Filmmarathon Gérard Depardieu

5 onbekende films van bekende Franse acteur
Filmmarathon: Gérard Depardieu
Twee redacteuren van InDeBioscoop dompelen zich een weekend lang onder in de goede dingen des levens en vijf relatief onbekende films van de Franse acteur Gérard Depardieu.

 

1. Je préfere qu’on reste amis (2005)

COR:
Sommige mannen houden een filmmarathon, andere mannen gaan daten. Je kunt ook samen films maken, bijvoorbeeld over twee mannen die daten. Dat deden Olivier Nakache en Éric Toledano – verantwoordelijk voor de onvervalste kaskraker Intouchables (2011) – in hun debuutfilm met de avonturen van een verlegen loser en een onverbiddelijke rokkenjager, gespeeld door Depardieu.

Soms zie je al aan de titel van een film (‘Ik prefereer dat we vrienden blijven’) hoe het verhaaltje zich globaal zal ontwikkelen en afloopt. Een veel te ingetogen Depardieu worstelt met het afgezaagde script, ongeïnspireerd en op de automatische piloot. In bijna elke rol laveert hij tussen tederheid en fysieke actie, ditmaal bloeit de acteur slechts op als hij leuke vrouwen kan imponeren.

Ik ben blij dat we deze film hebben gehad. Kunnen we nog snel even de ontknoping van de tijdrit van de Tour de France kijken.

 

BOB:
Dat is leuk dat je over fietsen begint! Zoals je weet ben ik aan komen fietsen na een tochtje door de Betuwe. Ik zou liever die route terugkruipen dan deze ongeïnspireerde film nog een keer te moeten kijken. Geen enkele verrassing, verbazing, iets van nou nou.

Zelfs de ontknoping van de tijdrit (spoiler: Wout van Aert wint toch wel) is spannender dan deze film.

Ik denk dat deze voorganger van Intouchables bewijst dat het regisseursduo vooral mazzel had dat daar alles goed paste. Hier werkt het allemaal niet. Vooral Depardieu zie je hier worstelen: hij moet constant op de rem. Dat past niet echt bij hem. Geef mij liever hem als idioot in Tais-toi (tegenover Jean Reno). Of als een masterclass acteren in het kostuumdrama Tous les Matins du Monde. Of als absurdkomisch acteur in Les Chiens of Buffet Froid.

Ik moet dit filmverdriet verdrinken dus ik haal nog snel even in Uden een fles rosé. Wist je dat Depardieu (naar eigen zeggen) minimaal zes flessen wijn per dag leegdrinkt? Wel praktisch als je dan je eigen wijngaarden hebt overal in de wereld.

Doet me eraan denken: gaan we ons Depardieu-anekdotenbijbel er nog bij halen? ‘s Mans leven kent meer anekdoten en schandalen dan er ooit recensies op InDeBioscoop zijn gepubliceerd…

 

2. Sous le soleil de Satan (1987)

BOB:
Depardieu als acteur kan denk ik drie dingen goed: 1. ingetogen & gevoelig; 2. totaal uitbundig; 3. absurdistisch. Het ongewone van hem (en trouwens ook van actrices als Isabelle Huppert, Catherine Deneuve, Delphine Seyrig) is dat hij dat zo uit zijn mouw kan schudden als de film daarom vraagt. 

Sous le Soleil de Satan is een voorbeeld van het eerste. Dit is de Depardieu die mensen vaak niet kennen: een zeer ingetogen rol als priester die steeds meer lijdt onder zijn gave.

Deze film van Depardieu-vriend Pialat (die zelf ook een rol heeft) is misschien niet zo chique als de Provençaalse rosé die ik nu soldaat maak, maar verrast me toch enigszins. De film heeft lange, trage monologen over bovennatuurlijke zaken. Een soort kruising tussen een Bergman-kammerspiel en The Exorcist. (Eh, Cor… wat is een kammerspiel ook weer precies?)

Depardieu is best goed als de wonderscheppende priester maar de show wordt gestolen door een piepjonge Sandrine Bonnaire (amper twintig, speelt hier zestien) die als door de duivel bezeten monologen oplepelt. Verder is er een opmerkelijke ontmoeting met een zwerver als de duivel, maar ik geloof dat ik daar even wegdoezelde.

De film (naar een roman van Georges Bernanos) haalde zelfs in 1987 een Palme d’Or in Cannes.

Wat staat er trouwens op het menu? Duivels lekkere aardappelen?

 

COR:
Ook mij doet de film denken aan werk van Ingmar Bergman, maar ook van Robert Bresson: een priester twijfelt aan zijn geloof; de setting is intiem en minimalistisch, maar er is volop karakterontwikkeling.

De priester die Depardieu speelt, heeft de duivel nodig om tot God te komen. Ondertussen probeert hij zowel zijn geweten als de ziel van het zwangere meisje te redden. Depardieu speelt met grote woorden en kleine gebaren.

Sous le soleil de Satan toont maar weer eens aan wat godsdienst met mensen kan doen. Jezelf tot bloedens toe geselen om je te straffen voor je zonden. Tien kilometer kruipen om je nederigheid te tonen (ik zou in jouw geval gewoon terugfietsen naar de Betuwe). Je stoïcijns laten aanranden door de duivel.

Neem gerust nog een rosétje! Aan het diner wordt gewerkt.

 

3. Tenue de soirée (1986)

COR:
Deze wonderlijke combinatie van drama, misdaadfilm en seksklucht zou hopeloos ten onder zijn gegaan in de handen van een mindere regisseur als Bertrand Blier en zonder het acterende Franse sterrentrio. In de huidige doorgeslagen wokecultuur zou het bovendien schier onmogelijk zijn om een dergelijk krankzinnig plot te verfilmen.

De flamboyante homo Bob (Gérard Depardieu) sleurt het echtpaar Antoine (Michel Blanc) en Monique (Miou-Miou) mee in een reeks inbraken bij rijke stinkerds en probeert en passant Antoine te versieren. Een uur later zien we Antoine als Antoinette op hakken, in een jurk en met vuurrode lippen en krijgt Monique op haar falie omdat ze hun gezamenlijke huis niet goed heeft gepoetst. De film schiet alle kanten op en is bij vlagen hilarisch.

Ik ga alvast koken en roerbakken, jij wilt vast nog wel wat vertellen over jouw naamgenoot en een van jouw favoriete regisseurs.

 

BOB:
Verdomd, Depardieu met mijn naam! Dat is ook niet zo vreemd, met 248 titels onder zijn belt is de kans groot dat hij wel eens een rol speelde met je naam. Hij speelde al zes Jeans, en een Jean-Francois, een Jean-Étienne, een Jean-Pierre, een Jean-Claude, een Jean-Joseph… etc. Maar een Jean-Cor nog niet.

Vermakelijk! Lekker raar en grappig en filosofisch spel over seksualiteit. Zoals in bijna alle films van Bertrand Blier. Alle drie de acteurs voelen zich zo te zien blij met het toch best uitdagende materiaal over homoseksualiteit, biseksualiteit, heteroseksualiteit; en dat grappig. Je zegt het al: Twitter zou hier nu vast moord en brand over schreeuwen. Zo gaan moderne discussies: megafoonmonologen. Heey, dat is best een goede titel voor een nieuwe Nederlandse roman, wat denk jij?

Blier weet hier twee Depardieus samen te krijgen in één film: de gevoelige en de energieke… Geen wonder dat Blier een van de vaste regiepartners was van Depardieu (acht films samen), net als Alain Corneau en Maurice Pialat. Ze passen goed bij elkaar.

Dank voor de roerbakmaaltijd! Vertel nog eens wat meer over de verzadigde vetzuren, verdomd interessant.

Gaan we het anekdotenboek nog openen? Ik heb er wel een paar. 1. De moeder van zijn dochter is getrouwd met zijn tegenspeler in Cyrano de Bergerac. 2. Als jonge kerel in Chateauroux was hij een vrijbuiter; hij verliet school op zijn dertiende. 3. Hij heeft wijngaarden in 7 landen (wist je dat bijvoorbeeld Dan Aykroyd en Carole Bouquet ook wijngaarden hadden?). Carole hoeft met haar achternaam natuurlijk niet veel meer te doen aan de marketing van haar wijn.

 

4. Barocco (1976)

BOB:
Is dat… Amsterdam? Ik kan mezelf toch wel een kenner noemen intussen van films over Amsterdam maar van deze film had ik geen idee… André Téchiné ken ik trouwens ook niet, terwijl ik toch aardig wat Franse regisseurs ken. En dit Amsterdam is echt 100% decor want iedereen praat Frans. Toch Amsterdamse politiepetten, stationsloketten, straten en telefooncellen met de tekst ‘telegrammen’.

Dit resultaat, Barocco, is daarmee toch wel merkwaardig. Heel erg stilistisch dus, met veel horizontale bewegingen van de camera. Een ingewikkeld misdaadverhaal. En dan de casting. Isabelle Adjani is een aparte keuze in de hoofdrol. De charmante Marie-France Pisier is een Amsterdamse prostituee. En dan hebben we nog een Good Depardieu en Bad Depardieu zoals je in Twin Peaks Good Cooper en Bad Cooper hebt.

In deze merkwaardigheid heb ik Serge Henri Valcke gemist als barman, en Derek de Lint in een andere bijrol. Had jij ze gespot?

 

COR:
Nee, ook ik heb Valcke en De Lint niet gespot. Misschien weggeknipt? Ik zag wel Helmert Woudenberg een paar keer voorbijkomen. 

Bijzonder inderdaad dat deze film in Amsterdam is opgenomen. De vooral donkere locaties, achterafsteegjes, het havengebied en natuurlijk De Wallen lenen zich prima voor expressionistische plaatjes. De atmosfeer is treffend.

Daarentegen vond ik het verhaal erg warrig. Een meisje (de mooie Adjani met haar beroemde pruillipjes) en een bokser (Depardieu die niet direct sprankelt) hebben kennelijk een hoop geld verdiend met het chanteren van een corrupte politicus. Dan verschijnt een man die verdomd veel lijkt op de bokser (Depardieu met zwartgeverfd haar). Hij schiet de bokser dood. 

Ik vroeg me af: is hij misschien de tweelingbroer van de bokser? Waarom lijken zij dan als twee druppels op elkaar?

Niets van dit alles. Debuterend regisseur Téchiné (hij maakt vooral films over menselijke relaties) liet zich inspireren door Vertigo. Het meisje wordt langzaam verliefd op de moordenaar en in haar beleving neemt hij de gedaante van de bokser aan. Waar Hitchcock de kijker helpt met uitvoerig kleurgebruik om de metamorfose te verklaren, laat Téchiné zijn publiek volledig in het duister tasten.

 

5. Ciao Maschio (1978)

COR:
Goed om te besluiten met een film uit de jaren 70 waarin zo’n beetje alle maatschappelijke taboes worden doorbroken en experimenten nooit ver weg zijn. In die zin past Marco Ferreri uitstekend in het rijtje Europese filmmakers als Buñuel, Pasolini en Fassbinder die zich lieten kenmerken door een subversieve maar poëtische stijl, met vaak ook nog een boodschap aan de (verbouwereerde) kijker.

Ferreri is het meest bekend van La grande bouffe, waarin een stel vrienden zich terugtrekken in een huis op het platteland om zich dood te eten (er is nog genoeg zelfgemaakte broccoli-courgettesoep, Bob, dus hou je niet in). Drie jaar later maakte de Italiaanse regisseur het nog veel meer omstreden La dernière femme waarin het personage van Depardieu alles doet wat God verboden heeft en zichzelf in de finale zowaar castreert (er ligt een scherp mes in de rechterkeukenla), omdat vrouw en man immers gelijk zijn.

Feminisme is ook een leidmotief in Ferreri’s en Depardieu’s Engelstalige filmdebuut Ciao Maschio. We zien onze Gérard de halve tijd in adamskostuum als een statige Romeinse keizer paraderen in een New Yorks wassenbeeldenmuseum. Buiten bewegen de personages zich in een surrealistische setting: op een immense zandvlakte aan de voet van de Twin Towers ligt King Kong. Als de kolossale aap een zoontje blijkt te hebben, haak ik (ook gezien het nachtelijke tijdstip) langzaam af. Ciao Maschio!

 

BOB:
Wat een maffe film inderdaad – en dat zegt heel wat als Marco Ferreri de regisseur is. Het is alsof het script uit het raam van de auto was gevlogen want afgezien van de teksten van James Coco oogt het weinig coherent. Zo experimenteerde men er soms lekker op los in de 70’s. Geen voorspelbaar gedoe.

Toch vond ik het boeiend. Vooral vanwege de man-vrouwrollen waar Ferreri hier op spottende wijze mee afrekent. Depardieu als moeder, de vrouwen als kerels, een bange man als alfaman (Coco). En dan nog een wassenbeeldenmuseum.

Depardieu lijkt net als Mastroianni lol te hebben in zijn vreemde rol. De hele tijd fluiten en verder bijna niet te verstaan. Maar lol voor experiment zat er al vroeg in. Wat dat betreft is hij altijd een vakman. Hoe beroerd de film ook, als Depardieu zijn handtekening zet, zet hij zich er vol voor in. Dat past ook wel bij zijn levensfilosofie die je kunt samenvatten als ‘volle kracht vooruit’. Privé leverde dat wel schandalen op, maar als acteur oogt zijn werk vrijwel altijd energiek.

Over volle kracht vooruit gesproken: morgenochtend moet ik weer vroeg op om te fietsen. Van Depardieus wereld naar het Brabantse platteland. Dus ik zeg welterusten!

 
26 juli 2022

 
Meer filmmarathons

Incroyable mais vrai

***
recensie Incroyable mais vrai
Angst voor ouderdom en gebreken

door Cor Oliemeulen

De Franse meester van de absurdistische cinema, Quentin Dupieux, gaat in zijn tiende film zowaar op de serieuze toer. In Incroyable mais vrai draait het om de ontdekking van een andere dimensie.

Toegang tot een mysterieuze ruimte met een andere werkelijkheid klinkt opwindend maar kent vaak een keerzijde. Zo worden in Andrei Tarkovsky’s meesterwerk Stalker (1979) de bezoekers geleid naar een kamer in een verboden zone waarin hun diepste verlangens worden vervuld en weet in La región salvaje (2016) van Amat Escalante een veelarmig buitenaards wezen in een hutje op de Mexicaanse hei wel raad met naar seks hunkerende vrouwen. Ook Incroyable mais vrai (Ongelooflijk maar waar) herbergt een boodschap.

Incroyable mais vrai

Kelder
Quentin Dupieux – bekend geworden als Mr. Oizo door zijn minimalistische elektronummer Flat Beat dat in 1999 in Europa een grote hit was – kennen we daarna vooral van zijn absurdistische komedies met op het eerste oog onzinnige situaties en gebeurtenissen. Het is aan de kijker om een nader gedachtenspel te ontdekken in de betekenis van de extreme facelifts in Steak (2007), de moordlustige autoband in Rubber (2010), de pratende jas van hertenleer in Deerskin (2019) en de moeilijk te dresseren, uit de kluiten gewassen vlieg in Mandibules (2021).

Incroyable mais vrai kent een meer ernstige ondertoon, hoewel de premisse al even onwaarschijnlijk lijkt als in de genoemde voorgangers. Alain (Alain Chabat: Réalité, 2015) en Marie (Léa Drucker: C’est la vie, 2017) willen gaan wonen in een leuk huis in een voorstad, maar de makelaar vertelt dat er een kelder is die hun levens voorgoed zal veranderen. Hun eerste bezoek aan de geheimzinnige ruimte is inderdaad een levensveranderende ervaring en de koop van het huis is een feit. De problemen ontstaan wanneer een van hen verslaafd raakt aan de kelder, omdat die ruimte werkt als een verjongingskuur en nog openstaande verlangens zou kunnen vervullen, terwijl de ander al snel de interesse in de ‘tijdmachine’ verliest.

Al even geobsedeerd in de strijd tegen het ouder worden, is Alains chef, Gérard (Benoît Magimel: La pianiste, 2001; Nous finirons ensemble, 2019), die om zijn vriendin Jeanne (Anaïs Demoustier: Bird People, 2014) te kunnen blijven behagen in Japan een iPenis heeft laten aanmeten. Maar nadat het gevaarte te kampen krijgt met een elektronisch defect is Jeanne verdwenen, op zoek naar een nieuw speeltje. Dupieux komt ermee weg.

Incroyable mais vrai

Buñuel
Incroyable mais vrai
is met zijn 74 minuten exact lang genoeg. We weten nu hoe verliefde koppels kunnen omgaan met nieuwe ervaringen in hun leven en de angst om oud en gebrekkig te worden. Dupieux lijkt te willen zeggen dat die angst van alle tijden is, getuige ook zijn gebruik van een cameralens uit de jaren 70 met fletse kleuren en soms bijna onscherpe beelden, alsook de gedateerde, infantiele deuntjes van Jon Santo, die de muziek van barokcomponist Johann Sebastian Bach door de elektronische molen haalde.

En dan is er natuurlijk die duidelijke verwijzing naar Luis Buñuel, de Spaanse meester van het filmsurrealisme. Als keerzijde van het veelvuldige bezoek aan de kelder ziet Marie beestjes uit een gat in haar hand kruipen, net als bij een personage in Un chien andalou (1929). Niemand anders dan Buñuel wist een hyperrealistische filmstijl zo vloeiend te combineren met totaal onverwachte, verrassende of schokkende beelden, situaties en gebeurtenissen. Ook hedendaagse filmmakers als Quentin Dupieux, Alex van Warmerdam (o.a. Nr.10, 2021) en Roy Andersson (o.a. About Endlessness, 2020) zijn niet wars van het spelen met de werkelijkheid en het hekelen van de burgerij.

 

27 juni 2022

 

ALLE RECENSIES

Camera Obscura Special: Het échte Parijs

Camera Obscura Special:
Het échte Parijs

door Bob van der Sterre

Parijs alias de lichtstad. Al sinds mensenheugenis een bron van inspiratie voor regisseurs. Films als Breathless, Jules et Jim, Last Tango in Paris, La Haine en Amélie maakten de stad nog beroemder. De mooiste en beste films over en in Parijs: de eerste aflevering in de serie Camera Obscura Special over films in wereldsteden.

Het valt bij films over Parijs op dat vooral Amerikanen het romantische beeld van Parijs koesteren. Denk aan Woody Allens Midnight in Paris, Linklaters Before Sunset, Baz Luhrmans Moulin Rouge, Stanley Donens Funny Face, Martin Scorsese’s Hugo, Nora Ephrons Julia & Julia of zelfs Pixars Ratatouille. Parijs is een mooie, romantische, bijzondere stad. Een oase onder de wereldsteden.

Paris, Je t’aime (2006)

Het is een Parijs dat niet echt bestaat – tenzij in de verbeelding van de Amerikaanse regisseurs. Toppunt van die liefdesverklaring is Paris, Je t’aime (2006) met over bijna elk arrondissement een korte film. Onder meer met bijdragen van de Coen-broers, Gus Van Sant, Alexander Payne en Wes Craven.

Ware liefde is ook dat je mindere punten accepteert. In Franse films over Parijs zie je vaak drukke boulevards (erfenis van Baron Haussmann, een van de meest beroemde (of beruchte) stadsplanners van de geschiedenis), de gevolgen van stadsverbouwing en zijn we ooggetuige van misdaad. Films als L.627 (Tavernier), Brief von Paris (Borowczyk) en La Haine (Kassovitz) laten een Parijs zien dat de Amerikanen zich niet kunnen voorstellen.

Dit zijn geen recensies of analyses van films! Ook geen top tien. Ik wil alleen een verhaal vertellen over de samenhang tussen film en stad en kies daarvoor per decennium een passende film. Ik heb niet alle films ter wereld gezien, dus hier en daar zal ik een uitstekende film gemist hebben.

 

Bassin des Tuileries (1896)

Bassin des Tuileries (1896): de gebroeders Lumière in Parijs

Locaties: Centrum, 1e arrondissement

Rondom de Lumière-broers bestaan na 125 jaar nog steeds misverstanden:

  1. Ze maakten níet de oudste film ter wereld; in Leeds was al in 1888 iemand bezig.
  2. Er bestonden al oudere opnamen van Venus (meer in de documentaire All Light Everywhere).
  3. Hun eerste films gingen níet over Parijs (ze waren geboren in Besançon en filmden hun lokale grote stad, Lyon, als eerste).
  4. De beroemde treinaankomst in Le Ciotat (vlakbij Marseille) is níet de oudste film van de Lumière-broers; daarvoor hadden ze al twintig korte films gemaakt.

Wel waren ze met hun ‘cinematographe’ verantwoordelijk voor de eerste commerciële filmvoorstelling in Parijs. Dat gebeurde in 1895 in de Salon Indien aan de Boulevard des Capucins.

De oudste film van Parijs is nog niet zo eenvoudig als het lijkt om uit te vogelen via de catalogus van de Lumière-studio. De oudste zou deze opname van de vijver van Tuileries kunnen zijn (april 1896). Of deze opnamen van de Champs Elysées (ook april 1896). Er is ook een opname van de autorit van Paris-Meudan bij Porte Maillot (mei 1896).

Waarom moeilijk doen als het makkelijk kan. Deze digitaal gerestaureerde video met films van Parijs combineert diverse Lumière-films uit de periode 1896-1900. We kijken achtereenvolgens naar opnamen van de Notre-Dame, Pont de l’Alma, Avenue des Champs-Élysées, Place de la Concorde, de brandweer, Tuileries (van de titel), een rolstoep en de Eiffeltoren. De video werd gemaakt door Guy Jones en ingekleurd door Denis Shiryaev.

Film: https://www.youtube.com/watch?v=fo_eZuOTBNc
Meer lezen: https://catalogue-lumiere.com/faq-movies/

 

Fantômas contre Fantômas (1914)

Fantômas contre Fantômas (1914): fragmenten van Parijs

Locaties: Parc des Buttes Chaumont en veel interieurlocaties, 19e arrondissement en elders in Parijs

De eerste speelfilms die zich (letterlijk) in Parijs afspeelden waren de Fantômas en Les Vampires-series van Louis Feuillade. Grappige, interessante films met veel snelheid en actie. De vroegste pulpfilms zou je kunnen zeggen, uit een tijd dat films net aandacht begonnen te krijgen.

Veel van Parijs zie je niet want bijna alles speelde zich binnen af in Parijse studio’s. Er waren een paar buitenlocaties. Zoals het shot van het Parc des Buttes Chaumont in Fantômas contre Fantômas (1915). In Fantômas III – Le mort qui tue (1913) zien we hetzelfde park en de daken van het Palais de Justice. Verder is er weinig te zien.

Aardig is de link met een andere Parijse film uit 1996: Irma Vep, van Olivier Assayas. Jean-Pierre Léaud worstelt daarin als regisseur met een nieuwe Vampires-film. En dat heeft ook een cinematografische link want Léaud dwaalde zelf in diverse Truffaut-films ook overal en nergens rond door Parijs.

Film: https://www.youtube.com/watch?v=7tyaZ3_wnww
Meer lezen: https://traumundexzess.com/2015/03/15/fantomas-20187271/

 

Paris qui dort (1924)

Paris qui dort (1924): Parijs op de pauzeknop

Locaties: Faubourg Saint-Germain, 7e arrondissement

De eerste echte noemenswaardige outdoor-film over Parijs is de komische zwijgende film Paris qui dort van René Clair uit 1924. Albert woont en werkt bovenop de Eiffeltoren. Ga dan maar ‘even’ een krant halen. We zien hoe hij alle trappen omlaag loopt. De Parijse straten zijn opeens leeg, zelfs de Place de la Concorde. Wat is er gebeurd? Hij ziet mensen maar ze staan stil.

Dan ontmoet hij een aantal mensen die ook gewoon bewegen, waaronder een zakenman, een agent met dief en een vrouw ‘wier enige doel is om plezier te hebben’. Zij beseffen dat om 15:25 alles wat zich niet in de lucht bevond tot stilstand gekomen. Zo betrapt de zakenman zijn stilstaande vrouw met een stilstaande minnaar.

Het geeft kopzorgen. Dan beseffen ze dat alles mogelijk is: zwemmen in de vijvers van Trocadero, woningen plunderen, ergens jezelf volvreten. Ze ontmoeten vervolgens een vrouw en haar oom blijkt een straal te hebben ontworpen die de wereld stilzet. ‘Wakker worden? Daar heb ik nooit aan gedacht eigenlijk.’ Dan blijkt de pauzeknop ook een groot wapen te zijn.

Interessante speelse film over Parijs; knap werk voor een debuut (regisseur was René Clair). De lege straten: de cinema zou het nog vaak gaan terugzien. Ik genoot van de effecten met vogelperspectieven vanaf de Eiffeltoren. Doen ook denken aan het werk van Harold Lloyd in Safety Last! dat een jaar ervoor was gemaakt. Na bijna 100 jaar ziet het er nog steeds ingenieus uit.

En dit was min of meer het filmdebuut van de beroemde toren, die daarna niet meer weg te denken was in cinema over Parijs en bijna overal een ‘cameo’ maakte.

Film: https://www.youtube.com/watch?v=RP6JkUdMRrE
Meer lezen: https://festival.ilcinemaritrovato.it/en/film/paris-qui-dort-2/

 

Le roi des Champs-Élysées (1934)

Le roi des Champs-Élysées (1934): Buster Keaton in Parijs

Locaties: Champs Elysees, Trocadero, 8e en 16e arrondissement

Buster Garniers baantjes gaan telkens mis. In plaats van nepgeld uitgeven, geeft hij echt geld uit. En dan wordt hij acteur, speelt hij een crimineel maar is er een verwisseling met een echte crimineel.

In 1934 had Buster Keaton in de VS weinig mogelijkheden meer. In Frankrijk zagen ze hem nog wel graag in de cinema en reisde hij daarheen met zijn vrouw met de boot (om geld te besparen). Hij deed er drie films die als redelijk obscuur de boeken zijn ingegaan.

Parijs is hier vooral in het begin in beeld, als Buster rondrijdt om het namaakgeld uit geven. We zien Buster als een ster op de Champs-Élysées vanuit de auto met geld smijten. We zien Buster ook geld uitdelen bij Café du Trocadero. Dat is nu een prachtig art deco-café vlakbij Place Trocadero en de Eiffeltoren. Verder vooral interieurscènes, de villa van de gangster en het theater.

Het is niet Keatons beste natuurlijk maar er zijn wel wat vermakelijk persoonsverwisselingen (sukkelige Buster en ruwe gangster). De beste stukjes van de film: het huwelijk dat Keaton verpest door echt geld uit te delen, de mislukte zelfmoordactie (gas wordt afgesloten), de twee vechters die geld krijgen en dan weer doorvechten, de schattigheid van zijn eerste ontmoeting met actrice Paulette Dubost, en de klassieke onnozelheid als hij op het toneel een muurtje moet beklimmen.

Gek idee: hij werd gedubd door een acteur die een raar Amerikaans accent deed. Een keer hoor je Keaton zelf zeggen: Go get me a drink. En de achtervolging doet denken aan Das Testament des Dr. Mabuse? Dat klopt! Die opnamen werden gebruikt om de kosten te drukken.

Film: https://www.youtube.com/watch?v=G8jkwmVr104
Meer lezen: https://thelostlaugh.com/tag/buster-keaton-talkies/

 

Les Dames du Bois de Boulogne (1945)

Les Dames du Bois de Boulogne (1945): de bossen van Parijs

Locaties: Bois du Boulogne, Boulogne-Billancourt (nabij 16e arrondissement), 2e en 18e arrondissement

Wat doe je als je favoriete man zegt dat hij óók blij is als jij het uitmaakt? Terwijl jij dat alleen deed om zijn aandacht te krijgen. Dan bedenk je natuurlijk een gemeen plan: je biedt een prostituee een adres en laat haar jouw favoriete man zijn hoofd dol maken. En dan hopelijk rent hij weer terug in je armen. Dat is het plot van Les Dames du Bois de Boulogne. Het gaat natuurlijk altijd anders.

De jaren veertig hebben weinig films met buitenscènes te bieden. Heel veel werd (om begrijpelijke redenen) in studio’s gefilmd. Het zat in elk geval niet in de weg om klassiekers te maken: Quai des Orfèvres, Orphée, Les Portes de la Nuit, Les Enfants du Paradis. Prachtige films die zich afspelen in Parijs. Maar ‘studio Parijs’ is toch wat anders dan ‘echt Parijs’.

Deze redelijk bekende film van Robert Bresson kun je met zijn vele interieurshots ook nauwelijks een Parijse film noemen. We zien een paar shots van het Bois du Boulogne. Dat zie je niet heel vaak in films. We kijken bijvoorbeeld naar de waterval van het Bois du Boulogne, net zo kunstmatig als de twee namaakgrotten in het park. Daar houdt het verder wel mee op.

Meer lezen: https://www.criterion.com/films/451-les-dames-du-bois-de-boulogne

 

Bob le Flambeur (1956)

Bob le Flambeur (1956): nachtelijk gedoe in Montmartre

Locaties: Place Pigalle, Montmartre; 9e en 18e arrondissement (en Normandië)

Bob le Flambeur, de drinkende gokker (‘le flambeur’), is goede maatjes met de politie. Hij is een crimineel buiten dienst. Wat zulke lui doen: spelletjes kaart spelen, slempen in bars en rondrijden. Pigalle, Montmartre, toen nog een achterbuurt, is zijn wijk.

Een dame krijgt een sandwich bij de bar aangereikt. ‘Laat die sandwich’, zegt hij, ‘kom bij ons zitten voor een echte maaltijd.’ Later vraagt ze: ‘Wat gaan we doen?’ ‘We? Het is tijd om te slapen.’ ‘En? Slaap ik bij jou vanavond?’ Stopt geld in haar tasje. ‘Neem een hotel.’

Het verhaal draait om een ‘laatste job’. Als Bob een koffer met 800 miljoen franc kan stelen, kan hij mooi gebruikmaken van zijn goede reputatie bij de politie. Niemand die hem ervan verdenkt. Hij doet het met hulp van een aantal makkers. Hoe verbazingwekkend in 1956 een overval werd voorbereid: je oefende gewoon op een grasveldje.

Bob le Flambeur bouwt rustig op. Het misdaadverhaal biedt veel aandacht voor het menselijke element. En dan krijg je nog die mooie beelden erbij. Avontuurlijke shots, creatief gebruikmakend van zwart-wit-tegenstellingen. Sfeervolle beelden van kroegen vol rook. De opnamen duurden maar liefst twee jaar. Het oog voor detail betaalt zich uit want de film bulkt van de sfeer.

Daarmee wedijvert de film met de beste Amerikaanse film noirs. Geen wonder dat diverse Amerikaanse regisseurs van naam fan zijn van Bob le Flambeur, zoals Stanley Kubrick, Quentin Tarantino, Paul T. Anderson en Jim Jarmusch. Regisseur Jean-Pierre Melville ontwikkelde een eigen stijl en zou hierna het misdaadgenre een nieuwe draai geven met films als Le Samouraï, Le doulos en Le cercle rouge. Dat betekent niet dat hij een eitje had aan deze film: Melville kon zijn acteurs amper betalen; hoofdrolspeler Roger Duchesne had een drankprobleem (dus dat acteert ie niet); en de actrice was nog geen zestien…

Het 9e en 18e arrondissement in het noordwesten van de stad waren in de jaren vijftig nog wel vrij ruige wijken. ‘Montmartre is tegelijk hemel… en de hel’, begint de film. Het was in de jaren negentig mijn eigen eerste ontmoeting met Parijs: uitstappen in Gare du Nord en een hotel vlakbij Boulevard Barbès Rochechouart. En al die neonsekskitsch bij Place Pigalle – waar trouwens François Truffaut opgroeide. Als Amsterdammer uit een achterstandswijk voelde ik me daar trouwens prima op mijn gemak.

De jaren vijftig bracht meer Parijse outdoor-klassiekers voort:

  • Les quatre cent coups (de eerste van de Doinel-reeks van François Truffaut, een klassieker)
  • Pickpocket (Robert Bresson)
  • Si Paris nous était conté (Sacha Guitry)
  • Les amants (Louis Malle)
  • Du rififi chez les hommes (Jules Dassin)

Meer lezen: https://www.parisupdate.com/montmartre-decor-de-cinema/

 

La boulangère de Monceau (1963)

La boulangère de Monceau (1963): arrogante koekjespeuzelaar

Locaties: Monceau, Clichy, Batignolles; 8e en 17e arrondissement

Twee mannen – studenten – lopen over Boulevard Batignolles. Ze zien telkens een leuke vrouw passeren en op een dag trekt een de stoute schoenen aan. Ze blijkt Sylvie te heten. ‘Wil je een keer wat drinken?’ ‘Niet nu. We zien elkaar toch vaak genoeg op straat.’

De jongeman loopt rond maar ziet haar nooit meer. Tijdens zijn pauzes wandelt hij steeds verder, in de hoop een glimp van Sylvie op te vangen. We zien en horen hem voice-overend slenteren door Rue Levis, Rue Legendre, Rue Saussure en Rue Lebouteux, waar op de hoek het bakkerijtje zit dat hij binnengaat. Daar koopt hij elke dag een koekje bij hetzelfde bakkerijmeisje: Jacqueline.

Hij regelt een date met Jacqueline. Hij wil er eigenlijk niet heen maar ‘mijn groep vrienden was er niet’ en ‘Het was een tijdsbesteding zo goed als alle andere’. Later: ‘Het schokte me dat ze dacht dat ik haar leuk zou vinden. Ze moest leren om niet met vuur te spelen.’

De hoofdpersoon ergert iedere filmkijker denk ik, maar een plus is dat de film zich bijna helemaal buiten afspeelt. We kijken naar het 17e arrondissement (pal naast het arrondissement van Bob le Flambeur). Aardig dat Barbet Schroeder, ook een beroemd filmmaker (documentaire Idi Amin, speelfilms Barfly en More), de antipathieke slenteraar speelt. Triple leuk is dat regisseur Bernard Tavernier, ons helaas pas ontvallen, de voice-over doet.

Voor de vrouwen in de film liep het minder goed af: Claudine Soubrier speelde nooit meer een andere rol dan dit bakkerijmeisje; Michele Girardon, Sylvie in de film, werd maar 36 jaar (pleegde zelfmoord). Zij had de hoofdrol in Rohmers film Le Signe de Lion een jaar eerder, waarin trouwens ook half Parijs wordt doorgewandeld.

Een plus van de film is het inkijkje in de befaamde wereld van de Franse taartjeswereld. Met verrukkelijk ogende sablés, abrikozentaartjes, gâteaux Lorraines, appeltaarten en een ‘baba’ (rumcake). En hij propt het allemaal even oncharmant naar binnen op straat en flikkert de zakjes meteen in de goot (lekker milieubewust). En de bakkerij zelf? Die is er natuurlijk niet meer, hoewel er aan de huizen hier weinig is veranderd.

Eric Rohmers films zijn zo ongelooflijk gelijkmatig altijd. Statische kletspartijen, weinig emoties, maar ze prikkelen je daardoor juist wel. Dit was de eerste ‘morele vertelling’ van de uiteindelijk zes die Rohmer er zou maken. In 1963 filmde hij deel twee van de morele vertellingen: La carrière de Suzanne. Dat zit wat complexer maar ook wat rommeliger in elkaar. Het was dus het begin van een serie van zes films, waarvan ik persoonlijk Ma nuit chez Maud de mooiste vind.

De jaren zestig boden enorm veel outdoor-opnamen van Parijs: de nouvelle vague in volle bloei:

  • Paris vu par… (diverse regisseurs)
  • Adieu Philippine (Jacques Rozier)
  • Paris nous appartient (Jacques Rivette)
  • Zazie dans le Métro (Louis Malle)
  • Jules et Jim en de hele Antoine Doinel-serie (François Truffaut)
  • À bout de souffle (Jean-Luc Godard)

Meer lezen: https://www.criterion.com/films/786-the-bakery-girl-of-monceau

 

Touche pas à la femme blanche (1974)

Touche pas à la femme blanche (1974): western bij Les Halles

Locaties: Les Halles; 1e arrondissement

In Touche pas à la femme blanche van Marco Ferreri kan generaal George Custer niet wachten tot hij de indianen zal verpletteren. Hij heeft het nergens anders over. Ondertussen wordt hij verliefd op Marie-Hélène, die dus niet aangeraakt mag worden door een indiaan, Mitch, een informant van Custer. Buffalo Bill trekt zich weinig aan van Custer.

De eigengereide filmer Marco Ferreri koos ervoor om de slag om Little Big Horn – en de aanloop – op en rondom Les Halles te filmen. Dat werd in 1974 ten tijde van het filmen neergebuldozerd en vervangen door een modern (en overdekt) winkelcomplex. Wie wil weten hoe het ooit was: bekijk deze film.

Een geweldig decor en de film pakt daardoor prachtig uit. De vechtpartijen, de paarden, schermutselingen zijn allemaal op de restanten van de sloop van de gebouwen rond Les Halles. Als de toren opgeblazen wordt, verwerken ze dat in het verhaal. Twee legerleiders kijken naar een huis dat gesloopt wordt met een sloopkogel. ‘Dat is nou vooruitgang.’ Of wanneer een kanon wordt afgeschoten en daarna de hallen instorten.

Anders dan in Les visiteurs zijn er geen eindeloze grappen over de confrontatie met de moderne tijd. De karakters nemen het allemaal zoals het is. Zoals Custer die naar een Coca Cola-reclame wijst en zegt: ‘Mijn vrouw’. Veldslag in een bouwput. Indianen die wapens bekijken in een moderne wapenwinkel.

Krachtig is de spot met racisme (en kolonialisme). ‘Ik snap de indianen niet. Het is toch duidelijk dat de Heer dit land aan de blanken heeft gegeven zodat ze zich kunnen vestigen.’ ‘Soms denk ik wel eens dat ze door demonen bezeten zijn.’ De film gaat niet over waar het wél over lijkt te gaan: de Amerikaanse geschiedenis.

Het aardigste is dat je kunt genieten van de komische talenten van zowat de hele Franse acteerelite van de jaren zeventig. Ze kwamen allemaal opdraven in de bouwput van Les Halles: Serge Reggiani, Michel Piccoli, Philippe Noiret, Catherine Deneuve, Alain Cuny, Ugo Tognazzi en Marcello Mastroianni. En niemand is hier uit de toon. Allemaal voelden ze de absurde humor aan die Ferreri met zijn film beoogde. Zoals de geweldige scène waarin Catherine Deneuve en Marcello Mastroianni naar elkaar smachten en zij dan ernstig zegt: ‘Mijn arme hart is als een galopperende pony.’

De jaren zeventig was sowieso een topdecennium voor films met Parijs in een ongewone setting:

  • Brief von Paris (Valerian Borowcyk)
  • Daguerrotypes (Agnes Varda; portret van winkeliers in de straat waar zij leefde, Rue Daguerre)
  • C’était un rendez-vous (Claude Lelouch scheurt door Parijs in een korte ‘film’)
  • Last Tango in Paris (Bernardo Bertolucci)
  • Céline et Julie vont en bateau (Jacques Rivette)
  • Le grand blond avec une chaussure noire (Yves Robert)
  • Buffet Froid (Bernard Blier; komedie rondom de flats in La Defense)
  • Les Lieux d’un Fugue (Georges Perec)

Film: https://www.youtube.com/watch?v=LyJbSPd-yAk
Korte documentaire over de film: https://www.dailymotion.com/video/xff7wf

 

Le Pont du Nord (1981)

Le Pont du Nord (1981): tour door Parijs

Locaties: 48 verschillende locaties door heel Parijs; 3e, 4e, 5e, 9e, 10e, 12e, 14e, 15e, 16e, 19e en 20e arrondissement

Twee vrouwen klungelen wat aan in Parijs tot ze elkaar tegenkomen via een ongeluk. Ze kopen croissantjes, bekijken standbeelden van leeuwen, posten brieven. De een houdt van vandalisme, de ander is op zoek naar iemand.

Pas na twintig minuten beginnen Marie en Baptiste met elkaar te praten. Een opmerkelijk vrouwelijk verhaal van de hoofdrolspeelsters zelf, die moeder en dochter zijn in het echt: Bulle (Marie) en Pascale Ogier (Baptiste, al heel modern aldoor met een enorme koptelefoon op). Ze schreven dat samen met Suzanne Schiffmann en regisseur Jacques Rivette.

Het script is langdradig en vaag en Pascale kan niet zo goed acteren. Toch is er veel ongewoons in details te zien. Solex en motor dagen elkaar uit als moderne paarden. Een levensgevaarlijke spurt naar de Arc de Triomphe. Flauwvallen in de metro. Wakker worden in een auto.

En natuurlijk véél Parijs: 48 locaties in verschillende arrondissementen. Iemand heeft ze allemaal opgezocht en er zelfs een kaart van gemaakt. Le Pont du Nord bevat cameragenieke locaties als de Arc de Triomphe, Place Denfert-Rochereau, Rue de Bellefon (die komt ook voor in Le Grand Blond), Place Gustave Toudouze, Rue des Eaux, Place Félix Eboué (fontein met leeuwenstandbeelden), Pont Bir-Hakeim, Place Stalingrad, Rue d’Hautpoul, de markt bij Le Carreau du Temple, Rue Perrée, La Petite Ceinture (verlaten treinspoor). Je kunt praktisch in hun voetsporen lopen.

De film hopt vrij achteloos van de ene plek naar de andere. Echt logisch is het niet maar de stad is hier een soort fraaie bijzaak in een film die zich helemaal buiten afspeelt. Passend dus bij het concept van de nouvelle vague. Rivette bleef trouwer aan dat concept dan Godard. Voor deze film maakte hij eerst nog een versie van 30 minuten, Paris s’en va. In feite dezelfde beelden maar zonder dialoog.

Ook hier het thema van de huizensloop. In Le Pont du Nord zien we in de Rue de la Croix Saint-Simon (Montreuil, 20e arrondissement) een Parijs met hekken en hijskranen, dat stinkt van de dieseldampen. Met de afbraak van de abattoirs van Vaurigard doet de film ook denken aan Touche pas à la femme blanche. En net als bij Tati wil een moderne telefooncel je liever vermoorden dan je helpen. Dit Parijs van 1981 is niet romantisch, maar ook niet cynisch; simpelweg een moderne stad.

Er zijn niet enorm veel filmklassiekers in Parijs van de jaren tachtig:

  • Diva (Jean-Jacques Beineix)
  • Les uns et les autres (Claude Lelouch)
  • Les nuits de la pleine lune (Éric Rohmer)
  • Police (Maurice Pialat)

Meer lezen: https://www.thecinetourist.net/le-pont-du-nord-locations-identified.html

 

Chacun cherche son chat (1996)

Chacun cherche son chat (1996): buurt zoekt kat

Locatie: Bastille; 11e arrondissement

In Chacun cherche son chat (1996) brengt Chloe haar kat (Gris-Gris) vanwege een vakantie tijdelijk onder bij Madame Renée. De kat loopt weg. Voor ze het weet, bemoeit de hele buurt zich ermee. Djamel gaat wel héél enthousiast zoeken terwijl Chloe juist ook driftig op zoek is naar liefde.

Mijn lievelingsfilm in hoe Parijs wordt neergezet als gemeenschap. Het idee is eenvoudig maar effectief: door een spoorloze kat worden burenrelaties ineens herontdekt. Een pure liefdesverklaring aan het arrondissement waar ik zelf ook twee weken ‘woonde’: het 11e arrondissement, ten oosten van de Place de la Bastille. Een leuke, gemengde wijk, waar de toeristen niet snel komen want er zijn geen echte attracties. In de film zien we onder andere de Passage de Taillandiers, Rue de Charonne, Avenue Ledru-Rollin. Café Pause bestaat ook nog steeds!

De film laat zien dat een komedie ook serieuze thema’s kan behandelen, zoals gentrificatie en eenzaamheid. Het eerste beeld zegt genoeg: vier hijskranen in beeld. Het barst van de gebouwen die gesloopt worden (ook hier weer een flashback naar Touche pas à la femme blanche) en braakliggende terreinen. Lokale winkeltjes worden vervangen door dure, hippe kledingzaken die niets met de buurt hebben. Madame Renée klaagt er al over: ‘Koffie is duur bij die cafés. Tien franc voor een bakje. Elders kost het maar vier franc. Dat is ook prima.’

Regisseur Cédric Klapisch heeft altijd een lichtvoetige manier van vertellen. Zo introduceert hij het 11e arrondissement met geluid van een drummer. Terwijl Chloe door de wijk loopt, gaat de drumbeat mee. Ook het shot van de kakofonie van telefoongesprekken is mooi in beeld gebracht. En hoe ze op vakantie gaat, is hilarisch. Misschien zijn alleen de droompassage en Chloe’s flirt met haar huisgenoot iets teveel van het goede.

Latere films van Cédric Klapisch werden meer soapy en langdradiger (denk aan de trilogie L’auberge espagnole (2002, Barcelona), Les poupées russes (2005, Sint-Petersburg) en Casse-tête chinois (2013, New York)). Hoofdrolspelers: Audrey Tautou en Romain Duris (die hier de drummer speelt). Toch zijn die film nog steeds goed te doen en daarnaast waren ze ook nog eens een commercieel succes. Dan is er nog Klapisch’ Paris (2008), óók met Romain Duris: een ex-danser bekijkt de stad gedwongen vanaf zijn balkon omdat hij een hartprobleem heeft.

In de jaren 90 werd meer dan ooit in Parijse straten gefilmd:

  • La Haine (Matthieu Kassovitz)
  • L.627 (Bertrand Tavernier)
  • Les amants de Pont-Neuf (Leos Carax)
  • On connaît la chanson (Alain Resnais)
  • Okno v Parizh (Yuri Mamim)
  • Louise (Take 2) (Siegfried)
  • Les rendez-vous de Paris (Éric Rohmer)

Meer lezen: https://filmkrant.nl/recensies/chacun-cherche-son-chat/

 

De battre mon cœur s'est arrêté (2005)

De battre mon cœur s’est arrêté (2005): vuist versus piano

Locatie: diverse plaatsen; 1e en 14e arrondissement

Om muziek te oefenen heb je rust in je donder nodig. Dat heeft Thomas niet. Als beroep slaat hij mensen uit hun huizen. Zijn vader is ook nog eens onhandig met geld. Als Thomas de ‘Toccata’ van Bach oefent, lijkt zijn voornaamste doel om zo snel mogelijk het einde te bereiken. En daar is zijn Chinese pianojuf niet zo blij mee.

Een drama dat goed in elkaar zit, dat zie je niet elke dag. Het is niet feilloos (het morele dilemma van de hoofdpersoon zie je van ver aankomen, er blijven wat verhaallijnen onafgerond). Het is vooral de kraak en smaak waarmee Jacques Audiard deze remake van Fingers (1978) in elkaar heeft gezet. En hoe goed Romain Duris past in de rol van Thomas Seyr: nerveus, opgejaagd, gozer van de straat, en ook een beetje kunstzinnig.

Het Parijs in deze film is volstrekt anoniem. Bars, cafés, straten, boulevards, huizen: je herkent helemaal niets. Er is geen bordje of naam van een plek te zien. We zien alleen (het intussen gesloten) Café Les Jardins d’Issoire. Parijs is misschien bedoeld als een stedelijke vertaling van New York in het origineel: dan is de Eiffeltoren niet zo gepast.

De jaren nul zijn een afspiegeling van de tijd: weinig films weten meer van Parijs te maken dan clichés. Neem een grote misdaadfilm als 36 Quai des Orfèvres. Heeft zelfs een adres als naam maar trekt toch meer tijd uit voor nietszeggende close-ups dan voor de stad zelf. The Dreamers van Bertolucci komt bij mij toch niet verder dan een krampachtige poging om Jules et Jim te evenaren.

De stad figureert meer dan ooit in grote Hollywoodfilms (The Bourne Identity, The Da Vinci Code, The Devil Wears Prada, Before Sunset, Inception, Taken). Het is meer de stad waar de film neerstrijkt, dan een film die écht over de stad gaat. Franse (indie-)cineasten filmen volgens mij juist steeds vaker in andere steden en gebieden in Frankrijk. Voor deze periode kan ik alleen de tv-serie Engrenages (2005-2020) aanraden voor meer van het échte Parijs.

Meer lezen: https://www.lemonde.fr/cinema/article/2005/03/15/de-battre-mon-c-ur-s-est-arrete-dans-la-ville-corrompue-par-l-argent-la-redemption-est-au-bout-des-doigts_401700_3476.html

 

Overige bronnen

 

5 juni 2022

 

Lees ook deel 2: Camera Obscura Special: New York
Lees ook deel 3: Camera Obscura Special: Londen
Lees ook deel 4: Camera Obscura Special: Tokio
Lees ook deel 5: Camera Obscura Special: Amsterdam

Inexorable

***
recensie Inexorable
Onverbiddelijk conventioneel

door Cor Oliemeulen

De Belgische meester van suspense Fabrice du Welz smeedt vanaf zijn experimentele horrordebuut Calvaire (2004) niet-alledaagse verhalen rond verknipte personen. In zijn zevende speelfilm Inexorable is het plot ondergeschikt aan de spanning.

Marcel Bellmer (Benoît Poelvoorde), zijn vermogende vrouw Jeanne (Mélanie Doutey) en zijn dochtertje Lucie (Janaina Halloy) hebben zojuist hun intrek genomen in een gigantisch landhuis in Wallonië. Marcel is een gevierd schrijver die teert op het succes van zijn roman ‘Inexorable’, maar zijn inspiratie is opgedroogd. Het huis was van Jeanne’s overleden vader, een grote uitgever, wiens familie vroeger banden had met Belgische fascisten.

Inexorable

Indringer
Misschien dat de jonge, mysterieuze Gloria (Alba Gaïa Bellugi) voor wat inspiratie kan zorgen. We zien hoe ze heeft ingecheckt in een naburig hotelletje en al snel kennismaakt met de rijkaards. Om zich toegang tot het gezin te verschaffen, maakt ze eerst vriendschap met de hond, takelt ze later haar gezicht flink toe met een colablikje en doet alsof ze is beroofd. Jeanne heeft medelijden en nodigt haar uit. Gloria kan het vervolgens bijzonder goed vinden met Lucie en wordt in dienst genomen als hulp in de huishouding.

Er ontstaat een connectie tussen Marcel en Gloria. Hij heeft een schrijversblok, zij is fan en kent ‘Inexorable’ uit het hoofd, omdat dat boek naar eigen zeggen haar leven heeft gered. Jeanne moet vaak weg voor haar werk, Gloria begint zich langzaam aan Marcel op te dringen. Marcel is seksueel uitgeblust bij zijn eigen vrouw over wie hij geen ‘macht’ heeft, en wordt onhoudbaar wellustig bij een meisje dat hem bewondert en over wie hij wel macht heeft. Tenminste, dat denkt hij. Gloria vindt Marcels geheime brieven en weet de drie gezinsleden onverbiddelijk (‘inexorable’) tegen elkaar uit te spelen.

Misère
Fabrice du Welz heeft zich duidelijk laten inspireren door beroemde erotische Amerikaanse thrillers van eind jaren tachtig, begin jaren negentig, zoals Fatal Attraction (1987) en Basic Instinct (1992), en leunt bovendien wat op Stephen Kings boekverfilming Misery (1990). Poelvoorde en Bellugi zijn goed op dreef, maar het afgelegen kolossale huis, waar de verlichting regelmatig uitvalt, is het toonaangevende personage.

Inexorable

De cinematografie van Manuel Dacosse is vertrouwd sfeervol, het repeterende klassieke muziekdeuntje van Vivaldi’s ‘Nisi Dominus – Cum Dederit’ is functioneel maar wordt de laatste jaren te vaak in films gebruikt (ditmaal zonder countertenor Andreas Scholl). Met de spannende momenten zit het wel snor, maar het geheel voegt weinig toe aan het filmcanon. De personages wekken onvoldoende sympathie op om de kijker tot het eind toe te boeien. Gelukkig is het einde onvoorspelbaar, maar maakt het je uiteindelijk niets uit wie overleeft.

Een begenadigd filmmaker als Fabrice du Welz is geen man voor conventionele films. Hoewel je Gloria natuurlijk liever niet in het donker tegenkomt, zorgt de kleine Lucie voor de grootste verrassing, met de meest verontrustende performance. Tijdens haar verjaardagsfeestje, waarvoor de hele klas is uitgenodigd, klimt ze op het podium in de tuin. Vanaf het moment dat er een death metal-nummer uit de speakers knalt, danst en schreeuwt ze als door de duivel bezeten. Daarmee degradeert ze het stoere personage van Abigail Breslin in Little Miss Sunshine (2006) tot ideale kleindochter.

 

28 mei 2022

 

ALLE RECENSIES

Movies that Matter 2022 – Les choses humaines

Movies that Matter Festival 2022:
Les choses humaines is genuanceerde bijdrage #MeToo

door Jochum de Graaf

Seksueel geweld en #MeToo zijn als altijd belangrijke thema’s op het Movies that Matter Festival. In de documentairethriller Sabaya volgen we vrijwilligers die Yezidi-vrouwen en –meisjes bevrijden uit IS-gevangenschap. In A157 vertellen drie pubermeisjes vanuit een Turkse vluchtelingentent hoe zij slachtoffer werden van de gruweldaden van IS. In Las Consecuencias wordt op omfloerste wijze een pijnlijke familiegeschiedenis van langdurig misbruik onthuld.  As I Want portretteert moedige vrouwen die ten prooi vielen van het grootschalig seksueel geweld tijdens de demonstraties op het Tahrirplein in Caïro in 2013. Het zijn stuk voor stuk belangrijke documentaires die gezien moeten worden, maar als document lichten we de Franse speelfilm Les choses humaines van Yvan Attal uit.

We komen terecht in de hoogste Franse kringen met het echtpaar Farel. Vader Jean (Pierre Arditi) is een alom gevierd politiek commentator met een dagelijkse tv-show. Aan het begin van de film krijgt hij zijn ontslag aangezegd en gaat zich voorbereiden op een laatste groot spraakmakend interview. Moeder Claire (mooie rol van Charlotte Gainsbourg) is een bekend essayiste, uitgesproken feministe die op de radio fel in debat gaat over een vermeende verkrachtingszaak door een immigrant. Beiden houden er zoals dat in die kringen betaamt met stilzwijgend wederzijds goedvinden buitenhuwelijkse affaires op na. Jean Farel heeft met een veel jongere maîtresse die vrij snel in verwachting raakt ook fysiek nogal wat weg van Dominique Strauss-Kahn (de destijds in opspraak geraakte IMF-topman); Claire heeft een verhouding met Adam Wizman (Mathieu Kassovitz) die gescheiden van zijn orthodox Joodse vrouw leeft.

Les choses humaines

Verkrachting?
Dit voor de haute bourgeoisie tamelijk gewone leven wordt wreed verstoord wanneer modelzoon Alexandre Farel (Ben Attal) opgepakt wordt vanwege een aanklacht voor verkrachting, door Mila Wizman (aanstormend talent Suzanne Jouannet), dochter van Adam, de geliefde van zijn moeder. Alexandre, even over uit het prestigieuze Stanford waar hij studeert, heeft Mila meegevraagd naar een party, een soort reünie van het Franse elite-instituut bij uitstek ENA. De tamelijk blasé jonge mannen organiseren een challenge: alle jongens moeten een meisje versieren en als bewijs een gebruikt slipje tonen.

Het komt vast te staan dat Alexandre en Mila samen wat drinken, op een bankje zitten en in een schuurtje verdwijnen. Er hebben zich seksuele handelingen voorgedaan, maar was dat met wederzijdse instemming, of was er sprake van dwang?

Wisselende perspectieven
De feiten, meningen en gebeurtenissen worden verteld vanuit telkens wisselende perspectieven – in een deel ‘Lui’ van Alexandre en een deel ‘Elle’ vanuit Mila – en verschuiven ook nog eens in de tijd. Je wordt telkens op het verkeerde been gezet, wie moet je nu geloven? Alexandre die de schijn tegen heeft omdat hij in een eerdere verhouding intimiderende een gewelddadige appjes stuurde en een kort verhaal over een verkrachting schreef, of Mila die een labiele indruk maakt, in eerste instantie een onvolledige getuigenverklaring aflegt en niet hard kan maken dat zij zich luid en duidelijk verzet heeft tegen zijn avances.

Les choses humaines

En dan speelt in beide gevallen mee dat de ouders zich ernstig zorgen maken over hun reputatie. De moeder van Mila vraagt zich af of zij na deze affaire nog wel huwbaar is, voor de Farels staat hun status als Franse ‘media celebrities’ op het spel. En zoals te verwachten, komt de relatie tussen Claire en Adam ernstig onder druk te staan en loopt op de klippen. De positie van Claire is het meest interessant: als radicaal feministe staat ze van nature aan de kant van verkrachte vrouwen als Mila, als moeder heeft ze tegelijkertijd vol vertrouwen in haar zoon.

Les chose humaines ontwikkelt zich tot een intrigerend rechtbankdrama waar een ingenieus spel met de oordelen en verwachtingen van de kijker wordt gespeeld. Twee mensen die eenzelfde gebeurtenis compleet verschillend interpreteren, dader en slachtoffer, schuld en boete, wat is waar en niet waar, en een argumentatie tot steeds weer een nieuw gezichtspunt oplevert. De film levert een uiterst genuanceerde en welkome bijdrage aan de het nog voortdurende debat over #MeToo.

Lees hier waar deze film nog is te zien.

 

12 april 2022

 

Movies that Matter Festival 2022 – Openingsfilm Navalny
Movies that Matter Festival 2022 – Activisten
Movies that Matter Festival 2022 – Judas and the Black Messiah
Movies that Matter Festival 2022 – Sovjet- en post-Sovjetfilms
Movies that Matter Festival 2022 – Het Grote Verzwijgen

 

MEER FILMFESTIVAL

Velvet Queen, The

****
recensie The Velvet Queen
Het gedroomde dier

door Paul Rübsaam

Twee mannen met uiteenlopende karakters zijn op de onherbergzame maar onwerelds mooie Tibetaanse hoogvlakte op zoek naar de zeldzame en mythische Tibetaanse sneeuwpanter. Gaat het verhaal over hen, of toch over de sneeuwpanter en andere dieren, die even nauwlettend de mannen in de gaten houden? The Velvet Queen is hoe dan ook geen doorsnee natuurdocumentaire.

In de verte, op een van de immense vlaktes van het meer dan vierduizend meter boven de zeespiegel gelegen Tibetaanse hoogland, zien we een groep grote, zwarte dieren, die in een soort rondedans verwikkeld lijken te zijn met een groep kleinere witte. Langzaam maar zeker stellen we vast dat een groep wolven (de witte dieren) bezig is een van de kalveren van de zwarte jaks te verslinden, wat de reusachtige ouders tevergeefs trachten te verhinderen. Pompeuze, dramatische muziek ontbreekt, evenals een belerende voice-over. Deze dingen gebeuren daar gewoon.

The Velvet Queen

Deze scène van The Velvet Queen (La Panthère des Neiges) van het Frans-Zwitserse regisseurskoppel Vincent Munier en Marie Amiguet zet ons verwachtingspatroon met betrekking tot een natuurdocumentaire meteen al aardig op zijn kop. Gelukkig zien we later  nog dieren van dichterbij, niet zelden in de verstilde vorm van de natuurfoto’s van Munier, zoals de Tibetaanse vos, groepen bharals (blauwschapen), de met de sneeuwpanter verwante, maar kleinere en gedrongen pallaskat en diverse vogelsoorten.

Ruimte en kleurschakeringen
Marie Amiguet is de stille kracht met de filmcamera in haar hand achter Meunier en de Franse schrijver en reiziger Sylvain Tesson, die mijmerend door het gebied trekken. Zij gebruikt de ruimtelijke ervaring die de Tibetaanse hoogvlakte biedt als referentiepunt. Met verrassende resultaten. Juist door de relatief statische camera – die schaarse, weidse bewegingen vastlegt van rood zand dat de wind over de vlakte blaast en schaduwen die traag voorbij trekkende wolken op die vlakte projecteren – kun je als kijker iets ervaren van de dimensies van die desolate, maar door een wisselende reliëf en opvallend wisselende kleuren gekenmerkte omgeving. De weinig opdringerige, eerder spiritueel en mysterieus klinkende soundtrack van Warren Ellis en Nick Cave draagt aan die ervaring bij.

In die grootse ruimte bevinden zich ook de dieren, waarnaar Munier, gewapend met zijn fototoestel met sterke zoomlens, op zoek is. Maar die dieren zijn behoedzaam, zoals ook de mensen moeten zijn in dit zowat laatste ongerepte natuurgebied op Aarde. De dieren houden de mensen in de gaten en zien hen vaak eerder dan omgekeerd. Een antilope die half nieuwsgierig, half angstig over de rand van een bergkam zijn menselijke aanschouwers observeert, kan echter ook een mooi beeld opleveren.

Wachten, stilzitten en turen
Van plichtmatige uiteenzettingen over de natuurlijke habitat en het paringsgedrag van de soms niet eens bij name genoemde dieren blijven we aangenaam verstoken. Wat niet wil zeggen dat Munier en Tesson er voornamelijk het zwijgen toe doen. Integendeel, in hun vergeeflijke enthousiasme over de schoonheid die hen omringt, praten ze soms zelfs te veel. Niettemin is hun vriendschappelijke confrontatie interessant genoeg. Daarbij is het vooral de eveneens bereisde, maar ongedurige schrijver Tesson die zijn serene en eindeloos geduldige metgezel ondervraagt. Ten behoeve van zijn eerder dan de film verschenen boek ‘La Panthere des Neiges’ (2019) noteert hij zijn bevindingen in een notitieboekje. Die aantekeningen draagt hij soms voor in de vorm van een voice-over.

The Velvet Queen

Munier, die bij uitstek de schoonheid van de natuur wil vastleggen, kan eindeloos wachten, stilzitten en turen, tot verbazing van Tesson. Voor de fotograaf gaat het erom het dier te ‘betrappen’, zonder het te storen. Maar wie betrapt wie? Munier beschrijft voor Tesson op een gegeven moment een foto die hij maakt op een eerdere expeditie in Tibet. Op de aan de kijker getoonde foto zien we een valk op een rots zitten, wat ook het beeld was dat Munier dacht te vereeuwigen. Pas maanden later ontdekte hij dat half verscholen achter een rotsrichel nog juist het hoofd van een sneeuwpanter was te zien, die de fotograaf al een tijd lang moest hebben gadegeslagen.

De heilige graal
Zal het tweetal dit keer willens en wetens oog in oog komen te staan met de beeldschone, vervaarlijke en zeldzame sneeuwpanter, die door Tesson met een vleugje ironie wordt aangeduid als ‘de heilige graal’? Kenner Munier stuit in ieder geval op steeds meer sporen die wijzen op de nabijheid van het dier. Maar ze kunnen ook pech hebben. Tesson is zelfs al bereid te accepteren dat hij huiswaarts moet keren zonder een confrontatie met de panter op zijn naam te kunnen schrijven. Dan blijft zijn droom in ieder geval intact. Een droom over het dier dat (in Tessons woorden) ‘belichaamt wat wij zijn kwijtgeraakt: vrijheid, autonomie en een grondige kennis van zijn natuurlijke omgeving.’

 

16 maart 2022

 

ALLE RECENSIES

Annette

***
recensie Annette
Wals met foute man

door Ries Jacobs

Een musical met in de hoofdrollen actrice, zangeres en componiste Marion Cotillard en de inmiddels gevestigde acteur Adam Driver zou weleens vuurwerk kunnen opleveren. Beiden hebben bewezen zowel in blockbusters als in serieuzere films uitstekend overeind te blijven. Bovendien liet Cotillard in La vie en rose (2007) horen een uitstekende zangeres te zijn. Toch weet Annette niet geheel te overtuigen.

Het verhaal in een zin: stand-up comedian en beroepsprovocateur Henry McHenry (Adam Driver) en klassiek zangeres Ann Defrasnoux (Marion Cotillard) krijgen een relatie waaruit een kind met een bijzondere gave wordt geboren, waarna hun relatie uitloopt in een ramp.

Annette

Dit verhaal schreven Ron en Russell Mael, de twee broers die al decennialang het experimentele muziekgezelschap Sparks vormen. De twee verzorgden natuurlijk ook de begeleidende muziek. Annette wijkt op essentiële punten af van wat we horen en zien in de traditionele musical: er wordt nauwelijks in gedanst en er zitten stukken opera in (Cotillard speelt immers een klassieke sopraan). Bovendien maakt regisseur Leos Carax (Les amants du Pont-Neuf, Holy Motors) er een surrealistisch werk van. Zo blijkt Annette, naar wie de film vernoemd is, een mysterieus wezen.

#MeToo
Ook de kleding van de hoofdrolspelers draagt bij aan het surrealistische karakter van de film. Cotillard zien we vaak in het geel en wit en Driver draagt groene kleding. Symboliseert dit de puurheid en zuiverheid van Ann en de natuurlijke woestheid van Henry? Nee, zegt Carax, hij vindt het gewoon mooie kleuren. Er is dus niets symbolisch aan, het is gewoon toeval.

Evengoed is het toeval dat er een link naar #Me Too in Annette zit wanneer McHenry’s voormalige partners hem beschuldigen van (seksueel) wangedrag. ‘Toen we aanvingen met het project was er nog geen #Me Too,’ aldus de Franse regisseur, ‘bovendien zijn er veel kunstenaars die slechte mensen waren, maar me toch erg geïnspireerd hebben.’

Ook de link naar #Me Too is een onderdeel van het vlakke verhaal waarin de vrouw valt op een foute man en hiervoor uiteindelijk de prijs betaalt, maar waarin het niet duidelijk wordt waarom operazangeres Defrasnoux valt voor een man waarvan afdruipt dat hij fout is. Ze is succesvol en haar pianist, gespeeld door Simon Helberg (Howard Wolowitz in The Big Bang Theorie) aanbidt haar, maar toch valt ze op McHenry. Waarom?

Annette

Surrealistisch
Het verhaal is in musicals minder bepalend voor de sfeer dan de muziek. In Annette is het niet anders en dat is waar de schoen wringt. Hoewel de surrealistische sfeer goed is neergezet en het acteerwerk is wat je mag verwachten van de hoofdrolspelers (vooral Driver is ijzersterk in zijn rol van Henry McHenry op het podium), kent de muziek teveel zwakke momenten.

De soundtrack laveert tussen het typische musicalgeluid en kunstige jaren zeventig pop en kent zeker goede nummers. Zo is het openingsnummer (naast de hoofdrolspelerszijn de broers Mael te horen) ijzersterk. Maar het geheel kent teveel liedjes die niet echt boeien. Het is als een plaat die enkele hits bevat en verder is opgevuld met wat nog op de plank lag. Bovendien is Driver als zanger weliswaar boven de maat, maar ontbeert zijn stem variatie en diepgang.

Alle ingrediënten bij elkaar kunnen de film niet gedurende de hele looptijd overeind houden. Neem daarbij in ogenschouw het flinterdunne verhaal en dat het karakter van Ann Defrasnoux niet goed uit de verf komt en je vraagt je af of Carax de 141 minuten die hij voor de film uittrekt niet beter had kunnen invullen.

 

21 november 2021

 

ALLE RECENSIES

Onoda – 10.000 Nights in the Jungle

****
recensie Onoda – 10.000 Nights in the Jungle

Dwalen in een andere werkelijkheid

door Ries Jacobs

Op 26 december 1944 werd Hiroo Onoda naar het Filipijnse eiland Lubang gestuurd om het te verdedigen tegen het oprukkende Amerikaanse leger. De Tweede Luitenant in het Japanse Keizerlijke Leger gaf zich uiteindelijk op 10 maart 1974 over aan een officier van de Filipijnse luchtmacht. Onoda – 10 000 Nights in the Jungle vertelt het verhaal over de soldaat die, gedreven door plichtsbesef en wantrouwen, weigerde te geloven dat de oorlog voorbij was.

Het cliché dat de waarheid soms vreemder is dan fictie gaat in dit geval zeker op. Als de geschiedenis van Onoda niet werkelijk had plaatsgevonden, dan zou het filmscript van de Franse regisseur Arthur Harari en zijn schrijversmaatje Vincent Poymiro direct met het stempel ongeloofwaardig in de prullenbak verdwijnen.

Onoda - 10.000 Nights in the Jungle

Andersom is het vreemd dat dit bizarre en tegelijkertijd avontuurlijke verhaal nu pas verfilmd is. Harari was gefascineerd toen hij hoorde over een Japanse soldaat die bijna dertig jaar overleefde in de jungle. Vrijwel meteen zag hij de mogelijkheden voor een film. Het uiteindelijke resultaat is een ingetogen film met een minimum aan heroïsche gevechten. Ook laat hij zich niet verleiden tot een overdaad aan poëtische vergezichten, hoewel het tropische heuvellandschap daartoe wel degelijk uitnodigt.

Geef je nooit over
In plaats daarvan legt Harari de nadruk op de ontwikkeling en de kameraadschap van de soldaten. Want hoewel Onoda in 1974 alleen werd gevonden, voerde hij zijn voortgezette oorlog aanvankelijk met drie Japanse medestrijders. Een voor een ontvallen zijn kameraden hem. Twee van hen komen om in de strijd met de eilandbevolking (door de keizerlijke Japanse strijders nog steeds beschouwd als hun vijand), één geeft zich over.

Als de overgelopen soldaat Akatsu zich met een Japanse delegatie op het eiland mededeelt dat de oorlog al jaren voorbij is, beschouwen Onoda en zijn overgebleven strijdmakker dit als Amerikaanse propaganda. Hoe meer informatie ze krijgen, hoe dieper ze zich ingraven in hun idee dat de oorlog nog steeds gaande is. Het laatste bevel dat ze in 1945 kregen, luidde immers om het eiland te verdedigen en zich nooit over te geven.

Onoda - 10.000 Nights in the Jungle

Politiek, spiritualiteit en levenszin
‘De film moest gaan over het ervaren van de werkelijkheid’, zegt Harari hierover. Hij doet er te lang over (165 minuten) om zijn verhaal te vertellen, maar slaagt er wel in om de kijker te laten meekijken in de hoofden van de Japanse soldaten die allen de realiteit op hun eigen manier ervaren. Ze hebben dezelfde twijfels als orders uitblijven en de jaren verstrijken, maar ieder van hen gaat er anders mee om.

In die zin is de bizarre geschiedenis van Onoda en zijn drie medestrijders op het Filipijnse eiland een uitvergroting van de werkelijkheid van alledag. Politiek, spiritualiteit, levenszin, over al deze zaken en nog veel meer geloven we wat we willen geloven. Ons geloof baseren we op onze interpretatie van de werkelijkheid, niet op de werkelijkheid zelf. Naast een geslaagde film is Onoda – 10 000 Nights in the Jungle daarom een spiegel die Harari de kijker voorhoudt. Hoe objectief is ons beeld van de werkelijkheid eigenlijk?

 

2 september 2021

 

ALLE RECENSIES

Titane

**
recensie Titane

Spel met seksualiteit en identiteit

door Jochum de Graaf

Titane, de tweede film van de Franse filmregisseur Julia Ducournau, won afgelopen juli verrassend de Gouden Palm. Verrassend omdat het niet alleen pas de tweede keer was dat een vrouw de prestigieuze prijs won, maar vooral ook omdat voor het eerst in de geschiedenis van Cannes een film uit het horrorgenre zo bekroond werd.

Juryvoorzitter Spike Lee was zelf zo enthousiast dat hij bij begin van de prijsuitreiking al de uitslag verried. De kritiek was niet onverdeeld positief, sommigen roemen Titane vooral als een ‘futuristische kijk op seksualiteit’, ‘een ontroerende meditatie over identiteit’, anderen zien het als een ‘verknipte, bombastische uiting van body horror’.

Titane

Autofetisj
Nu maakte Ducournau zes jaar geleden in Cannes al naam met haar debuutfilm Raw, waarin een eerstejaars studente diergeneeskunde, vegetariër, een onverzadigbare honger naar mensenvlees ontwikkelt. Je hoeft dan ook niet vreemd op te kijken van de buitenissige plot van Titane waarin hoofdrolspeelster Alexia (Agathe Rousselle) als kind na een auto-ongeluk een titanium plaat boven haar oor ingeplant krijgt en op latere leeftijd een bizarre autofetisj ontwikkelt.

Aanvankelijk krioelt ze als pitspoes op autoshows geil over de motorkap van sexy sportwagens, allengs nemen haar seksuele aberraties toe en heeft ze zittend op de achterbank geslachtsgemeenschap met een uit de kluiten gewassen Cadillac. Haar buik begint te zwellen, ze lijkt zwanger te worden; als ze geweld gebruikt of geslagen wordt, sijpelt bloed uit haar wonden zo zwart als motorolie. Haar ongebreidelde seksdrive slaat om in een onbeheerste dwang tot een serie moorden, ‘Love is a dog from hell’ heeft ze op haar borst getatoeëerd.

Om onherkenbaar voor de politie te blijven, slaat Alexia zich blauw, breekt haar neus op de rand van een toilet, scheert haar haar af, bindt haar borsten af en kleedt zich als man. Op de vlucht wordt ze liefdevol in de armen gesloten door de macho brandweercommandant Vincent (Vincent Lindon), ook al zo’n getormenteerd personage, Hij tracht de aftakeling van zijn gebronsde bodybuilderslijf met anaboleninjecties tegen te gaan, en ziet in de androgyne Alexia zijn al jaren vermiste zoon Adrien.

Titane

Zinloos
Alexia wordt Adrien en Adrien wordt op den duur weer Alexia, een non-binair persoon. We zien haar evolueren van iemand die bruut is tot iemand die meer verfijnd wordt en zachtaardig is. In het begin, als pitspoes, is ze een stoere fysieke vrouw; halfweg, in het brandweermilieu, is ze een schuchtere zwijgzame wat in zichzelf gekeerde jonge man om uiteindelijk weer als vrouw het leven te schenken aan een baby met een titanium ruggenwervel.

Dit spel met seksualiteit en identiteit houdt de vaart wel in de film, vooral door het goede acteerwerk van Agathe Rousselle. Maar de seksuele aberratie met auto’s en met name in het luchtledige hangende reden waarom ze zich tot seriemoordenaar ontwikkelt, komt tamelijk ongeloofwaardig over.

Misschien zit de crux in de scène als Alexia op een feestje na een lesbisch liefdesspel eerst haar vriendin om het leven brengt en vervolgens ook een toevallige getuige. Wanneer ze daarna nog weer een opduikende partyganger ontwaart roept ze uit: ‘met hoeveel zijn jullie hier eigenlijk’. Fans van het horrorgenre zullen dit wellicht als goede zwarte humor ervaren, maar de verbetenheid waarmee Alexia te werk gaat, heeft toch vooral het effect van buitensporig zinloos geweld.

De relativerende groteskheid waarmee bijvoorbeeld Tarantino geweld in beeld brengt, ontbreekt totaal in Titane. Op geen enkel moment kan er in de bijna twee uur van de film al is het maar een glimlach vanaf. Dat maakt dat, gepaard aan de vrij zwakke slotscène, het negatieve oordeel van vooral een verknipte, bombastische horrorfilm toch overheerst.

 

25 augustus 2021

 

ALLE RECENSIES

Haine, La

****
recensie La Haine

Leven in de banlieue

door Jochum de Graaf

Ruim 25 jaar geleden was La Haine een cinematografische vuistslag. Bij de wereldpremière tijdens het filmfestival in Cannes in 1995 sloeg de film in als een bom. Voor het eerst zag het Franse publiek de rauwe realiteit van het leven in de banlieues, de achtergestelde Parijse voorsteden. In het Black Lives Matter-tijdperk heeft de nu uitgebrachte gedigitaliseerde en geremasterde versie van heeft nog steeds urgentie en relevantie.

De toen nog jonge schrijver-regisseur Mathieu Kassovitz, 27 in 1995, maakte La Haine naar aanleiding van het neerschieten van een Zaïrese immigrant in een politiebureau. Toen kort na de première, juni 1995, in de Parijse voorstad Noisy-le-Grand rellen ontstonden waarbij tijdens een politie-achtervolging een 21-jarige Frans-Arabische jongere omkwam, werd alom de vraag gesteld wat de invloed van La Haine op dit incident was.

La Haine

Driemanschap
De film begint op de tonen van Bob Marley’s Burnin and Lootin met beelden van hevige rellen, keihard optredende oproerpolitie, fel terugvechtende jongeren, traangas, knuppels, brandende auto’s, plunderingen. Het nieuwsbericht dat een zekere Abdel Ihachi zwaargewond is afgevoerd naar het ziekenhuis voert ons naar de fictieve achterstandswijk Muguets, ofwel ‘lelietjes-van-dalen’. We maken kennis met het ‘black-blanc-beur’ driemanschap: de zwarte bokser Hubert, de joodse Vincent oftewel Vinz en de van Algerijnse komaf Saïd.

Vinz is een beetje een heethoofd, vindt na een van de rellen een politiewapen en zweert daarmee wraak te willen nemen voor zijn gewonde vriend Abdel. Hubert is een kleine dealer, probeert zijn vriend tot rust te brengen, maar is ook niet helemaal zuiver op de graat. Saïd bemiddelt met zijn eeuwige grijns tussen die twee.

In pregnant zwart-witte beelden volgen we het drietal van 10:38 in de ochtend, wanneer Saïd bij zijn vriend Vinz op bezoek gaat, tot 6:01 in de vroege ochtend van de dag erna wanneer Vinz onbenullig per ongeluk door een paar stillen wordt aangehouden en neergeschoten. Tussendoor volgen we de jongens overdag in de betonwoestenij van Muguets en later op de dag in het centrum van Parijs waar ze met astrant gedrag een vernissage ontregelen. Ze bezoeken hun vriend Abdel in het ziekenhuis, proberen een auto te pikken, praten over hun leven en toekomst, vechten met skinheads, lummelen wat rond in de nachtelijke stad, nemen de eerste metro terug naar de banlieue, waarna daar vroeg in de ochtend de spanning en haat die zich een dag lang in hen ophoopten tot een fatale ontlading komen.

Rauw bestaan
Alleen al als impressie van het harde en rauwe bestaan van de jongeren in de Parijse voorsteden is het documentair aandoende La Haine ijzersterk. Regisseur Kassovitz zet het leven van de jongens onder spanning door de vraag uit te spelen of hun vriend in het ziekenhuis zal sterven en door ze allerlei levensgevaarlijke capriolen met het pistool te laten uithalen. Hij werkt naar de climax toe door tussen de verschillende gebeurtenissen telkens even een klok te laten zien die de tijd wegtikt en onvermijdelijk aanstuurt op het gewelddadige einde.

La Haine

Heel sterk wordt ook het motto van La Haine uitgespeeld. Aan het begin van de film vertelt een van de jongens een anekdote die op het eind terugkeert. Een man valt van een flatgebouw met vijftig verdiepingen en spreekt zich bij het passeren van elke verdieping moed in: ‘jusqu’ici tout va bien’, oftewel ‘tot nu toe gaat alles goed’. En dan: het gaat er niet om hoe je valt, maar waar je terecht komt.

Status
Indertijd werd La Haine gezien als de Franse tegenhanger van films als Taxi Driver en Scarface; Vinz parafraseert de befaamde scène van ‘You talkin’ to me?’: ‘C’est moi tu parles?‘ En met beeld en geluid van breakdancen, KRS-One, de Franse rapgroep NTM en Édith Piaf, werd de vergelijking met Boys n the Hood getrokken.

De status van cultfilm die La Haine over de hele wereld behaalde, werd in Frankrijk nog het meest tastbaar. De eerste banlieuefilm creëerde in feite een nieuw genre in de Franse cinema, de thematiek werd verbreed naar de onderkant van de samenleving. Het leidde tot navolging met films als Raï en Hexagone. En zeker een film als de voor een Oscar genomineerde Les Miserables (2019) is uitermate schatplichtig aan La Haine. Al gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat die film nog wat completer het thema aan de orde stelt met bovendien het perspectief vanuit de politie, de impact van de radicale islam in de banlieues en het sterke open einde.

 

10 augustus 2021

 

ALLE RECENSIES