif van een insect in je nek, lekker!) neemt ze hem allesbehalve serieus. Wat wil je ook, als je als metalfan (steevast gekleed in een shirt van Mötley Crüe) naar zijn zoete, bezwerende melodietjes moet zitten luisteren! Haar sardonische lach wordt haar echter niet in dank afgenomen.

Waanzinnige helletrip
Mandy’s idyllische begin, dat opent met het prachtige Starless van King Crimson, ontvouwt zich als helletrip, waarbij Red wraak zweert op wat zijn Mandy is aangedaan. En dan gaan ook alle remmen los: een uitzinnige Cage (“It’s crazy evil!”), zelf gesmede wapens, bloedvergieten, ronkende kettingzagen, drugstrips en vervreemdende shots in rood, paars en blauw. Zelfs animatie komt voorbij. Cosmatos hanteert een zelfverzekerde, visueel verbluffende stijl, waarop de pulserende muziek van de dit jaar overleden componist Jóhann Jóhannson (Arrival, Sicario) perfect aansluit.

Daarbij zit Mandy vol verwijzingen: naar de 80’s, waarin de film zich afspeelt, maar dan eens niet à la It (2017),  Stranger Things of Ready Player One. Geen crossfietsen en old school video-spelletjes dus, maar vroege metal van Slayer en Mötley Crüe, cultmagazine Heavy Metal, roleplayinggames, cheddar etende goblins en demonen geïnspireerd op Clive Barkers creaties.

Mandy

De visuele stijl doet denken aan die van Fabrice du Welz (Calvaire, Alléluia), met de kleur rood prominent in beeld. Rood kloppend als een hart, als liefde, maar ook als teken van vernietiging, met expliciet bloedvergieten. Cage, niet voor niets gedoopt tot Red, moest iedere avond het nepbloed van zich afspoelen.

Overdonderende zelfverzekerdheid
Met zijn debuutfilm Beyond The Black Rainbow liet Cosmatos al opvallend vakmanschap zien. Een film die het, evenals Mandy, moet hebben van sferische, trippende beelden en dito soundtrack. En ook daar is de vrouwelijke hoofdpersoon onderworpen, zij het aan de utopische doctrine van een instituut.

En nu is daar Mandy, zelfverzekerd, ambitieus en, jawel, in alle opzichten over de top. Nicolas Cage gaat wederom los, zoals het snuiven van een enorme lijn cocaïne vanaf een stuk gebroken glas, of zichzelf letterlijk met een fles sterke drank moed indrinken om op wraak-queeste te kunnen. Maar het werkt in deze hallucinerende, bloederige wraakfilm, waar hemel en hel zich samenvoegen tot een nieuwe dimensie. Zien is geloven.
 

10 september 2018

 
MEER RECENSIES

Hereditary

***

recensie Hereditary

Pionnen in een transcendent schaakspel

door Tim Bouwhuis

In het openingsshot van Hereditary zien we een verfijnde miniatuur van een groot landhuis. Het interieur beheerst de bewoners; levenloze vormpjes die verdwijnen in een groter geheel. Tot de camera langzaam inzoomt. We onze blik verleggen naar één van die vele kamers. En het levenloze tot leven komt.

Miniaturen als replica’s van de werkelijkheid, angstbeelden waarin je verdwalen kunt. Voorafschaduwingen van (of terugblikken op?) een nare familiegeschiedenis. Al snel schijnt één waarheid door: de bewoners zijn pionnen in een transcendent schaakspel. Veel keuze hebben ze ook niet. Zoals de filmtitel al insinueert liggen de wortels van het kwaad in het verleden. Zoveel wordt al zichtbaar op de katalyserende begrafenis van de mater familias. In de hoek van de rouwkamer kijkt een ongenode gast breed grijnzend toe. Het einde is slechts het begin.

Hereditary

Een valse tong
Hereditary is een ijzingwekkend effectieve genreflick, maar de echte spanningen van de film zitten niet in geestverschijningen of schrikeffecten (of hooguit die klikkende tong?). Full feature-debutant Ari Aster (zie voor zijn meest spraakmakende short The Strange Thing About the Johnsons) gebruikt de aanzienlijke speelduur om de conflicten binnen de familie Graham langzaam uit de hand te laten lopen. Hoogtepunt is een emotionele uitbarsting van Annie (Toni Collette), die zelfs haar rebellerende zoon Peter (Alex Wolff) verbijsterd achterlaat.

De vraag is wie hier wie imponeert – even lijkt Wolff vooral onder de indruk van de vurige Collette. En zo kruipen de acteurs wel vaker uit hun keurslijf. De hysterische reacties van Wolff, hoe ernstig de situatie ook is, laten zich nauwelijks meten met de angstaanjagende kalmte van Gabriel Byrne. Als bron van rust blijft zijn vaderpersonage vanzelfsprekend wat op de achtergrond.

Aster laat de kans liggen om meer met die dynamiek te doen: naarmate de film vordert, wordt de focus redelijk plichtmatig verlegd naar de toenemende bezetenheid van Peter.

Hereditary

Over de grens
Die bezetenheid komt uit de vroeg geopende doos van Pandora. Als de spiritueel gevorderde Joan (Ann Dowd) Annie een bloedlink voorstel doet, moet de modelscepticus daar in eerste instantie niets van weten. De moderne mens gelooft niet meer in contact met de doden. Tot er contact gemaakt wordt natuurlijk. De rigide distincties tussen geloof en ongeloof vervagen als de wereld van Hereditary steeds echter wordt. Angstaanjagender. En er geen priesters (The Exorcist) of markante demon hunters (de Warrens in de Conjuring-films) meer zijn om het kwaad te verdrijven.

Af en toe vergeet componist Colin Stetson in dat kader ook dat Hereditary vooral ook een heel subtiele slowburner mocht zijn. De drammerige geluidsband (denk Insidious) bij groteske taferelen zorgt ervoor dat Aster qua toon en opbouw soms iets te veel in de valkuilen van een James Wan trapt: sfeer wint altijd van bombast.

Zo bewijst ook de slotsequentie, waarin de beelden een bedriegende kalmte ademen, de wereld van Hereditary niet langer de wereld lijkt. Het is het werk van een regisseur die zijn filmgeschiedenis kent. Subversieve psychologie onder de mantel van het (on)bekende; ook voor Aster is het einde waarschijnlijk alleen maar het begin.
 

10 juni 2018

 
MEER RECENSIES

November

****

recensie November

Wonderlijk overwinteren

door Suzan Groothuis

Eén van de opmerkelijkste films van het afgelopen Imagine Film Festival in Amsterdam: November uit Estland, waarin magie, kwaad en liefde samenkomen in prachtig gefilmd zwart-wit. De Estische cultuur van bijgeloof en het leven na de dood er duidelijk in doorschemerend, waan je je in een donker, wonderlijk sprookje waarin ook de nodige humor niet ontbreekt.

Een wolf rent door een fraai winterlandschap, gefilmd in contrasterend diepzwart en helderwit. Hij wentelt zich door de sneeuw, om vervolgens zijn pad te vervolgen. Maar in het Estische November is niets wat het lijkt. Dat blijkt wel uit de volgende absurdistische scène, waarin een koe ontvoerd wordt door aan elkaar gebundelde stokken met een dierenschedel erop. Wanneer het beest bij zijn onrechtmatige eigenaar is beland, spreekt het bizarre stokkenschepsel met zijn baas. Het wil meer werk en krijgt vervolgens de opdracht om van brood een ladder te maken. Een eigenzinnige kennismaking met een wonderlijke wereld, waarin kratts (krakkemikkige constructies van gereedschappen en andere gebruiksvoorwerpen) werk verrichten voor de arme, luie boerengemeenschap.

November

Leven en dood vermengen zich in Novembers wereld. Zo zijn kratts schepsels met een ziel, verkocht door de duivel in ruil voor mensenbloed. Ze nemen werk uit handen, maar kunnen zich ook tegen hun eigenaar keren als ze te weinig werk krijgen. En op Allerzielen zoeken de doden hun dierbaren op, om zich tegoed te doen aan een lekkere maaltijd en een goed bed. Een wrang gegeven, want de boerenbevolking moet het zelf doen met bomenschors en vleermuizen. De doden hebben het beter dan de levenden, zo blijkt.

Donker liefdessprookje
Hoewel November in eerste instantie wat gefragmenteerd oogt, zit er wel degelijk een lijn in het verhaal. Het draait namelijk om de jonge Liina en Hans. Zij is verliefd op hem, maar hij valt als een blok voor de dochter van de baron, die iets verderop in een groot, maar vervallen landhuis woont. Een onbeantwoorde liefde dus, van beide kanten. Maar dan is er nog magie, waarmee de twee hopen te krijgen waarnaar ze verlangen. Liina doet een beroep op een heks om Hans’ liefde voor zich te winnen. En Hans koopt bij de duivel een ziel voor zijn kratt, een gefabriceerde sneeuwpop. Zijn kratt draagt de wijsheid van alle wateren in zich en legt in poëtische bewoordingen uit hoe de liefde werkt.

November is een donker liefdesverhaal in een middeleeuwse wereld, doordrenkt van Estische mythologie en volksgeloven. Thema’s als bijgeloof, magie, kwaad, zonden en liefde komen allen voorbij. En er is ook kritiek, dan weer onverbloemd en dan weer subtiel: op de rol van religie, op landbezit en eigendomsrecht en op de Letten (wier mond met een kont vergeleken wordt). Alles en iedereen is te misleiden. Zoals de pest die zich als schone blonde dame het water over laat dragen en als geit haar intrede doet in het dorp om haar virus te verspreiden.

Maar zoals de pest kan misleiden kunnen de dorpelingen dat ook: trek een broek over je hoofd en de pest denkt dat je twee konten hebt en zal weer weg gaan. Zelfs de duivel is om de tuin te leiden door hem sap van fijngeknepen bessen te geven in plaats van bloed. En de dorpelingen zijn ook niet vrij van verdorvenheid, door van elkaar te stelen en elkaar te bedriegen. Een van hen zegt het dan ook treffend: “Ik heb geen ziel”. 

November

Een surreëel spel van contrasten
Regisseur Rainer Sarnet weet een fraai, fantasierijk decor neer te zetten dat filmisch een lust voor het oog is. Onberispelijk wit gaat samen met diepzwart en levert adembenemende plaatjes. Zoals de doden die in smetteloze witte kleding vanuit het bos hun dierbaren opzoeken. Of het rustieke sneeuwlandschap waar wolven – of weerwolven, schijn bedriegt – de dienst uitmaken. De contrasterende zwart-wit kleuren spelen met de tegenstellingen die de film rijk is: smerigheid tegenover schoonheid, armoede tegenover rijkdom en kwaad versus goedheid.

Als deze onnavolgbaar originele film dan toch vergeleken moet worden, denk dan aan werk van stop-motion animator Jan Švankmajer, of aan Oost-Europese cinema als het sprookjesachtige Valerie and her Week of Wonders en het eveneens in zwart-wit geschoten, grimmige Marketa Lazarová. November weet de kijker bijna twee uur lang onder te dompelen in een surreële wereld die niet de onze is, maar die toch herkenbaar is met al het menselijk gekonkel dat wij rijk zijn. Immers, geluk en liefde wil iedereen en met magie in het spel kan dat op zijn minst tot bijzondere taferelen leiden.
 

21 mei 2018

 
MEER RECENSIES